Geheime kamers is een groots en limpide boek over verlangen en ontgoocheling, huwelijk, overspel en bedrog. Geconstrueerd als een hechte legpuzzel, een woud van symbolen, waarin het verhevenste en het banaalste elkaar afwisselen. Brouwers overwint zijn autobiografische preoccupaties, en schrijft stilistisch meesterlijk over de vraag of het tussen man en vrouw in deze gebroken schepping ooit goed komt.
Het hoofdpersonage is een man die volstrekt niets weg heeft van een Don Juan. Jelmer van Hoff, achter in de veertig, vanwege zijn faalangst afgekeurd leraar geschiedenis, leeft op een woonboot samen met zijn ziekelijke hond en zijn vrouw Paula Doorenbos.
Sinds de geboorte van hun mongoloïde dochter Hanneke is hun huwelijk uitgeblust. Paula heeft het kind nooit kunnen accepteren en heeft Jelmer verboden haar nog aan te raken.
Zijn schommelstoel is het enige dat beweging brengt in zijn leven. Tot hij onverwacht een uitnodiging krijgt voor de inaugurale rede van zijn oude studiegenoot Nico Sibelijn, aangesteld tot professor in de archeologie.
Op de receptie ziet hij diens vrouw Daphne weer, een gevierde operazangeres, die hij sinds zijn studietijd nooit is vergeten. Ze belichaamt niet het courante schoonheidsideaal: "nog altijd even mager en zo wasbleek dat haar huid doorzichtig leek. Grote gletsjerblauwe ogen , nerveuzigheden, geheimzinnigheid. Opgewekt en mooi, maar gespannen als telefoondraden. (
) Ze stond geen seconde stil, draaide haar lichaam naar alle kanten, rondspeurend met haar ogen, die alles zagen: ze zocht iets, ze hield iets in de gaten."
Jelmer beseft plots dat hij niet voor Nico, maar voor Daphne is gekomen en herinnert zich een citaat uit Vergilius' Aeneis: "Dit was de eerste dag van de dood en de eerste oorzaak van rampspoed."
Nochtans lijkt er een kentering in zijn leven te komen.
Daphne, die eens op archeologische expeditie met Nico in de Ardennen als zijn reddende engel was verschenen, toen haast dodelijk ziek was geworden nadat hij van vervuild beekwater had gedronken, zoekt weer contact met hem.
Blijkbaar heeft ze onthouden dat hij een geheim kan bewaren.
In haar verlovingstijd met Nico had Jelmer haar eens met een andere man 's nachts in een park gezien, maar niets aan Nico verteld. Sindsdien noemt ze hem "mijn beste", wat je in de loop van het verhaal steeds meer geneigd bent aan te vullen met 'pion'. Ze schrijven almaar intenser brieven naar elkaar, gevolgd door stiekeme telefoontjes, en hun wederzijdse partners beginnen verdenkingen te koesteren.
Op een dag zegt Daphne: "Tussen ons moet alles uit zijn". Wat Jelmer de vraag doet stellen, wat er tussen hen dan wel is gebeurd.
Tot een echte verhouding komt het immers nooit. De enige keer dat hij Daphne in het geheim op een hotelkamer ontmoet, mag hij enkel naar haar naakte lichaam kijken, maar haar niet aanraken. Intussen is hij een seksuele relatie begonnen met Gonneke, de moeder van een ander Down-kind, die hem na een van zijn trouwe zondagse bezoeken aan Hanneke in een dronken bui heeft verleid. Merkwaardig genoeg heeft Jelmer daarbij het gevoel dat hij niet Paula maar Daphne bedriegt.
Nog lang vóór zijn roman halfweg is, doet Brouwers iets wat je nooit van een beslagen auteur zou verwachten: hij laat Daphne haar geheim vertellen. Al sinds hun studentenjaren bedriegt ze Nico met haar zangleraar Johann Fahrenfurth, haar ware liefde, die ze al 25 jaar ontmoet.
Daphne houdt er nog meer opvattingen op na die falsifieerbaar blijken. Zo probeert ze Jelmer ervan te overtuigen dat angst niet bestaat. Je kunt ze immers, zo zegt ze, niet vastpakken, op een boterham smeren, op tafel zetten of aan de muur hangen.
Overspel en ondergang zitten bij Brouwers dus iets complexer in elkaar dan de bekendheid van de motieven doet vermoeden. Maar Geheime kamers gaat niet alleen daarover. Nico en Jelmer citeren in hun studententijd graag de gevleugelde woorden van professor Möser, die hen heeft ingewijd in de archeologie. "Wat wij moeten doen? Wij moeten de grotten in! Wat wij zoeken, dáár in de diepte moet het te vinden zijn.
Er zijn meer passages in dit boek waarin naar extremen op onze tijdsas wordt verwezen, en prehistorie en gevorderde beschaving met elkaar worden geconfronteerd.
Begin en slot spelen zich af in een museumzaal vol voorhistorische monsterdieren, de ene keer met een beschaafd converserend gezelschap, de andere keer met een aan scherven geschoten aquarium, een zondvloed van 'voorkalenderse watergedrochten, zeedraken, zwemmende pantservoertuigen'.
In talrijke beelden duikt de idee op dat het leven, dat rust en harmonie slechts een eiland zijn te midden van een kolkende, alles verzwelgende chaos het zwarte water van de dood.
Kort vóór het ontluisterende slot woont Jelmer een uitvoering bij van Haydns Die Schöpfung. Daphne vertolkt er, gedirigeerd door Fahrenfurth, de rol van Eva in een ode aan de schepping en de man-vrouwrelatie, die naast al wat er is voorafgegaan en wat volgt volkomen wereldvreemd en uit de lucht gegrepen lijkt.
Hoewel het bol staat van barokke symbolen van dood en verderf, en het romantische beeld van de droomprinses in scherven valt, is Geheime kamers geen cynisch, zelfs geen pessimistisch boek. Ook daarin blijkt het minder voorspelbaar dan het er eerst naar uitziet. De antiheld Jelmer, maatschappelijk een loser, die door de anderen zielig wordt gevonden, door hen wordt misbruikt en geboren lijkt voor het ongeluk, toont op onverwachte ogenblikken ruggengraat, een uitzonderlijk menselijk mededogen en tegenwoordigheid van geest.
Als Daphne, in het nauw gedreven door haar echtgenoot, Jelmer een romantische dubbelzelfmoord voorstelt, noemt hij dat nuchter 'opera' en 'een tranentrekkende televisieserie': "Ik heb een taak, ik kan mijn dochter niet aan haar lot overlaten, ik ben geen fatalist, wie weet komt er, ooit, toch nog een gelukkige wending in mijn verbrokkeld bestaan, men hoeft de dood niet uit te nodigen, hij komt vanzelf."
Jeroen Brouwers , geboren in Batavia (1940) was het vierde kind van Jacques Theodorus Maria Brouwers (1903-1964) en Henriëtte Elisabeth Maria van Maaren (1908-1981).
Zijn vader werkte als boekhouder bij een architectenbureau.
Na de Japanse invasie in 1943 en de capitulatie van het KNIL werd zijn vader overgebracht naar een krijgsgevangenkamp in de buurt van Tokio.
Jeroen belandde met zijn grootmoeder Elisabeth Henrica Pos (1885-1945), zijn moeder en zus eerst in het Japanse interneringskamp Kramat. Na een paar maanden werden ze overgeplaatst naar het kamp Tjideng, in een buitenwijk van Batavia. Zijn grootouders hebben de kampen niet overleefd.
Na de oorlog werd het gezin herenigd en verhuisde naar Balikpapan (Borneo, nu Kalimantan).
Mevrouw Brouwers repatrieerde in 1947 met haar kinderen per schip naar Nederland. In 1948 kwam ook vader Brouwers naar Nederland.
Tot 1950 woonde Jeroen thuis bij zijn ouders. Toen hij 10 jaar oud was werd hij in diverse rooms-katholieke pensionaten ondergebracht. De reden was dat hij een onhandelbaar kind zou zijn dat na de vrijheid van Indië niet kon wennen aan het Hollandse keurslijf.
Zijn ouders verhuisden naar Delft. Daar haalde hij in 1955 zijn MULO-diploma.
Van 1958-1961 is Jeroen Brouwers in militaire dienst geweest. Hij zwaaide af als kwartiermeester der Speciale Diensten: Marine Inlichtingen Dienst (MARID).
Na zijn dienstplicht ging hij in 1961 in Nijmegen als leerling-journalist werken bij het krantenconcern De Gelderlander. Hij maakte deel uit van de redactie van het soldatenblad Salvo.
In 1962 werd hij aangenomen bij de Geïllustreerde Pers in Amsterdam. Hij werd lid van de redactie van het blad Romance (later Avenue).
Van 1964-1976 werkte Brouwers in Brussel als redactie-secretaris en later als (hoofd)redacteur van Uitgeverij Manteau.
Van 1968-1971 woonde hij met zijn gezin in Vossem en later in Huize Krekelbos te Rijmenam (Mechelen). Er werden twee zonen geboren: Daan Leonard (1965-2006) en Pepijn (1968).
Na onenigheid met directeur Julien Weverbergh neemt Brouwers ontslag bij Uitgeverij Manteau. Hij gaat zich geheel aan het schrijven wijden. Na een periode in Warnsveld (bij Zutphen) betrekt hij huize Louwhoek in Exel, in de buurt van Lochem. In 1980 wordt zijn dochter Anne geboren.
In 1991 vestigt Brouwers zich op een woonboot in Uitgeest. In augustus 1993 verhuist hij naar Zutendaal in Belgisch-Limburg.
Jeroen Brouwers is sinds 1992 opgenomen in de Orde van de Vlaamse Leeuw en in 1993 Ridder in de Belgische Kroonorde.
Bibliografie :
* 1961 - Edith Piaf. Lyrische straatmus
* 1963 - Van rondeel tot chanson
* 1964 - Couperus. 1863-1963
* 1964 - Het mes op de keel (verhalen)
* 1967 - Joris Ockeloen en het wachten (roman)
* 1968 - De toteltuin. Gevallen van de sfinx (verhalen)
* 1969 - Groetjes uit Brussel (verhalen)
* 1973 - Zonder trommels en trompetten (novelle)
* 1975 - Zachtjes knetteren de letteren. Een eeuw Nederlandse literatuurgeschiedenis in anekdoten
* 1977 - Zonsopgangen boven zee (roman)
* 1977 - Klein leed (verhalen)
* 1978 - Mijn Vlaamse jaren (memoires)
* 1979 - De nieuwe Revisor (pamflet)
* 1979 - Kladboek (essays)
* 1979 - Het verzonkene (roman)
* 1980 - De bierkaai. Kladboek 2 (essays)
* 1980 - Zonder onderschriften (toneel)
* 1981 - Bezonken rood (roman)
* 1981 - Et in Arcadia ego (verhaal)
* 1982 - De spoken van Godfried Bomans (essay)
* 1982 - Alleen voor Vlamingen (essays)
* 1982 - Es ergo sum (essay)
* 1983 - Verhalen en levensberichten (verhalen)
* 1984 - De laatste deur (essays)
* 1984 - Winterlicht (roman)
* 1985 - De levende stilte van Stig Dagerman (essay)
* 1986 - Hélène Swarth: haar huwelijk met Frits Lapidoth, 1894-1910 (essay)
* 1986 - De sprong (novelle)
* 1986 - Hij is reeds aan de overzijde (necrologieënbloemlezing)
* 1987 - Miniatuur van wanhoop
* 1987 - Kroniek van en karakter. Deel 1 (1976-1981) 'De Achterhoek' (brieven)
* 1987 - Kroniek van een karakter. Deel 2 (1982-1986 'De oude Faust' (brieven)
* 1987 - De schemerlamp van Hélène Swarth (essay)
* 1988 - Sire, er zijn geen Belgen (Boekenweekessay)
* 1988 - De zondvloed (roman)
* 1989 - Het tuurtouw (essay)
* 1990 - Zomervlucht (roman)
* 1991 - Het vliegenboek. Kladboek 3 (essays)
* 1993 - Het is niets (essay)
* 1993 - Twee verwoeste levens
* 1993 - De vervulling (monoloog)'
* 1994 - Steeds dezelfde zon (toespraak Dodenherdenking)
* 1994 - Het circus der eenzaamheid. Kladboek 4 (essays)
* 1994 - Vlaamse leeuwen (essays)
* 1995 - Adolf & Eva & de Dood (essays)
* 1995 - Oefeningen in nergens bijhoren (essay)
* 1996 - Het aardigste volk ter wereld: Willem Frederik Hermans in Brussel. Bijdrage aan zijn biografie
* 1996 - De vervulling (verhalen)
* 1996 - Kilometers
* 1997 - In memoriam patris
* 1998 - Alles is iets (dagboekbladen en brieven)
* 1998 - De verliefden, hommage aan Fernand Victor Toussaint van Boelaere, 50 jaar na overlijden
* 1998 - Een beroemde naamgenoot
* 1998 - Terug thuis, verhalen, leerervaringen, voetnoten
* 1999 - Al dat papier
* 1999 - De zwarte zon, essays over zelfmoord en literatuur in de 20e eeuw
* 2000 - Geheime kamers (roman)
* 2001 - Papieren levens
* 2001 - Zachtjes knetteren de letteren. Literaire anekdoten - herziene en uitgebreide editie
* 2004 - Stoffer en blik
* 2005 - De schemer daalt
* 2005 - Warme herfst
* 2006 - In het midden van de reis door mijn leven (Oerboek)
* 2007 - De stilte bestaat uit zoveel antwoorden (briefwisseling met Gerrit Komrij)
* 2007 - Datumloze dagen (roman, oktober 2007)