Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
06-08-2012
Vals dooiermos
Dit is een licheen: het "Vals dooiermos" Candelaria concollor") dat zeer kleine, gele schubjes heeft. We zien eigenlijk slechts een hoopje schubjes. Het is soms maar door een scheikundige reactie toe te passen dat men het kan onderscheiden van het "Kroezig dooiermos". Het verkleurd namelijk niet als men er KOH opdoet. Het "Kroezig dooiermos" (Xanthoria candelaria) doet dat wel, dat verkleurt "rood" met KOH.
Hieronder geven we foto's van natuurwaarnemingen met ook wat uitleg er bij. Er staan nu meer dan "1100 bijdragen "op. Opde foto zelf moet men wel even klikken om die vergroot weer te geven en dat is doorgaans nodig omdat we eerder kleine dingen fotograferen. Er kan nog een "bijlage" gevoegd zijn bij het bericht. Hier moet men ook even klikken om de foto, die daar te zien is te openen.
- We zijn gestart met zwammen of paddestoelen op 23/11/2007 met het "Fopelfenbankje". Een recept voor inkt van een inktzwam vind u op 1-11-2010. - Insecten vindt u b.v. op 15/12/2007 b.v. "Sabelsprinkhaan" en "Neushoornkever" op 09/04/2008. - Lichenen of korstmossen zoals het "Bosschildmos" op 22/12/2007 en 4/12/2013
tot 7/05/2014 en verder. - Vrijlevende algen zoals "Trentepolia umbrina" op 02/01/2008. - Slijmzwammen, die geen zwammen zijn maar bij de ééncelligen behoren. Zij beginnen als amoebeachtige diertjes te leven, zoals het "Roestbruin netwatje" op 02/01/2008 en "Netpluimpje" op 29/08/2009. - Mossen zoals het "Halve maantjesmos" op 18/01/2008. - Planten zoals het "Speenkruid" op 02/01/2008. - Amfibiën zoals de "Bruine kikker op 06/07/2008. - Vogels zoals de "Pimpelmees" op 18/02/2010 - Dode dieren zoals b.v. een "mol" op 18/07/2009 - Roesten zoals de "Brandnetelroest op 01/05/2009 en op 10, 11, 14, 19/11/2012 - Spanners zoals op 25/09/2008 de bijzondere "Korstmosspanner". - Gallen zoals de Bedeguargal op 03/08/2008 en op 02, 03, 04, 07/11/1012
Langs de datum (linkse kolom) kan men alle bijdragen bekijken.....
Deze "Kleine brandnetel" (Urtica urens) is veel minder gekend dan zijn grote broer de "Grote brandnetel" (Urtica dioica). Deze laatste is tweehuizig: Griekse "di = twee" en "oica =huis". De "Kleine brandnetel" heeft daarentegen de vrouwelijke en mannelijke bloeiwijze samen op één plant en is dus éénhuizig. Allebei kunnen ze echter "branden of netelen" (latijnse "urere" = branden). Dit is het gevolg van de histamine (een irritatie verwekkende stof) die in de toppen van "brandharen" zitten, die gemakkelijk afbreken. De histamine zit daar ook onder spanning in zodat bij het afbreken van het topje, de brandhaar als een spuitje werkt en de histamine op de gevoelige huid kan "spuiten" Een anti-histaminicum kan dat branderig gevoel verder beperken als dat nodig moest zijn. De "Grote Brandnetel" is een overblijvende plant met wortelstokken en minder goed uit te roeien, terwijl de "Kleine brandnetel" éénjarig is met een penwortel Hij moet zich dus elk jaar opnieuw kunnen uitzaaien. Vandaar dat hij ook niet zo veel te vinden is.De "Kleine brandnetel" zal ook niet zo groot worden als de grote. In "bijlage nog een opname van dit minder voorkomend "neteltje".
De bloem van de "Gespleten hennepnetel" (Galeopsis bifida) is ook zeer mooi. De middenslip van de onderlip is duidelijk langer dan breed en tegen het einde van de bloeitijd krullen de de zijranden wat om.In het midden van de onderlip is er ook nog een bijna onopvallend klein spleetje te vinden. De randen zijn rozerood met een afgescheiden wit randje. Bemerk ook de meeldraden die bovenaan de bloem gekruld staan, samen met de stamper. Een onderscheid met de "Gewone hennepnetel" is dat de onderlip van de "Gewone hennepnetel" even breed is als lang. Men vind deze plant op nogal vochtige en stikstofrijke grond in natte bossen en kapvlakten. In "bijlage" nog een opname van deze prachtige bloem die wat in kransen bij elkaar staan.
De bloem van de "Moerasandoorn"(Stahys palustris) mag ook naast een orchidee geplaatst worden! Rode en witte tekening is over alle bloemdelen gespreid. Hier zien we ook nog tegen de kroon bovenaan de meeldraden en de stamper gekromd. Als er insectenbezoek komt zullen de meeldraden tegen de rug van het insect het stuifmeel afgeven en dit wordt dan op dezelfde wijze bij een andere bloem tegen de stamper afgeveegd. Gewoonlijk is in deze situaties de stamper maar ontvankelijk voor stuifmeel van een andere bloem om kruisbestuiving te bevorderen. (De wetenschappelijke naam "palustris" verwijst hier ook naar de plaats van afkomst, namelijk het "moeras".
De bloem van de "Bosandoorn" (Stachys sylvatica) mag er ook wel zijn! De bloemkroon is donker paarsrood en onderaan de lip is mooi roze -rood en met witte vlekken. Het geheel is dan nog eens rondom met klierhaartjes bezet. Wanneer men de bladeren van de plant tussen de vingers kneust is de geur wel niet zo aangenaam! (De wetenschappelijke naam "stachys" = aar , verwijst naar de bloeiwijze allicht."Sylvatica" komt van Griekse "sylva" = bos en verwijst naar de afkomst of groeiplaats : hier het bos dus. )
De "Rietorchis" (Dactylorhiza praetermissa) heeft een onderlip met een kleine middenlob. De bloem is licht paarsrood. Deze is te vinden op meer natte en matig voedselrijke grond in grasvelden. In "bijlage" nog een opname van deze prachtige bloem midden zijn biotoop. Onnodig te vermelden dat deze orchideeën allen op de "Rode lijst" staan als zeldzame bloemen en dat zij beschermd zijn!
De "Vleeskleurige orchis" (Dactylorihiza incarnata) kan donkerpaars of roze zijn of zwak geelachtig-roze (vleeskleurig). Het honingmerk bestaat uit fijne stipjes en lijntjes begrensd door een fijne, vaak ononderbroken hartvormige lijn. Bij deze foto kunnen we deze tekening wel terugvinden. In "bijlage" nog een foto met de gehele bloemtoorts. Deze ochidee is te vinden op kalkhoudende zandgronden.
De "Bijenorchis" (Ophrys apifera) heeft een roodbruin tot donkerpurper met gele tekening, en een strek gewelfde eivormige middenlob, achterwaarts gericht. Het ziet er een beetje als het achterlijf van een bij uit. De wetenschappelijke naam "apifera" api = bij en fera =dragen duidt daar ook op. De bloem is prachtig en tamelijk groot de gehele bloeiwijze draagt trouwens niet zoveel bloemen. We namen telkens één bloem op de foto. Nog eentje te bewonderen in "bijlage".Staat vooral in kalkgraslanden.
Ook in de vrije natuur worden orchideën tot de mooiste bloemen gerekend. De determinatie is niet altijd eenvoudig. Hier de "Bosorchis" (Dactylorhiza fuchsii). De kroonlip is diep drie lobbig en de middelste lob is langwerpig en nagenoeg even breed als de zijlobben. Ook de bladeren moeten bekeken worden maar die staan hier niet op. De rood gestreepte kroonbladeren zijn wel imponerend. In "bijlage" nog een opname van de ze orchidee die bij ons in vochtige bosen en natte graslanden te vinden is.
De "Lepelstruik" (Kalmia latifolia) lijkt van ver op een Rododendron maar van nabij is de bloem vooral toch wel heel apart! Naast gesloten bloemen zien we er hier twee naast mekaar in het midden zien we duidelijk de stamper en de meeldraden steken wat in de zijwand van de bloem. De kleuren zijn ook speciaal. Het rood en wit worden wel eens met chinees porselijn vergeleken. Het is uitzonderlijk mooi! De struik is ingevoerd uit het Oosten van de V.S.A. In "bijlage" nog een opname van één bloempje!In sommige parken, zoals Vordenstein in Schoten tegen Antwerpen, kan men er een hele partij van bewonderen in het voorjaar.
Soms komt men al eens iets onverwacht tegen. In een grasland vonden we dit wat gebroken ei. Kenners wisten ons te vertellen dat het een ei van een "Zanglijster" (Turdus philomelos) was. Deze heeft een rijke en luide zang. Er wordt afgewiseld met zachte fluittonen en imitaties, opgebouwd uit korte frases en de frases worden dan nog eens twee tot zelfs vier maal herhaald. Meestal kunnen we deze goede zanger 's avonds beluisteren. Hij leeft van wormen ,insecten slakken en verschillende vruchten. De slakken slaat hij gewoonlijk stuk op een grote steen en dan kan men een hoopje slakken vinden, een "smidse" genoemd!
Een zeer veel voorkomend licheen is "Muurschotelkorst" (Lecanora muralis). Van ver ziet het er uit als een schoteltje, een ronde vlek op vooral steen. Op stoepen tot in de stad komt het veel voor men noemt het daarom ook al eens "shuwing-gum" korstmos omdat het van ver als zo'n vlekje shuwing-gum op de grond lijk. Het heeft echter lobjes die wat vertakt zijn, maar niet bol en langgerekt. Het lijkt op het in Nederland gevonden nieuw korstmos "Warme schotelkorst"(Lecanora garovaglii) dat we hiervoor op 18/06 bespraken. (Even daar ook gaan kijken om de verschillen, die niet zo groot zijn). De vruchtlichamen (apotheciën) zijn nogal groot kunnen tot 3 mm doorsnede hebben. Deze zijn plat tot hol , bleekbruin tot geelgroen met een wat geelgroene rand. In "bijlage nog meer een detailopname. Daar komen de apotheciën nog meer tot uiting. Even op die "bijlage" klikken. Deze foto kan vergroot worden door er op te klikken.
Deze "Zwart-op-wit-korst" (Verrucaria muralis) is een speciaal licheen dat een wat wittige thallus heeft maar ook soms gedeeltelijk in de steen verzonken is. De vruchtlichamen worden hier "peritheciën" genoemd omdat zij rond zijn en wat boven het thallus (en de steen) uitsteken. Men spreekt van een "zwart schildje". Bij enkele ziet men ook een gaatje bovenaan waar de sporen ook weer kunnen ontsnappen. (Zeker even op de foto klikken om te vergroten!) Dit is dus wel heel anders dan de apotheciën die we hiervoor zagen. Nog maar eens een aanduiding hoe verschillend lichenen als "symbiose" van een alg en schimmel zich hebben ontwikkeld!
Nog een licheen uit het geslacht "Physcia" of "Vingermossen". Hier het "Stoeprandvingermos (Physcia caesia). Hier zijn de lobben meer aangedrukt op het substraat (meestal op steen of beton, maar het kan ook op hout staan). We hebben hier wel geen apotheciën of vruchtlichamen van de schimmelcomponent, maar wel hoopjes soralen (een bundeling van korreltjes) die wat blauwig grijs zijn en wat bol bovenaan op het thallus staan. (Even op de foto klikken om deze te ontdekken.) Elk korreltje van een soraal is een bundeling van de alg en de schimmel die een perfect voortplantingsmiddel zijn voor dit licheen. Eén korreltje kan uitgroeien tot een nieuw lichen! Zeer doeltreffend dus (al zijn het allemaal "klonen").
Het "Kapjesvingermos" (Physcia adscendens) heeft zoals het "Heksenvingermos" (hieronder) ook smalle lobjes die wat rechtopstaan maar bovenaan wat afgeond zijn als en dan een "kapje" vormen. Deze vallen hier niet zo op maar wel de apotheciën of vruchtlichamen van de schimmelcomponent van het korstmos of licheen. Deze heeft wel erg grote "schoteltjes" die bijna donker zwart zijn met een grijs randje. Hier worden de sporen van de schimmel gevormd. Deze zitten allemaal in "zakjes" geborgen elk met 8 sporen in het "schoteltje". (Even op foto klikken om te vergroten.)
Een wel heel bijzondere naam voor dit licheen of korstmos! Het "Heksenvingermos" (Physcia tenella) heeft langere lobben die wat in rozetjes staan met aan het einde wat witte tot zwarteharen of "vingers" (zie de naamgeving) ook wel ciliën genoemd. Hier vallen echter wel de apotheciën of vruchtlichamen van de schimmelcomponent op: de "zwarte schoteltjes" met een grijs randje. (U weet dat een korstmos of licheen altijd een symbiose is tussen een schimmel en een alg) Deze vruchtlichamen van de schimmel ziet men niet dikwijls bij dit licheen. Het is dus altijd wel verrassend deze op te merken. Ook in "bijlage" nog een opname met mooie apotheciën. Even op bijlage klikken.
Dit is een in Nederlandnieuw gevonden korstmos met een nieuwe werknaam "Warme schotelkorst" (Lecanora garovaglii). Het is een nieuwe gelobde schotelkorst en heeft veel weg van de "Muurschotelkorst" (Lecanora muralis) die ook eindlobben heeft. (Andere schotelkorsten (Lecanora's) hebben geen eindlobben. Deze soort is beschreven uit Italië en is een vooral mediterrane soort, blijkbaar warmtegevoelig dus. De lobben zijn bol en lijken wat opgeblazen maar zijn niet hol want er zit een wit merg in. Daardoor verschilt het vooral van de "Muurschotelkorst"! Ook zijn de lobben vooral golvend er is niets hoekig aan. Het was gevonden op een grafzerk aan de Kerk van Raamsdonk (NL). We konden niet nalaten daar toch even te gaan kijken om dit nieuwe te gaan bewonderen. In "bijlage" nog een foto (even op klikken).
Het "Groen boomschildmos" (Flavoparmelia soredians) is gelig groengrijs van kleur en valt hierdoor een beetje op tussen de andere schildmossen. In het midden is het ook opvallendgerimpeld en ook fijnmelig soredieus (poederig). De eindlobben zijn vrij rond en ondiep ingesneden. Soms is deze weinig te inderscheiden van het "Bosschildmos" dit ongeveer dezelfde kleur heeft maar grovere soralen. Verder moet men om zeker te zijn deze ook nog testen met K (KOH) wanneer het merg hier dan rood verkleurt heeft men wel echt met het "Groen boomschildmos" te doen. Het is een zuidelijke soort die als gevolg van de klimaatopwarming hier nu meer voorkomt. In Nederland b.v. was deze soort niet aanwezig voor 1990! In "bijlage" nog een opname van dit licheen. (Even op klikken).
Dit licheen "Kopjes-bekermos" (Cladonia fimbriata) behoort tot mijn favoriete geslacht van de "Cladonia's" onder de korstmossen. Het zijn zeer fijn soredieuze (poederige) bekertjes op een steeltje dat ook fijn soredieus is en onderaan zijn er nog schubjes. De vormen van de bekertjes zijn ook mooi komvormig als ze nog relatief jong zijn. Later kunnen daar nog wel extra spruitende bekertjes op komen. Verwonderlijk is dat deze structuur bepaald wordt door een schimmel en een alg die in "symbiose" zo gaan uitgroeien! Mooi te zien hier, hoe de bekertjes nog een druppeltje water inhouden van een regenbuitje. Even op foto klikken om te vergroten.