Alweer grijs in alle schakeringen en de eerste druppen beginnen te vallen. En dan krijgen we zo van die berichtjes dat het bij ons stralende zonneschijn is. Word ik nu alweer gestraft en waarom? Niemand zal met mij nog willen op reis vertrekken want ze krijgen gegarandeerd regen. Alhoewel, mijn zus denkt er anders over want zij beleefde met ons een schitterende vakantieweek op het eiland La Palma.
We hebben op een dertigtal km buiten San Sebastian overnacht en gaan nu met het openbaar vervoer de stad onveilig maken. In het verleden hadden we die al bezocht maar het is zolang geleden dat we het willen overdoen. Dat openbaar vervoer werkt hier trouwens feilloos en is daar bovenop betaalbaar. Waarom dan met ons geval van 7 meter lang tussen al de autos slalommen om uiteindelijk dan toch geen parking te vinden!
De stad is prachtig gelegen aan een schelpvormige baai. Mooie gebouwen, chique winkels en een sfeervol parte vieja. We vinden het er allemaal terug. Donostia is befaamd voor de talrijke kunstfestivals en zou o zo graag in 2012 de Culturele Hoofdstad van Europa zijn. En ze is die naam waardig.
Het eerste wat ik deed is een stevige paraplu kopen en met die nieuwe aankoop gewapend hebben we ons programma afgewerkt. Zon was er niet en dat is altijd jammer voor de kleuren maar toch genoot ik van die sfeervolle stad waar mensen heel gedisciplineerd in een rij op de volgende bus wachten. Geen drommen, geen ellebogengevecht maar ieder komt tijdig op het vervoermiddel en vindt zijn zitplek. Daar kunnen wij nog iets van leren.
Wat mij hier ook al opgevallen is zijn de vele speelpleinen. De Spanjaarden, of hier beter gezegd de Basken, kunnen niet wegsteken dat ze dolveel van kinderen houden. Het krioelt ervan en de Spaanse zon heeft zeker zijn werk gedaan of is het iets anders! Ook de natuur is niet vergeten. In elke stad zijn er talloze groene zones, mooi onderhouden en dagelijks gereinigd met niet te vergeten de uitnodigende terrasjes maar dan liefst met zomerweer. Niettegenstaande het humeurige weer genoot ik toch van dat bezoek.
Adiós
Vaarwel Getaria! Onder een stralende zon hebben we dit schitterende plekjes achter ons gelaten. Een plekje waar de BBQ aan elk restaurantje buiten staat om de hongerige magen te bevredigen, waar de mensen een eenvoud uitstralen die wonderen doet en waar de behulpzaamheid geen ijdel woord is. Ik zal er nog lang aan terugdenken.
We vervolgen onze route, steeds de kust volgend. Niet te geloven hoe de bergen hier echt tegen het water plakken. Alleen een zigzaggend grijs lint van asfalt scheidt die twee natuurwonderen. Wanneer we rond de middag onze volgende plek bereikt hebben is het al lekker warm. Jawel, jullie lezen goed. We genieten vandaag van een zalige temperatuur. Vijf dagen hebben we gewacht en nu krijgen we wat we wensen. Voor hoelang? Ik weet het niet maar in elk geval is het genieten geblazen.
Onze wandeling op de promenade langsheen de kust was mooi en deugddoend. Enkele prachtige kunstwerken versieren de stad. Aan de oude stadspoort staat net een bewaker en op de pier zien we een reuzengroot monument dat de steeds weerkerende golfslag van de oceaan uitbeeldt. Hier ook weer de talrijke groene parterres met de speeltuin voor de rakkers en de terrasjes voor de anderen. Wijzelf hebben op zulk een terrasje een sidra genuttigd. Volgens onze buren is het serveren ervan een gans ritueel maar blijkbaar hebben we een slecht terras gekozen want er werd ons gewoon een glas gebracht met het gevraagde in en het van op hoogte met de fles mikken naar het veel lager gehouden glas kregen we niet te zien. Dus moeten we eens een andere bruine kroeg uitzoeken waar we dat spektakel wel kunnen beleven.
Terug bij de camper was het vijf uur en de school was beëindigd. Een lawaai van je welste. Vermits wij op een grote groene ruimte stonden met alweer speeltuigen voor de kids vonden ze het blijkbaar niet nodig om huiswaarts te keren en bleven ze in onze buurt plakken. Krijgen ze hier dan geen huistaken? Wat was het hier een gejoel en lawaai van al dat jonge volk met daartussen dan het getetter van de grootouders die oppas hadden. Op een bank gezeten lieten ze de bengels maar begaan en zelf hadden ze blijkbaar heeeel veel aan mekaar te vertellen, liefst zo luid mogelijk.
Alweer zie ik hier een ander dorp met een andere bouwstijl maar steeds vinden we die smalle straatjes terug waar je gemakkelijk van de ene gevel naar de andere kunt waggelen wanneer je te diep in het glas gekeken hebt. Bij gebrek aan meer ruimte hangt dan ook steeds het linnen te drogen in de straat zelf, naast de steeds weerkerende Baskische vlag of naast enkele bloempotten die daar niettegenstaande de kleine ruimten toch een plaatsje kregen. De onderbroeken in alle maten, vormen en materialen hangen er te zwieren tussen de lakens en handdoeken. Het hoort hier echt bij het straatbeeld.
Morgen doen we Bilbao aan en ik verwacht mij aan iets totaal anders. We zien wel en jullie krijgen het zeker te lezen.
Zoals
gisteren geschreven wil ik vandaag de visvangst in al zijn facetten bestuderen.
Ik was al vroeg uit de veren en liet Wim rustig verder snurken. Door dat
gesnurk was het niet langer meer vol te houden in het bed en in stilte trek ik erop
uit, op fotojacht. De lucht is nog grijs en nevelig maar het weer van de twee
vorige dagen indachtig denk ik dat het vandaag weer van hetzelfde laken een pak
zal zijn. Ik schiet er dus op los en wacht niet op zonnestralen; fotos van de
baai, de omringende bergen, de haven met de vele bootjes en noem maar op.
Eens terug
in de camper zie ik de eerste grote visserssloep binnen varen. Beiden haasten
we er ons naartoe want er wacht ons een echt spektakel. Zevenhonderd meter
donkerbruin visnet, afgeboord met gele boeien, wordt door middel van een katrol
die hoog boven de sloep uitsteekt, op de kade getrokken. Met veertien vissers
staan ze in een boog er rond om dat hele gedoe in goede banen te leiden. De
vorm van dat uitgerolde net krijgt de vorm van een hemelbed. Een ongelooflijk
zicht hoe die vermoeide schippers aan een hoog werktempo die klus klaren. Allen
met een veel te grote waterdichte vissersbroek en T-shirts die ooit eens een
mooie kleur gehad hebben.
Terwijl ze
de netten op de kade neervlijen worden de kleine visjes die er nog tussen de
mazen zitten op de grond gegooid. De meeuwen schieten er als wilden op af en
vechten voor de grootste hap. Een half uur lang rollen ze die netten over de
grond. En intussen zijn de vrouwen aangekomen. Gewapend met een krukje, naald
en draad, nemen ze plaats op en tussen de netten en het verstellen kan
beginnen. Een ganse voormiddag hebben die zeebonken ons bezig gehouden. Netten
afrollen, netten verstellen, het schip schoon spuiten, messen scherpen, daarmee
dikke touwen onder handen nemen. Alles komt erbij kijken. Om dan nog maar te
zwijgen over het afleveren van de vis. De bakken worden even snel als de rest
op de kade gelicht en dadelijk naar de loods gevoerd voor de visafslag. Echt
boeiend om dat leven te leren kennen. En het beste komt nog: Wim zou Wim niet
zijn wanneer hij glunderend met drie vers gevangen vissen tevoorschijn komt.
Hoe hij het doet weet ik niet maar ik weet wel dat we heel lekkere en verse vis
zullen eten. Niet vandaag, want we trekken vanavond naar een gezellig
visrestaurantje maar het menu voor morgen staat al vast. Terwijl ik nog wat
geniet van de ganse bedoening keert Wim al terug om zijn prooi schoon te maken.
Mij kennende vindt hij het veiliger dat te doen zonder mijn blik want moest ik
het allemaal gezien hebben zou ik morgen zeker geen vis nuttigen.
Onze
voormiddag was goed gevuld en na de middag hebben we dan een fikse wandeling
gemaakt. Wat is het hier een heerlijk leven en de geziene visceremonie vergeet
ik nooit meer. Wat ik nog vergeet te vertellen! De zon heeft zich zowaar voor
een paar uur getoond en dat gaf het hele gebeuren nog een extra dimensie.
Het is
zover. De reis waar ik zo naar uitkeek is gestart. Nadat ik eerst de dag voor
het vertrek nog mee gaan feesten ben met een jarige moest ik s anderendaags om
vijf uur al de baan op zijn. Het deed even pijn maar het lukte wel.
Zoals voorspeld
in de berichten zijn we met een natte dag onze trip gestart. Maar, zo dacht ik,
we leven op hoop. We trekken naar Spanje en daar moeten de weergoden ons
gunstig zijn. En inderdaad, eens de Franse grens voorbij klaarde het uit. Ik
glunderde. Zullen we het deze keer wat beter hebben dan vorig jaar waar we van
stad naar stad en van land naar land trokken, steeds met de paraplu boven het
hoofd?
Toch was de
vreugde van korte duur. Hoe dieper het land in, hoe natter het werd. En toen we
goed en wel onze overnachtingsplek hadden ingenomen was de hemel voorgoed
dichtgetrokken. Het miezeren werd druppelen en het druppelen eindigde in regen.
Heb ik dan toch de naam van regenvrouwtje en is het dan toch zo dat, overal
waar ik verschijn, de hemelsluizen zich openen!
Nochtans
hadden we een schitterende staanplek gevonden; een spookdorpje! Wanneer er 50
mensen wonen zal het veel zijn. Maar zo typisch. Een Romaanse kerktoren torende
uit boven enkele bouwvallige woningen waar geen levende ziel te bespeuren viel.
Toch schoof er plots een gordijntje opzij en zag ik enkele seconden maar een
nieuwsgierig hoofd. En dat was het dan qua leven. Bij nader toezien moeten er
toch nog anderen gewoond hebben want bij de dorpswandeling zie ik plots école
primaire de Bonneuil. Lang hebben we gewacht op dat jonge volkje maar komen
deden ze niet. Moe van het rijden zijn we dan vroeg tussen de lakens gekropen.
Die Truus
toch!
Dag twee is
weer als reisdag bestempeld. We trekken de ogen open en alles ziet er grauw en
grijs uit. De weiden, de talrijke wijngaarden en de peperkoeken huisjes met
krom getrokken daken zijn allemaal even nat. Met wisselende gevoelens leggen we
dat vast op onze harde schijf en hopen op beterschap. Maar alweer hebben we tot
diep in de namiddag moeten wachten voor er een zonnestraal te bespeuren viel.
Pas wanneer we de Spaanse grens overschreden kwam er een schuchter zonnetje te
voorschijn.
Intussen
hadden we de taal van Vondel en Molière al achter ons gelaten en trachtte ik
het uit te leggen in mijn beste Spaans. Maar waarom leert een mens die taal
wanneer ze naar het Baskenland gaan. Het beetje dat ik ken kan en mag ik er
niet gebruiken en van het Baskisch versta ik geen knijt. Maar wanneer ik al het
moois zie vergeet ik al snel dat taalprobleem.
Hondarribia of Fontanarrabia in het Spaans (alles is hier
tweetalig vermeld) is een pareltje. Sinds mensenheugenis bewaakt deze oude
versterkte stad de grens met Frankrijk en heeft ze haar verleden wonderwel
kunnen bewaren.
We reden
langsheen de Golfo de Vizcaya en wilden daar wel ergens overnachten. Het
piepklein dorpje Getaria leek ons
iets wanneer we het op de kaart zagen. Ook de beschrijvingen in de reisgidsen
waren lovend en dat werd dus in de GPS gezet. Maar Truus(lees GPS) stuurde ons
op een heel avontuurlijk baantje; zo klein dat het zelfs geen baannummer had.
In plaats van langsheen het water te blijven stuurde diezelfde Truus ons de
bergen in. Kleine kronkelige wegen moesten we verteren. In een mum van tijd
waren we 300 meter gestegen en zagen we niets meer door een dichte mist. Op de
kaart was het een toeristische route maar we reden zodanig in de wolken dat er
van de omgeving niets te bespeuren viel. Links en rechts van ons scheen er een
afgrond te zijn en water was er niet meer te vinden. Het duurde en bleef maar
duren. Tegen 30 km/uur vordert een mens niet en wat waren we blij toen we de
afdaling konden inzetten en terug iets van de natuur zagen. Na lang rijden
vonden we dan toch onze overnachtingsplek. Het is een wondermooie plek met zijn
kleine ronde baai omringd door een rotskust en enkele rotsige eilandjes die de
ingang van de baai bewaken. Hier blijven we morgen zeker staan. Het is daarbij
een typische vissershaven waar de visvangst een echte religie is. Dat wil ik
morgen zeker beleven. En na twee dagen rijden zal dat een welgekomen
afwisseling zijn.