Op radio 2 loopt momenteel een rubriekje Vertel over je eerste reis.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De verhalen die ik daar hoor, herinneren me vaak aan zelfbeleefde anekdotes en ik stel vast dat de eerste echte reis die ik me herinner, deze van 1954 moet geweest zijn.
Een reis zou je dat tegenwoordig niet meer noemen, maar destijds was een vakantie van twee weken met de wagen naar zee dat ontegensprekelijk. Zeker voor een vijfjarig kind, leken die vakantie en alle voorbereidingen daartoe, bijzonder ingewikkeld en indrukwekkend.
De eerste aanloop naar die onderneming was het aanschaffen van de geschikte kledij. Wij -drie kleine meisjes, ons eerste broertje was nog niet geboren- kregen een identieke short-met-bavet en een geel windjack.
Over het inpakken kan ik me niets herinneren, maar vervolgens zie ik ons toen vijfkoppige gezin in reiskledij naast en tussen de valiezen in het zelden gebruikte salon, de voorplaats van ons oude huis in Hoboken staan. De tassen met strandzeil, vlieger, emmertjes en schuppen, picknick en opgeplooide charette steken al in ons kleine Renaultje of liggen vast gebonden onder een zeil op het imperiaal.
Het zware rolluik is neergelaten en we staan in een miezerig plafondlichtje. Vooraleer ons Voke de elektriciteit en het water afsluit doen we hier samen nog heel ernstig een gebed voor een voorspoedige reis naar de kust. Ik weet nog goed hoe plechtig en ook een beetje griezelig ik dit moment vond. Toen ik later de film van The sound of Music zag, herinnerde de vluchtscène van de familie von Trapp mij aan de eerste keren dat wij op vakantie gingen.
Er lag toen nog geen autostrade naar de kust geloof ik
wij reden tenminste toch altijd door de konijnenpijp naar Linkeroever en zo over de oude weg naar Sint-Niklaas, Gent, Brugge,
.
Hoeveel uren we erover deden weet ik niet precies, maar de rit leek eindeloos en er werd onderweg minstens tweemaal gestopt om langs de weg pipi te doen en dat was niet alleen voor de kindjes! Ook ons vader stond iedere keer mee aan de gracht. Ik kon alleen van opzij zijn glinsterende straal zien en vond hem er zeer interessant en bekwaam uitzien. Hij stond daar zo zelfzeker alsof het de gewoonste zaak van de wereld was om zomaar rechtop, eender waar te kunnen plassen. Het was een openbaring voor mij en ik was geweldig fier op hem dat hij dat zo kon.
Hoewel ik tijdens andere uitstapjes steevast wagenziek werd, gebeurde dat eigenaardig genoeg niet op weg naar zee, misschien omdat de weg niet al te kronkelig was en er niet zoveel moest afgeremd en weer opgetrokken worden?
Van het moment dat we de kust naderden, spoorden moeke en voke ons aan om goed uit te kijken, waar we het eerste stukje van de zee zouden zien. Die eerste blik op een stukje grijs-groen zeezicht, daarvoor zouden wij alle volgende jaren elkaar proberen de loef af te steken. Zodra er iemand een glimp van de zee had gezien, begonnen we te zingen :Wie gaat mee-mee-mee naar de zee-zee-zee, want daar heb je pret voor twee, voor twee!..., een traditie die we aan onze kinderen en straks ook aan de kleinkinderen doorgeven.
Dat eerste jaar aan zee kregen wij ieder ter plaatse nog onze eerste lange broek, omdat er zon felle wind stond, die het zand in onze tere blote beentjes deed prikken. Er werden mooie, felgekleurde spaden gekocht en garnaalnetjes om mee door de ondiepe plassen te schuiven.
Na het inchecken en uitladen van de auto, wandelden we naar het strand en mochten even pootjebaden. Voke bepaalde hoever we het water in mochten, en dat was die eerste dag slechts tot aan de knie. Natuurlijk propten wij onze rokjes in onze onderbroek, zogezegd om ze droog te houden tegen opspattend water, maar het eindigde steevast met een natte broek en een rokzoom die koud tegen onze benen kletste toen we terug naar ons vakantieverblijf wandelden. Maar we mochten die eerste dag nog geen badpak aan, we móesten eerst acclimatiseren !
Jarenlang hebben wij onze vakantie doorgebracht in Westende op het vakantiedomein Zon en Zee. In de eerste jaren logeerden we in de witte paviljoentjes in de grote tuin.
Tot het centrum enkele jaren geleden verkocht werd en als asielcentrum werd ingericht, bleven wij er jaarlijks naartoe gaan voor een korte vakantie in november samen met onze ouders, echtgenoten en kinderen.
Vorig jaar is tot ieders grote spijt het terrein door een projectontwikkelaar aangepakt : van de mooie tuin met speeltuin, struiken, duintjes en de daarin verspreide witte paviljoentjes blijft niets meer over. Enkel het hoofdgebouw en twee grotere appartementsgebouwen staan er nog.
Ik mis dat oude Zon en Zee.
|