Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
27-03-2017
Kroezig dooiermos
Dit is ook een klein licheentje "Kroezig dooiermos" (Polycauliona candelaria). (Vroeger Xanthoria candelaria) De Nederlandse naam "mos" vloekt hier natuurlijk bij, omdat het niets met een mos te maken heeft maar dat het uit een tijd stamd dat het nog niet zo goed werd onderscheiden. Maar men is eerder nog bereid om de wetenschappelijke naam te veranderen dat een goede Nederlandse naam te kiezen! Het zijn kleine heldergele tot oranje schubjes ofkrobachtige lobjes die nogal opstijgend staan en op de randen ingesneden zijn en met soralen bedekt. Leuk om te vinden! Deze opname is reeds x 30!
Het "Hamsteroortje" (Normandina pulchella) is een licheen dat tot de verbeelding spreekt! De naam is geweldig goed gekozen. Het zijn klein ronde vlakjes die men normaal ziet met nog een randje (soralen) aan! Echt bijna "hamsteroortjes"! Deze foto is reeds en vergroting van 10 x. In "Bijlage" geven we nog een opname van x 30! In de jaren 70 was dit licheen door de luchtverontreiniging teruggedrongen tot de kuststreek. Nu kunnen we ons verheugen om dit al eens meer terug te zien. Zeer mooi!
De "Zwavelgroene schotelkorst" (Lecanora sulfurea) heeft een 'zwavelig' kleurtje of geelgroene kleur tot groengrijs. Te vinden op bakstenen muren van oudere kerken. Het is nogal zeldzaam. Het thallus is korstvormig en in wat bolvormige areolen gebarsten, vaak door een zwart prothallus begrensd. Hier zien we deze zwarte prothallus een beetje aan de linkerkant van het thallus. Dat het ook geen apotheciën (deze zijn bleekbruin tot grijsbruin) heeft hier, maakt het ook wat moeilijker om het te herkennen.
"Inktspatkorst" (Arthonia spadicea) is wel een van de best gekozen nederlandse namen voor dit licheen! De vruchtlichamen zijn donkerbruin tot zwart en liggen als donkere vlekjes (echt bijna inkspatjes) op het thallus. Men zou soms kunnen denken dat dit bij de schors hoort maar dat is dus helemaal niet juist. De vorm van de apotheciën is ook wetenschappelijk benoemd als "arthonoied". Een heel speciaal licheen en mooi om het te vinden op wat gladde schors en dikwijls aan de boomvoeten.
Dit "Verzonken schriftmos" (Pseudoschismatomma (vroeger Opegrapha) rufescens) heeft wel een van de kleinste vruchtlichamen of apotheciën, veelal zijn ze ook nog wat verzonken, zoals de naam suggereert. Het thallus is wat bruinroze tot bruinig grijs. Dat het thallus heel wat kan verschillen geven we even weer (zie bijlage) waar we een omname maakten van twee naast elkaar voorkomende vlakken van dit licheen. Wel verrassend dus!
"Lichtvlekje" (Phlictis argena) is een zeer opvallende verschijning als men op en wilgenstam bv. zo'n plekje vindt. In het centrum is het nogal lichtgroenig grijs en de randen zijn mooi wit! Als men echt zeker wil zijn van dit licheen kan men het met wat KOH testen en dan is er een roodverkleuring. De Nederlandse naam is dus wel heel goed gekozen. Ook de wetenschappelijke naam gaat in die richting: het Griekse 'argena' is het wit rond de oogappel!
Dit is een parasiet die een "Rond schaduwmos" (Phaeophyscia orbicularis) aantast. Ook lichenen ontsnappen niet aan andere schimmels die bij hen de voedselbestanddelen die de algen er aanmaken gaan "roven" om het zo uit te drukken. We zien op het licheen zwarte apotheciën verschijnen die de vruchtlichamen zijn van deze parasiet. In "bijlage" kan men nog beter zien hoe een vruchtlichaam van de parasiet in het apothecium van het licheen staan. Het is een apothecium in een apothecium!
Het "Witstippelschildmos" ( Punctelia borreri) is heldergrijs nogal plat aangedrukt en de randen gaan iets omhoog. Typisch zijn de wittepseudocyphellen (ronde puntjes) die nogal ongelijk zijn in grootte. Ook is het nogal mat van oppervlak. Er is een zekere beharing die moeilijk zo te zien is. Van dit type zijn er bij ons in België nu vier soorten gekend. Mooi om deze te vinden. In "bijlage" nog een wat vergroootte opname.
Dit licheen is een van dezelfde familie als de vorige alleen is de wetenschappelijke naam toch iets anders, omdat er andere zuren in aanwezig zijn. Met chloor bijvoorbeeld reageert deze "roze" terwijl het "Lepelschidmos" niet reageert. Dit "Glanzend schildmos" (Melanelixia glabratula) heeft verder ook geen afgeplatte isidiën maar meer koraalvormige ronde structuren op de thallus met bruine topjes. Op foto te zien waar ze in het midden massaal tegen mekaar aandrummen. Verder is het natuurlijk ook glanzend zoals zijn Nederlandse naam aangeeft!
Het "Lepelschildmos" (Melanohalea exasperatula) is een bladvormig licheen dat bruinig is tot groenbruin en heel glimmend. Speciaal zijn de isidiën (thallusstructuren) die op het meestal midden van het thallus verschijnen. Deze zijn wat spatelvormig en afgeplat en niet vertakt. Op foto moet men er een beetje naar zoeken. Het behoort tot de "verstopschildmossen" omdat men ze niet zo vlug ontdekt op een boomtak. Die naam is daarom wel goed gekozen. Alleen opmerken dat het geen mos is maar een licheen (symbiose tusen een alg en een schimmel)!
"Vals kronkelsteeltje" (Cladonia rei) behoort tot een nogal grote familie van lichenen: de Cladonia's en zij hebben wel een speciale constructie. We vinden ze veel op de bodem in heidegebieden of op rottend hout. De podetiën zijn altijd speciaal, het zijn de omhoogstaande staafvormige structuren die ofwel nogal kaal, soredieus of met blaadjes kunnen bekleed zijn. Hier zijn ze grotendeels soredieus (met korrels bedekt) of kaal, ofwel onderaan wat met schubjes (kleine blaadjes) bedekt.Bovenaan zijn deze onregelmatig bekervormig. Deze soort is ook bovenaan het minst vertakt. Het "Kronkelheidestaartje" is dat meer. Om echt zeker te zijn moet men deze met UV licht bekijken en dan is het "Vals kronkelheidestaartje" wit! Een moeilijke familie...
Het "Schilferig schildmos" (Hypotrachyna afrorevoluta) is een bladmos en werd nog niet zo heel lang van het "Gebogen schildmos" ondersheiden. De soralen zijn ruwer en beginnnen schubachtig op het einde van de omhoogkomende lobben. De rhizinen (de hechtworteltjes) zijn zwart vrij lang en onvertakt. De cortex (het lichaam van het licheen) is ook brozer. Er kunnen ook ciliën (haartjes aan de zijlobben) zijn.
Hier zien we en overzicht van het licheen. De details zijn niet zo goed te zien. In "bijlage" nog een opname van dit licheen dat blijkbaar meer voorkomend is dan het "Gebogen schildmos"
"Rond schaduwmos" (Phaeophyscia orbicularis) is een zeer algemeen licheen dat hier dus zoals dikwijls gebeurt een naam met "mos" gekregen heeft. In feite is het een symbiose van een schimmel met een alg. Een betere naam is "licheen"!Het thallus (of lichaam van het licheen) bestaat uit fijn verdeelde liggende tot iets opgerichte lobben in rozetjes, die tot matjes kunnen uitgroeien. Zij varieren van heldergrijs
tot bruingrijs of groenzwart. Als ze nat zijn worden ze groen. Dit is dikwijls en goed determinatiekenmerk! Hier zien we ook dat er ronder schotelvormige structuren zijn, die zwart zijn in het midden met een grijzige rand. Dit zijn de apotheciën of vruchtlichamen van de schimmel. Wanneer deze zich verspreiden met de wind moeten zij nog een passende alg vinden om tot een volwaardig licheen uit te groeien. Niet altijd zo eenvoudig waarschijnlijk. In "bijlage" geven we nog een opname van dit licheen.
Het "Witkopvingermos" (Physcia tribacioides) is wel een zeer zeldzaam licheen. Het heeft eindlobben, bladvormig in een rozet en heldergrijs en niet gemarmerd. Speciaal zijn de sorediën die wat naar de eindlobben toe in ronde soralen op te merken zijn. In "bijlage" geven we nog een opname van dit zeldzaam licheen.
"Duindaalder" (Diplochistes muscorum) is een merkwaardig licheen. Het ontstaat parasitair op Cladonia om daarna zelfstandig verder te leven.Soms zien we nog een restand van het oude licheen maar dikwijls ook niet. Op deze foto kunnen we het oude licheen niet zien.
Het is korstvormig, heldergrijs, dun tot dik en gebartsen. De apotheciën (vruchtlichamen van de schimmel) zijn zwart, ingezonken en soms wat berijpt. De sporen zijn ook speciaal en hebben we hieronder apart behandeld. In "bijlage" nog een opname van dit licheen maar wel wat vergroot.
De sporen van de "Duindaalder" zitten in een zakje (de zwamsymbiont is een zakjeszwam zoals de meeste zwammen van de lichenen) en zijn muurvormig ingedeeld (gesepteerd). Hier hebben we zo 4 sporen die in een zakje zitten (vergroting x400). Het zakje is wat onzichtbaar. In "bijlage" geven we deze sporen nog eens vergroot weer x1000. De sporen van dit licheen is wel een van de mooiste omwille van zijn grootte en zijn structuur! Deze sporen zullen zich moeten verspreiden om een nieuw licheen te vormen. Dit licheen (zoals hierboven vermeld) onstaat parasitair op een Cladonia.
Dit is nog een eigenaardigheid die kan voorkomen, als men naar lichenen op zoek is. Het zijn korte tamelijk dikke, zwarte lichaampjes met een spleet er in. Op 't eerste zicht zou men aan een "schriftmos" kunnen denken, die ook wat in die aard voorkomen. Maar dat is het dus niet! Het is een schimmel die ook voorkomt op schors en het "Spleetlipkooltje" (Hysterium angustatum) genoemd wordt! Toch ook het bewonderen waardig!
Ook lichenen of korstmosen kennen hun parasieten! Deze parasiet die nog geen Nederlandse naam kreeg: "Illosporiopsis christansenii", is wel goed op te merken als hij bv. op het "Rond schaduwmos" (Phaeophyscia orbicularis) verschijnt. Het zijn de roze bolletjes die de vruchtlichamen uitmaken van deze parasiet. Deze opname werd wel vergroot opgenomen (x 10).
"Witkopvingermos" (Physcia tribacioides) is een zeldzamer licheen dat bladvormig te noemen is. Thallus is grijzig en gekenmerkt door rondesoralen die op het thallus verschijnen. Deze soralen zijn tot 1,2 mm en sterk convex soms wat samenvloeiend. De lobben zelf zijn eerder kort zonder vlekken en aangedrukt aan het substraat. Een licheen dat niet vlug aangetroffen wordt! In "bijlage" geven we nog een opname van dit licheen.
Hier troffen we het "Melig takmos" (Ramalina farinacea) goed uitgegroeid tot een volwassen mooi licheen. Het is een struikvormig licheen met platte en onregelmatig dichte vertakking. Op de takken zien we ronde tot iets onregelmatige soralen met geelwitte, fijnkorrelige sorediën. Het zijn deze sorediën (korreltjes) die bij uitstek zorgen voor de verspreiding van dit licheen want we zien hier bij ons geen apotheciën met echte sporen om zich eventueel te vermeerderen.