Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
26-07-2009
Koperuil
Deze prachtige nachtvlinder rust graag in de zon om energie op te doen. Hij is wel 's nachts actief. De koperkleurigeglanzende banden over zijn voorvleugelen doen hem alle eer aan. De metaalglans ontstaat door interferentie (de wederzijdse werking op elkaar) van de lichtstralen die op microscopische kleineschubranden breken. Hier rust hij op Blaassilene. Koperuil of Diatriches chrysitis.
Nu is het seizoen van de vlinders. Dit is een kleinonoogelijk vlindertje, het heeft bijna doorschijnend witte vleugels en bleef lang genoeg rustig zitten.
Hier is een dode Mol ten prooi van de Kale rode bosmier. Indrukwekkend zijn toch de klauwenaan de voorpoten van de Mol waarmee hij zijn gangen graaft om o.a. voedsel te zoeken. Steeds even klikken op de foto om uit te vergroten!
Sons kom je ook al eens een dood diertje tegen. Hier een dode muis. Deze muis levert dan weer voedsel aan, voor zover we kunnen uitmaken, de Kale rode bosmier. Deze is niet behaard, terwijl andere Rode bosmieren dat juist wel zijn.
Hier treffen we een oud omhulsel of "harnas" van een nimf. Deze larven of nimfen leven één tottwee jaar in het water waar ze o.a. kikkervisjes vangen en eten. Vroeg in de zomer, wanneer ze volgroeid zijn, komen deze nimfen uit het water gekropen waarna de huid openbarst (bovenaan het borststuk achter de aanzet van de vleugels) en de libel te voorschijn komt. Hier is het van een libel omdat het achterlijf dikker is dan die van de waterjuffer. De waterjuffer heeft achteraan ook drie opvallende tracheekiewen die we hier dus ook niet zien.
De Grote wederik (Lysimachia vulgaris) heeft zijn bloemen in grote eindelingse pluimen.Maar hij geeft geen nectar zoals de meeste bloemen maar wel olie. Een gespecialiseerd bijtje komt daar de olie uit puren en gebruikt ook het stuifmeel . Tijdens de vlucht van het bijtje zal het deze beide (olie en stuifmeel) opstapelen in een korfje aan de achterpoten, zoals de bijen dat ook doen met stuifmeel. Deze brij ziet er wit uit. Daarom heeft dat bijtje van achter twee witte klompjes aan de achterpootjes en noemt men het ook toepasselijk: "Slobkousbijtje." Dit bijtje leeft dan ook tijdens de bloei van de Grote wederik, om zijn kroost te voeden.
Dit prachtige vlindertje dat uit de Zebrarups (zie vorige foto) te voorschijn komt, zien we niet dikwijls. Het was nu voor de eerste keer aan de oevers van de Nete in Lier dat we het aantroffen en dat het zich nog liet fotograferen ook! Wanneer het vliegt laat het nog meer zijn vuurrode ondervleugels zien. (Even op de foto klikken om te vergroten.)
Op Jacobskruiskruid komt de Zebrarups voor. Soms met zeer veel zodat ze de hele plant bijna kaal vreten. De naam is wel goed gekozen voor deze gestreepte rups in de Vlaamse kleuren!
Een vlinder die niet zoveel lijkt voort te komen. Men ziet hem zeker niet dikwijls want hij vertoefd meestal in de kruinen van eiken. De intensiteit van de paarsblauwe kleur op de vleugels is ook afhankelijk van de lichtinval. Deze kon nog niet goed vliegen, zijn vleugels zijn slecht uitgelopen...
Dit is een parasiet op een levend mos! Geen enkel organisme lijkt aan parasieten te ontsnappen! Dit vruchtlichaam, zoals we kunnen zien, is ongeveer tussen een 0,5 à 1 cm groot. Het is nap tot schelpvormigen met de rug aangehecht aan het mos. Verder is het rimpelig en wat grijswit. De benaming is wel goed gekozen. Best even klikken om te vergroten!
Dit is een halfparasiet op grassen. Hij ziet groen dus heeft bladgroen en kan aan fotosynthese doen maar hecht zich verder aan de wortels van grassen om water en voedingstoffen op te doen. Hij verzwakt dus de grassen, waarop hij gehecht is. De kelkbloem zelf is geel. Vooral de schutbladen vallen hier op. Deze zijn bleekgroen en veel lichter van tint dan de stengelbladeren. Zij hebben ook sterke driehoekige tot priemvormige tanden waarvan de onderste meer dan driemaal zo lang zijn als breed. Deze tanden kunnen we hier op de foto duidelijk opmerken! (Even op foto klikken!)
Een mosje dat gewoonlijk in groepjes voorkomt als een pionier op verstoorde gronden. De blaadjes onderaan staan in een kropje gebundeld. Het zijn vooral de kapselstelen , die opvallen. Hier nogal rechtopstaande, wat duidt op een tamelijk vochtige toestand. Naarmate het droger wordt zullen deze kapselstelen gaan opkrullen. Het kapsel zelf is hier lichtgroen en zal later nog oranje en roodbruin gaan kleuren. De wetenschappelijke eigennaam is "hygrometrica" = "vochtmetend". Helemaal een naamgeving in functie van het voorkomen en gedrag van het kapsel!
Op zandige en ook wat lemige grond op een omgeploegd veldje b.v. kan men soms dit mosje vinden dat tot de "zeer kleine knikmosjes" behoort, omdat het kapsel met de sporen (als het er is) naar beneden knikt. Men kan het echter ook op naam brengen door de kleine (1/3 van eenmm!) roodbruine knolletjes te vinden op de stengel tussen de bladeren en wortels. Zeker op de foto klikken om die kleine "roestknolletjes" te vinden!
Hier en daar komt men in een park wel een Tulpenboom tegen. De naam komt van de vorm van de bloem die wel iets van een tulp heeft. Ook het blad is wel apart. Het is een snel groeiende boom die vooral uit Amerika werd ingevoerd. Daar worden bomen van wel 60 meter aangetroffen. Gewoonlijk staan de bloemen zeer hoog en heeft men er geen zicht op. Deze troffen we in Lier in de buurt van de Nete aan, met gelukkig enkele laaghangende takken met bloemen!
De tegenhanger van de Weidebeekjuffer. Ook hier hebben we opnieuw een mannetje. De ganse vleugel wordt hier diepblauw. Hier sterk uitkomend tussen al dat groen. De bruiloftsdansen boven water zijn wel indrukwekkend. Zij tonen er vooral hun gekleurde vleugels! (Op foto klikken om te vergroten!)
Deze behoort tot onze grootste waterjuffers. Het mannetje heeft een helder groen of blauw lichaam, maar het is de donkere vlek achteraan op de vleugel, die het tot een Weidebeekjuffer maakt. Hier dus een mannetje. Prachtige verschijningen langs beken met modderachtige bodem.
Dit is een klein mosje dat op rottend hout groeit in beschaduwde vochtige plaatsen. Het is niet groot ! In zijn geheel ongeveer één cm. Het is gemakkelijk te herkennen omdat aan de stengelknop een steeltje ontspringt met op de top een bolletje lichtgroene broedkorrels (voortplantingsmiddel), precies een "speldekopje"! Men kan dus niet verwarren met andere soorten als die "speldekopjes" er bovenaan uitsteken!