Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
16-02-2011
Greppelblaadje
Het "Greppelblaadje" (Cladonia caespiticia) beantwoordt zeer goed aan zijn naamgeving. Dit korstmos/licheen staat meestal op een zijwand bv. van een gracht of greppel. Het zijn dan ook allemeel blaadjes die wat boven elkaar staan. Dakpansgewijs wordt wel gezegd. De blaadjes zijn verder veelvuldig en diep ingesneden; Zij hebben verder geen soralen of korrels aan de randen. Als men deze kenmerken kan ontdekken mag men zeker zijn dat het een "Greppelblaadje" is !
Het "Rond schaduwmos" (Phaeophyscia orbicularis) is ook een korstmos of licheen. (Een symbiose tussen een zwam en alg). Het is en zeer algemeen korstmos dat zowel op bomen als muren kan groeien. Zij zijn rozetvormig in hun voorkomen, hebben smalle bladvormige lobjes en doorgaans nogal heldergrijs. In vochtige toestand zijn ze wel donkerde groen. Dit kan als determinatiemiddel gebruikt worden als ze droog zijn, wanneer men ze dan bevochtigt, worden ze groenig! Ook hebben ze heel wat bolronde soralen op de lobben of aan de rand van de lobben. Die soralen (een hoopje korrels) zijn trouwens één van hun voortplantingsmiddelen. Zo één korreltje kan een nieuw korstmos geven het bevat schimmel en algen! De gelige korrels hier op dit korstmos is nog een extra op het korstmos nml. "skyrine". Het komt soms wel voor op dit licheen.
Kleine landkaartmos 600-ste fotobijdrage met toelichting
Het "Kleine landkaartmos" (Rhizocarpon lecanorinum) is ook weer geen mos maar een licheen, zoals hieronder het UV-mos. Het mag opdraven als 600-ste foto omdat het wel een zeer mooi licheen is omwille van de gele kleur. De naamkeuze (landkaartmos) is ook prachtig! De heldergele halvemaanvormige of geheel rond gele vlekken omsluiten het vruchtlichaam van de schimmel dat zwart is en niet boven het gele uitsteekt. Daar zullen de sporen van de zwam gevormd worden en verspreid tot ze een goede alg (een trebouxia alg) tegenkomen om dan in gunstige omstandigheden te kunnen uitgroeien naar een mooi licheen. Dit licheen groeit alleen op steen,muren en daken. Om de foto best te bekijken moet men steeds op die foto even klikken. Als er een "bijlage" is moet men daar ook even op klikken om die te zien. De eerste bijdrage startte op 23/11/2007. Het was een "Fopelfenbankje". Ondertussen zijn er vele bijdragen over zwammen, lichenen, mossen, slijmzwammen, insecten, gallen en planten....Door op de verschillend data te klikken krijgt men deze alle te zien. De natuur bewonderen blijft een "neverending story"!
Het "Uv-mos" (Psilolechia lucida) is geen mos maar een korstmos (symbiose van een alg en een schimmel). We spreken daarom ook meer van "lichenen" om het onderscheid met een mos duidelijker te maken. Ook de "lichenen" doen het beter in de winter als er geen bladeren op de bomen staan en er meer licht aangevoerd word. Dit licheen is iets zeer eenvoudig (bij wijze van spreken). Het zijn zeer fijne heldergele korreltjes. Elk korreltje is een bundeltje van een zwam en een alg! De alg doet aan fotosythese (mmakt suikers aan) en geeft zo voedsel aan de zwam! De zwam zal voor de nodige "huisvesting" en water zorgen om de alg levend te houden. Speciaal om dit licheen te determineren is niet alleen de bijzondere kleur maar als men het in het donker beschijnt met UV-licht geeft het een oranje schijn weer. Meer lichen nog op 7 en 9/08/2009!
Ook mossen zoals het "Gerimpeld platmos" (Plagiothecium undulatum) hebben het niet zo slecht in de wintermaanden. Er staan geen bladeren aan de bomen en de zon of het licht is beter toegangkelijk. Het is een mos van oude bossen (vooral naaldbos) met een hoge luchtvochtigheid. (We vonden het in de buurt van een vennetje in 't bos). Het heeft een bleekgroene kleur en groeit wat in matten. Het is ook het grootste platmos. De stengels worden wel 10 cm lang! De blaadjes liggen wat telkens links en rechts van de stengel en zijn duidelijk gerimpeld. Op deze wijze is dit mos wel goed te herkennen als men het ontdekt! In "bijlage" nog een opname van dit prachtige mos.
Hier hebben we de schotelvormige "Kleine bruine bekerzwam" (Humaria hemisphaerica) op nat dood hout. Hij leeft er op als saprofyt. Hij heeft een blekere schijf binnenin en aan de buitenkant is hij met donkerbruine haren bezet. Hij wordt niet groot , maximum 3 cm in doorsnede. Wel een fijn bekerzwammetje! (Even op klikken om te vergroten).
Het "Klein oranje zandschijfje"(Byssonectria aggregata) vind men wel het hele jaar door op natte zandige aarde of tussen mossen. Dit vonden we al enkele malen op de Kesselse heide. Ze zijn niet groot slechts 2 à 3 mm in doorsnede! En gewoonlijk staan ze in een hele zwerm bijeen. Het zijn bodembewonende saprofyten. Ze leven dus van dood materiaal. De schijfjes zijn oranjegeel tot oranje en zij hebben geen haren aan de randen. Even klikken op de foto om te vergroten. In "bijlage" (even klikken) nog een foto van een zwerm "Kleine oranje zandschijfjes".
De "Giftige weidetrechterzwam" (Clitocybe rivulosa) kan een 5 cm breed worden en is eerst wit, later, zoals hier, wordt hij wat "vernisachtig" berijpt en kleurt hij wat bleek vleeskleurig. De geur is wat zoet-zurig maar hij bevat veel muscarine en is dus wel giftig, zoals zijn Nederlandse benaming ook aangeeft. De plaatjes lopen ook af op de steel daar kunnen we ook aan herkennen dat het om een trechterzwam gaat. In "bijlage" nog een opname van deze zwam die in grazige plaatsen zich thuisvoelt.
De "Grofplaatrussula" (Russula nigricans) kan wel 15 cm groot worden en is in zijn jeugd witachtig. Hier is hij oud geworden en dan ook nog onmiskenbaar te herkennen. Hij wordt bruin en verder zwart. Ook de randenkrullen om en laten de lamellen zien die ook ver van elkaar staan. Een bijzonder zicht zo'n oude Grofplaatrussula! Hij wordt als eetbaar bestempeld maar dat is zeker niet aan te raden als hij oud is, zoals hier!
De "Gele aardappelbovist" (Scleroderma citrinum) kan er in de winter heel anders uitzien. Duidelijk zien we zijn huid die ruw schubbig is en zelfs met groene algen bedekt. Zijn donkerbruine sporenmassa is hij reeds kwijt en hier vervangen door wat sneeuw. De wetenschappelijke naam,"sclero" = ruw en "derma" = huid, komt goed tot uiting! (Steeds klikken op de foto om te vergroten). Vroegere opnames van de Gele aardappelbovist kunt u reeds zien op 15/12/2007, even op die datum hiernaast klikken, daar is nog meer informatie over deze speciale paddenstoel te vinden.
Toch verrassend dat we nu al de "Hazelaar"(Corylus avellana) in bloei kunnen aantreffen. Het is onze eerst bloeiende struik. We zien hier het meest opvallend, de kersrode stampertjes van het vrouwelijk bloempje. Het komt uit wat we voor een "bladknop" zouden kunnen houden. De mannelijke katjes met stuifmeel hangen in de buurt en zijn wat groenig geel (op de foto vaag tezien in de achtergrond). Terwijl nu de bestuiving optreed zal de bevruchting zelf eerst in begin mei plaatsvinden, wel merkwaardig! De bloem is voorzien op kruisbestuiving. Deze struik is al lang gekend ook bij de Grieken en Romeinen om de hazelnoten als voedsel. De streek rond Avellino in Zuid-Italië is bekend om zijn plantages van Hazelaar. De wetenschappelijke soortnaam "avellana" komt daar ook van. Nog een tweede opname kunt u bekijken in de "bijlage" (even op klikken).
Nog een aparte verschijning de "Zwavelschorszwam" (Phlebiella vaga)!Het is een saprofyt op hout, hij leeft dus van dood hout. Het vruchtlichaam is wasachtig en dun. Jong is hij volledig zwavelgeel met een vliezige randzone. In het midden wordt hij okerbruin. Hij is te vinden op loof en naaldhout. De zwavelgele kleur is wel opmerkelijk!
Het "Spatelhoorntje" (Calocera pallidosphatulata ) behoort tot de "hoorntjes" maar het vruchtlichaam is duidelijk gescheiden door een steeltje en een spatelvormig verbreed kopje. De kleur is mooi geel tot oranje. Het wordt maar één cm groot en wordt als zeldzaam bestempeld. Een kleine maar mooie verschijning ook de wetenschappelijke naam verwijst naar die kwaliteiten: "Calo = mooi en cera = hoorn". Ze zijn te vinden op dood hout als saprofyten.
Het "Hulstdekselbekertje" (Trochila ilicina) is ook een waardspecifieke saprofyt. Het staat op een specifieke plant , hier een dood hulstblad. Dekselbekertjes staan ook op klimop bv.. Op dode bladeren in december tot februari kan men ze vinden op de onderzijde van het blad. Het is dus wel wat gericht zoeken om ze te vinden! De donkere vruchtlichamen zijn niet groot (0,4 tot 1mm) en doorboren de huid van het blad als een dekseltje. Als we dus deze donkere schijfjes vinden op een afgevallen en dood blad van hulst weten we welk dekselbekertje we onder handen hebben. Zeker even klikken op deze foto om te vergroten!
Op vele planten is er een specifieke parasiet. Als we alleen een wit poederachtige laag zien is het een imperfect stadium, het is nog geen sexule voortplanting. Hier zien we op een eikenblad de "Eikenmeeldauw" (Microsphaera alphitoides) met vruchtlichamen , kleine bolletjes die gekleurd zijn en waar sporen gevormd worden (sexuele voortplanting door deling en versmelting). Ze zijn kleiner dan 0,5 mm! Ook aan deze schimmel lopen we gewoonlijk achteloos voorbij al hebben die gekleurde vruchtlichamen wel hun schoonheid. Met een loepe mooi te zien! Hier op de foto zeker klikken om te vergroten.
Deze "Uitlopersschimmel" (Rhyzopus stolonifer) is wel heel apart onder de schimmels. We zien het vooral op hondendrollen die we langs de weg toch nog tegenkomen. We lopen er natuurlijk aan voorbij zonder aandacht aan te besteden. Toch is deze schimmel een opruimer, een saprofyt van mest en soms andere plantenresten. De schimmel vormt sporagiumdrager (sporendragers) die in bundeltjes ontspringen uit een klompje van gevorkte wortelstrengen (die we hier niet zien). Wel zien we de uitlopende zwamdraden (sporendragers) met de ronde bolletjes waar de sporen gevormd worden. Eerst zijn die wit (zoals hier, wat doorschijnend) later zijn ze zwart als ze rijpe sporen hebben. Ze zijn maar 0,1 tot 0,3 mm! Zeker op de foto klikken om te vergroten om er iets van te ontdekken!
De "Geelstelige rupsenzwam" (Paecilomyces tenuipes) staat heel dicht bij de Gewone rupsenzwam (zie op datum van 30-12 2010 om even te vergelijken). Hij parasiteert ook op begraven larven en poppen van insecten maar is dus niet volledig wit. De steel is geel. Hij zou wel tamelijk algemeen te vinden zijn maar is natuurlijk niet zo groot. (Even op deze foto "klikken" om te vergroten). Op 29-12-2010 vindt u de kleurrijke "Rupsendoder"!
Nog een knotszwam: nu een "Gele knotszwam" (Clavulinopsis helveola). Hij is ook slank en knotsvormig en vaak ook wat gebogen/gedraaid. Bovenste deel is wat spits, glad en dooiergeel. Hij staat vooral tussen gras en mos in grazige bermen en in open bosranden en leeft van dood materiaal (saprofyt). De "Gele knotszwam is ook tamelijk zeldzaam. Een mooie verschijning! In "bijlage" nog een opname, dus daar ook even op klikken om te bekijken.
Deze "Draadknotszwam" (Macrothyphula juncea) is draadvormig en wel de dunste onder de knotszwammen. Zie bv. ook op 27/12 en 29/12/10. Ze kunnen wel tot 10 cm groot worden. Het is en saprofyt op bladeren of stengels van kruiden en varens. De kleur is bleek honing-bruin en aan de basis wat wit-viltig. Als men ze ziet, komen zij gewoonlijk massaal voor verspreid over de bladeren of het andere afgestorven materiaal. (Even op foto klikken om te vergroten)
Deze "Paarse korstzwam" (Chondrostereum purpureum) heeft zijn hoedjes wel erg mooi in een cirkelvorm op deze dode boomstronk laten groeien. Gewoonlijk vind men deze hoedjes boven elkaar op de zijwand van een boom. De randjes zijn golvend met wittige haartjes bezet. De onderzijde is glad en donker- of bruinviolet. Het is een beginnende parasiet die later als saprofyt op de boom verder groeit. Hij zou ook de veroorzaker zijn van de loodglansziekte bij kersenbomen, maar dat is me niet bekend. (Even klikken op de foto om te vergroten.)