In het boek Brugge & Kant van Martine Bruggeman heb ik dit moraliserend kantliedje gevonden.
Het komt uit de liederenbundel van E. Duvillers en werd in 1846 te Brugge uitgegeven.
In dit lied wordt de situatie van het spellewerkende kind op school beschreven, dit in vergelijking met andere werksituaties zoals in dit geval : werken bij de boer.
Hoort kinders, hoort nu t lotgeval
Van Anastasia De Bal.
De dochter werkt nu op het land,
En leeft nu vry van allen band.
Als zy hier op haer stoelken zat,
En een gemaklyk leven had,
Kreeg ze ieder week een halve kroon :
Ik heet, ik, dat een fraeyen loon.
Maer neen, voor dat hooveerdig ding,
Was zulk een winste te gering ;
Het was maer nauw een bakte brood,
Zey t meysje, en t speelde op zynen poot.
Ze nam al zeer een broksken kalk,
En schreef haer schulden aen den balk.
En zy vertrok met haeren kant,
En liet haer kussen in den brand.
Nu werkt en slaeft zy by den boer,
En vloekt als enen stadspandoer.
Ze wint zoo wat een franksken meer,
Maer, kinders, luystert nu een keer!
Hier is het lied halfweg!!!
Morgen het vervolg
08-03-2007 om 00:00
geschreven door Gisela
|