Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
19-11-2015
Gewone granietkorst
De "Gewone granietkorst" (Lecidea fuscoatra) is een korstvormig lichen met en mauve tot bruingrijs thallus (de oppervlakte) dat continu is of in veldjes opengebroken. Daarrond is een zwart prothallus (een zwart randje) te zien.De vruchtlichamen (apotheciën van de schimmelcomponent) zijn nogal groot tot 2 mm en in het thallus ingezonken, ze zijn plat en dof grijs wat berijpt en hebben een zwarte rand. Zoals laat vermoeden de naam "granietlorst" komt het op een zure steen voort, zoals ook op baksteen en zelfs grind van ballastbedden van spoorbanen.
De gele thallus en de zwarte apotheciën in het "Gewoon landkaartmos"(Rhizocarpon geographicum) geven het inderdaad een indruk van een "landkaarte" te zijn. De gele thallus is ook een beetje gekrakeleerd en de apotheciën kunnen soms wel erg groot zijn (tot 1,5 mm) al is dit relatief natuurlijk. Het komt voor op silicaatgesteente maar ook op muren in zonnige omstandigheden. Alles samen en mooie verschijning, zeker als we weten dat het als zeer zelzaam geclasseerd is.
De "Kleine schotelkorst"(Lecanoara hagenii) is inderdaad wel erg klein.Het vruchtlichaam (apothecium) is maximaal 0,5 mm groot. Er staan er ook altijd maar enkele apothecia (bruine schoteltjes) bijeen en het wittige thallus valt ook niet erg op. Wel hebben de apotheciën een dun wittig randje. Gewoonlijk ontdekt men het als men met de loep op en takje naar andere lichenen aan 't uitkijken is. Op basische steen, zoals beton en cement, maar ook op zure steen, zoals graniet, komt het voor. Hier is het te zien met een vergroting van X 10!
De "Zwarte schotelkorst" (Tephromella atra) is ook een steenbewonend licheen maar komt eerder voor op en zuur gesteente, zoals baksteen. Het is ook korstvormig, wit tot heldergrijs, ook glad maar gebobbeld en vrij dik tot 2mm.Er zijn meestal "pynidiën" (en niet seksuele voortplanting) aanwezig maar die zijn puntvormig en zwart en vallen niet op. Het zijn eerder de apotheciën (vruchtlichamen) die altijd aanwezig zijn en groot kunnen worden tot 5 mm! Deze zijn ingezonken tot zittend, zwart ook en blijven hol tot plat, de rand is dik en wit. Het zijn vooral deze apotheciën (de vruchtlichamen van de schimmel van het licheen) die dus wel opvallend zijn. De Nederlandse en wetenschappelijk naam ("atra") verwijzen daar ook naar.
Deze "Witte kalkstippelkorst" (Bagliettowa calciseda) ziet er uit als een witte korst, die wittig tot rozig kan zijn. Deze korst is ook zeer dun en glad. Daarin zien we zwarte peritheciën (vruchtlichamen) die helemaal in de steen verzonken liggen. Daarin worden kleurloze eencellige ascosporen aangemaakt. Ascosporen worden zo genoemd omdat deze in een zakje zitten. Meestal zijn dat er ook telkens 8. Bovenaan kan er een zwart schildje zijn. Het is gewoonlijk in een zachte kalksteen dat dit licheen voorkomt. Het is dus een zeer eenvoudig voorkomen. Vroeger werd het bij de Verrucaria- soorten gerekend maar verder onderzoek heeft het een eigen andere plaats toegekend.
Interessant is hier dat we twee dambordjes naast elkaar aantroffen! Meer onderaan zien we een thallus die mooi aaneensluit en wittig is met de apotheciën die er in het midden zijn aan te treffen. Deze zijn rondachtig en wat ingezonken, zwart en vaak wat berijpt. Dit is het Plat dambordje (Cincinaria calcarea). Daarboven, iets meer naar rechts, zien we het Ronddambordje(Cincinaria contorta) dat meer opgebroken is in aparte veldjes die min of meer aansluiten maar goed te onderscheiden zijn, waarin een apothecium vervat ligt dat diep is ingezonken, ook zwart en mogelijk wat berijpt. De thallus is iets donkerde grijs tot grijswit. De wetenschappelijke naam van beide is ook onlangs veranderd, vroeger was het Aspicilia nu Cincinaria. Zo blijven we alert bij het leren van wetenschappelijk namen. Misschien een goed braintraining?
Van de "Rafelschotelkorst" (Lecanora crenulata) is de thallus (het licheenlichaam) korstvormig, wit en vaak in kleine ronde areolen verdeeld, en soms bijna helemaal afwezig. Wat wel steeds te zien is zijn de apotheciën (vruchtlichamen van het lichen) die vrij klein zijn (0,5 mm), plat tot meestal hol en bleekbruin en dan nog witberijpt. De rand ervan is ook bijzonder omdat die wit is en gekerft. Daaraan heeft het licheen ook zijn naam door gekregen. De apotheciën zijn de kleine ronde vormen (schoteltjes) die we in het midden van het lichen kunnen ontdekken.
Deze "Witte citroenkorst" (Caloplaca teicholita) zien we doorgaans zonder de vruchtlichamen (apotheciën)! Gewoonlijk zien we alleen een grijswitte, dunne korst, met een gelobde rand en in het midden, witte tot blauwgrijze, onduidelijk begrensde, sorediën. Hier stond zij in volle pracht met de apotheciën die rood kleuren en een bleke rand hebben. Deze apotheciën worden in Nederlandniet gevonden. Deze waren wel te ontdekken in de Abdij van het Park in Leuven op kalksteen.Een buitenkans!
Het "Schilferig schildmos" (Hypotrachyna afrorevoluta) heeft zijn naam wat van het oppervlak van het thallus dat schilferig is en ook breekbaar en van de soralen die wel heel ruw zijn en grof. Deze soralen zitten op de wat omhoogkomende lobben. Het licheen wordt nog niet zo heel lang onderscheiden van het Gebogen schildmos (Hypotrachyna revoluta) dat veel fijnere soralen heeft op het einde van de lobben. En blijkbaar komt het meer voor.
De "Mosvreter" (Bilimbia sabuletorum) is wel een bijzonder licheen dat inderdaad mos kan doden door het in te kapselen. Het thallus of het lichaam van dit licheen is korstvormig, grijzig tot groen en korrelig. Het is ook vrij dun tot dik. De Apotheciën (vruchtlichamen) zijn klein tot vrij groot tot 1 mm, bol en steken niet boven het thallus uit. Hun kleur is iets roze tot grijs en mogelijk wat dun berijpt. Doordat het over het mos heen groeit zal het mos dus uiteindelijk afsterven. In "bijlage" geven we nog een opname die wat verder vergroot.
Nog een licheen waarvan de apotheciën licht berijpt zijn is de "Meligeschotelkorst" (Lecanora carpinea). Deze berijping zijn kristallen en waarschijnlijk functioneel voor het weerkaatsen van teveel zonnelicht. De thallus is wittig en de apotheciën wel zeer overvloedig naast elkaar. Deze opname is een vergroting van 10 x. Het is gewoonlijk ook nodig om dit met een loep te bekijken van X 10. In "bijlage" geven we een opname van X 30 om de berijpte apotheciën nog beter te kunnen bekijken. Met vergrotingen gaat er altijd een nieuwe wereld open.
Het "Gemarmerd vingermos" (Physcia aipolia) is geen mos maar een licheen of korstmos.De thallus (lichaam) van het licheen is bladvormig en bestaat uit fijn verdeelde liggende lobben in rozetjes. Deze zijn heldergrijs en wat wit gevlekt - "gemarmerd". De lobjes zijn vrij smal +/- 2mm. De apotheciën (vruchtlichamen van het licheen) zijn bruin tot zwart en zoals hier goed te zien is grijs berijpt. De randen van de apoptheciën hebben ook dezelfde kleur als de thallus. Dit licheen wordt als zeldzaam aangestipt. Een mooie verschijning!
Dit "Kwastjesmos" ( Platygyrum repens") is een aanliggend mos op boomstammen of takken en meestal in vochtige omstandigheden te vinden. Het kenmerkt zich door vele opstaande "takjes" van ongeveer 1 cm hoog. Op de uiteinden zijn dan wel de kenmerkende vertakkingetjes op te merken. Dit geeft de zowat "kwastjesachtige indruk" van dit mos. Deze vertakkingen zijn bij dit mos dan ook de voortplantingsmiddelen bij uitstek, waarover het beschikt. Sporenkapsels zijn zeer zeldzam bij dit mos. In "bijlage" een opname met vergroting van 10 x waar deze "kwastjes" iets beter te zien zijn.
Dit "Schijfjesmos" (Radula complanata) is een epifyt zoals men dat noemt. Hij groeit op bomen. De lobjes van dit levermos zijn verdeelt in een grotere bovenlob en een kleiner onderlobje en aan de randen verschijnen broedkorrels waarmee het mos zich kan verspreiden. Dit "mos" kan zich ook weer mooi op de stam of tak van een boom verspreiden. De kleur is altijd frisgroen.
Nog een mooie structuur, ditmaal van een zwam: de "Eikentrilzwam" Exida truncata". Het geheel is tol- tot knoopvormig en kan to 6 cm in doorsnede worden. De bovenzijde is mat tot glanzend, zwart tot zwartbruin. Onderaan heeft hij wat stoppels. Het geheel is gelatineus en taai. En wel bijzonder is dat hij één aanhechtingspunt heeft. Bij aanraking kan men hem dus wel wat laten "trillen". In "bijlage" nog en opname. Deze is wel mooi ontwikkeld met zijn "waaiervormige" lobben.
Soms zijn er bij de gewone mossen toch ook mooie ontdekkingen te doen, zoals het "Helmroestmos" (Frulania dilatata). De kleur is roestbruin en daardoor al zeer opvallend. Het spreidt zich ook uit in zowat alle richtingen waardoor het wel mooie patronen kan vormen op een gladde boomstam. De blaadjes zijn ook wel bijzonder want ze bestaan uit een grote bovenlob en een kleine onderlob die zakvormig is, wat een unieke verzamelplaats voor water betekend! Die bladstructuur is hier wel niet te zien natuurlijk maar de gehele groeiwijze is prachtig. In "bijlagen" nog een opname van dit mos!
"Het "Boomglimschoteltje" (Lecania cyrtella) is een korstvormig licheen dat wittig is tot doorzichtig, nogal glad en ook zeer dun. De apotheciën ( vruchtlichamen met geslachtelijke gevormde sporen) zijn altijd aanwezig. Deze zijn nogal klein (tot 0,5 mm!) eerst vlak en later wat meer bol staand licht- tot vrij donkerbruin. Hier zijn ze nogal bruin te noemen. Ze hebben ook een rand van dezelfde kleur. Gezien deze apotheciën zo klein zijn hebben we hier een foto met 10 x vergroting!
"Boomvoetknoopjeskorst" (Bacidina arnoldiana) is een korstvormig licheen dat uit een basis van goenige korrels bestaat. Wanneer we goed kijken zien we echter wel wat wittige tot rozige pycnidiën (dit zijn vruchtlichamen die ongeslachtelijke sporen afscheiden). In de pycndiën zitten de pycnosporen (die ongeslachtelijke sporen). Zij zien er naaldvormig uit en wat gekromd (stafvormig). In "bijlage" geven we een foto van onder microscoop 400 x vergoot. We zien er een vlies waar massaal deze pycnosporen naast elkaar staan en enkele losgekomen staafvormig gekromde pynosporen die ongeveer 40µm groot zijn! Mooi om zien!
Bij de lichenen zijn er nog soorten die echt niet erg opvallen. De "Grijsgoenestofkorst" (Buellia griseovirens) is er ook zo een. Het oppervlak is zuiver korstvormig en glad met een grijze kleur en half doorzichtig en vliesvormig. Typisch zijn verder de ronde tot samenvloeinde soralen die blauwgrijs en daaronder groengrijs. Het zijn de zowat enige kleuren die men kan opmerken. Het is te vinden op zure , zwak geëutrofieerde schors van vooral vrijstaande bomen. Toch is het ook en bijdrage aan de soortenrijkdom.
Het "Glanzend schildmos" (Melanelixia fuligunosa) is wat men noemt een bladvormig licheen of korstmos. Het ziet er bruin tot groenbruin uit en glimmend. Door deze kleur komt het niet zo goed uit op een boomstam en kijkt men er gemakkelijk overheen. Het is verder plat aangedrukt, de lobben zijn vrij hoekig en ondiep ingesneden. Speciaal zijn de isidiën (staafvormig tot vertakte structuren) op het thallus. Deze moet men wel goed met de loep bekijken. In "bijlage" hebben we daar een opname bijgedaan die wel 30 x werd vergroot, om deze isidiën beter te zien.