Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
31-12-2008
Wensen bij een jaareinde
Met deze wens ik mijn bezoekers voor volgend jaar, als het even kan, elke dag wat verrassing, verbazing of verwondering in het leven op ons aardklootje!!
In zijn jeugd (zoals hier) is hij zuiver wit tot crème, geheel bedekt met korte, witte stekels die gemakkelijk afvallen en een netvormige tekening achterlaten. Jong zoals hier zou hij eetbaar zijn, zoals alle stuifzwammen, zolang het inwendige nog wit is. Later is hij ook nietgiftig maar nauwelijks eetbaar omdat hij dan snel uiteenvalt. Een kruidige consumptiepaddenstoel, die goed gebraden kan worden, althans voor "mycofagen".
Nog een kleurrijke verschijning als hij zo vlak bovenop een boomstam staat. Naargelang de weersomstandigheden en leeftijd zijn er heel wat kleurschakeringen: lila,purperviolet, purperbruin of lila-vleeskleurig! Op de zijkant van en boom groeiend, kunnen er zijdelingse hoedjes gevormd worden en die bovenzijden zijn dan viltig harig. Zij staan op levend en dood hout, dus parasieten en saprofyten!
Het zijn fel gekleurde paddenstoelen. Geel, oranje of oranjerood en op hoge leeftijd worden ze zwart (vandaar hun naam). In vochtige toestand is de hoedhuid vochtig. Zij staan tussen gras en mos en zijn vrij algemeen. Verder zijn ze ook zwak giftig en veroorzaken darmstoornissen al zijn de giftige stoffen nog onbekend! Mooie verschijningen in het groen!
Deze mycena is ook onmiskenbaar te determineren. De steel is volledig met een laag slijm omhuld. Op de voorgrond van de foto is dit duidelijk te zien, op de achtergrond zijn er nog twee kleintjes die opkomen. (Best de foto vergroten met er op te klikken). Er is ook nog wel een "Gewone kleefsteelmycena" maar daar is de steel citroengeel verkleurd en de steel is met een dunne laag kleverig. (Zie ook "Melksteelmycena" op 7-12 en "Helmmycena" op 15 -12 voor nog algemene kenmerken van de mycena's).
Op 16-12 hadden we reeds de Bruine bundelridderzwam ten tonele gevoerd maar hier hebben we nu de Witte! Zij gelijken nogal op elkaar buiten de andere kleur! Treffend is dat zij ook in bundels groeien. Zij vergelen ook nogal snel en hebben een geur van Holwortel maar dan moet men natuurlijk weten hoe een Holwortel ruikt...Werd vroeger veel gegeten maar wordt nu wat afgeraden omdat men er een mutagene stof (lyophylline) in ontdekt heeft en die uitwerking op de mens is nog onduidelijk! Ten opzichte van paddenstoelen heeft men drie houdingen om ze te benaderen. Men heeft de "mycologen" deze bestuderen de paddenstoelen (Griekse "logos' woord, wetenschap), de "mycofagen" deze kijken naar paddenstoelen in zoverre men ze kan opeten. (Griekse "fagein" = eten) en de "mycofielen" (Griekse phylos = vriend) deze houden van de paddenstoelen en bewonderen ze...Ik reken me tot de laatste groep. Dus dat ze eetbaar zijn of niet vermeld ik maar terloops...
Op Eik zijn er heel wat gallen te vinden. Ook in de winterperiode is deze tamelijk zeldzame gal op een jonge loot van Eik te vinden. Hij is rond en heeft een harig lijntje over zich heen lopen. Wij vonden hem op een jong takje van een Eik aan de eindknop. Om hem te fotograferen lengden we hem op een mostapijt. Het is een gal van de galwesp "Andricus lignicola". Het is een harde gal waaruit een "agaam" vrouwtje komt van +/- 4mm. Deze kunnen onbevruchte eitjes leggen!
Hier zijn ze nog zeer jong! De hoed is goudgeel tot oranjegeel, met aangedrukte, vezelige geelbruine schubjes bedekt. De hoeden zijn hier nog niet opengeplooid zodat we de gele lamellen nog niet kunnen waarnemen. Staat op dood hout en hier komen ze mooi samen naar boven! Ze zijn wel "prachtig" om zien maar wel giftig! (Op foto klikken om te vergroten)
De hoed kan wel wat kleurnuances hebben. Bruin, grijs- of bruingrijs, gewoonlijk effen of wat gestreept. Verder is hij kaal. Dat deze hier in een bundel staat hoeft geen betoog. Hij is te vinden in loof- of naaldbossen op een humeuze grond en is tamelijk algemeen. De hoeden zouden eetbaar zijn, de stelen zijn dan weer te taai.
Geen zwam of paddenstoel maar een van de meest geëvolueerdemossen van bij ons. We zien wel niet het mos zelf dat groene bladjes heeft die zijdelings getand zijn maar een bos van sporendoosjes in verschillende stadia. Er zijn er die een huikje hebben met haren bezet. Vandaar heeft het mos trouwens zijn naam gekregen. Verder zijn er sporendoosjes die wat vierkantig zijn ingedeukt, deze hebben of gaan hun sporen reeds lossen! Even op de foto klikken om te vergroten, al is het een close-up.
Een van de meest voorkomende mycena's. De hoed is kegelvormig tot klokvormig uitgespreid. De hoed kan crème- of grijsbruin tot rozebruin zijn, dus zeer variabel! De rand is in elk geval gestreept. De lamellen staan nogal breed uiteen en aderig verbonden en dat is wel bijzonder aan deze mycena! Hij is zeer algemeen op dood hout!
Op afgevallen zwart geworden eikels in het bos is dit Eikelbekertje te vinden. Het is schotelvormig tot afgeplat en de binnenzijde is kaneelkleurig tot bruin. de buitenzijde is fijn donzig en heeft dezelfde kleur. Het heeft ook een steeltje! Niet zo moeilijk te vinden.
Hij kan een- tot meerjarig zijn en groeit hoef- tot halfrond uit. Bovenzijde (hier rechts) is wat knobbelig-golvend en zwak concentrisch gezoneerd. De kleur is licht- tot grijsbruin en hij heeft een scherpe rand. De onderzijde is vooral speciaal hier! We hebben onregelmatige labyrintachtige poriën (zie naam) met uit elkaar staande wanden die een beige of soms een roze tint hebben. Te vinden op dode stronken vooral van eiken.
Nog een mycena die goed op naam te brengen is. De hoed is gegroefd-gestreept nogal mat, bruinig grijs. De steel is ook nogal donker en scheidt bij beschadiging nu een wit melksap af. Ook weer een duidelijk kenmerk en waaraan hij natuurlijk ook zijn naam te denken heeft! (Foto's vergroten door er op te klikken!)
Een van de vele mycena's! Deze is echter wel goed op naam te brengen door zijn specifieke kenmerken. De hoed is klokvormig met een bultje en kan tot 4 cm doormeter hebben. Vochtig is hij gestreept en een grijze- tot roodbruine (zoals hier) kleur hebben. Droog is hij meer bleekroze met een getand randje. De lamellen zijn wit tot bleekroze ( het sporepoeder is ook wit). Bij beschaduging vooral van de steel scheidt hij een bloedrood melksap af en dat is natuurlijk een zeer duidelijk kenmerk!
Een van de meest giftige zwammen. In de geschiedenis ook reeds gekend bij de Romeinen . Agrippina heeft er Claudius mee vergiftigd of toch in eerste instantie mee geprobeerd, want hij braakte het uit. (Een romeinse methode om terug te kunnen gaan tafelen). Daarna werd Claudius een mengsel met kolokwint (een dodelijk giftige komkomerachtige) gegeven door de huidarts als digestif en dat bleek dan wel fataal. De zwam heeft een groenige kleur samen met wit op de hoed en een duidelijke beurs onderaan aan de knol (verdikte voet). Hij kan echter ook bijna helemaal wit zijn en er is dan ook nog een Witte knolamaniet, die voor de groenen qua giftigheid niet moet onderdoen!
Een kleurrijke verschijning op dood naaldhout! Vanaf een wortelende stam is het meervoudig vertakt en gevorkt. Het ziet er dus koraalvormig uit en kan tot 8 cm hoog worden. Verder is het kleverig en dooier- tot oranjegeel. Als men er aan voelt is het gelatineus en taai. In de Kempen op de zandgronden op dood naaldhout regelmatig te vinden.
De hoed is tot 10 cm breed en plat, waaiervormig,betrekkelijk dun en de bovenzijde roestbruin, borstelig viltig en gezoneerd. De aangroeizone is geelachtig. De onderzijde is grijswit tot bleek houtkleurig wel met een mooie sporenkleuring (zie foto rechts, best vergroten door er op te klikken).De buisjes zijn labyrintachtig verbonden en soms tot lamelachtige plaatjes ontwikkeld. (Vandaar zijn naam "plaatjes"-zwam). Komt voor op dood hout van naaldbomen ook op hekpalen en constructiehout. Zo kan hij ook heel wat schade aan gebouwen aanrichten omdat hij tamelijk ongevoelig is voor houtbeschermingmiddelen!
Hier is dan de Witte kluifzwam. De hoed is kroezig en onregelmatig gelobd, wit of wat grijswit. De vruchtbare laag is bovenaan. Daar worden de sporen in zakjes aangemaakt, daarom behoren ze uiteraard bij de zakjeszwammen.De steel is sterk overlangs geribd en nogal taai. De geur is neutraal maar bij oude exemplaren penetrant zoetig. Ook deze kluifzwam (zoals de Zwarte) zou eetbaar zijn.
Een heel andere verschijning! De hoed kan ook lichtgrijs zijn, gewoonlijk wel donkerder tot zwart , zoals hier. Van boven onregelmatig gekroesd. De steel, hier onderaan links te zien, is vuilwit en geribd geplooid. De geur van deze zwam is aangenaam kruidig als hij jong is, later eerder gronderig. Men vind hem gewoonlijk half onder struiken staand ook in parken en tuinen.