Levensloop met verhalen en vertellingen vanaf 1960
25-06-2007
Loodgieter - Fonteinier
1960 - 1962
Dat het geen proper werk is, weet ik. Maar ik zal tenminste werk hebben!
Mijn schoonvader knikt goedkeurend.
Ik ben blij dat ge er zo over denkt en dat ge niet bang zijt om uw handen vuil te maken, lacht hij.
Er zijn slechts twee kandidaten en ik krijg de job. Waarom? Heb ik nooit geweten.
Fonteinier bij de gemeentelijke waterdienst, het is de eerste keer dat
ik het woord 'fonteinier' hoor. Ze willen in elk geval een
loodgieter die kan buizen leggen.
En buizen leggen daar weet ik alles van want in de afgelopen achttien maanden heb ik bijna niks anders gedaan.
Lood, koper, zink, gietijzer! Alle soorten buizen die loodgieters in de
bouw gebruiken heb ik gelegd. Alleen gaat het hier uitsluitend om
buizen die 'in de grond' moeten worden gelegd.
Mijn maandwedde zal
vierduizend frank bedragen.
Omgerekend is dat ongeveer tweeëntwintig frank per uur. Niet erg vet
maar er zijn ook een paar kleine voordelen. Ik krijg gratis een stevige
fiets en thuis een telefoontoestel.
Dit zijn winstpunten want nu kost de verplaatsing naar mijn werk niets meer en in de winkel hebben we telefoon.
De uitgaande gesprekken moeten we wel zelf betalen maar dat compenseert
Tineke handig door klanten drie frank aan te rekenen als ze willen
telefoneren.
Die gratis telefoonlijn is er omdat men mij thuis steeds wil
kunnen bereiken als er dringend moet ingegrepen worden bij een of ander
lek in de waterleidingen.
De fiets dient dan weer om snel ter plaatse te kunnen geraken.
In die
tijd hadden de gemeentediensten nog geen auto en werd alle materiaal
met de fiets of de stootkar getransporteerd.
De waterdienst wordt geleid door een bekende figuur uit de gemeente,
Henri Walraevens (Heinke). Hij is niet meer van de jongste en staat
bekend om zijn krachtige stem.
Vroeger had hij de leiding over alle
gemeentewerklieden maar hij werd vervangen door een jongere meestergast
van buiten de gemeente en daarmee kan Heinke zich maar moeilijk verzoenen.
De tweede man in onze dienst is Albert Vanderperre (Bère), en nu kom ik erbij.
Mijn eerste werkdag zal ik niet vlug vergeten. Om zeven uur dertig
staat onze chef al op mij te wachten in de houten barak die als atelier
dienst doet.
Albert komt dadelijk, zegt hij, pak alvast de stootkar dan kunnen
wij beginnen laden.
Buizen en koppelingen alsook spaden en houwelen
worden in geen tijd op de kar gesmeten en als Bère kuchend
arriveert zijn we al klaar om te vertrekken.
Na een éérste sigaret gaat het kuchen al beter maar toch moeten Heinke
en ik alleen de kar voortduwen. Bère hangt er zomaar wat aan en doet
alsof hij duwt.
Na zijn tweede sigaret krijgt hij precies meer adem en duwt hij stevig mee.
Vandaag maken we een aansluiting voor een nieuwbouw en dient er een aftakking gemaakt te worden
op de hoofdwaterleiding in de Burburelaan. Hiervoor zullen we de
straat moeten openbreken want de buizen van de waterleiding liggen één
meter diep onder de straat.
Aan beide straathoeken plaatst Heinke een bord Opgepast
Waterdienst en het verkeer mag slechts heel traag langs onze
werkplaats voorbijrijden.
Met het plaatsen van de verkeersborden zit onze chef zijn taak er voor
vandaag op want de rest van de dag zien we hem niet meer.
Albert geeft mij een spade en tekent de plaats af waar er moet gegraven worden.
Hijzelf begint met een zwaar puntijzer de straatstenen op te breken.
Daarna legt hij de stenen op een hoop en hakt met een houweel de harde
ondergrond los.
Een tranché graven heb ik nog nooit gedaan en Bère lacht me vierkant
uit als ik er langs de verkeerde kant aan begin. Gewillig toont hij me
daarna hoe het écht moet.
Van kuchen of hoesten is geen sprake meer en we werken door tot we een
put hebben van zes meter lang en zestig centimeter breed.
Het meest spectaculaire vind ik het boren in de moederbuis zonder de
waterdruk af te zetten. Slechts enkele deciliters water spuiten langs de
aangebrachte koppeling naar buiten, meer niet. Albert is een uitstekend
stielman en mijn achting voor hem stijgt met de minuut.
Vóór vijf uur 's avonds moet de straat weer dicht zijn en de kasseien netjes op hun plaats.
We moeten hard werken om tijdig klaar te geraken, maar het lukt.
Mijn handen doen vreselijk pijn en staan vol blaren. Die nacht slaap ik
slecht want mijn lichaam voelt aan alsof het op meerdere plaatsen
gebroken is.
De volgende ochtend kucht en hoest Albert net als de dag voordien maar zijn handen zijn ongeschonden gebleven.
Het is een gewoonte, zegt hij, meer niet.
Na twee maanden zitten mijn handen vol eelt en voel ik ook helemaal geen pijn meer.
Ook onze chef is er vandaag weer bij.
We moeten twaalf meter tranché maken want de hoofdleiding ligt aan de
andere kant van de straat, er is dus geen tijd te verliezen. Hij is nerveus en jaagt
ons op.
Je gaat ons dan toch weer niet in de steek laten, zegt Albert, en hij knipoogt naar mij.
Heinke bromt iets tussen zijn tanden en begint driftig de stootkar te laden.
De hele dag wijkt hij geen duimbreed van onze zijde en werkt zich te pletter.
Hij zweet en hijgt als een paard maar tegen de avond is onze tranché weer dicht en liggen de straatstenen netjes op hun plaats.
En nu gaan we een pint pakken! Zegt hij.
We stallen onze stootkar op de stoep van het café.
Van één pint komen er twee en drie, maar nadat ik ook mijn rondje betaald heb wil ik naar huis.
Albert is evenmin van plan om te blijven maar onze chef zijn dorst valt niet te lessen.
Jullie zullen de stootkar wel alleen naar 'de barak' brengen hé? Ik kom subiet...
Subiet duurt drie dagen... de vierde dag is hij weer op post, zegt bijna niets en werkt als voordien.
Het schijnt dat onze chef alle cafés van het dorp een bezoekje heeft gebracht.
Boze
tongen beweren zelfs dat hij één nachtje in het cachot heeft geslapen
nadat hij in het midden van de Mechelse steenweg door de politie werd
opgepakt omdat hij daar het verkeer regelde.
Het is een zware stiel. Vaak werken we tot een stuk in de nacht omdat
de straat weer toe gelegd moet zijn zodat het verkeer opnieuw kan doorrijden.
Menige keren staan we bij wind en regen tot onze knieën in het water en
de modder terwijl we proberen om een lekgeslagen buis te herstellen.
Na bijna twee jaar in de dienst te hebben gewerkt vind ik dat wij te
weinig betaald worden voor het zware werk en de vele overuren die we
doen. Ik trek mijn stoute schoenen aan en ga bij de gemeentesecretaris
om opslag vragen.
Hij lachte fijntjes als ik hem de vraag stel.
Roger jongen, je weet toch dat we in overheidsdienst met vaste
baremas werken en ik jullie onmogelijk opslag kán geven. De wet is de
wet, punt uit.
Anderzijds heb ik nooit begrepen waarom jij bij de waterdienst bent komen werken.
Waarom hij dat zegt weet ik niet, maar het maakt me wel een beetje
kwaad.
Ik heb enkel een diploma van lager onderwijs. Een betere baan
kan ik op dit ogenblik niet krijgen.
Toch besluit ik om - opnieuw - te gaan zoeken naar ander werk
.
- 1962 - 1965 -
Nee, ik heb mijn belofte niet
gehouden. Stiekem experimenteer ik verder maar pas wel op met
ontplofbare gassen, zoals watersof.
Door het lezen van een advertentie
voor briefwisseling onderwijs kom ik op de gedachte om een cursus
elektrotechniek te volgen bij International School uit Antwerpen. Voor
niet al te veel geld krijg ik elke week een pak lessen en huiswerk dat
ik moet terugsturen voor verbetering.
De leerstof is zeer interessant en ik behaal goede punten.
Ondertussen ben ik opnieuw het
slachtoffer geworden van de winterstop in de bouw. De grote building
bij place Madou is klaar en Van Elewyck dankt de laatst bijgekomen
loodgieters gewoon af.
Ik had dit echter tijdig zien
aankomen en mijn kandidatuur gesteld als loodgieter-fontenier in onze
gemeente, Wezembeek-Oppem. Zonder tussentijds te moeten stempelen dit
keer, kan ik daar dadelijk aan de slag.
Aanvankelijk ben ik niet van plan
om deze stiel lang uit te oefenen want zodra ik mijn diploma zal
hebben zoek ik wel ander werk, zeker weten!
Als ik in het bezit ben van dit
belangrijk document zie ik een aanplakbrief met een oproept om in te
schrijven voor deelname aan de vergelijkende examens voor
elektricien-automaticien bij de Regie van Telegraaf en Telefoon.
Omdat ik toch niet absoluut zeker
ben dat mijn diploma wel voldoet aan de voorschriften ga ik aankloppen
bij een goede kennis, mijnheer Theo Stoefs, die ingenieur is bij de R.T.T.
Wat nieuws van jou hier te zien? vraagt hij.
Ik wil deelnemen aan die examens,
zeg ik en toon mijn diploma van de briefwisseling school. Even bekijkt
hij het papier en schudt met zijn hoofd terwijl zijn mondhoeken omhoog
krullen.
Maar Roger, jongen toch lacht
hij, dit is niet geldig. Ze vragen een diploma van technicus A2 of B2.
Dit papier bewijst alleen dat je een cursus per brief gevolgd hebt,
meer niet.
Maar ik heb 92 procent behaald, probeer ik nog.
Dat kan allemaal wel zijn,
vervolgt hij, maar als je hogerop wil geraken, volg dan liever
avondonderwijs in een erkende school zoals Don Bosco of Kardinaal
Mercier.
Teleurgesteld druip ik af.
s Anderdaags ga ik naar Brussel en laat ik me inschrijven voor de avondcursussen aan het T.I. Kardinaal Mercier te Schaarbeek.
September 1962
Terug op de schoolbanken na twaalf
jaar afwezigheid geeft een eigenaardig gevoel. De eerste avond zitten
we met een twintigtal jongens in het klaslokaal bijeen, de meeste onder
hen zijn heel wat jonger dan ik.
De directeur, een aalmoezenier van de arbeid, heet ons welkom in het voorbereidend jaar van het technisch onderwijs.
Bij het woord voorbereidend spits
ik mijn oren en zeg dat ik verwachtte dat we dadelijk in het eerste
jaar zouden aanvangen, maar dat eerste jaar is echter alleen toegelaten
voor leerlingen met een humaniora diploma, en dat heb ik duidelijk
niet. Dus blijf ik rustig zitten en hou verder mijn mond.
Wim De Gruyter is onze leraar voor
technisch tekenen. Hij gaat vooraan in de klas staan, steekt een
potlood in de lucht en zegt plechtig: Dit is een potlood!
Een klein kind kan zien dat hij een
potlood vasthoudt. Gaat dat hier zo beginnen? Ik besluit om nog wat
geduld te hebben en af te wachten.
De Gruyter begint in het lang en
het breed uit te leggen welke de juiste manier is om een punt aan je
potlood te slijpen. Na een uur les zijn we nog niet verder dan de
verschillende soorten hardheid bij potloden...
In de pauze na het tweede lesuur ga ik even bij hem.
Mijnheer, zeg ik aarzelend, ik
heb al één jaar cursus per briefwisseling achter de rug en denk dat ik
wel rijp ben voor het eerste jaar.
Hij kijkt me onderzoekend aan en
vraagt welke vakken ik zoal gezien heb.
Ik overdrijf lichtjes en zeg dat
technisch tekenen en wiskunde geen probleem voor me zijn. Blijkbaar is
hij in een goede bui en doet me een voorstel.
Misschien ben je wel een
beetje te oud om tussen deze snotneuzen te blijven zitten, en daarom,
als de directeur het goed vindt, wil ik je in B2 elektronica laten
beginnen. Maar er is één voorwaarde.
En die is? Zeg ik gretig.
Dat je met Kerstmis minstens 75% haalt op je examens, zo niet kom je terug naar deze klas. Akkoord?
Akkoord! - We trekken dadelijk naar de directeur die aanvankelijk wat tegenstribbelt maar uiteindelijk zijn zegen geeft.
Een dag later zit ik op de eerste
rij in de klas van het eerste jaar elektronica.
Wim De Gruyter is titularis van dit jaar en we kunnen heel goed met mekaar
opschieten. Hij is een fijne leraar die me steeds helpt en aanmoedigt.
Omdat ik na Kerstmis absoluut niet terug wil naar de voorbereidende
klas haal ik uiteindelijk negentig procent. De leerstof is zó
interessant dat de drie jaren voorbij vliegen en ik bijna nooit afwezig
ben.
Regen en koude kunnen mij niet
tegenhouden. Met mijn Vespa scooter trotseer ik zelfs ijzel en sneeuw
om toch maar niets te moeten missen van de les.
Na drie jaar blijven er nog slechts
vier leerlingen over van de zestien die in het eerste jaar begonnen
zijn. Wij zijn zo fier als een gieter wanneer we uiteindelijk ons
diploma in ontvangst mogen nemen uit de handen van minister Paul
Vandenboeynants.
Het diploma maakt zeer veel indruk
op mijn schoonvader die me altijd fel gesteund en aangemoedigd heeft.
Bij mijn ouders daarentegen moet ik op niet veel waardering rekenen.
Als ze vernemen dat ik nu technicus in de elektronica ben, hoor ik hen
zeggen: Een man van bijna dertig die al
twee kinderen heeft en het derde op komst, zou beter s avonds wat gaan
bijverdienen om zijn gezin te onderhouden in de plaats van zijn broek
te gaan verslijten op de schoolbanken.
Haast je wat, zegt mijn vrouwtje, Om 10 uur begint de mis en ze worden al om kwart vóór in de kerk verwacht.
Greta, de dochter van Bert - mijn
kersverse schoonbroer - doet vandaag haar Plechtige Communie en ik heb
beloofd om zijn gezin naar de kerk te brengen met de voiture van mijn
vader.
Ik heb mijn paasbeste kleren aan, mijn trouwkostuum, een nieuw wit hemd met bijpassende das en nieuwe schoenen.
Vinnig stap ik naar het huis van mijn ouders om de Borgward op te gaan halen.
Pa was niet erg happig om mij zijn nieuwe auto uit te lenen maar stemde uiteindelijk toch toe.
Een beetje buiten adem kom ik de
hoek om en zie dat de auto al uit de garage is gereden en klaar staat
om te vertrekken. Mijn vader veegt nog even met een vod over het chroom
van het koetswerk en overhandigt me dan plechtig de autosleutels.
Al goed dat het voor je
schoonfamilie is, mompelde hij, en wanneer ik instap drukt hij me
nogmaals op het hart; Wees maar voorzichtig hé, en maak geen brokken
...
Nee pa, ik zal wel oppassen.
Oef, eindelijk weg. Nu niet
overhaasten, zeg ik tegen mezelf, het is amper negen uur en alles bij
mekaar is het slechts twee kilometer rijden.
Bert heeft me zien aankomen en spoort zijn vrouw, zoon en dochter aan tot spoed.
Ik parkeer de auto met twee wielen op het voetpad, leg de motor stil en zeg met een plechtig gebaar naar de blinkende auto;
A votre service monsieur!
Bert lacht dankbaar.
De communicant mag vooraan plaats
nemen, achteraan zullen ze wel met zijn drieën zitten. Gaby houdt het
kleed van haar dochter omhoog zodat het niet teveel over de grond
sleept en helpt haar bij het instappen.
Bert en Jos zitten al achteraan in de auto. Vlug slaat Gaby het autoportier met een klap dicht.
Pas op ma! Mijn kleed zit er
tussen! - Te laat. Als haar moeder de deur weer haastig openrukt ziet
Greta een zwarte streep dwars over de onderkant van haar wit kleed. Ze
kan wel huilen van woede en spijt.
Zie nu eens wat je gedaan hebt! Zo kan ik toch de kerk niet binnenkomen?
Wacht, ik haal vlug wat water en
zeep ... Nerveus trippelt Gaby op haar hoge hakken naar de voordeur
maar keert zich bruusk om.
De sleutel, kirt ze.
Bert zoekt koortsachtig zijn zakken af en vindt hem uiteindelijk.
Hier, haast je!
Een minuut later is ze bezig met het behandelen van de catastrofe.
Maar, je maakt die vlek alleen
maar groter! Zegt Bert die zich nu ook met de zaak gaat bemoeien.
Laat dat nu, seffens komen we nog te laat!
Voilà, ge ziet het bijna niet meer. Gaby loopt vlug naar binnen om doek en zeep weer op te bergen.
Haast je mama, roept haar zoon en maakt het portier al open.
Hier! Je sleutels. Gaby werpt de sleutels naar Bert, propt zich op de achterbank en trekt voorzichtig de deur dicht.
Ze is niet goed gesloten... Probeer ik uit te leggen.
Een luide knal. Bang!
Nu wel!
Voorzichtig rijd ik van het voetpad en als we vijftig meter verder zijn, slaat Gaby een hand voor haar mond.
God! Mijn sjakosch! Die heb ik op de keukentafel laten staan.
Nog voor de auto helemaal stilstaat is ze er al uit, doet twee stappen en,.. De sleutel!
Bert tast in zijn vestzak; Hier! Maak voort!
Trippel, trippel. Op haar stelten huppelt ze naar de voordeur en glipt naar binnen.
Waar blijft ze nu? Bert kijkt geïrriteerd op zijn horloge en door de achterruit.
Trippel, trippel. Daar is ze terug; met handtas. De auto in. - Bang!
Rijden maar!
We hebben alle tijd, zeg ik geruststellend. Het is nog maar twintig na negen.
Als we de hoek omdraaien horen we een scherp sissend gefluit.
Plots helt de Borgward een beetje over naar links.
Wat was dat? Vraagt Bert ongerust.
Ik stop, ga kijken en voel het koude zweet in mijn nek. Platte band!
Zeg dat het niet waar is! kermt mijn schoonbroer.
Allemaal uitstappen! Sorry.
We zullen moeten lopen. Nu komen
we zeker te laat. Bert bekijkt me met een boze blik en de familie
marcheert haastig in de richting van het dorp.
Hier sta ik nu. Een ogenblik aan de
grond genageld, maar dan schiet ik in actie, haal de krik en het
reservewiel uit de koffer en in geen tijd is het wiel vervangen.
De band is wel niet helemaal goed opgeblazen, maar dat kan wachten.
Zowat driehonderd meter vóór de kerk haal ik hen in.
Instappen! Zeg ik triomfantelijk en in geen tijd zitten ze weer allemaal in de auto.
Nog nahijgend maar tevreden en met
een stralende glimlach stappen ze twee minuten later uit de Borgward.
Iedereen heeft zag met welke dikke voiture ze naar de kerk werden gebracht.; Opdracht volbracht!
Diezelfde namiddag op het feest wordt er hartelijk gelachen met onze pech.
Het heeft me wel wat moeite gekost om mijn handen opnieuw proper te krijgen.
En mijn trouwkostuum? Dat heeft Tineke naar de droogkuis gebracht zeker?
Ik durf er niet aan denken dat er misschien elk jaar opnieuw een
periode zonder werk komt en ik zal moeten gaan stempelen.
Negen maand geleden zijn we getrouwd en nu al wordt ik door mijn nieuwe
werkgever (nonkel Fik) bij de eerste vrieskoude voor onbepaalde tijd op
den dop gezet.
Vorstverlet noemen ze dat in de bouw.
Er wordt beloofd dat ze zullen verwittigen als we opnieuw aan de slag
kunnen maar ondertussen moet iedereen wel elke dag een stempel halen op
het gemeentehuis.
Dit is de eerste keer dat we van de werklozensteun zullen moeten leven.
Tien jaar lang heb ik bij mijn vader gewerkt, zonder één dag verlet, hoe kan dat nu?
Gelukkig hebben we nog een beetje extra inkomen van het kruidenierswinkeltje dat Tineke van haar moeder heeft overgenomen.
Ik schaam me om iedere dag, met mijn dopkaart, te moeten aanschuiven in
de lange rij stempelaars. Na drie weken kan ik het niet langer
uithouden en zoek ander werk.
Wanneer de vrieskou voorbij is en we opnieuw mogen beginnen, bedank ik
mijn nonkel en zeg dat ik al een week, als halve gast loodgieter, aan
het werk ben bij de firma Van Elewyck te Brussel.
In de weken en maanden die nu volgen dub ik me suf over hoe ik in de
toekomst zou kunnen vermijden om nog zonder werk te geraken.
Dan gebeurt er iets waar ik nu nog altijd dankbaar voor ben.
Ondanks het feit dat we krap bij kas zitten koopt Tineke voor mijn
verjaardag een boek dat grotendeels mijn leven zal veranderen...
Meulenhoff geïllustreerde elementaire encyclopedie: Natuurwetenschap.
Doordat ik slechts lagere school heb gelopen weet ik bijna niets over
al hetgeen daar in staat. De leer der atomen, de moleculen, energie, de
kracht van elektriciteit en magnetisme, onderzoek van het heelal enz.
het is een openbaring!
Bovendien koopt Tineke me voor Nieuwjaar nog een kleine microscoop
omdat ik daar zo zot van ben en dingen die in mijn boek beschreven
staan wil onderzoeken.
Plots vind ik alles fantastisch en wil allerlei proeven doen. Mijn interesse gaat vooral uit naar elektriciteit en elektronica.
Achter het huis in het fietsenhok van mijn schoonvader ga ik nu eens
onderzoeken hoe het mogelijk is dat men door elektrolyse, water in twee
soorten gas kan splitsen. Waterstof en zuurstof. Het lijkt me
ongelooflijk.
Met zelfgemaakte elektrodes uit koperplaatjes en een oude autobatterij bouw ik mijn elektrolyse toestelletje.
Groot is mijn verbazing als ik aan de twee polen in het water de
gasbelletjes zie opstijgen. Met behulp van twee omgedraaide lege
limonadeflesjes vang ik de gassen op.
Zuurstof ken ik al maar waterstof? Het schijnt zelfs dat het brandbaar is!
Een gas dat uit water komt brandbaar?
Dat wil ik wel eens zien!
Voorzichtig houd ik de brandende lucifer bij de opening van het omgedraaide limonadeflesje
PANG!!!
Als mijn schoonpa me van de grond opraapt en verschrikt vraagt of ik niet gewond ben weet ik nog niet goed wat er gebeurd is.
Gelukkig heb ik enkel maar een paar schrammen op mijn handen.
Als ik uitleg hoe alles gegaan is, schudt mijn vrouwtje met haar hoofd.
Ongelovige Thomas toch!
Ik moet haar beloven dat ik vanaf nu alles geloof wat er in dat boek staat en niet meer zal experimenteren.
Nog meer dan tijdens onze lange
verloving zijn mijn schoonouders in de weer voor ons. Terwijl mijn
vrouwtje in het kruidenierswinkeltje werkt schilt schoonmoeder, Julia,
de aardappels of snijdt de groenten voor de soep.
Als schoonvader 's avonds van zijn
werk thuiskomt eten we met zijn allen in dezelfde eetkamer en na het
afruimen vouwt Richard zijn krant open en bedekt er de halve tafel mee.
Gedurende de acht jaren die we bij hen inwonen is er nooit één woord ruzie of wordt er geen minuut gepruild.
Het is bij Richard en Julia altijd
'de zoeten inval' en bijna elke zondagavond komen hun kinderen en
schoonkinderen met hun gezin en wordt er in de grote eetplaats taart
gegeten, koffie en bier gedronken en daarna met de kaarten gespeeld en
vooral veel, héél veel gelachen.
Het eetmaal met kerstnacht is nog zo één van de tradities die absoluut in ere moet worden gehouden.
Al vanaf negen uur 'valt' iedereen
binnen en drinkt een paar glazen vooraleer zich naar de
middernachtmis te begeven. Na de mis - rond één uur - begint het
uitgebreide feestmaal en dit duurt meestal tot iedereen gaat slapen,
want blijven slapen is een must. Het is wel kamperen met matrassen en
kussens op de grond, zelfs tot in de keuken toe, maar het is vreselijk
gezellig en we lachen tot we in slaap vallen.
Onze schoonzus Margriet, de vrouw van Willy, komt met een idee aandraven.
'Op het werk zeggen ze dat kalkoen niet meer zo duur is en dat het toch héél wat beter is dan die traditionele kip altijd.'
'Ja maar, waar kunnen we zo 'n
beest gaan kopen? Ik heb die nog nooit bij onze beenhouwer gezien
hoor.' Zeg ik een beetje ongelovig.
'In de Grand Bazar, dat nieuw grootwarenhuis, daar zullen er wel zijn.'
'En als jij ze gaat kopen maken wij ze klaar hé, Clementine?'
Mijn vrouw knikt instemmend en ik begeef me op pad.
Stokkel is eigenlijk een
deelgemeente van Brussel en in de Grand Bazar de Stockel sprak men
toen (1960) nog bijna uitsluitend Frans, terwijl wij op school nooit
veel Frans hadden geleerd en hoe kalkoen in het Frans genoemd wordt
wist ik toen helemaal niet.
De beenhouwer van dienst vraagt nogal onvriendelijk.
'Qu'est-ce que tu veux, jeune homme?'
'Een kalkoen alstublieft ...' probeer ik schuchter.
'Un quoi?'
Ik slik even en zeg met gedempte stem: ' Un Kalkon ...s' il vous plait.'
'Quel poids?'
'Euh, Cinq kilos.' en ik steek vijf vingers in de lucht.
De man grijpt een beest en legt het op de weegschaal.
'Celui-ci pese 3 kilo, ca va?'
Door mijn handen te spreiden wil ik hem aan het verstand brengen dat ik een dikker exemplaar wil.
'Plus grand? Ca, je n'ai pas ... Deux alors?' vraagt hij, omdat ik blijft aarzelen.
'Euh, oui ... zeker?'
Hij grijpt een tweede vogel en legt hem bij de andere.
'Cinq kilos et demi. Voilà!' Hij pakt ze in, ik betaal en begeef me op weg naar huis.
Daar staan de twee jonge vrouwen al op mij te wachten.
'Laat eens zien hoe ze er uit ziet.' Zegt Tineke.
'Ik heb er zelfs twee' zeg ik fier.
'TWEE!' Schrikt mijn schoonzus. 'Wie gaat dat allemaal opeten?'
Griet grijpt de boodschappentas uit mij handen en legt het pak op tafel.
Haar mond valt open van verbazing.
'Maar ... maar, dat is geen kalkoen!'
Tineke beaamt dit en fronst haar wenkbrauwen - 'Wat heb je gevraagd?'
'Un kalkon ...' stotter ik en voel al dadelijk dat er iets mis is.
Griet proest het uit. ( ze werkt in Brussel en spreekt veel beter Frans dan ik. )
'Maar dat zijn twee eenden die je hebt!'
'Hoezo?' Ik moet haar schaapachtig hebben aangekeken want ze krijgt de slappe lach.
'Kalkoen, in het Frans, is niet 'kalkon' maar 'dinde'!
'Wat je hier hebt noemt men canard of canneton (eendenkuiken)!
Nu begint mijn vrouw ook te lachen en het 'kuiken' beseft plots zijn blunder en lacht hartelijk mee.
'Ja zeg, kalkON of cannetON, 't rijmt alle twee op -ON, hé?'
'Wat nu?' 'Het is te laat om nog terug te gaan, dus vandaag maken we eend, ook al verwacht iedereen kalkoen.'
'Weet je wat? We zeggen niks en maken die eenden klaar in de oven, misschien merken ze het niet eens ...'
Gabby mijn tweede schoonzus - een
struise boerendochter - komt, samen met haar kroost, langs de
achterkeuken binnen en snuift heel diep de braadlucht op.
'Mmm, dat ruikt hier al lekker naar kalkoen! Mag ik eens kijken?'
'Nee!' de twee kokkinnen springen
gelijktijdig voor de oven.
'Gaan jullie al maar aan tafel zitten,
het eten is bijna klaar.'
Iedereen heeft lekker gegeten en is vol lof over 'de kalkoen'.
Niemand heeft iets gemerkt en ze vinden het veel lekkerder dan kip.
'Het was een goed idee om eens iets
anders te eten dit jaar,' zegt Gabby,terwijl ze het laatste beentje
afknaagt. 'Ik wist niet dat kalkoen zo lekker is.'
'Weet je wat we volgend jaar zouden kunnen eten? Het schijnt dat het ook zeer lekker is; 'canard à l'orange'
En toen ging het licht uit ...
Twee dagen later komt de vrouw van de melkboer in de winkel.
Ze vertelt in geuren en kleuren dat
ze met kerstnacht bij haar pas gehuwde dochter mocht gaan dineren en
dat de kalkoen héél lekker was.
'Ja ons Christiane heeft eens iets nieuw uitgeprobeerd.'
'In 'Het Rijk der Vrouw' stond een recept van gevulde Kalkoen met truffels.'
'Het was allemaal héél lekker hoor, alleen, ... de saus was nogal zoet.'
'Ze zal volgende keer slechts 250 gram truffels van Leonidas gebruiken.'
- 16 mei 1959 -
Het is zover!
De hele nacht heb ik liggen
woelen in bed maar vanavond,... slaap ik bij haar,... en laat ik met
plezier ons dubbelbed aan mijn broer die voortaan alléén zal moeten
slapen.
Ik kijk op de wekker en zie dat het half vier is. Met een vlugge
beweging spring ik uit bed en ga me aankleden. Daarna rijd ik met de
auto van pa naar de vroege markt in Brussel om te halen wat
Marie-van-de-consièrge - de kokkin - mij op een papiertje heeft
geschreven.
Prinsessenboontjes, wortelen, erwten, tomaten, sla, etc. etc.
Ik moet zo vlug mogelijk alle koopwaar naar huis brengen want ze wil
dadelijk al beginnen met koken. Daarna moet ik me wassen en
scheren want om acht uur verwacht de pastoor ons in de kerk om te
biechten zodat we 'vrij van zonden' in onze trouwmis de communie kunnen
ontvangen.
Tweeënveertig genodigden zullen aan het feestmaal deelnemen,
hoofdzakelijk familie van Tineke. Van mijn moeders kant komen haar drie
zusters met hun man, maar van mijn vaders familie komt er niemand.
Nochtans zijn we de twee broers en drie zussen van pa persoonlijk bij
hen thuis gaan uitnodigen, maar ze vinden ons zeker niet belangrijk
genoeg om naar het trouwfeest te komen.
'Ach, als ze niet komen kost het je minder.' Zeg ik luchtig tegen mijn
schoonvader, maar ik weet dat hij het zich aantrekt en die weigering
opvat als een affront.
Vier jaar nadat we mekaar voor het eerst hebben gekust gaan we
uiteindelijk trouwen.
Mijn meisje is pas twintig en ik amper twee jaar ouder, maar het
wachten heeft lang genoeg geduurd en we willen eindelijk, ... kindjes
gaan maken.
Het feest zal doorgaan in het huis van haar oudste broer Bert. Hij is
de enige van de familie wiens woning groot genoeg is om alle genodigden
te kunnen ontvangen. Bovendien is het een nieuw huis en de familie uit
de Vlaanderen zal hun oogjes nogal opentrekken.
Richard is in zijn nopjes. Zijn enige dochter gaat trouwen met een
kerel die hem wel aanstaat en waarmee hij goed kan opschieten.
Aanvankelijk zal het jonge paar, net als zijn twee zonen eerder, bij
hem komen inwonen en zodoende kunnen ze de huishuur uitsparen.
De dag voordien is hij al naar het gemeentehuis geweest om te gaan tekenen voor zijn minderjarige dochter.
De ziekte van Parkinson belet hem om op de dag zelf, terwijl iedereen toekijkt, het trouwregister te ondertekenen.
Het is een drukke dag en ik ren van hier naar ginder, maar om 9u30 sta
ik met mijn bruidsboeket in de hand aan de voordeur van mijn
toekomstige schoonouders.
Met een brede glimlach komt Tineke opendoen. Ze is gekleed in haar
zelfgemaakt wit kleedje en mijn bruidje ziet er stralend uit.
Haar blauwe ogen schitteren zoals ik ze nog nooit heb weten schitteren
en als ik haar een zoen wil geven trekt ze zich verschrikt terug.
'Pas toch op Roger, mijn lippen zijn pas geverfd!'
Maar het is al te laat, een rode streep ontsiert de kol van mijn wit hemd.
'Zie nu eens. Gij toch altijd met uw wild gedrag.' Zegt ze met een
gespeelde boze blik, maar dadelijk herpakt ze zich en roept haar moeder
die me komt helpen om opnieuw toonbaar te worden.
Het euvel is vlug verholpen en in de allerbeste stemming stappen we in
de gehuurde autocar en rijden naar het gemeentehuis voor het burgerlijk
huwelijk. De burgemeester heeft zich laten vervangen door de eerste
schepen en deze is blijkbaar gehaast om terug naar zijn paarden en
koeien op de boerderij te gaan want de plechtigheid is zeer kort.
Hierdoor komen we veel te vroeg aan in de kerk en moeten nog wat
wachten.
Het wordt een prachtige huwelijksmis en de kerk is mooi versierd met
veel bloemen, kaarsen en witte linten. Het lijkt wel een sprookje.
Alles verloopt perfect en met een brede glimlach en een ring aan de
vinger stappen we fier door de poort naar buiten waar enkele kinderen
de weg afspannen met een dikke koord.
Hierop ben ik echter voorbereid en grijp in mijn vestzak naar een
handvol éénfrankstukken en gooi ze kwistig over de hoofden van de
bengels die uit elkaar stuiven om ze op te gaan rapen. De weg is nu
vrij en we rijden naar Jezus-Eik waar mijn vader nog absoluut een kriek
wil betalen voordat we naar het feest afzakken.
Bij het binnenkomen stijgen de dampen al uit de keuken en ruiken we de
verse tomatensoep met balletjes. Het is wel krap zitten aan de
geïmproviseerde tafels maar uiteindelijk vindt iedereen zijn plaats. Er
wordt gegeten en gedronken en vooral heel veel gelachen en plezier
gemaakt tot laat in de nacht...
De traditie wil dat het bruidspaar moet blijven tot de laatste
feestgangers vertrokken zijn en enkele nonkels blijven expres 'plakken'
om ons een beetje te pesten.
Pas rond vier uur kunnen mijn kersvers bruidje en ik naar huis
wandelen. De nacht is mooi en onderweg maken we plannen voor de
toekomst. We zijn echter doodmoe en wanneer we uiteindelijk in
ons bedje belanden besluiten we om met de uitvoering van die plannen
maar te wachten tot de volgende ochtend