Kritische kijk op het nieuws
Politieke satire, kritisch en vol humor, met teksten, beeld en geluid
Maandlied
De regels van 't spel!
Druk op play om het liedje te beluisteren.
t Begin is een kind, we leren het snel op school in gezin, de regels van t spel: Het ikske komt eerst en het ikske is groot. Zo wordt ons lief kindje een vakidioot! (bis)
Het systeem is de kaas, daar zitten ze in. De kerk en de school, heel de staat zit erin. De vakbond is zoet met een deel van de buit. En krijg ze verdomme, die kaas nu maar uit! (bis)
Men zegt: t ideaal is een zetel op maat; Voor krant en TV, in de auto, op straat. Reklaam geeft ons nijd voor de zit van de buur. Het zitvlak is t toppunt van onze cultuur ! (bis)
Ons zusjes en broertjes van dandere kant, Verrekken, het staat in de rand van de krant. Van honger, door kogels, verrekken gewoon. Wij stelen hun grondstof, hun werk en hun loon (bis).
Die regels van t spel hebben het leven geknecht. Zeg Mens, blijf niet kruipen, ach vecht voor uw recht. Met t leven als inzet, dan pas ben je vrij. Want nietsdoen is meedoen met duitbuiterij (bis).
Het eerstegeboorterecht gaf en geeft uitzicht, vooral bij Oosterse volkeren, op enorm veel voordelen, ook erfelijk. Zo
speelde Bijbelse Ezau, die toen grote honger had, aan broeder Jacob
(ja, ja, die uit Broeder Jacob, broeder Jacob, slaapt gij nog?'), voor
een schotel linzensoep, dat recht kwijt en kon hij ook geen aartsvader
worden, Jacobke werd het dus wel. Heeft iemand van u, dierbaren, er
al eens aan gedacht dat die soep dan toch t een en t ander moet
geweest zijn, nietwaar? Want nergens staat vermeld dat Ezau ook maar
één minuutje spijt had van zijn kostelijke ruil (ge ziet dat op een
ander maar gemeen vlak bij ons ook: voor een zetel zetten onze politici
alle principes zonder enige spijt opzij). En laat mij, de ietwat
giftige, nu toch het recept in handen krijgen van dat zalige mengsel.
Wat ik er over kwijt wil is enkel dat het op een afgegescheurde snipper
stond van de befaamde Dodezeerollen. t Gaat hier niet over pakskessoep hé, ge moet hier tijd, hier is dat echt gezegende tijd, voor uittrekken! Als
ge dus dit soepke maakt volgens de heilige voorschriften, die met
gepaste eerbied verorbert, dan zult ook gij volop bereid zijn mij
allerlei kostbare zaken af te staan, mij in uw testament te zetten en
toch nog verheerlijkt met uw ogen rollen en smakken dat het niet schoon
is
Ge hebt nodig: een serieuze kop linzen, rode zijn de beste. Een
dikke ajuin, een grote wortel, twee stengels witte selder, echte
bouillon van koeien- of ossestaart of rundssoepvlees. Een struise teen
look, een laurierblad, een klein rood en vurig peperke, drie takjes
rozemarijn, twee tomaten, gepeld en van de zaadjes ontdaan. Peper en
zout. Een soeplepel balsamicoazijn, en per persoon een dikke lepel
natuuryoghurt.
OK, bezin u diep en begin de avond tevoren met de linzen te spoelen
en in de week te zetten in kalkvrij water (flessenwater). De bouillon
wordt diezelfde avond gedurende twee à drie uur op een zacht vuurtje
gekookt enveneens in twee liter van dat zacht water (vroeger was dat in
zuiver regenwater, maar waar vinden we dat nog in onze tijd?), ge moet
daar een takje rozemarijn in doen, wat verse tijm, twee ajuintjes, een
teen look en een laurierblad. 's Anderendaags, glimlachend denkend
aan de aartsvaders, de bouillon zeven en ontvetten, het soepvlees eruit
puren en opzij leggen. Nu uit uw diep onderbewuste laat ge de
oeroude kookkunst de bovenhand nemen. De linzen met het weekvocht
zachtjes koken in de pure bouillon gedurende ruim twee uur. Dan de
selder, ajuin en wortel in centimeterblokjes gesneden toevoegen, samen
met het rode pepertje (enkele zaadjes laten zitten aub), een
laurierblad, rozemarijn en de fijngestampte of geperste look. Het
soepvlees toevoegen en nog een halfuurtje laten pruttelen. Vlak voor het opdienen, de soep mag dan geen blaasjes meer maken, er een lepeltje balsamicoazijn doorroeren. In
grote diepe schotels opdienen en voor iedere persoon, van welke
gezindheid ook, een dikke lepel yoghurt op de eveneens dikke soep
leggen. Nu moet er nog matses (Joods brood) ter beschikking staan,
want dit is natuurlijk een maaltijdsoep, maar Turks of Marokkaans brood
is ook goed. Dat moet ge smeren met zachte geitenkaas. Smakelijk dopen dus, en geef mij een seintje wat ik allemaal moet komen ophalen bij jullie.
Verkeersslachtoffers tellen of tellen ze niet mee?
Waarom tellen die niet mee?
Verkeer maakt dubbel zoveel slachtoffers als gedacht.
De Morgen, 4 oktober 2006
Het aantal verkeersslachtoffers in ons land ligt dubbel zo hoog als de statistieken melden.
Bij zwakke weggebruikers is de kloof nog opmerkelijker. Zo wordt slechts één van de vijf zwaar gewonde fietsers in
de ongevallenstatistieken opgenomen. Dat blijkt uit een studie van verkeersdeskundige Johan De Mol (Universiteit Gent).
Het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Gent, vergeleek het aantal ernstig gewonde verkeersslachtoffers in twee ziekenhuizen
(AZ Sint-Dimpna in Geel en AZ Sint-Jozef in Turnhout), met het aantal slachtoffers dat opduikt in de statistieken
van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) voor die regio’s. Die laatste cijfers zijn vooral gebaseerd op de informatie van politie en parket.
De conclusie van de vergelijking die gepubliceerd werden in het Tijdschrift ‘De Verkeersspecialist’,
zijn verrassend.
Naar gelang het ziekenhuis vindt slechts 44 tot 57 procent van de verkeersslachtoffers zijn weg naar de officiële statistieken. Zo blijkt slecht één op de vijf ernstig gewonde fietsers ook op te duiken in de NIS-statistieken (113 op 575 ziekenhuismeldingen). Bij de voetgangers ligt het aantal rond zowat één op drie, bij de bromfietsers bedraagt het aantal officieel vermelde ernstig gewonden net niet de helft.
De cijfers voor zwakke weggebruikers staan in schril contrast met die voor autobestuurders, waar ruim 99 procent van de ernstig gewonden daadwerkelijk geregistreerd wordt.
Auteur Johan De Mol wijst op de nefaste gevolgen van de cijfers. “Dat betekent dat ons verkeersbeleid gebaseerd is op foute gegevens. De onderrapportering bij fietsers wijst er bijvoorbeeld op dat we veel meer aandacht zouden moeten besteden
aan die soort weggebruikers.”
De Mol pleit voor een automatische koppeling van ziekenhuisinformatie met politiegegevens.
Het Belgisch Instituut voor verkeersveiligheid (BIVV) erkent dat er een probleem is met onderrapportering. ”De kwestie is verder onderzoek waard”, zegt afdelingshoofd Miran Scheers, die erop wijst dat ook andere landen met onderrapportering te kampen hebben (zou dat de miserie van slachtoffers verzachten? JV).
Federaal mobiliteitsminister Renaat Landuyt (SP.A) ziet in de studie geen behoefte om een ander beleid te voeren.
“Zwakke weggebruikers zijn nu ook al een prioriteit”.
En daarmee kunnen de vele niet-meegetelde zwaargewonde voetgangers en fietsers van vroeger, nu, en morgen het weeral stellen (JV)
Senioren maken de helft uit van de doden onder voetgangers!
De Standaard, 20 oktober 2006
De helft van de voetgangersdoden in het verkeer zijn 65-plussers en in totaal is bijna één op de vijf verkeersdoden een senior.
In 2005 kwamen 186 senioren om in het verkeer. Dat blijkt uit cijfers die het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid heeft bekend gemaakt.
Vooral vanaf 75 jaar stijgt het risico op een ongeval. Eén van de voornaamste oorzaken is de grotere fysieke kwetsbaarheid...
Tot daar 'De Standaard'.
Gelukkig beschikken ook de senioren volgens federaal minister Landuyt zelf, over een minister die de zwakke weggebruikers prioriteit verleent.
Alleen is het toch een merkwaardig feit dat nog nooit een beleidsprogramma tot stand kwam van al die bezorgde ministers (inclusief Landuyt), die bijvoorbeeld senioren de moeilijkheden en voorrangsregels uitgelegd heeft, bij het oversteken van wegen beschermd door zebrastrepen, met en zonder verkeerslichten. En gezien de overtalrijke wegmarkeringen is het niet moeilijk voor oudere mensen om zich te vergissen.
Eigenlijk is dit een schande.
Ik beweer dat minstens de helft van de dode senioren nog zouden leven, met ministers die echt bekommerd zouden zijn over en met senioren...
Federaal mobiliteitsminister Renaat Landuyt (SP.A) ziet geen behoefte om een ander beleid te voeren. “Zwakke weggebruikers zijn nu ook al een prioriteit”.
Jef Vergif
Renaat Landuyt, Federaal Verkeersminister
Kathleen Van Brempt, Vlaams Verkeersminister
Aan het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid (BIVV) afd. Gedrag en Beleid. 17-10-06
Eén van mijn trouwe lezers en een goede vriend tevens, bezorgde mij per post volgende bijdrage:
Laat mij u toelichten dat ik als consulent, jarenlang werkzaam ben geweest – vanuit Frankrijk – voor de autoindustrie en dan hoofdzakelijk voor de grotere Europese merken (Daimler Benz, Opel, Porsche, Audi, Volkswagen, PSA en Renault).
Ik heb altijd moeten vaststellen dat de industrie absoluut niet geïnteresseerd is in veiligheid buiten deze van de bestuurder van hun eigen voertuig. Een vaststelling die toch wel tragisch is te noemen, maar overeenstemt met gebrek aan
verantwoordelijkheid, zoals we dat ook terugvinden bij de chemische-, de farma- en andere industrietakken.
Sta me toe uiting te geven aan mijn groeiende ergernis over het feit dat België, in alles wat de verkeersveiligheid betreft, een gigantische achterstand heeft tegenover de overige landen binnen de Europese Gemeenschap. Het zal u meer dan bekend zijn hoe wij achteraan bengelen met alle tragische gevolgen van dien.
Het feit dat onze verkeersstatistiek laattijdig is en niet de werkelijkheid weergeeft is daarvan slechts één aspect. “Rome is inderdaad niet op één dag gebouwd”, maar als je 10 – 12 jaar achterloopt op je buren is het wél meer dan schandalig.
Er is meer. Bij de opdrachten van het BIVV hoort onderzoek naar de (verkeers)leefbaarheid.
Ik vind dat het instituut daarin te kort schiet. Veel van het werk – dat binnen het BIVV verricht wordt – draait rond het ‘driver enforcement’, rond de verbetering van de bestaande (chaotische) verkeerssituatie. Dat is een volkomen onrealistische doelstelling.
Het is toch duidelijk dat er een verkeersinfarct op komst is. Enerzijds een parlement en een regering die alles doet om het autoverkeer aan te moedigen, met lagere belastingen, lagere verzekeringspremies voor de jeugd, weigering van de werkelijke prijs van het verkeer te rekenen (of zelfs bekend te maken), weigering tolheffing, enz. Daardoor groeit het autopark nog steeds aan. Volgens de media wordt 2006 het beste jaar ooit voor de autoverkoop in België! Anderzijds neemt de verkeersdrukte in ons land dergelijke vormen aan dat er meer en meer van verkeersstilstand kan gesproken worden. Ten slotte is het heel waarschijnlijk dat de EU-overheid binnen zeer korte tijd stringente milieubelastingen zal gaan invoeren, waardoor er heffing per kilometer zal komen die het gebruik van de auto voor privégebruik, echt problematisch zal maken.
Zoals bekend zijn onze buurlanden actief bezig met het stimuleren via sociale en fiscale maatregelen om het autoverkeer minder aantrekkelijk te maken.
In Zweden, ook in Zwitserland, is er zelfs een nul-visie (www.zero-vision.com) vooropgesteld wat verkeersdoden of zwaargewonden in steden en dorpen betreft. Men vertrekt daar niet van wat de autohandel, chauffeurs en hun bonden aanvaardbaar vinden, maar wat technisch haalbaar is, en vandaar dat die landen uitkomen voor een realistische nuloptie voor doden en gewonden in hun straten.
Er dienen radicale oplossingen aangereikt, road pricing (rekening rijden) is er één van, maar er zijn vele andere om het autoverkeer terug te brengen tot een schaal die minder offers vragen van mens en milieu.
Dat is allemaal bekend en toch doet BIVV er niets aan. Want alleen fundamentele oplossingen kunnen redding brengen. Alle andere aanbevelingen zijn geknutsel in de marge en onrealistisch.
Met vriendelijke groet,
D.L.
Aan Mevrouw Kathleen Van Brempt,
Vlaams minister Mobiliteit. 24-10-06
En nog van dat uit dezelfde zeer betrouwbare bron.
Betreft: persactie van Febiac en VAB gericht tegen uw openbaarvervoer-beleid.
Ik kan maar niet begrijpen hoe het mogelijk is dat u zo halfslachtig en zonder enig gefundeerd argument reageert op een laffe aanval van beide organisaties. Het is duidelijk dat het hier gaat – bij deze instellingen – om een volledig verzonnen verhaal, dat er alleen maar toe dient om de autoverkoop op zijn huidig peil te houden. Het is eveneens duidelijk dat de zogenaamde wetenschappelijke onderzoeken gekocht zijn en niet op ernstige wijze uitgevoerd. Dat is op zichzelf een misdrijf, maar het is vooral ergerlijk dat u deze populistische actie niet weerlegt met juiste cijfers.
Uw ministerie heeft tot op heden nog nooit een tabel gepubliceerd van alle automerken en hun werkelijke kostprijs op jaarbasis en per kilometer. U hebt evenmin een studie laten verschijnen met de volledige kostprijs voor het Rijk, van het autovervoer – zowel privé als zakelijk – en dat zowel voor het milieu als voor de mens. U hebt verder nooit een onderbouwd advies gegeven aan het parlement, over de noodzaak van alternatieven waaronder road pricing en dergelijke.
Ik betreur al deze leemten die ruimte laten, zoals blijkt, voor invulling met schadelijke en vervalste informatie.
Met vriendelijke groet.
D. L.
Reclame op trams en bussen
Aan mevrouw K. Van Brempt, minister van Mobiliteit.
Geachte minister,
Op 9 juni 2006 ontving ik van u een zeer positief antwoord op mijn brief in verband met de sterk storende reclame op trams en bussen. Ik heb dat hoopgevend antwoord ook gepubliceerd in mijn vriendenkring.
U schreef mij ondermeer dat:
“Vanaf september 2006, het contract van De Lijn met de huidige reclameregisseur – NV Streep – afloopt. Als voogdijminister heb ik van deze gelegenheid gebruik gemaakt om te garanderen dat De Lijn een voorbeeldrol zal spelen op het vlak van reclamevoering.”
Ondertussen, waarde minister, zijn we over de helft van oktober en tot mijn spijt zit ik op de tram nog altijd met pijnlijke ogen te turen door de fijne tralies, die de reclame nog steeds aanbrengt op de ruiten.
Vandaar dat ik u vriendelijk, maar toch met nadruk, vraag wanneer het eindelijk gedaan zal zijn met deze schadelijke en wansmakelijke graffiti die de reclamemensen nog steeds mogen aanbrengen op het openbaar vervoer.
Antwoord:
We vragen bij De Lijn een gedetailleerde stand van zaken op en berichten u zo gauw we het resultaat hebben.
Dank voor uw begrip en geduld.
Met vriendelijke groeten
Mike Torck. Medewerker Algemeen Beleid.
Ik vind dat september 2006, de maand waarin de reclame zou verdwijnen,
buitengewoon lang duurt bij minister Van Brempt.
Een woordje uitleg: u kan het kruiswoordraadsel als volgt invullen.
U plaatst uw cursor in een vakje. Dan ziet u net boven het
kruiswoordraadsel de opgave. Het rode vakje en de grijze vakjes geven
aan op welke plaats het gezochte woord moet komen. Het antwoord typt u
gewoon in. U kan doorheen het rooster bewegen met de pijltjestoetsen,
of met de muis. Als u alles correct hebt ingevuld, ziet u de foto
verschijnen van de politicus die wij zoeken.
Dyson, het Britse merk van de knappe stofzuiger-zonder-zak, stelde in Londen een heel nieuwe handendroger voor.
Elektrische handendrogers zoals je die vindt in wc’s van cafés en restaurants zijn onhygiënisch, verbruiken veel stroom en leveren geen goed werk. Vaak lopen mensen de toiletruimte uit met halfnatte handen.
Nu is er een nieuwe handendroger van Dyson op de markt: de Airblade.
Deze droogt de handen in tien seconden via een luchtstroom die met een snelheid van 560 km per uur de huid gewoon droog blaast.
Een luchtfilter maakt de aangezogen lucht voor 99,7 procent kiemvrij en gezien er geen warmte aan te pas komt, verbruikt het toestel 83 procent minder elektriciteit. Vergeleken met de milieuonvriendelijke papieren handdoekjes kan de Airblade een besparing van 99 procent per toilet per jaar opleveren!
Natuurlijk was Jef Vergif daar als de kippen bij om deze nuttige uitvinding te optimaliseren.
Waarom alleen de handen zo kraakproper maken? Waarom ook niet, laat het ons allemaal maar toegeven, het strontvuile achterwerk na de gedane prestatie?
Vandaar dat ik jullie, als primeur, het toestel in werking toon op mijn bloedeigen kont.
Nooit voelde ik mij zo fris schoon (geveegd) gewaaid!
Ik verwittig u, ik heb er patent op gevraagd, al zoek ik nu nog enkele proefpersonen die mijn positief resultaat nog kunnen versterken.
Natuurlijk heeft CAP (Comité voor een andere politiek) overschot van gelijk.
Er leeft bij de bewuste mensen een grote en terechte wrevel over de nu al jarenlange gevoerde politiek, vooral van de zogezegd linkse partijen. Dat werd zeer duidelijk op Europees vlak waar de Europese Grondwet gelukkig door het volk in de grond geboord werd.
Maar op de top van Lissabon in december 2000 werd de 'Lissabon-strategie' goedgekeurd. Hiermee werd door 15 Europese leiders de weg naar een Amerikaans competitief Europa ingeslagen, waarbij de economie nog minder ten dienste staat van de mens, en onze sociale verworvenheden terug moeten gedraaid worden om de winst te vergroten voor enkelen. De strijd gaat niet meer om onze sociale vooruitgang te realiseren in landen en bij mensen die daar wanhopig naar streven, maar integendeel, om ons niveau, plus de sociale strijd af te bouwen naar minder loon, langere uren en minder sociale rechten.
Binnenlands toont de vergrijzing met het Generatiepact ook duidelijk waar het in wezen om te doen is: de vakbeweging wordt zoveel mogelijk buiten spel gezet en als ‘conservatief’ afgeschilderd. Het recht op stakersposten wordt betwist. Rechters leggen dwangsommen op om stakingen te breken. Men wil gewoon de macht van de vakbonden afbouwen.
Tevens wordt alles wat mediamacht heeft, ingezet om de solidariteit tussen oud en jong te breken. De valse indruk wordt versterkt dat de senioren massaal potverteren op kosten van de actieve bevolking. Terwijl de realiteit is dat precies de gewone gepensioneerden achteruit boeren, en velen op het randje van de armoe balanceren. De senioren worden daarbij zorgvuldig buiten de politiek gehouden.
Allemaal waar dus.
Dat werd nog sterker aangevoeld toen in de provincies, ter voorbereiding van de grote volksvergadering die CAP op 28 oktober 2006 ging houden, meerdere vergaderingen doorgingen.
Er waren daarbij tal van actieve mensen betrokken, die het hadden over syndicale rechten en democratie, werkloosheid bij jongeren en ouderen, ecologie, sociale zekerheid, armoede, huisvesting, racisme, vrouwenrechten, internationale solidariteit, enz.
Telkens opnieuw moest men vaststellen dat de deelnemers niet uitgepraat raakten over de vele onrechtvaardigheden in en buiten het beroepsleven, en tevens hoe hopeloos het is om er bij de gevestigde politieke partijen een redelijk uitzicht tot een oplossing te bekomen.
Op 28 oktober werd dat door zowat 500 deelnemers nog eens herhaald. Het waren overvolle containers met meer dan terechte grieven.
De gevoerde politiek van de huidige politieke partijen behandelt deze problematiek niet en sterker, ze willen die ook niet behandelen!
Eigenlijk was zowat iedereen het daarover eens.
Dus was het besluit snel – veel te snel – genomen: CAP gaat zelf een politieke partij worden die deelneemt (waar ze kunnen) aan de federale verkiezingen van volgend jaar!
Maar daar krijg ik het nu van op mijn heupen.
Om zo’n massa containers onrecht op een spoor te krijgen naar een betere maatschappij toe, is waarschijnlijk wel een politieke partij nodig als voertuig. Maar dan moet zo’n vehikel beantwoorden aan de strengste eisen wat betreft democratie, efficiëntie en tevens bekwame stuurlui. Niet één stuurman, maar een bemanning die, opgeleid, regelmatig de taken kan opnemen en ook doorgeven. We hebben daarbij nood aan controle aan mogelijkheden tot bijsturen, aan kansen en een apparaat om onderling vrede te bewaren en om wie niet deugt aan de kant te zetten. We krijgen dan een politieke partij over wiens structuur nog uitvoerig dient gediscussieerd te worden. Want we hebben al TV-sterren en BV’s genoeg in ons land, we willen niet enkele een ‘andere’ politiek, maar vooral een betere politieke partij die zelf ook beantwoordt aan onze eisen van rechtvaardigheid.
Maar dat kan niet in een half jaar tijd verwezenlijkt worden.
De ontgoocheling anders zou heel groot kunnen zijn. En er lopen al meer dan genoeg misnoegden en zuurpruimen rond.
We moeten naar een nieuwe betere politieke partij, om een integere politiek waar te maken, die de mensen uitzicht biedt op een hoopvolle toekomst. Laat ons dat alstublieft dan ook goed doen.
Dat kan niet op zes maanden tijd.
Ge hebt al negen maand nodig om een nieuwe mens te maken, een goeie partij mag minstens het dubbele van die tijd kosten, hoewel langer ook niet nodig is, want er moet een vooruitzicht zijn, een haalbare datum.
Tegen nieuwjaar 2009 moet het kunnen!
Christendemocraten, liberalen én socialisten hebben dit beslist in het Europees Parlement. Totnogtoe mocht de daggrens voor fijn stof jaarlijks 35 keer overschreden worden. Nu wordt dat 55 keer! Bovendien krijgen de lidstaten tot zes jaar uitstel om de limietwaarden voor fijn stof te behalen.
Dat is onbegrijpelijk. België was door de OESO juist goed en wel op de vingers getikt in verband met zijn slechte resultaten op het vlak van luchtvervuiling, en nu keuren Vlaamse Europarlementariërs goed dat er nog meer fijn stof in de lucht mag zijn!
Jaarlijks sterven in Europa nochtans 350.000 mensen voortijdig door fijn stof.
De luchtvervuiling in Europa kost ons jaarlijks 189 miljard euro aan gezondheidszorg.
Dit is pure struisvogelpolitiek.
Fijn stof doet de gemiddelde levensverwachting van mensen dalen met acht maanden. Jaarlijks wordt het inademen van deze fijne deeltjes verantwoordelijk geacht voor 350.000 voortijdige sterfgevallen in Europa. Een OESO-rapport over de milieugesteldheid in België neemt de luchtkwaliteit zwaar op de korrel.
Maar ook de Vlaamse christendemocraten, liberalen en socialisten in het Europees Parlement menen blijkbaar dat dit soort gegevens onvoldoende zwaar weegt. Dat het EP de bestaande regelgeving inzake luchtkwaliteit aanzienlijk verzwakt, is een levensgroot schandaal. Voor het eerst neemt het Parlement zelfs een zwakkere positie in dan de Europese Raad van Milieuministers.
Ook het economische aspect - veel minder uitgaven aan medische zorgen - kan het EP blijkbaar niet overtuigen. Tot 2020 kost de luchtvervuiling door ozon en door fijn stof Europa jaarlijks nochtans minstens 189 miljard euro.
De criteria van het Europees parlement rond de PM10-stofdeeltjes zijn aanzienlijk zwakker dan de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO). Toch blijken de WGO-aanbevelingen haalbaar in grote steden in industrielanden.
PROBLEMEN OPGELOST VOOR ZWIJNDRECHT?
Erger nog is dat het EP de lidstaten de kans biedt om het aantal dagen met een overschrijding van de grenswaarde voor fijn stof (PM10-stofdeeltjes) uit te breiden van 35 tot 55.
Met enig cynisme zou je kunnen stellen dat bijvoorbeeld de problemen van Zwijndrecht op deze manier van de baan zijn. In deze Antwerpse gemeente waren de jaarlijkse grenswaarden voor fijn stof al overschreden in maart. Groen!-burgemeester Willy Minnebo verkreeg daarop dat Vlaanderen extra inspanningen zou leveren om het fijn stof rondom Zwijndrecht – en zelfs in heel Vlaanderen – te bekampen.
Christendemocraten, liberalen en socialisten in het Europees Parlement hebben simpelweg beslist dat de inwoners van Zwijndrecht veel meer schadelijke lucht mogen inademen. Meer nog: ze zullen 20 dagen langer moeten wachten vooraleer de overheid alarm slaat. Hetzelfde geldt voor 22 andere Belgische gemeenten waar de lucht dit jaar al meer dan 35 dagen meer fijn stof telde dan door Europa toegelaten! Ook dit is pure struisvogelpolitiek.
De Europese Groenen zijn blijkbaar niet de enigen die zich zorgen maken. Ze krijgen ook steun uit onverwachte hoek: zelfs Europees milieucommissaris Dimas is maar matig tevreden met de stellingnames van het EP.
Een strengere aanpak is nochtans haalbaar. Dat bewijzen de VS die al in 1997 een jaarlijkse grenswaarde van 15 µg/m3 voor PM2,5 uitvaardigden. *Die limiet moet uiterlijk tegen 2010 worden gehaald. Een staat als Californië gaat nog verder. Daar geldt sinds 2003 een grenswaarde van 12 µg/m3. Het EP houdt het bij 20 µg/m3 te halen tegen 2015.
Het is nu aan de Europese milieuministers om deze verzwakking van de voorstellen niet te nemen. Als zij onvoldoende tegengewicht bieden moet de Europese Commissie het voorstel terugtrekken.
Bart Staes
Europees Parlementslid voor Groen! Persbericht EP
* Bronnen van luchtvervuiling
Natuurlijke bronnen zijn:
Vulkanen
Stof, bijvoorbeeld bij stofstormen in droge gebieden
Gassen, zoals methaan van natuurlijke oorsprong, bijvoorbeeld uit het darmstelsel van vee.
Rook van bosbranden.
Bronnen van menselijke oorsprong zijn:
Stof en chemicaliën van de landbouw, zoals in Nederland vooral ammoniak vanuit mest en kunstmest.
Allerlei industrie, waaronder ook elektriciteitscentrales.
Het verkeer door de verbrandingsmotoren, remmen- en bandenslijtage.
Verbrandingsovens.
Dampen uit bijvoorbeeld verf.
PM10 = stofdeeltjes met een aërodynamische diameter kleiner dan 10 µm.
De aërodynamische diameter van een stofdeeltje is gelijk aan de diameter van een bolvormig deeltje dat in de omgevingslucht hetzelfde gedrag vertoont als dat stofdeeltje. (info:
Wikipedia).
Roetfilters kunnen vervuiling erger maken.
Open filters beperken de uitstoot van dieselroet,
maar produceren met nieuwe brandstoffen juist meer schadelijke roetdeeltjes.
Europarlementariërs zien het wel zitten: hoe eerder roetfilters voor dieselauto's verplicht worden gesteld, hoe beter. Dieselmotoren produceren veel roet en algemeen wordt aangenomen dat ze voor een aanzienlijk deel bijdragen aan de hinderlijke en schadelijke concentraties fijn stof. Onder aanvoering van de Nederlandse europarlementariër Dorette Corbey, wordt de Europese Commissie opgeroepen om al vanaf volgend jaar roetfilters verplicht te stellen voor dieselauto's met een cilinderinhoud van tenminste 1,9 liter.
Maar uit nieuwe experimenten van de Technische Universiteit
in Delft blijkt dat het gebruik van moderne brandstoffen in combinatie met roetfilters wel minder roetmassa geeft, maar tot een uitstoot van meer kleine roetdeeltjes leidt. En het zijn juist de kleine deeltjesfracties in uitlaatgassen die dieper in de longen komen en de meeste longschade kunnen veroorzaken.
Een mier die in een chocopot gevallen is moet ongeveer hetzelfde voelen, denk ik, als een mens die een halve dag voor zijn TV gezeten, probeert de kleverige feuilletons te verwerken.
En dan mag het nog zondag zijn, een herfststorm buiten, op tafel koekjes en bier, sigaren binnen handbereik en de zetel zo gemakkelijk dat men, na enkele uren, te lam is om op te staan, ook al zou dat echt wel eens moeten!
Mijn vrouw en ik gingen na zo’n zondag slapen.
Zelfs naar boven gaan leek al een hele karwei.
Ik ontkleedde me langzaam en stond me in de spiegel een beetje verveeld aan te gapen. Ik zag mijn handen over mijn bolle buik krabben, was dat allemaal van mij geworden?
Mijn vrouw had zich ondertussen omgetoverd van de deftige zondagse versie, in een exemplaar uit ‘Duizend en één nacht’, en verdween tussen de lakens.
Traag begon ik mijn laatste kous uit te trekken, toen mijn echtgenote een giller plaatste die vrouwen alleen maar uitstoten in levensgevaar of bij het zien van een spin.
Het was een spin.
Een kanjer van een beest, men kon ze bij wijze van spreken horen lopen! En ze bewoog zich op het plafond boven ons echtelijk bed.
“Pak ze!!’ schreeuwde mijn vrouw. “Pak ze dan toch!”
Nu is een slaapkamer, en zeker de onze, niet ingericht voor een jacht op groot wild. Ik stond dus, alhoewel tot actie bereid, toch eventjes besluiteloos. Ik kon er gewoon niet aan, het plafond was te hoog.
Een man die, zoals ik, in een moeilijke situatie verkeert en zijn vrouw in gevaar weet, is echter niet te stuiten.
Ik frommelde mijn kous tot een soort sneeuwbal, mikte en … ja hoor: RAAK!!!
Kous en spin vielen in een mooi boogje precies in bed, naast het hoofdje van mijn vrouw.
Die zette terug die giller aan, zo mogelijk nog versterkt. Zij voelde zich nu echt in doodsnood. In hetzelfde moment vloog zij het bed uit, begon mij uit te schelden voor, nou ja, ik kan hier niet alles vertellen, en tegelijkertijd lag ze in mijn armen om bescherming te zoeken. ’t Was een effect van regen en zon in dezelfde stond.
Na een tijdje realiseerden wij ons dat wij stonden te rillen en dat wij uit bed waren en de spin erin!
Voorzichtig sloeg ik de lakens open, keek onder de kussens, mijn kous vond ik maar van de spin was niets, niemendal te zien.
Uiteindelijk hebben we dan al het beddengoed eraf gehaald, opnieuw en met de meeste aandacht het bed opgemaakt, maar niks hoor! Het ondier had zich, laat ons zeggen, onzichtbaar gemaakt.
Teneinde raad en blauw van de kou, zijn we zelf ook in bed gegaan.
Toen wij zo stilaan een beetje op temperatuur kwamen hadden we nog altijd de indruk dat we niet alleen waren. Bovendien stelde ik vast dat ik mijn bedgenoot met geen vinger kon aanraken, telkens opnieuw begon ze te gillen.
En tot slot heb ik de zaak helemaal verkorven en mijn huiselijke vrede voor meerdere dagen verbroken, door te zeggen: “Vreemd toch, dat is nu de eerste keer dat wij met drie in één bed liggen!”
Om de zes maand moet de wijzer, wijzer,
voor of na, een heel uur rond.
Bij een uurwerk van oud ijzer, ijzer.
Of digitaal terzelfder stond.
Refrein: Hey, ze prutsen aan de uren, uren.
Nee, dat kan niet blijven duren! duren!
Winter, zomer en daartussen, tussen,
willen wij hetzelfde uur.
Drie, vier, vijf te doen beneden, beneden.
Boven minstens evenveel.
Het nu wordt toekomst of verleden, verleden.
De staande klok werd het teveel.
Refrein: Hey, ze prutsen ...
Huilende baby zoekt met t mondje, mondje,
s morgens vroeg naar mamas borst.
Pa en ma doen menig rondje, rondje.
Dat uur heeft heel de dag vermorst.
Refrein: Hey, ze prutsen ...
Een kras oud vrouwtje viel van t trapje, trapje,
toen ze d horloge regelen wou.
Ze brak haar heup, en das geen grapje, grapje.
Haar zomeruur bleef in de kou.
Refrein: Hey, ze prutsen ...
Biologisch hapert t klokje, klokje.
t Goed gevoel toch van een mens.
In kasteel of in een kotje, kotje.
is tijd uiteindelijk de grens.
Israëlisch bombardement bezorgt Libanon grootste milieuramp
Israëlisch bombardement bezorgt Libanon grootste milieuramp.
(Persagentschap AP).
Na een bombardement van Israël, midden juli 2006, op de
elektriciteitscentrale in Jyyeh (Zuid-Libanon) vloeide meer dan
vijftienduizend ton olie in de Middellandse Zee.
Het gaat om de grootste milieuramp in Libanon. Ruim 150 kilometer van
de Libanese en Syrische kuststrook is zwaar vervuild. De olievlek
bedreigt nu ook de Cypriotische en Turkse kusten.
De vervuiling wordt vergeleken met de ramp met de olietanker Erika voor
de Franse kust in 1999. Toen belandde dertienduizend ton olie in de
Atlantische oceaan.
Nu het staakt-het-vuren blijkt stand te houden tussen Israël en de
Hezbollah, kan eindelijk werk worden gemaakt van de opruiming.
Op initiatief van de Verenigde Naties zaten internationale
experts en ministers uit Libanon, Turkije, Cyprus en Griekenland op 17
augustus bijeen in Athene, om een dringend actieplan uit te werken.
Ze waarschuwden dat de kosten van de operatie kunnen oplopen tot vijftig miljoen euro.
De OPEC maakte bekend 156.000 euro vrij te maken voor dit actieplan.
Pogingen om de olievlek eerder op te ruimen werden tegengehouden door een blokkade van de Israëlische zeemacht.
Achim Steiner, directeur van UNEP, het milieubureau van de Verenigde
Naties zei: De situatie is bijzonder ernstig. Ik kan me niet indenken
dat het ooit eerder vier weken duurde voor men kon beginnen aan de
opruiming van een milieuramp van deze omvang.
Ezio Amato van de ICRAM, een onderzoeksinstelling van UNEP, zegt: Dit
is een immense catastrofe voor de biodiversiteit. De vervuiling heeft
de bodem van de Middellandse Zee bereikt waardoor onder meer de
tonijnpopulatie zwaar wordt bedreigd, aldus Amato.
De Libanese minister van Milieu, Jacob Sarraf, liet al voor het begin
van de internationale vergadering weten dat zijn land een klacht zal
indienen tegen Israël.
Hij zal waarschijnlijk denken dat het principe de vervuiler betaalt hier ook mag en moet gelden.
Dat vinden trouwens ook de meeste mensen waaronder in ieder geval:
(Geschreven, nog in de tijd van eerste minister Tindemans, maar spijtig genoeg actueel gebleven )
Wentel meteen het frivole uit uw gedachten, want eenieder zou toch
kunnen weten dat ik hier mik op het lekkere teefje, op het brood des
levens eigenlijk, onmisbaar in alle tijden.
Natuurlijk, het is waar, met wentelen kunt ge alle kanten uit.
Zo bestaat de mogelijkheid dat tegen de goesting van het volk - er atoomraketten wentelen boven Florennes
Kostelijker nog, president Reagan (ondertussen vervangen door Bush)
spreekt alweer buik door onze geel-blauwe (nu rood-blauwe het is heel
moeilijk om in de kleuren bij te blijven!) vingerpopjes om zijn wrede
vrede bij ons, of boven ons, tot in de sterren met raketten te
bevechten.
In deze godgeklaagde omwenteling wordt, benevens de vredesduif, ook de
democratie genekt. Terwijl de hongerige wereld, die uit is op
kroketten, enkel raketten resten, plus de zegen van de kerken en de
zever van de Tindemansen (vul de huidige dappere leiders nu zelf maar
in).
Strijden moeten we daartegen, jawel.
En daarom ook eten, sober liefst, zoals deze teefjes zijn, gewenteld
eerst in smaakvolle sappigheid en dan nog eens, bronzerend op het vuur.
Kook dus een pijpkaneel in een half litertje melk, kieper er een zakje
vanillesuiker in en laat dat afkoelen. Sla apart, vreedzaam toch in een
diep bord, een ei dooreen met een ietsepietsje zout en een peperpuntje.
Goed, verzamel nu vier sneden oud brood en laat die net zolang baden in
de melkromigheid tot ze, als stevig meisjesvlees, zacht zijn. Echte
teefjes worden het door vlug dopen, één voor één in het bord, goudgeel
door die vochtige kus van het ei.
Bak ze direct met een vleugje olie in een tefal-, of een dikke-bodempan, langs weerkanten pannenkoekbruin.
Harop, mijn dierbaren, zet u haastig, want mijn teefjes willen warm
veroverd en verorberd worden. Strooi er bruine suiker op of smeer
confituur gul en smul. Giet daar dan goeie Max Havelaar koffie
achterna.
Als nagerecht nog, alstublieft, een naïeve gedachte: zou het niet
allemachtig goed zijn voor echte vrede, om dat rakettengeld smakelijk
te gebruiken voor wentelteefjes voor iedereen?
Een woordje uitleg: u kan het kruiswoordraadsel als volgt invullen.
U plaatst uw cursor in een vakje. Dan ziet u net boven het
kruiswoordraadsel de opgave. Het rode vakje en de grijze vakjes geven
aan op welke plaats het gezochte woord moet komen. Het antwoord typt u
gewoon in. U kan doorheen het rooster bewegen met de pijltjestoetsen,
of met de muis. Als u alles correct hebt ingevuld, ziet u de foto
verschijnen van de politicus die wij zoeken.
Refrein.
’t Zwak puntje is: preisoep met room.
Tomaat gevuld met garnaal.
Dan frietjes met steak, mayonaise op een kroon.
Dame blanche, feestelijk maal!
Eten en drank smaakt u zo wel.
Je groeit in een groter formaat.
Wordt dik dan de hel met een appelsienvel.
Slank af, tot het overgaat.
Kuur één smelt ’t vet met kilo’s zo weg.
Belooft men je zwart op wit.
De kuur kost veel geld, maar je buikje moet weg:
’t Toilet is je vaste zit!
Kuur twee, drie en vier, zeven pillen per dag.
Zenuwen spannen een boog.
Goesting in van alles en niets dat nog mag.
Je gromt en roept te hoog!
’t Zwak puntje is:….
Opgeven? Nee! Je moet op dieet.
Yoghurt en magere kaas.
Rolmops met een ei, tomatenpuree.
De wind vanachter helaas!
Een dagje van thee, op water en brood.
Dag, wortels, selder en raap.
Dan appels en peren, meloen reuzengroot.
Koop kleren in kindermaat!
’t Zwak puntje is:….
Verlies wat gewicht maar niet je verstand.
Wand’len en fietsen geeft moed.
Mijd vet en te zoet, probeer iets pikant.
Daarvoor is liefde ook goed!
Goed puntje is: soep zonder room.
Tomaat gevuld met garnaal.
Geen frietjes, wel steak, mayonaise slechts ’n boon.
Dame blanche, een enkele maal.
Hun dossiers zagen er ongeveer hetzelfde uit. Allebei de dames waren 92 jaar oud, ze waren ook even groot en bijna even zwaar, beiden hadden ze een zwak hart, zaten ze in een rolstoel en vergden ze veel zorg. Die zorg werd verstrekt door het personeel van het Rusthuis waar ze alle twee verbleven sedert een vijftal jaar, wegens ernstige vermindering van hun mobiliteit en zelfredzaamheid. Toch zou niemand het in zijn hoofd halen Emérence en Prudence met elkaar te verwisselen. Daarvoor was het verschil in uitstraling veel te groot. Terwijl Emérence er bijna altijd opgewekt en vriendelijk uitzag, viel bij Prudence het norse meestal het eerste op. Zo open en sociaal de eerste, zo gesloten en niet aanspreekbaar de tweede. Emérence had vijf kinderen grootgebracht, van wie de oudste, 'ons Moniekske, haar steeds thuis had verzorgd tot het echt niet meer ging. Monique kwam vaak op bezoek en deed wat ze kon om haar moeder, die steeds een fier madammeke was geweest, haar persoonlijkheid te laten behouden. Monique was zeer handig en vindingrijk en kon zo van een eenvoudig koopje, een aangepast kledingstuk te voorschijn toveren, dat niet alleen netjes maar ook praktisch was. Het personeel was er haar zeer dankbaar voor. Prudence was jong weduwe geworden. Haar man en zoon waren verongelukt bij hetzelfde verkeersongeval. Misschien verklaarde dit ten dele haar zelf gezochte eenzaamheid en bitterheid. Om de maand kreeg ze bezoek van een neef, die ook haar petekind was. Hij behartigde haar belangen en zorgde ervoor dat ze niets tekort kwam. In het begin kwamen zijn vrouw en kinderen nog mee. Maar door de houding van Prudence, die hen onvriendelijk behandelde en zelfs beschuldigde van diefstal, werden deze bezoeken enkel nog als plicht aangevoeld met Nieuwjaar en op haar verjaardag. De neef deed werktuiglijk zijn plicht, bleef correct, maar kon van die hele tante Prudence geen hoogte meer krijgen. De personeelsleden van het Rusthuis deden hun best om Prudence te begrijpen en in te volgen, maar kregen er ook een punthoofd van. Op een dag kwam Monique haar moeder opzoeken. Ze had een pakje bij met twee nieuwe bloezen erin, weer een opgeknapt soldeke, waarmee ze haar moeder wou verrassen. Het diensthoofd hield haar echter tegen; haar moeder was ernstig ziek geworden, de dokter was al langsgekomen en vreesde dat haar einde ging naderen. Monique bleef de hele tijd bij haar moeder waken, tot ze zachtjes overleed. Samen met het personeel bracht ze alles in orde voor de begrafenis en daarbij vroeg ze heel voorzichtig: zouden jullie die nieuwe blauwe bloes kunnen gebruiken om mijn moeder op te baren en die andere met bloemetjes, ja geef die maar aan dat mevrouwtje ik geloof dat ze Prudence heet ze heeft wel ongeveer dezelfde maat als mijn moeder. En enkel als ze wil hoor, ik wil haar niet kleineren. Maar ze ziet er zo triestig uit, misschien fleurt ze er een beetje mee op. Zo geschiedde. Op een dag gaf een verzorgster Prudence haar wekelijks bad, waartegen ze zich zoals gewoonlijk heftig maar tevergeefs verzette. Prudence had blijkbaar een aangeboren schrik van water en kleren die in de was gaan verslijten te vlug.
Toevallig bracht de kapster van het Rusthuis diezelfde dag haar haren in orde en .. ook toevallig morste Prudence tomatensoep op de bloes die ze aanhad. De verzorgster achtte dit het geschikte moment, haalde de nieuwe bloes te voorschijn en vroeg quasi naïef aan Prudence of ze deze bloes wou aandoen. Prudence reageerde met gegrom dat door de verzorgster als een ja werd gehoord en werd met de bloemetjesbloes aan in haar rolstoel gehesen en naar de tuin gebracht. Het diensthoofd dat passeerde kreeg Prudence in het oog en zei heel spontaan: Oh mevrouw Prudence, wat ziet u er vandaag goed uit. Zo mooi heb ik u nog nooit gezien Cindy, zo heette het diensthoofd, had immers ondervonden dat een echt gemeend compliment de meeste mensen opbeurt. Zo had ze een onvermoed tekentalent ontdekt bij de heer Verhaegen, die sindsdien mee voor menukaartjes zorgde. Ook kon ze zo mevrouw Keppens er steeds opnieuw toe overhalen heel mooie feesttafels te dekken en de heer Smets zong mee in het koor nadat hij de nodige bevestiging had gekregen. Maar bij Prudence pakte het heel anders uit. Ze nam de woorden van het diensthoofd zeer kwalijk, ze raakte er helemaal van overstuur en bleef drie dagen in haar bed liggen. Wat ze wel dachten, zeggen dat zon ziek mens als zij er goed uit zag. Ze durfden nog al eens, ze waren nog veel te jong, ze snapten niet wat ze allemaal al mee had gemaakt De dokter kwam langs en verstond het ook niet. De neef kwam op bezoek en vloog na een paar minuten buiten. Prudence schold de jonge verzorgsters het hoofd vol en eiste verzorging door het diensthoofd. Een heel moeilijke week ging voorbij, en het humeur van Prudence evolueerde van uiterst slecht tot gewoon niet goed. De bloes in kwestie kwam gewassen en gestreken voor goed in de kast te hangen. Ondertussen was Emérence begraven en had men aan haar dochter niets durven zeggen over Prudence.
Cindy, het diensthoofd, wist wel dat niet iedereen op dezelfde manier reageert. Toch had ze de hele week lopen tobben en piekeren over wat ze verkeerd zou kunnen gedaan hebben. Heel toevallig kwam ze, een tijdje later, in een tekst het woord statussymbool tegen. Dit woord bleef in haar hoofd hangen al wist ze niet waarom. Plots viel haar frank of is het nu haar euro. Jawel , dit was misschien de oplossing voor het raadsel Prudence. Prudence had een status nodig en vond die in het patiënt zijn, en een patiënt ziet er niet zo goed uit en wordt op veel vlakken helemaal anders behandeld als een gezonde. Alles wat wees naar gezondheid deed afbreuk aan haar identiteit, die voor alles gestoeld was op een sukkel zijn en ook een slachtoffer.Van die rol genoot ze. Vermits er toch nooit een echt definitief antwoord op de waaromvraag omtrent het gedrag van Prudence zou komen, nam Cindy maar aan dat haar idee dan toch misschien een redelijke uitleg aanbracht. Van dan af kon ze weer beter slapen.
Zone 30 kan niet zonder Intelligente Snelheidsaanpassing (ISA)
Zone 30-maatregelen zoals wegversmallingen, verkeersdrempels, zebrapaden zonder verkeerslichten, waarschuwingen, octopusjes en andere dikwijls kostelijke zaken, helpen niet of totaal onvoldoende om autobestuurders te overtuigen niet sneller dan aangegeven te rijden.
In Vilvoorde bewees op 2 september op een doorslaggevende manier voor de zoveelste keer wat hierboven staat. Ter hoogte van het atheneum, waar de weg versmald was om kinderen veilig naar school te brengen, reed een chauffeur tegen meer dan 100 per uur een moeder en haar vijfjarig kindje aan op het trottoir. De moeder overleefde dit moorddadig besturen niet en het kindje vecht nog voor zijn leven. Men mag daar maar 50 km per uur rijden...
Tevens bewijzen tal van metingen dat meer dan de helft van de autobestuurders in de zone 30 de aangegeven snelheid niet respecteren, en sommigen reden tot dubbel en meer te snel!
Waarom hoort men geen enkele mobiliteitsminister verwijzen naar de enige deugdelijke oplossing, de Intelligente snelheidsaanpassing (ISA). Dat is een apparaatje dat in iedere auto kan aangebracht worden, reageert op satellietgegevens en dat de snelheidsgegevens in elk dorp in elke straat kan doen respecteren.
Proeven in het buitenland en ook bij ons in Gent, bewijzen dat ISA daar uitstekend voor geschikt is (zie ook het artikel 'De Week van de Zachte Weggebruikers' van mei 2006 dat u terugvindt bij ons archief onderaan). Men kan dat doen op meerdere wijzen: het gaspedaal voelt stroever aan bij het overschrijden van de aangegeven snelheid, men hoort en ziet in de auto waarschuwingen dat het te snel gaat, en in zeer kwetsbare gebieden, zoals rond scholen en bejaardentehuizen, kan men het gewoon onmogelijk maken dat de aangegeven snelheid overschreden wordt.
Dat alles zonder kostelijke maatregelen voor de gemeenten die hun straten en pleinen, niet meer moeten omploegen.
Waarom ook de Voetgangersbeweging, die dit weet, in haar knap Octopusplan voor zone 30 bij scholen, daar niets over zegt, is totaal onbegrijpelijk. Net zoals ook, eens te meer, het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid, dit niet als alternatief naar voor schuift. Onbegrijpelijk en eigenlijk ook totaal onverantwoord!
Vroeger heb ik een beetje spottend gedaan rond een mogelijke oplossing voor de Ziekenhuis-bacterie (zie artikel 'Ziekenhuisbacterie een neus gezet!' in Jef Vergif N° 3, Januari 2006),
maar deze zeer ernstige katastrofe voor senioren, vooral die
lichamelijk verzwakken, is helemaal niet om te lachen! Dat geldt
trouwens voor alle mensen met verminderd of onvoldoende opgebouwd
afweersysteem.
Er woeden twee soorten ziekenhuisbacteriën in ons
land: MRSA en MREA in het medisch jargon. Het gaat om ziektekiemen die
in enkele jaren tijd haast volledig resistent werden tegen antibiotica,
vooral door overmatig en ondoelmatig gebruik van deze geneesmiddelen. Belangrijk
om weten is dat in Nederland en in de Scandinavische landen dit
probleem zo goed als niet bestaat, als gevolg van een goed
antibioticabeleid.
Anti betekent tegen, 'biotica'
komt van het Griekse Bios = leven. Dus in deze voor het vernietigen
van ziekmakende bacteriën. Een goed antibioticabeleid staat dus voor: alleen bij noodzaak en specifiek gericht.
Federale
minister van Volksgezondheid, Rudy Demotte (PS) zegt dat de jaarlijkse
dodentol oploopt tussen 2500 en 3000 als gevolg van de
ziekenhuisbacterie. Vijf tot tien procent van alle patiënten in een
ziekenhuis raakt besmet, dat levert ieder jaar zowat 110.000 infecties
op. Demotte lanceerde een campagne ter bevordering van handhygiëne van
dokters en verplegend personeel, die hier en daar min of meer, goed
opgevolgd wordt. Ondertussen is het een feit dat ook in tal van rust- en verzorgingstehuizen die bijna ongeneeslijke kwaal opduikt. Eigenlijk
weet men niet goed welke ziekenhuizen (en rust- en verzorgingstehuizen)
te kampen hebben met de bacterie. Of waar de bacterie niet huishoudt!
Vandaar dat Inge Vervotte, de Vlaamse minister van Volksgezondheid
(ook in deze speelt de ingewikkelde Belgische situatie haar rol, of de
bacterie onderscheid maakt tussen Walen, Brusselaars, Duitstaligen en
Vlamingen, valt te betwijfelen) met de ziekenhuizen is overeengekomen
om ziekenhuisinfecties verplicht te registreren. Op 9 februari van
dit jaar zou een concreet voorstel voor die registratie- en
inspectie-procedures voorgelegd worden tussen de ziekenhuizen en de
Vlaamse overheid. Tot op heden is daar weinig of niets meer van te vernemen.
In
De Standaard van 11 januari 2006 zegt medisch wetenschapper Luc
Bonneux, Het heeft me altijd verbaasd hoe groot de
kwaliteitsverschillen tussen ziekenhuizen zijn. Sommigen doen het heel
goed, de meeste doen erg hun best, enkele zijn abominabel slecht.
Maar patiënten weten niet welke en ook huisartsen weten het meestal niet.
In België heb je toegang tot de beste medische zorg ter wereld, maar je moet wel weten waar je moet zijn.
Prof. Herman Goossens, microbioloog, zegt in een berichtgeving van reporter Tom Cochez op 11 januari 2006, onder meer: "De
ziekteverzekering mag dan al kreunen onder de vergrijzing en de
medisch-technologische (r)evolutie, elk doosje antibiotica dat over de
toonbank gaat, wordt nog steeds terugbetaald door de ziekteverzekering. We
hanteren een pervers systeem. In andere landen werkt men met budgetten
voor anti-biotica. Ziekenhuizen hebben er dan alle belang bij om dit
geneesmiddel enkel voor te schrijven wanneer het echt nodig is.
Ziekenhuizen werven microbiologen aan om een verantwoord
antibioticabeleid te voeren. Dat loont ook financieel. In België
besta ik niet als microbioloog en heet ik gewoon klinisch bioloog.
Belgische ziekenhuizen hebben er dan ook geen enkel belang bij te
besparen op antibiotica, integendeel zelfs. Het mangelt niet alleen
aan politieke moed om een budgettering voor antibiotica door te
drukken, ook artsen en de farmaceutische industrie zijn forse
tegenstanders. De medische wereld schreeuwt moord en brand bij elke
poging om de therapeutische vrijheid aan banden te leggen, en ook de
farmaceutische industrie ziet een budgettering en teruglopende verkoop
van antibiotica niet zitten. Zo kampen we met een stevig probleem:
de industrie wil nu al niet meer investeren in nieuwe antibiotica. Ze
verdienen pakken meer geld met andere geneesmiddelen zoals
antidepressiva, die vaak maandenlang geslikt worden. Dat België achterop hinkt in de bestrijding van ziekenhuisbacteriën, heeft alles te maken met het antibioticabeleid in ons land.
Ondertussen is het een dieptriestige beleving: je gaat als oudere
mens in de kliniek om één of andere medische ingreep te ondergaan en te
herstellen. Maar al te dikwijls geneest men u daar niet, je krijgt er
een langdurige ziekte bij, waarbij je veel geluk moet hebben om het er
levend af te brengen. Daarenboven moet men bij je thuiskomst als je
nog thuis komt gedurende enige tijd alles grondig ontsmetten, wil je uw
medebewoners niet aansteken met die moordende bacterie.
En komt het nu omdat het meestal gaat over verzwakte oudere mensen,
maar wel een hele massa, dat er zo weinig echt beweegt in de politieke
wereld in de, hoogstnodige, strijd tegen die dodende bacterie? Of zou dat een deel van de oplossing zijn om de groeiende vergrijzing in te krimpen?
Heel interessant: zowel uw brief aan Kathleen Van Brempt, want het is goed dat zij toch weet dat de mensen niet van deze reclame houden. Ook haar antwoord: ik ben blij te horen dat ze een soort raad van wijzen gaat instellen.Mij is niet helemaal duidelijk of de bond van Trein-Tram-Busgebruikers vertegenwoordigd zal zijn in deze raad - het lijkt me van niet, omdat Van Brempt zegt dat hun opmerkingen zullen worden vertolkt door De Lijn. Dat is wel jammer dat het publiek er niet rechtstreeks zou bij worden betrokken. Zij moeten immers op die reclame kijken. als je haar antwoordt, zou je dit misschien kunnen suggereren eventueel?
Een tweede opmerking betreft de bekendheid van deze beleidsmaatregel. Ik denk dat vele mensen hier toch wel blij mee zullen zijn (dat er een beleid rond komt waar vroeger chaos heerste). Het is allicht een stap in de goede richting.Mocht je haar schrijven, kan je dan ook vragen wanneer ze plant rond dit beleid ruchtbaarheid te geven? Dan zal ze wellicht van vele burgers nog goede tips krijgen, maar dat kan het beleid alleen maar ten goede komen!Ik vind het positief dat zij er zelf mee bezig is, en ook dat ze u een volledig antwoord heeft gegeven. Van Brempt heeft hier in Antwerpen een hele goede reputatie, ook op karakterieel gebied om het zo te zeggen (geen dikke nek). En het hart op de juiste plaats (geen valse socialist). Ik weet niet of deze reputatie terecht is, maar deze brief wijst toch op een democratische instelling enigszins.
GroetjesMargo.
Beste Margo,
Dank voor uw schrijven.
Ik vond uw brief goed genoeg om die ook rechtstreeks naar minister Van Brempt zelf door te sturen.
Heb ik al verteld dat ik tegen mijn binnenste zelf spreek
(ik heb mijn alter ego Godfer genoemd, omdat er al te dikwijls vloeken bij te pas komen)?
Ach iedereen doet dit, hoe eenzamer (dikwijls hoe ouder) hoe meer. Kijk maar naar de
chauffeurs, al vloeken die meestal op de onkunde, de ongelooflijke stommiteiten van hun
collegas; ze gebruiken daarbij ook lichaamstaal, enfin vingertaal, vooral met de middenvinger.
Maar ik wil het over iets zeer eenvoudig, uitermate lekker en toch origineel hebben:
Ajuinringen, zo klaargemaakt dat ze, eens verorberd toch niet zwaar terug naar boven borrelen.
Dit gerecht is, opgesmikkeld, wonderlijk genoeg zelfs in intiem gezelschap niet te ruiken.
Ajuin kost niet veel, is zeer gezond, helpt zo t schijnt tegen te veel suiker en tal
van andere kwalen.
Dat de dokters het niet voorschrijven is uit schrik om een massa klanten, pardon, patiënten
te verliezen, vermoed ik.
Er zijn tal van soorten, allemaal anders en allemaal buitengewoon goed. - Gelijk onze
politiekers, bedoelt ge. - Zwijg Godfer, dit gaat heel gesmeerd zonder. Pel en snij een grote ui in ringen van een tongdikte in rust. Zet
ze in een potje geschikt voor de microgolf, giet daar dan droge of de
wat zoetere medium sherry over tot de onderste ringen zowat
(ver)dronken zijn, de bovenste moeten door de boel een paar keer om te
draaien ook hun deel
krijgen. Eerlijk behandelen dus. -Lach niet Godfer, dit gaat hier over een gerecht, niet over het Recht.
Dan zet ge dit geestrijke gedoe in de microgolf. Zet het ding aan op middelgrote kracht,
geef drie minuten en draai de schijfjes onderste boven en dan opnieuw op halve kracht drie
minuten. Nu zouden de ajuinringen precies bijtgaar moeten zijn, dus niet boterzacht maar
à dent zoals de Fransen zo welsprekend zeggen.
Ja vanzelfsprekend gaat dat, iets minder goed, ook in een pannetje
met dikke bodem op een gewoon, maar wel likzacht vuurtje. Ge moet dan
wel rekenen op ruim tien minuten vooraleer de ringskes om te keren, en
even lang langs de ommekant. Bijtijds ook eens met een vork testen aub.
Ge hebt boerenpaté gekocht, wildpaté is ook goed, maar het eerste past hier beter.
-Boeren boven, gelijk altijd. Stil nu Godfer. Neem grof brood, tarwe, rogge of gemengd, de boterhammen dik smeren met paté, druk
daarin zoveel uiringen als mogelijk en laat het u smaken. Ge zult er bij smakken, geloof me!
Natuurlijk kunt ge ook magere platte kaas, of kwark smeren in plaats van paté, dan nog
zal die ajuin meer dan deugd doen. Maar mijn voorkeur kent ge nu.-Uw voorkeur heeft u
godfer al dikwijls bedrogen. Godfer, het gaat nu eens niet over politiek, daarbij politiekers weten niets over
lek-mijn-lipje eten dat eenvoudig, goedkoop en toch gezond is. -Ben godfer benieuwd, hoe ge dit stukje gaat ondertekenen?
Alles wordt gewoonte. Zelfs de vreemdste dingen lijken na een tijd normaal.
Allé, toen ik een schoolmeisje was in Sint-Niklaas, was er aan mij veel meisje en weinig
schools. Op mijn zestiende kregen ze mij er met geen stokken meer binnen. En nu, nu ik
bijna dertig ben, een man heb, twee kinderen en twee katten, samen met een intense
belangstelling voor Derdewerelddingen, nu is schoolgaan voor mij routine geworden.
Maar ik moet er wel voor oprijden, alle dagen van Sint-Niklaas naar Brussel, waar ik in de
Sociale School de lessen volg.
Geloof het of niet, maar niets is bekwaam mij daar weg te houden. Geen schreiende kinderen
s nachts, of, zoals het nu weer was, ook geen bronstig kattengejank.
In het station van de Wase hoofdstad zie ik mijn dagelijkse reisgezel Antonio, een
Colombiaanse vluchteling, die eveneens naar Brussel trekt om daar Nederlands te leren.
Er was nergens anders plaats en er zijn trouwens te weinig subsidies voor.
Zoals iedere gewone mens al weet, wordt er in deze kostelijke tijd bij de verkeerde lui
bespaard.
O ja, ik heb Spaans geleerd in de avond-school en dat komt goed van pas voor mijn contacten
met politieke vluchtelingen die, voor diegenen die ze zien wil, ook in onze kontreien
vereenzamen en wat verloren lopen.
We stapten in de vroege ochtend in de trein die ons in deze natte wintertijd, als eerste
reizigers met open ramen en natte banken, koud en vochtig opnam. Rillend voelden we het
grote verschil tussen eerste en tweede klasse bijzonder goed aan.
We sloten de ramen, droogden de banken af en terwijl de gewone medepassagiers
in Sint-Niklaas een tweetal leraressen die ook tot Brussel moesten binnenkwamen,
zaten we huiverend op het vertrek te wachten.
Ik stopte de natte zakdoek in mijn open-staande boekentas naast mij op de bank, en
probeerde via de Spaanse woordenvloed van Antonio de treinmiserie te vergeten.
We reden en in Temse, de eerste stopplaats van onze boemel waar zich een drietal
reizigers bij ons voegden, begonnen wij de verwarming te voelen. Tevens drong er een sterker
wordende geur stank is eigenlijk een juister woord in mijn neusgaten.
Maar net als daarstraks de vochtige kou, wilde ik die niet tot mij laten doordringen. Ja,
jawel dat kan. Het is zoiets als die crisis van tegenwoordig. De topleiding van het land en
zelfs de vakbondsleiders, lijken die toch ook maar zeer moeizaam te willen beseffen.
Maar wij waren echter maar net opnieuw beginnen rijden toen plots klaar en duidelijk in
onvervalst Sint-Niklaas dialect, de zin klonk: Azoe hier stinken seg, was da noo?
Ik keek nu toch even op en zag de twee leraressen verdacht verder onder
mekaar fezelen, terwijl ze beschuldigend keken
naar mij, nee naar Antonio. Maar die scheen er niets van te merken en vertelde in zijn rad
Spaans verder over de methoden die ze toepasten om gemakkelijk Nederlands te leren.
We stopten in Bornem, Puurs en in Willebroek liep dan, zoals altijd, ons compartiment vol.
Ik nam dan ook de boekentas van naast mij en zwierde hem op de open bagageruimte voor mij,
boven de hoofden van de twee schooljuffrouwen.
Het was ondertussen al lekker warm geworden in de trein. De kille klammigheid van een
beetje geleden deed de warmte nog prettiger aanvoelen. Ook de stank leek te verminderen.
Alles scheen echt behaaglijk te worden zoals wij het graag hebben en zo rap
vanzelf-sprekend vinden.
Eventjes zweeg Antonio en ik ook, daardoor was het contrast zo groot toen diezelfde
Wase scherpe stem luid zei: Seg, dienen bruine heed hem zekers nie gewassen? Is t niet
schandaolig gelek as dat die vremde luizen ons hier allemoal kommen verpesten?
Er viel een harde stilte.
Ik voelde het bloed naar mijn hoofd stijgen van schaamte en woede. Ik zag dat Antonio
die de woorden wel begreep, dat wist ik goed genoeg integendeel bleek werd toen hij de
smerige bedoeling doorkreeg. Rondkijkend van de ene naar de andere reiziger, zwijgend
kroppend, inwendig vloekend over de domme lompigheid van die lerares, vielen mijn blikken
op mijn tas boven haar hoofd.
En plots wist ik het!
Natuurlijk, God, ik had het al eerder kunnen weten. Ik vloog recht, greep de boekentas,
trok hem verder open en stak er mijn gezicht in en dan, dan hield ik hem opengesperd onder
de neus van dat mens dat kinderen moest opleiden. Hier!! riep ik, hier zit de stank
madam! Walgend trok die haar hoofd terug. Maar ik hield niet af en terwijl Antonio mijn
arm greep, slaagde ik er toch in om de tas bijna over haar hoofd te krijgen.
Ruikt ge t? schreeuwde ik, ja steek er uw snuffel maar eens goed in, dan weet ge
t zeker. Het is namelijk mijn loopse kater die er vannacht in gepist heeft. Mijn Vlaamse
kater in mijn Vlaamse boekentas madame. En dienen bruinen heeft zich wél gewassen, hoor!
Ik was gewoon razend. Antonio echter probeerde mij sussend naast zich te trekken, toch
voegde ik er nog aan toe: Weet ge madame, wat er nu nog meer stinkt? Wel, dat is uw rot
racisme, en vergeet dat niet meer, nooit meer!.
De lerares, met een tomaatrode kop slikte krampachtig, maar blijkbaar toch niet haar
lesje, want ze stond recht, greep de arm van haar collega en zei: Kom.
Ze verdwenen in een ander compartiment.
Echt waar, ik had de indruk dat op slag de stank veel draaglijker werd, menselijker,
als ik dat van kattenpis mag zeggen.