Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
20-10-2016
Glanzend schildmos
Dit licheen is een van dezelfde familie als de vorige alleen is de wetenschappelijke naam toch iets anders, omdat er andere zuren in aanwezig zijn. Met chloor bijvoorbeeld reageert deze "roze" terwijl het "Lepelschidmos" niet reageert. Dit "Glanzend schildmos" (Melanelixia glabratula) heeft verder ook geen afgeplatte isidiën maar meer koraalvormige ronde structuren op de thallus met bruine topjes. Op foto te zien waar ze in het midden massaal tegen mekaar aandrummen. Verder is het natuurlijk ook glanzend zoals zijn Nederlandse naam aangeeft!
Het "Lepelschildmos" (Melanohalea exasperatula) is een bladvormig licheen dat bruinig is tot groenbruin en heel glimmend. Speciaal zijn de isidiën (thallusstructuren) die op het meestal midden van het thallus verschijnen. Deze zijn wat spatelvormig en afgeplat en niet vertakt. Op foto moet men er een beetje naar zoeken. Het behoort tot de "verstopschildmossen" omdat men ze niet zo vlug ontdekt op een boomtak. Die naam is daarom wel goed gekozen. Alleen opmerken dat het geen mos is maar een licheen (symbiose tusen een alg en een schimmel)!
"Vals kronkelsteeltje" (Cladonia rei) behoort tot een nogal grote familie van lichenen: de Cladonia's en zij hebben wel een speciale constructie. We vinden ze veel op de bodem in heidegebieden of op rottend hout. De podetiën zijn altijd speciaal, het zijn de omhoogstaande staafvormige structuren die ofwel nogal kaal, soredieus of met blaadjes kunnen bekleed zijn. Hier zijn ze grotendeels soredieus (met korrels bedekt) of kaal, ofwel onderaan wat met schubjes (kleine blaadjes) bedekt.Bovenaan zijn deze onregelmatig bekervormig. Deze soort is ook bovenaan het minst vertakt. Het "Kronkelheidestaartje" is dat meer. Om echt zeker te zijn moet men deze met UV licht bekijken en dan is het "Vals kronkelheidestaartje" wit! Een moeilijke familie...
Het "Schilferig schildmos" (Hypotrachyna afrorevoluta) is een bladmos en werd nog niet zo heel lang van het "Gebogen schildmos" ondersheiden. De soralen zijn ruwer en beginnnen schubachtig op het einde van de omhoogkomende lobben. De rhizinen (de hechtworteltjes) zijn zwart vrij lang en onvertakt. De cortex (het lichaam van het licheen) is ook brozer. Er kunnen ook ciliën (haartjes aan de zijlobben) zijn.
Hier zien we en overzicht van het licheen. De details zijn niet zo goed te zien. In "bijlage" nog een opname van dit licheen dat blijkbaar meer voorkomend is dan het "Gebogen schildmos"
"Rond schaduwmos" (Phaeophyscia orbicularis) is een zeer algemeen licheen dat hier dus zoals dikwijls gebeurt een naam met "mos" gekregen heeft. In feite is het een symbiose van een schimmel met een alg. Een betere naam is "licheen"!Het thallus (of lichaam van het licheen) bestaat uit fijn verdeelde liggende tot iets opgerichte lobben in rozetjes, die tot matjes kunnen uitgroeien. Zij varieren van heldergrijs
tot bruingrijs of groenzwart. Als ze nat zijn worden ze groen. Dit is dikwijls en goed determinatiekenmerk! Hier zien we ook dat er ronder schotelvormige structuren zijn, die zwart zijn in het midden met een grijzige rand. Dit zijn de apotheciën of vruchtlichamen van de schimmel. Wanneer deze zich verspreiden met de wind moeten zij nog een passende alg vinden om tot een volwaardig licheen uit te groeien. Niet altijd zo eenvoudig waarschijnlijk. In "bijlage" geven we nog een opname van dit licheen.
Het "Witkopvingermos" (Physcia tribacioides) is wel een zeer zeldzaam licheen. Het heeft eindlobben, bladvormig in een rozet en heldergrijs en niet gemarmerd. Speciaal zijn de sorediën die wat naar de eindlobben toe in ronde soralen op te merken zijn. In "bijlage" geven we nog een opname van dit zeldzaam licheen.
"Duindaalder" (Diplochistes muscorum) is een merkwaardig licheen. Het ontstaat parasitair op Cladonia om daarna zelfstandig verder te leven.Soms zien we nog een restand van het oude licheen maar dikwijls ook niet. Op deze foto kunnen we het oude licheen niet zien.
Het is korstvormig, heldergrijs, dun tot dik en gebartsen. De apotheciën (vruchtlichamen van de schimmel) zijn zwart, ingezonken en soms wat berijpt. De sporen zijn ook speciaal en hebben we hieronder apart behandeld. In "bijlage" nog een opname van dit licheen maar wel wat vergroot.
De sporen van de "Duindaalder" zitten in een zakje (de zwamsymbiont is een zakjeszwam zoals de meeste zwammen van de lichenen) en zijn muurvormig ingedeeld (gesepteerd). Hier hebben we zo 4 sporen die in een zakje zitten (vergroting x400). Het zakje is wat onzichtbaar. In "bijlage" geven we deze sporen nog eens vergroot weer x1000. De sporen van dit licheen is wel een van de mooiste omwille van zijn grootte en zijn structuur! Deze sporen zullen zich moeten verspreiden om een nieuw licheen te vormen. Dit licheen (zoals hierboven vermeld) onstaat parasitair op een Cladonia.
Dit is nog een eigenaardigheid die kan voorkomen, als men naar lichenen op zoek is. Het zijn korte tamelijk dikke, zwarte lichaampjes met een spleet er in. Op 't eerste zicht zou men aan een "schriftmos" kunnen denken, die ook wat in die aard voorkomen. Maar dat is het dus niet! Het is een schimmel die ook voorkomt op schors en het "Spleetlipkooltje" (Hysterium angustatum) genoemd wordt! Toch ook het bewonderen waardig!
Ook lichenen of korstmosen kennen hun parasieten! Deze parasiet die nog geen Nederlandse naam kreeg: "Illosporiopsis christansenii", is wel goed op te merken als hij bv. op het "Rond schaduwmos" (Phaeophyscia orbicularis) verschijnt. Het zijn de roze bolletjes die de vruchtlichamen uitmaken van deze parasiet. Deze opname werd wel vergroot opgenomen (x 10).
"Witkopvingermos" (Physcia tribacioides) is een zeldzamer licheen dat bladvormig te noemen is. Thallus is grijzig en gekenmerkt door rondesoralen die op het thallus verschijnen. Deze soralen zijn tot 1,2 mm en sterk convex soms wat samenvloeiend. De lobben zelf zijn eerder kort zonder vlekken en aangedrukt aan het substraat. Een licheen dat niet vlug aangetroffen wordt! In "bijlage" geven we nog een opname van dit licheen.
Hier troffen we het "Melig takmos" (Ramalina farinacea) goed uitgegroeid tot een volwassen mooi licheen. Het is een struikvormig licheen met platte en onregelmatig dichte vertakking. Op de takken zien we ronde tot iets onregelmatige soralen met geelwitte, fijnkorrelige sorediën. Het zijn deze sorediën (korreltjes) die bij uitstek zorgen voor de verspreiding van dit licheen want we zien hier bij ons geen apotheciën met echte sporen om zich eventueel te vermeerderen.
Het "Lindeschildmos" (Parmelina tiliacea) wordt bij de zeldzame lichenen gerekend. Het is een bebladerd licheen zoals men dat noemt. De bladlobben zijn vrij rond en ondiep ingesneden tot één cm breed. De kleur is mooi dof grijs. Het kenmerk dat wel belangrijk is zijn de bruine isidiën die men niet van ver kan zien maar met de loep wel als bruine topjes te ontdekken zijn op de bladeren. In "bijlage" maken we daar een uitvergroting van. We vonden het op een goed belichte eik langs een stille weg die over de autostrade liep.
Dit licheen "Glanzend schildmos" (Melanelixia glabratula) is nauw verwant aan het "Lepelschildmos" dat hieronder staat. Het thallus heeft bijna dezelfde kleur maar het zijn de isidiën die heel verschillend zijn! Hier zien we een massa cilindrische uitsteekseltjes die al dan niet vertakt zijn. Hier in het midden als wat "donkerder bruin" naast elkaar te zien. Ook deze "cilindervormige isidiën" zijn het aseksueel voortplantingsmiddel bij uitstek van dit licheen!
"Lepelschildmos" (Melanohalea exasperatula) is een bladvormig licheen dat bruin tot groenbruin kleurtje heeft. Het is wat glimmend en plat aangedruk tegen het substraat. Maar er zijn "isidiën" aanwezig, dat zijn de kleine uitsteekseltjes op het thallus, hier te zien als wat weerkaatsende stukjes omdat zij wat plat zijn. Daarom worden deze wat "lepelvormig" genoemd en daar heeft het licheen in het Nederlnds zijn naam van. Deze isidiën zijn een wijze van aseksueel voortplanten van het licheen. Als zo'n stukje afbreekt kan het een heel nieuw licheen vormen.
Hier tonen we de "Duindaalder" (Diploschistes muscorum) opgenomen met gewoon fototoestel op een muur. De opnames hier onderaan zijn eerst onder binoculair reeds met 10 x vergroot. In "bijlage" nog een opname van wat dichterbij.
"Duindaalder" (Diploschistes muscorum) is een merkwaardig licheen dat eerst parasiteert op Cladonia -soorten en daarna verder vrij levend wordt aangetroffen. De thallus is heldergrijs, dun, tot tamelijk dik, gebartsen soms en gewelfd. De apotheciën (vruchtlichamen) liggen ingezonken, zijn hol en wat wit berijpt. De sporen zijn ook mooi om zien er zijn er 4 in een zakje en deze zijn muurvormig er zijn in de lengte 5 septen (te zien als lijntjes) en dan nog eens dwarse lijntjes of septen. In "bijlage" laten we enkele sporen zien onder een vergroting met microscoop x 1000!
Gewoonlijk zien we het "Gewoon purperschaaltje" Lecidella elaeochroma) met zwarte apotheciën en met een zwart randje. Waarom dan toch de Nederlandse naam "purperschaaltje"? Wel soms komt men toch eens een exemplaar tegen met apotheciën die er wat "purperachtig" uitzien, zoals hier in de beneden linkerhoek. Ook troffen we hier exemplaren die een dikkere, wat rimpelige thallus vertoonden, terwijl de thallus als korstvormig wordt beschreven. Dit is vooral op te merken in de opname die we in "bijlage" toevoegden.De variabiliteit bij de lichenen kan toch wel wat verrassen!
Nog een klein licheentje: "Kleine schotelkorst" (Lecanora hagenii)!
De apotheciën zijn maar tot een 0,5 mm groot en staan er plat of hol bij. De kleur is bruin of bleekbruin en de rand is grijzig. Het thallus is korstvormig, grijs tot doorzichtig, glad en soms bijna afwezig , deze steld dus niet veel voor. Gewoonlijk zijn er ook niet zoveel apotheciën samen te zien. Dit licheen staat veel op steen maar gewoonlijk vinden we het ook op hout. Het wordt als zeer algemeen beschouwd maar omdat het zo klein is met weinig apotheciën vinden we het niet zo veel. De vergroting hier is ook reeds x 30!!
Het "Rookglimschoteltje" (Lecania naegelii) is een tamelijk zeldzaam "glimschoteltje" dat op bomen te vinden is. De vruchtlichamen (apothecia) zijn een 0,5 mm groot. Men moet ze dus wel met een loep bekijken. Deze opnames zijn ook reeds een vergroting van 10 x. De kleur is variërend en van tamelijk bruin tot donker bruin. Het randje is altijd wel veel lichter van kleur. De thallus is korstvormig, wittig en glad. Het lichtere randje van het vruchtlichaam is wel en kenmerk dat belangrijk is om het te herkennen. In "bijlage" nog een opname om het randje nog eens goed te zoeken en bekijken.