Eerst en vooral, dit blogje bestaat sinds vorige week reeds
zeven jaar! Als-t-u-belieft...!
Het zal wel geen wereldrecord zijn maar velen houden het
toch niet zo lang vol... vrees ik zo een beetje.
Om dit te vieren zal ik het vandaag kort houden.
Een paar dagen terug wou ik wraps maken en schreef er dan
maar ineens een stukje over. Wat wraps zijn weet je wel hoop ik, het stukje is
geschreven op het andere blog, dat trouwens maar twee weken jonger is dan
Keukenverhalen, hier te
lezen.
Dus van twee kalkoenlapjes had ik mooie fijne reepje
gesneden, die werden goed gekruid met kerriepoeder en er nog een extra snufje
cayennepeper er overgewuifd, en toen
wilde ik de reepjes vlees bakken in mijn beste zondagse tefalpan. Een royale
geut arachideolie in de pan gegoten, goed warm gemaakt en dan het vlees er
in...
Na juist geteld drie seconden lag gans het gasvuur onder de
oliespetters... van links naar rechts en van boven tot onder.
Is dat erg? Neen maar ik mocht de boel nadien toch maar
opvegen... zelfs de keukenvloer lag onder een olielaag.
Ik herinner mij nog goed dat een dame mij vroeger tijdens een
les eens vroeg; hoe bak je nu eigenlijk een goede biefstuk? Hoe doe je dat? Zij
bedoelde dus: hoe bak je goed een biefstuk!
Ik heb haar dan alles uitgelegd over de bijtjes en de bl...
de pan en de boter, eerst de pan goed heet maken, dan een klont boter er in doen
en wachten tot die boter begint te bruinen en dan leg je de gekruide biefstuk
er in...
Ah, ja, maar dan spat mijn gasvuur (stoof zegde ze ...)
helemaal onder...!
Volgens haar dus liever een gekookte biefstuk dan een vuil
fornuis...
Nu ik toch bezig ben met mij van alles te herinneren... toen
we, mijn vrouw en ik, nog in Korea woonden en werkten, had ik daar ooit de pech
om te mogen of te moeten verhuizen naar een appartement waar voordien een
Chinees echtpaar gewoond had... Dat de zin van de Chinezen voor hygiëne niet
van topniveau is, is terwijl reeds lang geweten,maar daar...! We hebben twee weken geveegd en
geschrobd met Spic&Span om alle oliedampen van de muren en de zoldering te wassen.
Chinezen kennen geen boter of margarine in hun keuken... ze
gebruiken alleen olie... welke olie, dat doet er niet toe, als het maar olie
is.
Zien jullie de vraag al aankomen, hoe komt het dat olie zo
spat en boter dat niet doet?
Olie is een zuivere vetstof. Olie bestaat uit 100 % vetstoffen...
Boter daarentegen bevat slechts, slechts... ongeveer 85 %
vetstoffen, de andere 15 % bestaat uit water, eiwitten, zouten en nog zo wat
van één en ander... Dat botervet is geëmulgeerd met het vocht... dit wil
zeggen, vetstof en vloeistof zijn innig verbonden tot één geheel.
Daardoor lukt boter er ook in om extra vocht op te nemen, op
te slorpen.
Neem een klont zachte boter, doe er een greepje gehakte
peterselie in, citroensap, peper en zout en meng goed. Na enkele minuten
verwerken zal het citroensap en de vochtige peterselie compleet in de boter
opgenomen zijn. Probeer dat eens met olie en dan sta je na een week nog te
roeren en er zal nog steeds olie met peterselie, peper en zout en citroensap in
de kom zitten en geen hofmeesterboter wat het zou moeten worden. Anderzijds
kan boter ook extra olie opnemen, geen probleem, maar dit alles binnen de
perken natuurlijk.... een eetlepel boter kan geen liter water opslorpen... maar
zoiets rond de 10 % moet wel lukken.
Waarom spat je biefstuk, visfilet of kipfilet zo hevig als
je die in hete olie legt?Omdat het
vocht uit dit vlees of vis zich niet mengt met de hete olie en dus als
waterdamp wegspat, de hete olie als kleine druppeltjes meesleurend in de
vlucht...
Die druppels olie belanden dan op je fornuis dat net zo mooi
opgeblonken was...
Leg je diezelfde biefstuk, kipfilet of vis in hete boter..
dan zal de boter het vocht opnemen en waaruit het vocht nadien traag verdampt...
Daarom ook krijgt iets dat gebakken is in olie een krokanter
korstje dan hetzelfde product dat gebakken werd in boter. In boter zit vocht,
olie is vochtloos... Uiteraard verschilt de smaak nadien ook.
Dan is er nog een ander verschil. Olie kan verwarmd tot
worden tot een hoge temperatuur, zeg maar zoiets rond de 180 tot 190°C
vooraleer ze begint te roken. Dit is slechts een algemene regel... sommige
oliën kan je beter niet al te hevig verwarmen... notenolie bijvoorbeeld en toch
zijn er nog altijd van die slimme koks die durven bakken in notenolie...
Boter begint reeds te verbranden rond de 160°C. Het zijn
eerst de vocht- en eiwitbestanddelen die verbranden en nadien ook de vetdelen
die in rook opgaan.
Bakken in geklaarde boter, dus boter waaruit de vochtdeeltjes
verwijderd zijn zal minder snel verbranden maar kan best ook niet al te warm
gemaakt worden.
Voor margarine gelden dezelfde regels als voor boter...
Margarine is in theorie hetzelfde product als boter maar dan samengesteld in de
fabriek en niet in de koe...
Op dit ogenblik bestaan er zoveel soorten margarine dat je
door de bomen het bos niet meer ziet. Er bestaan een tweetal groepen, de
bakmargarine en de smeermargarine.... Deze laatste is samengesteld uit olie die
opgebouwd uit veel meervoudig onverzadigde vetzuren en die kunnen dus beter
niet verhit worden. (Zoals ook de notenolie).
In minarine en halvarine zit op de koop toe nog eens water
en gelatine, als je dat mengseltje gaat verhitten krijg je een prachtig
spetterend en dampend spektakel...!
Dus wil je bakken in olie en het spatten vermijden, voeg dan
een klontje boter of margarine toe... het zal iets helpen maar niet gans het
probleem oplossen.
Wil je boter kunnen verwarmen tot hogere temperaturen, klaar
dan eerst de boter en voeg een scheutje olie toe.
Klaren van boter doe je als volgt: zet twee pannetjes in
mekaar met water in het onderste pan, je hebt nu een bain-marie gebouwd. Plaats
in de lege pan de nodige boter, zet je structuur op het vuuren wacht tot de boter volledig gesmolten is.
Na een tijd zie je heel goed dat een wit vocht op de bodem van het pannetje
bijeen gevloeid is. Giet nu het heldere botervet dat boven drijft in een
andererecipiënt. Het witte gedeelte is
verloren... Als je niets wil laten verloren gaan; het kan nog in de soep
gebruikt worden.
Als je boter klaart kan je dat best doen met een grote hoeveelheid
tegelijk. De geklaarde boter blijft lang goed in de koelkast. Er bestaat ook
zoiets als ghee, dat is ook botervet maar van Indiase origine en wordt daar
veel gebruikt maar is hier moeilijk te vinden en het smaakt ook anders.
Wil je absoluut in olie bakken, droog het te bakken element
dan eerst goed om alle vocht te verwijderen en gebruik zoiets als een
spatscherm dat voor enkele centen in de keukenwinkels te koop is. Een beetje
zout in de pan strooien schijnt ook te helpen maar dat heb ik nooit geprobeerd...
En leg een dweil voor je fornuis want met rubber zolen onder
je schoenen wordt het al vlug een smeerboel...!
Tags:Spatten van olie, boter, margarine, hoe te verhinderen
15-04-2012
Titanic
.
Op dit eigenste ogenblik dat ik met twee vingertjes dit
stukje zit te tikken op het toetsenbord van de PC was de RMS Titanic aan het
zinken, nu exact honderd jaar geleden...
De Titanic, het megalomaan project van de Britse White Star
Line, het schip dat niet kon vergaan...!
Vroeger vertelde meester Sander in de klas, het vierde
leerjaar, heroïsche verhalen over het zinken van de Titanic. Vooral over het
heldhaftig gedrag van het orkest is mij tot hiertoe levendig bijgebleven. Ik
zie ze daar nog altijd in mijn kinderlijke verbeelding staan, met hun gedrieën,
een accordeonist, een gitarist en een drummer, tot aan hun knieën in het water
en zij speelden onafgebroken vrolijke deuntjes om de angstige passagiers vrolijk te stemmen... Toen
het water tot aan hun kin steeg speelden zij uiteindelijk, Nearer My God To Thee... Nader
mijn God tot U...
Daarna zongen wij ook deze mooie hymne, diep ontroerd, om
onze solidariteit met het orkest te betonen... en dan was het speeltijd...
Het schip beschikte over verschillende eetzalen. In de zaal voor
de eerste klasse passagiers kon ookà la carte gegeten worden, met alle nodige
luxe van dien.
Er was een aparte zaal voor de tweede klas passagiers en een
eenvoudige eetzaal voor de derde klas reizigers. Alle info is zo te vinden bij Wikipedia.
In de vroege ochtend van 15 april, zonk de Titanic. 1581 Slachtoffers
werden genoteerd zowel bij de passagiers als bij de bemanning.
De lunchkaart van die dag werd per toeval gered door de vrouw van een Amerikaan, Washington Dodge, die de ramp overleefde en deze kaart werd onlangs geveild voor 91.000 euro... 122.000 dollar. Op de avond van 14 april 1912 genoten nog een aantal eerste
klas passagiers op de Titanic van een privé feest in het à la carte
restaurant.
Dit was hun menu :
Titanic's First Class Dinner Menu
As served on the Titanic April 14th, 1912
First Course ~ Hors d'Oeuvre
Canapes a l'Amiral
Oysters a la Russe
Second Course ~ Soups
Consomme Olga
Cream of Barley Soup
Third Course ~ Fish
Poached Salmon With Mousseline Sauce
Eighth Course ~ Salad
Asparagus Salad with Champagne Saffron Vinaigrette
Ninth Course ~ Cold Dish
Pate de Foie Gras
Tenth Course ~ Sweets
Waldorf Pudding
Peaches in Chartreuse Jelly
Chocolate Painted Eclairs with French Vanilla Cream
Eleventh Course ~ Dessert
Assorted Fresh Fruits and Cheeses
After Dinner
Coffee, Cigars, Port
Dit lijkt op her eerste zicht een zeer overvloedig en
overdadig menu maar dit was in het begin van de twintigste eeuw heel gewoon.
Een volledig menu bestond toen uit zeventien gangen. Hier zijn het er maar
elf, dus nog vrij sober.
Dikwijls worden twee gerechten genoemd tijdens een gang...
Daarvan kon je kiezen, het moest niet allemaal gegeten worden.
-Er waren twee hors doeuvres, een canapé Amiral,
een ovale toast gesmeerd met garnalenboter en rondom belegd met garnalenstaartjes.
In het midden van de toast kwamen eitjes van langoest. De andere keuze waren
oesters op zijn Russisch. Een onduidelijk recept maar waarschijnlijk oesters belegd
met een schepje kaviaar.
-Twee soepen, een consommé en een gebonden soep.
De consommé Olga heeft als garnituur een julienne van prei, knolselder,
wortelen en een soort komkommer. Een Russische komkommer die agourci genoemd
wordt.De andere soep is een eenvoudige
roomsoep die gebonden werd met gerstemeel, iets dat wij nu niet meer kennen,
maar in de oude keuken vrij veel gebruikt werd als bindmiddel voor soepen.
-Dan kwam er een gepocheerde zalm met
mousselinesaus. Dit klinkt zeker niet vreemd!
-Dan zijn we reeds aan de vierde gang. De filet
mignon Lili is een klein stukje gebakken rundfilet, belegd met een
artisjokbodem waarin een sneetje foie gras. Een schijfje truffel en truffelsaus
als begeleiding. Het vlees zelf werd gedresseerd op een crouton van pommes
Anna... een soort aardappelkoekje. De Chicken Lyonnaiseis een beetje onduidelijk maar Lyonnaise
duidt steeds op het gebruik van uien. Hierbij kwam dan een gevulde courgette.
-Dan was er lamsbout met muntsaus, een typisch
Engels gerecht of gebraden eend bestreken met een lak met calvados. Als
begeleiding was er appelmoes. Een tweede
keuze was gebraden ribstuk forestière. Met paddenstoelen en spekjes. Als
algemene begeleiding, chateau-aardappelen,
erwtjes met munt en worteltjes in roomsaus.
-Dan kwam er een punch Romaine...Een sorbetachtige schuimige drank, een
tussendoortje om de eerste maaltijd af te sluiten en dienende als aperitief om de
tweede te beginnen. Dit was vroeger een zeer ingeburgerde gewoonte.
-Daarna werd er als braadvlees, geroosterde duif
met waterkerssalade opgediend.
-Dan asperges met champagne en
saffraanvinaigrette.
-Nu komen de nagerechten; een Waldorf pudding
waarvan ik de samenstelling niet ken. Naar het schijnt een eigen recept van de
White Star Line. Perziken in gelei met Chartreuselikeur. En eclairs, je weet
wel langwerpige soezen, afgewerkt met chocolade en Franse vanilleroom.
Pasteibakkersroom zeggen we nu.
-Tenslotte verse vruchten en kaas. In welke
volgorde is niet vermeld want daarover werd er toen nogal wat gediscuteerd...
-Uiteindelijk was er dan nog port, sigaren en
koffie...
Of de passagiers ooit aan de sigaren en de port geraakt zijn
wordt ook niet vermeld...
Voor de jeugdige lezertjes: de ondergang van de Titanic is
geen hersenspinsel van James Cameron,
om aan Leonardo DiCaprio en KateWinslet een mooie rol aan te bieden maar was de harde realiteit...
Buiten alle verwachtingen bestaat daar heel wat interesse
voor, later misschien wel wat meer daarover. Niet dat de bezoekers er en
masse naartoe komen om te lezen maar uit geschiedkundig oogpunt blijkt het een
vrij interessant document te zijn.
Wat werd er gegeten tijdens de laatste wereldoorlog? Niet
echt veel mensen, ik ook niet,kunnen
het nu nog navertellen uit eigen ervaring... en dat doen ze dan zeker niet via
het internet.
Taart van aardappelschillen, bonen in de plaats van
amandelen of andere noten, stijfsel om de soep te binden, de hooikist om
brandstof te besparen, alle dagen aardappelen met ajuinsaus als er al
aardappelen waren, smokkelen, sluikslachting en noem het verder maar... !
Als ik nu over het internet surf let ik altijd met een half
oog op of er nergens het woord oorlog, oorlogskost, honger, of iets dergelijks
in de gevonden items te lezen staat en zo ontdekte ik gisteren een zeer
merkwaardig iets...
Het gaat over het muiltje.
Iedereen kent mosselen hoop ik? Nu worden die schelpdieren meestal
netjes gereinigd, gewassen en gespoeld afgeleverd aan de consumenten... Met een
beetje geluk, of meer per toeval, vindt je soms op een mosselschelp een ander
klein schelpdiertje. Het ziet er uit als een lichtbruine of crèmekleurige
bobbel die er slechts zeer moeilijk af te krijgen is. Eens dat schelpje er mits
wat wrikwerk afgehaald is, kan je zien dat er een levend wezentje in die behuizing
woont...! Een klein zeeslakje.
Vermits ik beroepshalve al wel enkele honderden kilo
mosselen gekookt heb, heb ik die schelpjes al dikwijls gezien en er altijd op
gesakkerd omdat het niet gemakkelijk is om die rotbeestjes van de
mosselschelpen te verwijderen.
Later werd ik wat toleranter en af en toe viel er zo eens een
schelpje mee in de kookpot samen met de mosselen. Zo heb ik ondervonden dat die
diertjes eetbaar zijn. Ik ben er tenminste nooit bij doodgevallen.
Of ze lekker zijn? Ik weet het niet, zo een slakje is zo
pietepeuterig klein dat je amper kan proeven hoe het smaakt. Taai zijn ze
zeker! Maar alle zeeslakken zijn taai; wulken, alikruiken, abalone,
tepelhoorns...
Gisteren ontdekte ik dat die diertjes, muiltjes heten.
Muiltjes, zoals sloffen , sloefen, slippers, sletsen, savatten, of hoe wordt
dergelijk aansteekschoeisel verder nog genoemd?
Als je de schelp aan de binnenkant bekijkt wordt alles iets
duidelijker. (Zie foto bovenaan)
Deze wetenschap haalde ik, uit een betrouwbaar document, te
vinden op het internet, dat ik hier nu verkort zal weergeven. Het volledige
document is onderaan dit stukje via een link, te lezen.
Heel wat schelpdieren
worden niet alleen gegeerd als verzamelobjecten, maar ook als voedsel, niet
minder dan 31 soorten worden gegeten. Het muiltje is daar echter niet bij,
alhoewel deze in 1923 reeds een algemene verschijning is voor de Britse kusten.
In Nederland werd het
eten van muiltjes in 1940 als een middel gezien om de groeiende muiltjesplaag
op de oesterkweekgronden in te dijken. Voor de oorlog werden mechanische
middelen (door korren) ingezet om de muiltjeskettingen te verwijderen.
Door de
oorlogsomstandigheden waren er echter niet voldoende vaartuigen en
motorbrandstof meer beschikbaar om verder te blijven korren. Opeten dus maar,
besloten de Visserijdiensten.
Het grote publiek vond
muiltjes echter niet lekker; wellicht werden ze door de armste lagen van de
Nederlandse bevolking genuttigd. Bovendien werden de muiltjes meestal als
"ketting" aangeboden, zodat het niet makkelijk was om de beestjes er
uit te halen. Verder vertoonde het dier zelf, een weinig esthetische aanblik
door de oranje en zwarte pigmentering van de ingewandszak.
Een andere reden voor
het gebrek aan populariteit was het feit dat er ondanks de
oorlogsomstandigheden op de markt steeds voldoende mosselen werden aangeboden.
Anders was de situatie
in België, waar men tijdens de oorlog haast geen mosselen kon krijgen.
Bovendien waren de Belgen reeds tuk op wulken en alikruiken, die in Nederland
niet zo gesmaakt werden.
In het voorjaar van
1941 besloten enkele handelaars uit Yerseke een lading muiltjes naar België te
sturen, met gunstig resultaat. Al vlug ontstond er in ons land (België) een
afzetmarkt voor de ongewenste diertjes. Een Belgische fabriek werd verder
bereid gevonden gezouten muiltjesvlees af te nemen.
De firma
Mieras-Adriaanse uit Yerseke kookte en pelde voortdurend muiltjes voor de
Belgische markt.
In Nederland werd ook
getracht om een afzetgebied voor de schelpen te vinden.
Een poging om ze tot
knopen te verwerken draaide op een mislukking uit. Ze werden
dan maar als
wegverharding in de polders gebruikt.
Tijdens de eerste
oorlogsjaren werden in het totaal zo'n 3
miljoen kilogram muiltjes weggevoerd.
Al bij al bleef het
muiltje dus een typisch oorlogsproduct.
Muiltje = Crepidula fornicata
Een ketting is een typische vorm waarin de muiltjes
voorkomen, vele schelpen aan mekaar geplakt en die zo een ketting vormen..!
De muiltjes zijn toevallig ingevoerd uit Noord-Amerika op het
einde van de negentiende eeuw en zijn begin vorige eeuw in de Noordzee terecht
gekomen rondom de Britse en Nederlandse kusten.
Als je op Wikipedia verder leest, maar de Franstalige editie,
vindt je daar dat er in 2009 een fabriek geopend werd in Bretagne waar tot 20
ton per dag van dergelijke schelpjes verwerkt wordt. De reden hiervoor is dat
de muiltjes zware concurrenten zijn voor de mossel- en oestercultuur... Zij
eten hetzelfde plankton en pikken dus het voedsel van de mosselen en oesters
weg.
Het schelpenvlees gaat naarde voedselindustrie, de lege schelpen worden verwerkt tot calciumhoudend
meel voor de veehouderij of als grondstof voor beton...
Het gekookte vlees kan verwerkt worden in soepen, vullingen,
in bouchees of als snoepjes bij het aperitief... Zo schrijven de Fransen.
Tot daar een verwonderlijk bericht.
Tijdens de tweede wereldoorlog werden er massas muiltjes
België binnengebracht als voedsel. Maar wie heeft er daar ooit iets over gehoord?
Is er iemand die hier
toevallig iets meer over weet? Mail dan alsjeblief!
Verder zou ik zeggen, als je nog eens een mossel vindt met
zo een rare beige-bruine bobbel op de schelp... laat die dan zitten. Nadat de
mosselen gekookt zijn eet je de inhoud van het schelpje gewoon op en laat weten
of je het lekker vond.
Nog een tweede vraag, maar een hele andere.
Sinds de televisie kookprogrammas uitzendt, gemiddeld een
twintigtal per dag zal ook iedereen wel weten wat taatjespap is zeker?
Taatjespap ook geschreven of weergegeven als tutjespap,
toatjespap, stovers, kerremelkstovers, stampers, stampies, of zurkelpatatten...
Allemaal bijna hetzelfde; pureeaardappelen met karnemelk
gestoofd of gemengd. Soms met gesnipperde zuring (zurkel) erbij. Een soort
(half)vloeibare aardappelpuree.
Bij de luxeversie, zoals die nu door de grote chefs gemaakt
wordt, komen er ook nog gepocheerde eieren en handgepeldegarnalen.
Nu de vraag; werden in de Kempen ook gestoofde aardappelen gegeten,
gestoofd met botermelk?
Gestoofde patatten met gewone volle melk ken ik wel... maar
met botermelk?
In een oud Franstalig boekje, Histoire de la cuisine, heb ik een interessante tekst gevonden die het
verhaal vertelt over een fameuze weddenschap.
Het oude boekje zelf werd heruitgegeven in 1967 en de tekst
werd geschreven door Alexandre Dumas. Die van de drie musketiers, ja, ja... Wanneer
Dumas de tekst juist geschreven heeft is niet terug te vinden maar het moet ongeveer
rond 1830 geweest zijn.
Het waar gebeurde verhaal gaat over een weddenschap. Iemand
beweert dat hij een menu van 500 franc alleen kan verorberen. Het gaat hier wel
over oude Franse francs van uit die tijd..
Na wat zoekwerk heb ik gevonden dat een bediende toen
ongeveer 166 franc per maand verdiende. Dus een menu waarvoor drie maanden moet
gewerkt worden door een gewone bediende, zou door één persoon in één keer
opgegeten worden...
Peter Goossens, Noma
en konsoorten kunnen hier nog iets van leren...!
Le vicomte de
Vieil-Castel was de uitdager. (Een
vicomte is een burggraaf!)
Ik zal het verhaal niet letterlijk vertalen want de verhalen
uit de 19e eeuw zijn meestal oersaai...
Dus de burggraaf gaat een weddenschap aan met zes van zijn
vrienden dat hij een menu van 500 francs in één keer tijdens het diner kan opeten.
Het restaurant waar dit zal gebeuren is het Café de Paris
... te Parijs...
De burggraaf gaat afspreken met de maître dhôtel van het
restaurant om het menu te reserveren. Het is tijdens de wintermaanden en de
jacht is reeds gesloten.
Mijnheer de
Veil-Castel wil toch allerlei zomervruchten en groenteprimeurs, en hij wil
ook wild op het menu.
Het etentje wordt daarom voor een week uitgesteld.
Naast de uitdager zouden twee juryleden, zittend aan
tafeltjes links en rechts van hem controleren of ook alles opgegeten zal worden
en of er niet vals gespeeld kan worden.
Wat er op het menu stond was door niemand geweten, alleen de
maître dhôtel en de burggraaf wisten het.
De week nadien was het de avond van het diner.
Als eerste gerecht kwamen er twaalf dozijn (144) Oostendse
oesters op tafel en een half flesje Johannisberg(D) op tafel. De vicomte had er blijkbaar zin
in en bestelde nogmaals twaalf dozijn oesters en nog een half flesje van
dezelfde wijn.
Toen kwam er kom zwaluwnestjessoep op tafel die door de
vicomte in een grote teug uitgedronken werd.
Tegen de juryleden zegde hij toen; ik voel mij echt en forme
vandaag en ik heb wel zin in een extra hapje. Ik zou me wel een fantasietje
willen veroorloven. Ik hou zoveel van biefstuk met aardappelen... (Waarschijnlijk gebakken of gebraden
aardappelen)
Garçon : un bifteck aux pommes... !
Toen de garçon verwonderd opkeek repliceerde monsieur le
vicomte: wel hoor je niet goed misschien?
De juryleden merkten hierbij op dat het menu toch al
vastgelegd was. Ja, voegde de vicomte er aan toe,maar ik zal dit fantasietje wel uit mijn
eigen zak betalen...
De biefstuk werd tot de laatste draad opgegeten.
Breng nu de vis commandeerde de vicomte!
Heren van de jury verklaarde de burggraaf, dit is een féra, een vis die alleen in het meer
van Genéve gevangen kan worden. Gisteren gevangen en in water van het meer naar
Parijs getransporteerd. Vanmorgen heb ik de vis nog levend gezien... (de féra is een houting...)
Vijf minuten later waren er op het bord alleen nog de graten
terug te vinden.
Breng de fazant naar binnen..!
De fazant met truffels werd nu gebracht... en breng mij de
tweede fles bordeaux.
Maar de ortolanen werden nog niet opgediend mijnheer... moet
u die niet meer vroeg de ober?
Dat was een vergissing, eerst moesten de ortolanen nog
komen, maar de fazant was reeds van tafel verdwenen, alleen de beentjes bleven
er nog.
Tien ortolanen (kleine
vogeltjes) in saus werden binnengebracht... met een fles bordeauxwijn.
In tien happen werden de vogeltjes verorberd... ook een
tweede fles rode bordeaux ging er aan.
Mijne heren sprak de vicomte toen, breng nu de entremets;
de asperges, de erwtjes, een ananas en de aardbeien.
Als wijn een halve fles Constance. (Een Zuid-Afrikaanse wijn, toen zeer gegeerd)
Breng ook nog een halve fles Xéres retour de
lInde...
Alles werd netjes opgegeten en opgedronken tot de laatste
druppel...
Mijne heren, de vicomte stelde de vraag, is alles verlopen
zoals het hoorde?
De jury kon alleen maar beamen dat er geen onregelmatigheden
gebeurd waren.
De maaltijd had een uur en veertien minuten geduurd!
Garçon, de rekening!
De garçon bracht de rekening en die werd ervaren als correct
opgesteld.
Vieil-Castel incasseerde zes biljetten van duizend franc, de
som waarvoor hij de weddenschap afgesloten had.
Zesduizend francs, een som waarvoor hij anders vier jaar zou
moeten werken.
Niet slecht verdiend, en dat op een nog niet eens
onaangename manier.
Xéres retour de
lInde...
Xéres is het Franse woord voor de Spaanse wijn die wij hier
op zijn Engels sherry noemen.
Een alcoholrijke wijn afkomstig van het plaatsje Jerez de
la Frontera helemaal in het zuiden van Spanje, dicht tegen de Portugese grens
aan.
Een retour de lInde is een sherry (of madera) die per
zeilboot mee naar Indië genomen was en nadien weer terug kwam naar Spanje. Door
de permanente verwarming van de wijn en het schudden van het zeilschip
verbeterde de kwaliteit van de sherry en werd naargelang ook duurder..
Féra
De féra
is een vis die nu niet meer bestaat. Het is een soort houting, en wie weet
wat dat is?
De vis bestaat niet meer omdat hij toentertijd eigenlijk een
foutieve benaming gekregen had...
Naar het schijnt was het wel een zeer smakelijke
zoetwatervis, die nu als houting nog steeds gevangen wordt.
Categorie:Reisverhalen Tags:Maaltijd van 500 franc, weddenschap, vreetpartij met jury
25-03-2012
Jefkenspeer
.
Ik moet iets bekennen...
Ik heb mijn lezers hier al een paar keer een blaas in hun
nek gedraaid... In verstaanbare taal betekent dit; ik heb jullie zeker al twee
of drie keer foute informatie gegeven.
Het gaat, zoals de titel al doet vermoeden, over Jefkesperen.
Toen ik nog les gaf, en dat is ondertussen toch al enkele
jaren geleden lag er op een mooie winterdag een papieren zak vol kleine
schattige peertjes in de koelkamer van de leskeuken. Dergelijke peertjes had ik
nog nooit gezien maar ik vermoede wel dat het de Hollandse soort; Giesser
Wildeman kon zijn. Ik heb toen de leverancier gebeld en hem gevraagd of het de
Giesser Wildemanpeertjesbetrof...
Het antwoord was positief, maar hier noemen ze die peren,
Jefkes of Jefkenspeer wist hij nog meer te vertellen.
Daarmee was ik er (bijna) van overtuigd dat kleine peertjes allemaal
Jefkes zijn...
In een paar stukjes, hier op dit of het andere blog
neergeschreven, heb ik een paar keer beweerd dat de Giesser Wildeman en
Jefkenspeer, dezelfde zijn... daar zit de fout!
Toen hoorde ik Dirk De Prins op de radio bij De Madammen
eens vertellen over de Jefkespeer, die van Ninove zou afkomstig zijn en die in
Duitsland Ninoof of zoiets, zou heten. Hij repte met geen woord over Nederland
of Giesser Wildeman...
De Jefkenspeer was volgens hem een Belgische peer.
Toen sloeg de twijfel toe.
Dirk De prins aanzie ik nu wel niet als een echt betrouwbare
bron maar toch...! Alle bronnen dienen gecheckt te worden.
Via deze
link kan je al lezen dat ik zwaar begon te twijfelen aan mijn beweringen,
Jefke = Giesser Wildeman.
In Nederland had ik
een zak met kleine peertjes, Gieser Wildeman gekocht, voor een prikje... (In
Nederland.) Dergelijke kleine schattige peertjes zijnhier ook te vinden hoor, na wat zoekwerk. Ze
blijven zeer lang goed als ze koel bewaard worden. Deze peertjes worden hier
ook Jefkes genoemd maar ik begin er nu aan te twijfelen of Jefkes en Gieser
Wildeman, wel hetzelfde is. ( Jefkes, zouden oorspronkelijk uit Ninove komen...
indien iemand daar iets meer over weet...?)
Er kwam één reactie maar waar ik niet veel verder mee
kwam...
Later tijdens een
bijeenkomst met een groepje leraars van de verscheidene Belgische hotelscholen
was er een vergadering voorzien in het etablissement Midi Station te Brussel.
Deze luxueuze brasserie wordt gerund door Dirk De Prins. Dirk kwam even goede
dag zeggen en daarvan heb ik toen geprofiteerd om hem te vragen of Jefkens en
Giesser Wildeman nu wel dezelfde peren zijn.
Hij keek mij aan over zijn brillenglazen en zijn antwoord
was heel duidelijk; dat weet ik niet... !
Een van de aanwezige collegas opperde dat alle kleine
peertje in Vlaanderen Jefkes genoemd worden. Ja, wie weet... ?
Dus mijn twijfel bleef knagen.
Eergisteren dan, heel toevallig heb ik de oplossing
gevonden. Het staat gewoon te lezen op de site van Wikipedia.
Met wat zoekwerk via fotos zoeken, kwam de echte naam van
het Jefke te voorschijn: Beurré
Chaboceau.
Als je dat weet, dan weet je alles. Ongeveer toch, de zin en het waarom van het leven is hiermee nog steeds
niet opgelost...
Een foto bewijst dat een Jefke er heel anders uit ziet dan
een Giesser Wildeman... Korter en meer gedrongen. De kleur is ook donkerder.
Dit is moeilijk onder woorden te brengen want er is niets dat zo fel op een
peer gelijkt als een andere peer...
De bovenstaande foto, links is de enige foto die op dit
ogenblik op het internet te vinden is... en de foto is zeker geen schoolvoorbeeld...
(Mocht iemand een betere vinden of hebben...?
Het woord beurré duidt er op dat het over een dikke
sappige peer gaat.
Dit is wat er te vinden is bij Wikipedia:
Beurré Chaboceau (Jefkespeer of Jefkenspeer) is een
bronskleurig, vrij kort perenras. De boom staat bekend om zijn grote windvastheid,
bestendigheid tegen schurft en zijn sterke groei. De peer is in het begin van
oktober rijp. Het ras is geschikt voor het aanplanten van een boomgaard.
Vruchtbeschrijving
Vorm: middelmatig grote vrucht, van vorm kort conisch,
rond-tolvormig tot enigszins verlengd.
Schil: donker bruin-rood of bruin overgaand in een
oogstrelende geel-gebronsde tint.
Over het gehele oppervlak bedekt met karakteristieke
grijsbruine vlekjes omgeven met donkere rand.
Steel: half houtachtig, middelmatig lang, tamelijk dun en
schuin ingeplant in een smalle, nauwelijks getekende steelholte.
Vlees: wit, fijn, zeer sappig, zoet en zeer verfrissend.
Het heeft een licht gearomatiseerde, aangename smaak.
Geschiedenis
De Jefkespeer is gekweekt door de proost in de proosdij van
de Premonstratenzers of 'Witheren' te Ninove, Jan de Pameleirre, tevens pastoor
van de Sint-Pieterskerk in Denderwindeke, en zijn hovenier Jozef (Jef)
Thiebaut. Het is niet duidelijk wie van hen beiden uiteindelijk deze
peervariëteit uit zaad won, maar Jef droeg veel bij tot de verspreiding ervan.
Door de tijd heen kreeg ze zijn naam. Omstreeks dezelfde tijdsperiode werd er
in dezelfde proosdij van de Witheren ook nog de "Berglander"
gekweekt, een appelras.
Toen de Franse Revolutie ook de Denderstreek overspoelde,
werden alle kerkelijke goederen onder de hamer gebracht. De proosdij met
boomgaard kwam terecht in de handen van de Ninoofse notaris Jean-François
Chaboceau, die de peer zijn naam gaf: Beurré Chaboceau. Ze kwam op voorname
tafels terecht. De eigenlijke vinder werd min of meer vergeten maar het volk
bleef deze peer de Jefkespeer noemen
Vroeger werd er wel eens gepraat over kaas maken als hobby.
Ik betwijfel of kaas maken wel een echte hobby is.
Om kaas te maken heeft men melk nodig, als je dan weet dat
er ongeveer tien liter melk nodig is om één kilo kaas te bekomen zie ik het
kaas maken niet direct in het bereik liggen van een stadsboerke...!
Met één koe op je terras kom je al ergens maar de
hobbykaasmaker zal al gauw de melk moeten betrekken bij een andere producent,
bij een boer zeg maar. Melkveehouder is de officiële titel tegenwoordig.
Enkele geiten of schapen in een stal zijn ook heel geschikt,
want van hun melk kan goede kaas gemaakt
worden. Een buffel of kameel is al iets minder toegankelijk.
De meest elementaire kaas die thuis kan gemaakt worden is de
verse kaas, platte kaas of kwark zoals dat soort kaas in Nederland genoemd
wordt. Er bestaan onderling wel enkele verschillen in bereidingswijze maar het
komt er steeds op neer dat verse melk gestremd wordt door stremsel of een verzuurd
melkproduct toe te voegen aan verse melk en het bekomen resultaat dan te laten
uitlekken in een kaasdoek.
Tijdens mijnjeugdjaren heb ik dikwijls gezien hoe moeder het deed. Ongeveer twee
derde verse melk mengen een derde verse karnemelk, dit werd samen lichtjes
verwarmd tot ongeveer veertig graden en het mengsel kabbelde dan. Dat werd door
een zuiver uitgewassen doek gegoten die in een vergiet lag en drupte dan uit
voor enkele uren. De vloeistof die er uit vloeit is de melkwei. Dit lukt alleen
maar met echt verse melk...
Industrieel of ambachtelijk wordt er meer gebruik gemaakt
van lebferment om melk te doen stremmen. Lebferment is een extract uit de maag
van kalveren dat melk doet stremmen maar op een andere manier dan met karnemelk.
Als lichtjes lauw gemaakte melk met dit stremsel plus een
beetje melkzuur gemengd wordt zal de melk dik worden, een beetje zoals pudding.
Deze massa wordt dan met grote messen in kleine blokjes gesneden. De bekomen blokjes
worden lichtjes verwarmd door heet water toe te voegen. De blokjes kaas in
wording worden steeds maar vaster en vaster door de warmte, tot de kaasmaker op
een zeker ogenblik al beslissen dat de wrongel, want zo heet deze massa nu,
voldoende stevig geworden is en wordt dan overgebracht naar geperforeerde
vormen. Daar lekt de jonge kaas verder uit tot hij voldoende stevig wordt. Heel
dikwijls wordt de nieuwe kaas ook een beetje geperst om hem vaster te maken.
Nadien gaan de kazen in een pekelbad waar de korst gevormd wordt. Zout trekt
vocht uit de buitenste schil van de kaas en daardoor sluit de buitenkant het
binnenste af van de lucht.
Daarna moet de kaas nog enkele weken tot maanden, soms zelfs
jaren rijpen vooraleer hij geschikt is voor consumptie.
Dit is zeer beknopt, echt in een notendop, hoe kaas gemaakt
wordt want er bestaan tientallen varianten op deze werkwijze.
Het is het vochtgehalte in de kaas dat zal bepalen of er een
harde, een halfharde of een zachte kaas zal ontstaan.
De thuisgemaakte verse platte kaas zal het meeste vocht
bevatten en is daarom ook smeerzacht, dik vloeibaar... Dergelijke kaas dik op
een boterham gesmeerd en belegd met schijfjes radijs of verse aardbeien...!
Een kaas van het type camembert is een voorbeeld van een
zachte kaas, paterskaas noemt men halfhard en een Hollandse kaas (gouda of
edam) is een harde kaas.
Parmezaanse kaas is waarschijnlijk de meest droge en harde kaas,
waardoor hij ook zeer goed kan geraspt worden.
-De wrongel is dus de pas gevormde verse kaas die
nog als brokjes in de melk drijft.
Veel kazen worden bedekt door een witte schimmellaag. De
witschimmelkazen zoals de brie en de camembert zijn hier de typevoorbeelden.
Hiervoor wordt de nog heel vochtige wrongel in hoge
geperforeerde vormen geschept. Onder het eigen gewicht zakt de kaas in mekaar
en het vocht lekt weg. Uiteindelijk blijft er een verse kaas over van enkele
centimeter dikte.
De kaas wordt nu bestoven met, of gewassen in, een vloeistof
waarin de sporen van de witte schimmel gemengd zijn. Deze schimmelculturen
kunnen ook met de wrongel zelf gemengd worden. Er bestaan zoveel kazen dat er
nooit nergens een rechte lijn te trekken is.
Deze verse kaasjes mogen nu een drietal weken rijpen in
koele vochtige rijpingskamers en stilaan zal de witte schimmel zich op de
buitenkant van de kaas ontwikkelen. Deze schimmel help de kaas snel te rijpen
en zal hem ook zijn specifieke smaak en geur geven.
Bij de kazen met groene of blauwe schimmel binnen in de kaas
gebeurt er in feite hetzelfde. Hier worden de sporen van de schimmel ook met de
wrongel gemengd en om er zeker van te zijn dat de schimmel zich doorheen heel
de kaas zal ontwikkelen wordt de kaas doorprikt met dikke naalden. Zo ontstaan
luchtkanaaltjes. Door deze kanaaltjes kan zuurstof tot bij de schimmelsporen komen
die zich in deze kanaaltjes zullen ontwikkelen. Als je dergelijke kaas
doorsnijdt zijn de rechte kanaaltjes soms zeer goed zichtbaar maar de schimmel
groeit ook in ander kleine holtes van de kaas.
Een typische groenschimmelkaas is de roquefort. Een
roquefortkaas is gemaakt van schapenmelk. Dat is ook de reden waarom deze kaas
vrij duur is.
De bleu d Auvergne is een bijna identieke kaas naar
bereidingswijze maar deze kaas is gemaakt van koemelk en is daarom ook veel
goedkoper maar ook minder smakelijk.
Dan hebben we nog de kazen met een oranje korst die
doorgaans vrij hard stinken, ruiken is te zwak uitgedrukt. Dit zijn kazen die
gemaakt worden volgens het klassieke procedé maar de kazen worden regelmatig
gewassen met een vloeistof. Deze vloeistof kan gewoon zout water zijn maar ook
brandewijn of nog wat anders...Door dit
wassen wordt de korst plakkerig en vochtig. In de rijpingskamers leven
roodschimmelbacteriën. Het zijn deze bacteriën die zich op de kaas nestelen en de
karakteristieke zweetvoetengeur aan de kaas zullen geven.
Een Frans dichter, Leon-Paul Fargue, noemde dit aroma, les
pieds de Dieu. De voeten van god...!
Jonge geitenkaasjes worden dikwijls verpakt in gedroogde boombladeren
of worden in kruidenmengsels gerold om de kaas gedeeltelijk te bewaren en/of om
er meer smaak aan te geven. Jonge kaasjes hebben uit zichzelf maar weinig
smaak, die ontstaat pas als de kaas kan verouderen.
Het laten ouder worden van kazen geeft ook het typerende aroma
aan kazen. In de kazen gebeuren allerhande processen van omzetting. Vocht
verdampt, eiwitten veranderen van structuur en de vetten in de kaas veranderen
in geurige componenten...
Sommige vooral witschimmelkazen rijpen zeer snel en moeten
dan ook gegeten worden voor de rijping volledig voltooid is. De kaas zal anders
vervloeien en een ammoniakgeur en smaak kan ontstaan.
De halfharde kazen, soms paterskazen of abdijkazen genoemd
kunnen wat ouder worden maar daar is een paar maanden de limiet. Harde kazen
zoals de Hollandse kaas kan tot een jaar of iets meer verouderden. Zulke kazen
worden verpakt in een soort folie om het uitdrogen te voorkomen. Denk maar aan
de rode korst van een edammer.
Zeer harde kaas zoals de Parmezaan kan jaren oud worden... tot
twintig jaar toe!
Smeerkaas is een bijproduct van de kaasfabricatie. De kazen
die niet van topkwaliteit zijn worden hiervoor fijn gemaakt en gesmolten in
melk of melkwei samen met smeltzouten. (Bicarbonaat is geen echt smeltzout maar
het lukt er wel mee...)
Er kunnen diverse andere smaakstoffen zoals ham of gedroogde
paddenstoelen bijgevoegd worden. Nadien wordt deze vloeibare kaasmassa afgekoeld
en verpakt in folie. Zo kan de kaas zeer lang bewaard worden en overleeft zelfs
temperaturen in de tropen.
Om zelf een eenvoudig kaasje te maken is er niet veel
materieel nodig. Een zeef, een doek, stremsel en melk, ... veel melk...
Verder een klein beetje gezond verstand en veel geduld.
Verse witte kaas kan zeer snel gemaakt worden. Op één dag is
hij klaar.
Een kaasje van het type camembert heeft ongeveer een tweetal
weken nodig.
Een harde kaas vraagt minstens een drietal weken, minimum.
Een zeer strikte hygiëne is absoluut nodig, anders ga je
kazen kweken met zwarte en gele schimmel doorstreept en dat is niet de
bedoeling...
Alhoewel in Sardinië worden schapenkazen gemaakt waarvan de
inhoud eerst door maden gegeten wordt... de productie ervan is verboden door
Europa maar clandestien bestaan deze kazen nog. De casu marzu...
De nodige basismaterialen zoals stremsel, kaasdoek en
kaasvormen zijn via het internet gemakkelijk verkrijgbaar in België. Zie hier. Sommige drogisten verkopen
hetzelfde materiaal en apothekers kunnen stremsel bestellen. Het stremsel (renine)
moet in de koelkast bewaard worden.
Nu nog een koe of geit vinden als melkleverancier en dan kan
je zelf aan de slag.
Volgende keer de volgende stap: hoe melk ik een koe of geit?
Categorie:Maak het zelf Tags:Kaas maken, stremsel, camembert, Hollandse kaas.
11-03-2012
t Is Godgeklaagd
Zaterdagvoormiddag is het hier meestal boodschappentijd.
Zeker niet de beste dag om boodschappen te doen want de supermarkt is dan
steeds zwaar overbevolkt met personen die steeds hun karretjes dwars in de
gangen laten staan en die ergens anders staan te telefoneren naar het
thuisfront om te vragen welk soort sla ze nu wel moeten meebrengen...
Op mijn boodschappenlijstje, want dat maak ik, stond onder
andere : linzen! Ik wil linzensoep maken zie je.
Linzen zijn in een gewone supermarkt niet het meest verkochte
product en daarom was er maar één soort linzen in voorraad, groene linzen in
een cellofaan verpakking.
Tot daar geen moeilijkheden.
Eens thuis met de linzen heb ik de verpakking goed bekeken
en wat stond daarop te lezen?
Groene linzen, 0% cholesterol!!!
Dat is nu godgeklaagd... (wie zegde dat vroeger ook al weer?)
De linzen waren ingevoerd uit Canada, tot daar aan toe, maar
0% cholesterol, welk onnozel kieken zet nu zoiets op een verpakking van linzen...
Vermoedelijk worden die linzen ook verdeeld in de Verenigde Staten en daar staan
ze open voor dergelijke flauwe kul.
Toen ik in 86 in de VS werkte zag ik daar ook voor de
eerste keer op een fles olie hetzelfde staan: 0% cholesterol. Toen dacht ik
reeds: zijn die Amerikanen nu zo zot of zo dom dat ze dergelijke zever slikken?
Sindsdien weet ik al lang dat ze aan allebei de kwalen lijden...
Ons lichaam maakt zelf cholesterol aan, dit vooral in de
lever. Het eten van dierlijke vetten kan het aanmaken van cholesterol in ons
lichaam verhogen. Sommige vetten uit planten hebben ook zo een ongunstige
werking maar dat zijn uitzonderingen.
Kortom cholesterol wordt bijna nooit aangevoerd via plantaardig
voedsel...
Het leeuwenaandeel komt via de harde dierlijke vetten.
Deze theorie geef ik hier slechts in het heel kort om het
verhaal niet al te saai te maken...
Er wordt trouwens aangeraden om veel groenten, fruit en
peulvruchten te eten als het cholesterolgehalte in je bloed te hoog zou zijn.
Maar dit is een culinaire rubriek en laat ons eens linzensoep
maken, zonder cholesterol?
Linzensoep is zeker niet de meest favoriete soep van de
doorsnee Vlaming. Toch is een smakelijk linzensoepje best lekker en vrij snel
klaar.
Linzen moeten namelijk niet geweekt worden, die kunnen zo in de soep en na een
half uur koken zijn ze reeds gaar. Soms zelfs sneller.
Linzen gaan zeer goed samen met varkensvlees (let op de
cholesterol), dus als je eerst een bouillon kunt maken van een gezouten
varkenshammetje of een stuk mager spek zit je goed.
Heb je dat niet in voorraad dan zijn gewone blokjes gezouten
of gerookt spek ook bruikbaar.
Als groenten gebruik ik wat er voorradig is; een wortel, een
dikke ui (of twee), een tak selder als die er is en een stuk prei. Snij al de groenten in kleine stukjes een
begin met ze aan te stoven in olie... want in boter zitten foute vetten die je
cholesterol omhoog jagen... weet je nog?
Gooi er een handvol spekjes bij, weer foute vetten maar al
iets minder erg, en gebruik de bouillon als bevochtiging of neem gewoon water
van de kraan en voeg de gepaste hoeveelheid kippen of groentebouillonblokjes toe.
Voeg er nu een afgemeten hoeveelheid linzen bij. Dat mag redelijk wat zijn want
linzen hebben niet zo veel bindkracht.
Stop nog een laurierblad in de soep en laat ongeveer een
half uurtje koken. Voeg nu pas peper en zout toe want het zout zou er voor
zorgen dat je soep anders langer moet koken...!
Indien je een stuk varkensvlees gebruikt hebt om er eerst
bouillon van te maken, snij dan het vlees in stukjes en voeg het toe aan de
soep. Mix de soep niet want dan bekom je iets dat meer weg heeft van een
ongezonde diarree...
Vegetariërs gebruiken uiteraard geen vlees.. Linzen zijn een geliefkoosde groente voor vele
vegetariërs omdat ze veel eiwitten bevatten.
Nog in dezelfde supermarkt was ik op zoek naar een kleine
verpakking room om er een beetje slagroom van te maken. Hiervoor heb je best
room nodig van rondom de 40%vetstof.
Dat is de echte slagroom.
Slagroom is heel duidelijk een product geworden dat in de
verdrukking is geraakt. Alle room is nu light, heel light of superlight...
Room met veertig procent vetgehalte was gewoon nergens meer
te vinden. Je vindt zelfs niet eens meer hoeveel vetstof er eigenlijk in room
aanwezig is... behalve bij die light producten. Er stond zelfs room in het
rek met 8% vetgehalte... Dat is zoveel als in koffiemelk.
Carragenen, een verdikkingsmiddel, wordt bij alle merken
heel gul gebruikt... Melk gebonden met maïzena gelijk ook een beetje op room...!
Uiteindelijk heb ik een flesje gekozen dat er behoorlijk uit
zag; Carlsbourg, authentieke room. Het vetgehalte heb ik ontdekt bij de
ingrediëntenlijst: lipiden 32 gram per 100 gram. Maar in heel kleine lettertjes
stond het ook ergens op het busje: vetgehalte 32 %. Ze verstoppen de informatie
als het ware... Voor de grootverbruikers is er wel goede room te vinden zoals
die van de Debic in flessen van een liter. De huiskok moet zijn plan maar trekken
met die minderwaardige rommel!
Er stond nog een restje vanillesaus in de koelkast van een
vorige keer... Ik had toen geen zin om heel de rompslomp (en afwas) uit te
voeren om enkele lepels vanillesaus te maken en had mij een doosje crème
Anglaise aangeschaft; kabouter lui in volle
actie.
Daarvan bleef een behoorlijke hoeveelheid over.
Morgen wordt dat restje in een mum van tijd een eenvoudig
lekker dessertje.
Ik veronderstel dat er een nog een kwart liter vanillesaus
in het busje zit.
In enkele soeplepels hete melk zal ik dan een tweetal
geweekte gelatineblaadjes oplossen en hierbij de saus uit het pakje kieperen,
zo koud uit de koelkast. Door de warmte van de melk en het pannetje zal alles
mooi oplossen. Terwijl zal ik zelfs nog tijd hebben om een kwart liter of wat
minder room en een lepel suiker op te slaan tot bijna slagroom om die twee daarna
te mengen op het ogenblik dat het basis gelatinemengsel begint te verdikken.
Als dat verdikken te lang duurt naar mijn zin, zet ik de pan
met basisbereiding in een bad met ijswater... dan gaat het razend snel.
Nu de massa nog in kommetjes gieten en verder laten
opstijven in de koelkast. Als je een beetje slagroom over houdt kan die
gebruikt worden om het dessertje te versieren... Ook stukjes kleurig fruit
kunnen dienst doen als versiering. Er is op dit ogenblik nog niet al te veel
kleurig fruit voorradig behalve dure, harde en smaakloze aardbeien uit Spanje.
Andere zaken zoals geraspte chocolade, gebroken
speculaasjes, lange vingerkoekjes, ofgestampte nootjes zijn allemaal bruikbare en lekkere toevoegsels.
Op die manier heb je eigenlijk een supersnelle
vanillebavarois gemaakt.
Nog iets godgeklaagd.
Vorige week zag en hoorde ik op televisie een bekende kok,
ik zeg niet dat hij Jeroen heet, bezig met azijn. Gewone azijn zei hij. Hij
toonde een fles azijn van de Blauwe Hand..
Gewone azijn; natuurazijn...voegde hij er nog aan toe!
Dat hoor ik nu meer en meer dat het woord natuurazijn
gebruikt wordt om gewone witte azijn aan te duiden. Type voorbeeld, de alom
gekende azijn van de Blauwe Hand.
Als die witte azijn, natuurazijn is, dan rijdt mijn auto met
natuurdiesel en die van mijn buurman met natuursuper 95!
Let op, dan heb ik zelfs gelijk ook want diesel en benzine
worden gemaakt met als basisgrondstof aardolie die van zuiver plantaardige oorsprong
is!
Alle azijn wordt gemaakt met alcohol als basisgrondstof.
Witte en rode wijnazijn zijn een resultaat van de verzuring
van witte of rode wijn. Die verzuring wordt geactiveerd door bacteriën die
bijvoorbeeld door fruitvliegjes overgebracht worden.
Sherry, appel- of ciderazijn en moutazijn hebben als basis
verzuurde sherry, appelwijn of cider en (mout)bier
als grondstof.
Elke andere alcoholische drank (vruchtenwijn) kan gemakkelijk
omgezet worden tot azijn door inwerking van de juiste bacteriën!
De zogenaamde natuurazijn wordt onder andere gemaakt met als
basis suiker die door vergisting omgezet wordt tot alcohol. (Vroeger in de
streek hier heette dat: geheimstook..!)
Evengoed kan er synthetisch azijnzuur (ijsazijn) aangelengd
worden met water. Het resultaat blijft altijd hetzelfde, er wordt azijnzuur
gevormd! E 260 genoemd als additief...
Dat heb ik vroeger in Afrika veel toegepast. Azijnzuur van
bij de apotheek aangelengd met water tot er een concentratie van ongeveer zes
procent zuur ontstond... Niemand is er aan doodgegaan.. (Hoop ik toch)
Naargelang waarvoor de azijn moet dienen wordt het synthetisch
azijnzuur in de fabriek aangelengd met water tot iets tussen de 4 en de 9% procent azijnzuur. Omdat het eindproduct synthetisch
gemaakt is betekent dit niet dat deze azijn schadelijk zou zijn... integendeel compleet
ongevaarlijk.
De Blauwe Hand bijvoorbeeld bevat 7% azijnzuur! Hoe die azijn
juist gemaakt wordt is nergens op de verpakking terug te vinden. Alcoholazijn
staat aangegeven op de fles. Waarschijnlijk door de omzetting van alcohol tot
azijn want de eerste fabriek van De Blauwe Hand was gekoppeld aan een
jeneverstokerij! Maar dat betekent nu niets meer...
Alle synthetische en natuurlijke azijn heeft dus alcohol als
basis...
Alleen is mijn vraag: wat is het meest natuurlijke proces?
Wijn die omgezet wordt naar azijn door azijnvliegjes. Of
industrieel gedistilleerde alcohol die in ongeveer dezelfde fabrieken als de
olieraffinaderijen omgevormd wordt tot azijn?
Categorie:Grondstoffen Tags:Linzen, cholesterol, vetgehalte van room, bavarois, natuurazijn
04-03-2012
Rode kool
Eergisteren heb ik rode kool klaar gemaakt...!
Nu zullen jullie denken, wat is daar nu speciaals aan? Ik
heb gisteren ook rode kool bereid en vorige week ook, en dan?
Bij mij is het ongeveer geleden van het begin van de jaren
negentig. Het moet dus ongeveer twintig jaar geleden zijn dat ik nog eens rode
kool gemaakt heb, of beter heb laten klaar maken. Ik gaf toen les in een klein
schooltje, aan de andere kant van het
water, en de leerlingen hadden gevraagd of er eens rodekool op het menu kon komen.
Ik kon toch moeilijk toegeven ten overstaan van de
leerlingen dat ik geen rode kool lust, er zelfs een afkeer van heb. Maar er
kwam toch rode kool op tafel, ik heb de leerlingetjes maar wat laten knoeien,
het resultaat bleek zelfs eetbaar te zijn. Ikzelf had die dag toevallig geen
honger en wat last van mijn maag...
De drijfveer om eergisteren toch rode kool te maken ligt bij
mijn vrouw. Zij lust wel rode kool en ik niet, dus wat komt er hier nooit op
tafel? Juist! Rode kool.
Af en toe schuift mijn moeder wel eens een potje zelfgemaakte
rode kool uit de diepvriezer door naar haar schoondochter en heel soms koop ik
wel eens een bokaaltje met rode kool van HAK voor haar. Ik eet dan wel
erwtjes en worteltjes.
Het begon met Steven Van Herreweghe... Vol bewondering zat
zij, mijn vrouw, elke zondagavondbeaat aan
het scherm gekluisterd, te staren naar die mooie rechtopstaande kuif van Steven... Zon man... Zou hij homo zijn? En grappig
dat hij is....
Ik ben geen van twee...
Dan heb ik eens geprobeerd om mijn haar met bruine zeep tot zo
een rare kuif te vormen maar toen durfde ik niet meer op straat te komen...
Het ergste kwam nog toen Tom Waes, Tomtesterom,in de plaats van Steven op het scherm kwam...
Ik hoopte vurig dat Tom die Boeing tot schroot zou herleiden
maar niets daarvan.... en dat rotkoord waaraan hij de week nadien hing te
bengelen wilde ook al niet breken...
Als ultieme verdediging heb toen aangehaald dat Tom Waes niet
kan koken...
-Hebt ge gezien hoe
ze daar stonden te klungelen met die forel en die prei toen ze in Canada beren
gingen spotten?
-Gij kunt geeneens geen rode kool maken
was haar repliek...!
Ik meende daarbij te merken dat ze achter mijn rug stiekem haar tong
uitstak...
Dusde volgende dag
naar de supermarkt getrokken, en daar het allerkleinste rode bio kooltje
gekocht dat ik maar kon vinden.
De helft ervan zou ik dan bereiden, Op zijn Vlaams.
Van een kwart zal ik later wel een koolsalade maken en het
laatste kwart zal stiekem in de vuilnisbak of bij de konijnen van de buurman
belanden...
Voor rode kool bestaan er weinig recepten. Ze komen trouwens
altijd op hetzelfde neer...
Bij de kool moet azijn gevoegd worden want anders krijg je
blauwe kool in plaats van rode kool. Dat geldt voor elke bereiding met rode
kool.
De bereiding op zn Vlaams vraagt om appelen, een andere
bereiding voegt stukjes kastanje toe en nog een ander recept vraagt om ajuin.
Ook is het beter om geen boter te gebruiken voor de bereiding
maar vet van het varken of van de eend.
Nu had ik toevallig eendenvet in huis omdat ik bij de
bereiding van een eendenborst altijd het vet uit het eendenvel smelt en dat bewaar
in een klein kommetje.
Dus een dikke ui in fijne reepjes gesneden en de kool op de
keukenschaaf eveneens in fijne reepjes geschaafd. De dikke nerven mogen so wie so al in de vuilnisbak...!
De uien dan en beetje gestoofd in het vet, de kool erbij
en een beetje dooreen gehusseld.
Het meeste werk is dan reeds gedaan. Nu een beetje water er
bij en een stevige scheut azijn. Ook een andere zure vloeistof kan gebruikt
worden. Rode wijn bijvoorbeeld. Château Migraine is daar zelf heel goed voor.
Het zuur dient om de kool rood te kleuren zoals reeds vermeld.
Nog een blad laurier er bij stoppen. Ook enkele kruidnagels
doen ze er in Nederland graag bij en sommige koks gebruiken ook een stok
kaneel. Ieder zijnmeug!
Rode kool moet volgens de in Vlaanderen geldende normen een
beetje zoet smaken dus heb ik er een greepje suiker bij gedaan. Ook
bruine suiker wordt wel gebruikt.
Deksel op de pan en laat maar pruttelen.
En de appels vraagt iedereen zich nu af!
Wel als de kolen gaar zijn mogen, moeten, er enkele liefst
zure appels aan toegevoegd worden. Geschild en in stukken gesneden. Je moet wel
moesappels gebruiken anders koken de appelen niet tot moes. Met een Granny
Smith zal het echt niet lukken.
Toevallig had ik nog een potje ongezoete appelmoes in de
diepvriezer zitten. Vorige herfst gemaakt van afgevallen appelen.
De kool moet zo iets koken als een half uur lang denk ik. De
appelmoes was terwijl al verdwenen in de grote massa, want zelfs van zo een
halve kleine kool heb je voldoende volume om een halve voetbalploeg te voeden. Een kleine rekensom leert ons dat je van een hele kool dus genoeg hebt om een volledige elftal te voeden.
Dan kwam het moeilijkste. De weeë koolgeur had ik al
getrotseerd, maar nu moest er nog van geproefd worden ook...
Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat het resultaat best
meeviel. Het eindproduct moet wat zoetzuur smaken... Dus een schepje suiker als
extra, nog wat azijn, peper en zout... Daar doet ieder mee wat hij of zij zelf
wil.
Naar het schijnt mag het vocht van de kool een beetje
gebonden worden met zetmeel als er te veel is. In mijn geval was dat niet
nodig. Tijdens de les van twintig jaar geleden was er een studentje dat bezig
was met een staafmixer om van een beetje gare kool een pureetje te maken. Deze
puree diende dan om de massa een beter gebonden uitzicht te geven.
Voor mezelf heb ik dan een verlepte pastinaak klaar gemaakt
met een beetje erwtjes uit de diepvries. Ook heel lekker.
We aten er een lapje kalkoen bij meen ik mij te herinneren
en vrouwlief ( met de nadruk op de eerste lettergreep) vond het goed.
Toen ging de telefoon... of de vrienden morgen zouden willen
komen lunchen enz...
Ja, voor twee personen, met ons erbij maakt dat vier en...
de rode kolen zijn nu op! Fini!
Ogenschijnlijk heb ik voor alle veiligheid ook nog een
schaal groene boontjes bij op tafel gezet; in geval iemand misschien geen rode
kool zou lusten?!
Van het resterende kwart kool heb ik later een salade
gemaakt.
Dat lust ik wel.
De rode kool ook weer zeer fijn snijden. Liefst met een
snijmachine maar met een beetje moeite en voorzichtigheid lukt het ook wel met
een keukenschaaf. (Een mandoline)
Ik heb de kool even geblancheerd. Dertig seconden in een pot
kokend water stoppen en dan afgieten door een zeef. Goed laten uitlekken.
Onmiddellijk daarna de kool mengen met een goede scheut azijn of citroensap en
dan alles helemaal laten afkoelen.
Verder afwerken met olie, zout, peper, en een snufje suiker.
Dat is de basis. Verder kan er komijn in zaadjes of komijnpoeder bij gevoegd
worden.
Andere toevoegingen zijn: geraspte appel, gesnipperde ui of
rode biet. Ook rozijntjes.
Bieslook, dille, kervel...
Dergelijke salade kan best een nachtje rusten in de
koelkast. Zo wordt de kool wat malser want om ze onmiddellijk te eten is ze wel
vrij taai.
Daarom ook dat ik de rode kool eerst even blancheer, dan is
ze reeds malser geworden en krijgt ze een mooie rode en niet zo een giftig
blauwe kleur.
Zo een salade blijft wel enkele dagen goed in de koelkast.
Ter informatie, dezelfde salade kan gemaakt worden met witte
kool... identiek dezelfde werkwijze volgen.
Daar kan een beetje geraspte wortel bij gemengd worden om
een mooiere kleur te krijgen.
In plaats van olie en azijn kan mayonaise gebruikt worden en
als je er ook nog kleine stukjes ananas bij mengt krijg je iets wat sterk op de
Amerikaanse cole slaw gelijkt...
Nu ben ik weer gerust voor een volgende periode van twintig
jaar... als ik die nog haal?
Categorie:Grondstoffen Tags:Rode kool, rode kool op zijn Vlaams, witte kool, koolsalade
26-02-2012
Nog Belgische keuken
Op vorig stukje, zie
hieronder, zijn reeds een paar reacties gekomen.
Ik wil er wel onmiddellijk aan toevoegen dat geschiedenis altijd
over een vroegere periode gaat. Dus Jeroen Meus en Piet Huysentryut tellen niet
mee. Die hebben waarschijnlijk zeer veel invloed op de kookkunsten (?) van nu
maar die hebben nog geen geschiedenis geschreven. Misschien komt dat nog wel...
Guy, mij welbekend, reageert
met het volgende :
Marc Paesbrugge heeft
midden de jaren 90 een programma gepresenteerd met als assistente Della
Bossiers op zondagnamiddag. (Brt). Voor zover ik mij kan herinneren waren dit
klassieke bereidingen.
Antonio Carluccio
heeft ook op zondagavond een kookprogramma gehad met als basis gerechten van
alle Italiaanse regios (Brt)
Einde de jaren 90 was
er Gentse Waterzooi gepresenteerd door Gène Bervoets ook op zondagavond. Een
culinaire ontdekkingstocht rond de wereld met de plaatselijke versie van Gentse
waterzooi. (één)
Marc Paesbrugghe opende eind 75 in Antwerpen zijn
restaurant Sir Anthony Van Dijck. Hij
kreeg in 1978 zijn eerste Michelinster, een paar jaar later
de tweede, plus 3 toques van Gault-Millau. Hij presenteerde in de jaren 90 op
BRTN-tv vijf jaar lang het kookprogramma Cordon Bleu, samen met
kleinkunstzangeres Della Bosiers en hij had vijf jaar met Della een kookrubriek
in De Standaard Magazine.
In 1992 heeft Marc zijn twee sterren terug gegeven aan
Michelin en wilde gewoon zijn eigen zin doen... los van de dictatuur van de
restaurantgidsen!
Marc Paesbrugghe schreef het zeer gegeerde boek : Het
culinaire standaardwerk
Antonio Carluccio is een Italiaanse kok. Carluccio blonk
niet uit op school. Hij ging bij de marine en probeerde nog enkele opleidingen
te volgen. In 1975 ging hij in Londen wonen als wijnhandelaar.
In 1980 leerde hij Terrence Conran kennen. Ook Conrans zus,
Priscilla, leerde hij kennen. Met haar trouwde hij later. Terrence zorgde
ervoor dat Antonio een restaurant ging runnen. Dat restaurant werd al gauw
bekend. Net als de lekkernijwinkel van hem en Priscilla. In 1982 eindigde hij
hoog met een toernooi, Best Cook
Competition van The Sunday Times. Vanaf die dag verschijnt hij regelmatig
in televisieprogramma's. In 1984 kwam zijn eerste boek uit. Het heette An Invitation to Italian Cooking. Een
hele serie andere boeken volgde later.
Carluccio is meer een zakenman dan een kok.
Gentse Waterzooi was een amusant programma waarin de acteur
Gene Bervoets de halve wereld afreist om overal de inheemse keuken te bekijken
en zijn zogenoemde lokale versie van een Gentse Waterzooi te bereiden. Het
was een typisch programma waarin koken tot amusement verheven werd met een
toeristische inslag.
Dan is er ook nog een belangrijk boek dat ik vorige keer
vergeten te noemen ben...
Eugen Pauli's complete leerboek voor de keuken.
Dit boek is vooral in Nederland zeer bekend en werd daar het
standaard kookboek voor de hotelscholen of gelijkaardige onderwijsinstellingen.
De tientallen jaren oude Pauli wordt ook nu nog gebruikt
voor het opzoeken van een klassiek recept. De boeken zijn echter nieuw niet
meer verkrijgbaar en tweedehands maar mondjesmaat.
Eugen Pauli's complete leerboek voor de keuken is gebaseerd
op het Duitstalige Lehrbuch der Küche.
Pauli was van Zwitserse nationaliteit. Na bewerking en vertaling door Karel
Koolhoven is de Pauli in Nederland uitgegeven door SVH; Stichting Vakbekwaamheid
Horeca.
In 1988 verscheen de vierde en laatste druk. Al die jaren
was de Pauli het belangrijkste leerboek voor koksopleidingen in Nederland.
Kritiek is er altijd, zo ook op de Pauli. Er staan fouten in
en er gingen steeds meer geluiden op dat het boek te ouderwets zou zijn.
Hetzelfde wordt trouwens gezegd over de werken van Escoffier.
(Zie onderstaand artikel)
Deze boeken, zowel die van Pauli, welke nog redelijk recent
zijn, als de boeken van Escoffier bevatten uiteraard zeer oude informatie die
soms niet helemaal meer klopt met de huidige wetenschap... Veel van die oude theorieën zijn reeds lang
achterhaald.
Maar wat de huidige koks soms op TV durven vertellen of schrijven
in een boek... dat getuigt ook niet altijd van veel inzicht of kennis!
Vernieuwing in de keuken is niet persé een verbetering.
Indien er nog lezers
zijn die andere TV- programmas kunnen opnoemen of invloedrijke boeken kunnen aanhalen,
laat maar weten.
Dan moeten ook nog de boekjes en boeken genoemd worden die
uitgeven werden door de fabrikanten van diverse voedingsmiddelen en vooral
fabrikanten van keukenuitrusting of toestellen.
Er kwamen een massa boeken en boekjes op de markt waarin
uitgelegd werd hoe met een snelkookpan te werken. Mijn moeder heeft zo jaren
een boek gehad van Duromatic... of het merk en het boek nog bestaat? Ik vrees
van niet.
Daarbij, wie gebruikt er nog een snelkookpan? Eigenaardig
verschijnsel. In Frankrijk wordt de prespot de drukpot, de Miss Mary nog
zeer intensief gebruikt.
Met een beetje geluk zijn dergelijke boeken nog te vinden op
de rommelmarkten.
Alle fabrikanten van bekermixers of staafmixers gaven wel
een kookboekje als extra bij hun toestel.
Hetzelfde gebeurde bij de microgolfovens. Daar was het wel
echt nodig om een receptenboekje mee te geven omdat het systeem van koken in
een microgolfoven wel helemaal anders verloopt dan in een klassieke oven. Het
eerste ei dat ik probeerde hard te koken in de microgolf is ook met een luide
knal ontploft!
Verder deden deze fabrikanten grote moeite om recepten uit
te vinden voor het maken van gebak in de microgolf... wat nooit tot een
behoorlijk resultaat komt.
Ook nu nog vindt je toestellen die vooral via televerkoop of
via websites verkocht worden waar echt wel kookboekjes bij nodig zijn. Ik denk
hier aan toestellen om frieten te bakken zonder olie en ovens die met een
gewone gloeilamp opgewarmd worden...
Ook de fabrikanten van gas- of elektrische fornuizen gaven
hun eigen kookboeken uit.
Ook die boeken waren echt nodig. Als je weet hoe revolutionair de
keukenfornuizen de laatste tientallen jaren geëvolueerd zijn was dat ook wel
nodig.
Ongeacht mijn nog jeugdige leeftijd, die met een zes begint,
heb ik nog geweten dat er huizen waren waar een open vuur in de woonkamer de
eigenlijke kookhaard was. Een soort ijzeren zaag die in de open schouw omhoog
hing waaraan een zware ijzeren ketel kon omhoog en omlaag gehangen worden.
Daarin werd dan s middags de petezzegekookt... of stukken van het varken tijdens de slachtperiode.
Eerlijkheidshalve moet ik er wel aan toevoegen dat er toen dikwijls
reeds een klein gasbrandertje met twee bekken aanwezig was, dat in een aparte
keuken stond.
Bij mijn groottante hadden ze in de jaren vijftig alleen een
gemetseld fornuis...Een gemetste
structuur met één vuurhaard en een metalen plaat waarop een paar potten of
pannen konden warm gehouden worden. De brandstof was hout.
Een Leuvense stoof was toen het algemeen gebruikte
verwarmingstoestel dat eveneens gebruikt werd om op te koken. Dergelijke
stoof had reeds een primitieve oven. Hiervoor waren vette kolen uit de Kempen
de ideale brandstof. De meeste van onze moeders of grootmoeders hebben op deze
stoven leren koken.
In de keukens van de burgerij werd een mooi groot
kolenfornuis gebruikt, ook een cuisinière genoemd. Die burgerij hadden koks
of kokkinnen in dienst en die hadden wel iets meer nodig dan een Leuvense
stoof. Bij dergelijke fornuizen waren soms pareltjes te vinden, zelfs met
ingebouwde warmwatervoorziening en drie of vier ovens en warmhoudkasten...
Nadien bij het leger en nog later in een hotel in Knokke heb ikzelf nog gekookt
op antieke kolenfornuizen. Later ook nog na een grote brand... er was geen mooi
gestroomlijnd roestvrijstalen keuken meer... Dan maar abrupt terug naar de
negentiende eeuw!
Het werken op zo een antiek fornuis lijkt nu zo ouderwets en
moeilijk maar eigenlijk viel dat best mee en werkte dat zeer goed en zeer snel.
Alleen het vervelende kolen aanvoeren en het vuur onderhouden was een smerige
taak. Alhoewel een pot water of soep op een brandende vuurhaard, gestookt met
kolen warmt ongelooflook snel op...!!
Ook fornuizen die verwarmd werden met stookolie hebben ook
bestaan. Bakkersovens hebben lang op mazout gewerkt!
En er stonden geen thermostaten op de ovens van die fornuizen...
Hoe kregen we het ooit klaar? Problemen die nu blijkbaar onoverkomelijk zijn. Een
oven zonder thermostaat, hoe kan het?
Gans deze beschrijving van oude fornuizen dient om aan te
geven dat er echt wel nieuwe receptenboeken nodig waren om de huismoeders van
de jaren veertig, vijftig en zestig diets te maken hoe er met een modern
fornuis moest gewerkt worden.
Het zelfde gold voor alle ander nieuwe toestellen die in de
keuken kwamen... Mixers, foodprocessors, stoomovens, wafelijzers, thermomix....
al die toestellen kwamen of komen op de markt met een aangepast kookboek(je) er
bij.
Allemaal boeken en televisieprogrammas die er toe
bijgedragen hebben dat de Belgische huismoeder of huisman nu enthousiast aan
het koken gaat...
Daar waar het vroeger nogal eens; moeder aan de haard en
vader aan de toog ..was!
Een hele tijd geleden heb ik een voordracht gegeven over de
Belgische keuken voor een select publiek zoals dat wel eens genoemd wordt.
Toen heb ik behoorlijk wat opzoekwerk gedaan, of beter,
moeten doen om een overzicht te krijgen van de invloeden, de boeken en de
televisie- en radioprogrammas die bijgedragen hebben tot de ontwikkeling, de
ontplooiing, van hetgeen we de echte Belgische keuken kunnen noemen.
Ik zou nu aan de lezers van deze blog, van dit stukje willen
vragen om eventuele aanvullingen door te geven. Er zullen er heel wat zijn. Ook
fouten mogen en moeten gecorrigeerd worden!
Over de keukenboeken heb ik het volgende gevonden.
Over de geschreven
keukenkennis;
Voor 1830 toen België ontstond was er gewoon nog geen sprake
van Belgische keuken. Kookboeken waren toen zeldzaamheden en de kookkunst die
toen bedreven werd was een pure kopie van de Franse keuken.
Het eerste Belgische kookboek, de naam waardig is pas ontstaan
in 1861. Het werd geschreven door Philippe Cauderlier een kok geboren in 1812 te
Antwerpen ( Brusselse moeder). Hij werd een succesvol traiteur te Gent en
bracht in 1861 zijn eerste boek uit; LEconomie culinaire, even later
vertaald als Het Spaarzame Keukenboek.
Dit boek was vooral geschreven voor andere koks en voor
mensen die beroepshalve met de keuken bezig waren. Wie mij leest zal koksbaas wezen schreef hij op de eerste bladzijde
van zijn boek. Hij schreef later nog verschillende andere boeken maar die
kregen nooit zo een grote verspreiding als dit eerste werk. Ook in Frankrijk
werd het succesvol verkocht.
Tot 1932 werd het Spaarzame keukenboek uitgegeven. Om de drie
tot vijf jaar kwam er een nieuwe editie uit maar deze uitgaven werden niet meer
door hemzelf bewerkt maar door de uitgever.
Toen kwam er in 1927 Ons kookboekje, van de Boerinnenbond uit.
Dit boekje was bedoeld voor de landbouwersvrouwen, omdat de landbouwers zeer
weinig gevarieerd aten. Te weinig groenten, te veel pap en aardappelen... Later
werd dit kookboekje: Ons kookboek, nu nog dikwijls de moeder van alle
kookboeken genoemd. Elke bruid kreeg het kookboek mee van haar moeder.
Dit kookboek kent ook zeer veel herdrukken en nieuwe
edities. Het boek bestaat nog altijd en nog steeds zeer populair.
Dit kookboek heeft het boek van Cauderlier verdrongen van de
markt omdat in dit boerinnenkookboek een eenvoudige keuken beschreven werd,
aangepast aan het gewone huisgezin. Geen truffels meer en geen langdurig
getrokken fonds of moeilijke sausen.
Voor de beroepskoks bestond er sinds 1914 een klein
standaardwerkje, Le répertoire de la cuisine ter beschikking. Dit boekje in
zakformaat was een geheugensteuntje zowel voor koks als voor kelners.
De koks konden er snel de samenstelling van een gerecht in
achterhalen en de kelners deden hetzelfde maar om de klant in te lichten over
de samenstelling van het gerecht. De geciteerde recepten zijn afgeleid van het
grote boek, Le Guide Culinaire van Auguste Escoffier, waarschijnlijk één van de
grootste koks die Frankrijk ooit gekend heeft.
Honderden, waarschijnlijk duizenden gerechten staan er in
vermeld in telegramstijl. De tekst is nog steeds in het Frans en is uitsluitend
leesbaar door beroepsmensen die het keukenjargon voor honderd procent beheersen.
Ooit hebben een paar Nederlanders geprobeerd om er een Nederlandse vertaling
van uit te geven maar dat werd een hopeloze mislukking.
Eveneens was er de Franse Larousse Gastronomique, ook een
bijna verplicht werk voor beroepskoks.
De eerste editie (1938) werd bewerkt door Prosper Montagné,
met voorwoorden door Auguste Escoffier en Phileas Gilbert. Gilbert werkte mee
aan de totstandkoming van dit boek, net als aan Le Guide Culinaire met
Escoffier, wat leidde tot een aantal overlappingen van de twee boeken.
Nog steeds op dezelfde leest geschoeid maar toch reeds wat
praktischer uitgewerkt voor de gewone huisvrouw was het werk van de Belgische Gaston
Clément, De goede huiselijke keuken van 1934.
Later kwam zijn Raadsman in de keuken uit in 1954.
Beide boeken waren zeer populaire maar dure boeken en kwamen
waarschijnlijk alleen maar terecht op de boekenplank van de meer gegoeden, die
zich nog een keukenmeid konden veroorloven.
Diverse fabrikanten van fornuizen (Fobrux, Nestor Martin) en
diverse voedingsmiddelenfabrikanten gaven kleine kookboekjes uit als
promotiemateriaal
Zo gaf SOLO een hele serie dunne boekjes en fotoboekjes uit
waar het woord SOLO duizenden keren in gebruikt wordt om hun product aan te
prijzen! Compleet met liedjesteksten, met de muziekpartituur, om Solo te
bezingen. De uitgevers schuwden het absoluut niet om misleidende informatie te
geven...!
Uiteraard werden nog veel meer boeken en boekjes uitgegeven
maar dit zijn de meest invloedrijke werken die een invloed gehad hebben op de
Belgische kookkunsten...
Let er wel op dat de basisbegrippen nog steeds, tot de jaren
zestig van de twintigste eeuw, afkomstig zijn uit de Franse keuken...! De chefs
worden nog steeds opgeleid in het Frans en de keuken is dan nog steeds
Franstalig...
De enige uitzondering is het kookboek van de
Boerinnenbond...
Radio en
televisiekoks;
Hierover heb ik niet zoveel omdat ik zelf geen televisie
gehad heb tot enkele jaren geleden. Dit betekent niet dat ik compleet TV
analfabeet zou zijn! Toevallig ken ik Paula Semer vrij goed en zij heeft mij
aan de info geholpen over de allereerste televisiekoks.
Op de radio was François Van Heckein de vroege jaren zestig bijna dagelijks te
horen. Boekjes met die radiotips werden rond
1960uitgegeven door Lea Martel van het toenmalige
N.I.R.
Uit een mail van Paula Semer leer ik het volgende :
De eerste kok in de
vrouwenuitzendingen was een gedistingeerde heermet een sikje , die niet zo erg goed Nederlands sprak : Arthur Van den
Brouck , als ik me niet vergis was hij kok in het casino van Oostende. De
kooksessies werden opgenomen zonder klank en iemand anders las dan
achterafde commentaar .
Daarvoor hadde Gentse acteur Cyriel van Gent , in
navolging van een roodharige liedjes kwelende en versjes voordragende kok op de
BBC de koksmuts opgezet. Hij bereidde eenvoudige gerechten en werd ( buiten
beeld ) bijgestaan door een huishoudkunderegentes. Dit was heel leuk maar de mensen
hadden er niet veel aan.
Toen ik producer van
de vrouwenuitzendingPenelope werdheb ik door Piet Vande Sype en Monique
Delvaux , Noël De Sloovere uit Ieperleren kennen . Hij was op zeer korte tijd bijzonder populair, een echte
BV avant la lettre ! (Deze man is jammerlijk verongelukt met zijn wagen.)
Op het einde van de zestiger jaren is de
befaamde Gentse advocaat John Bultinck ( een bijzonder erudiete man ) de TV-kok
in de reeks Kijk en Kook geworden. In iedere uitzending hadden wij een beroemde
of bekende gast die een of ander thema i.v.m. met lekker eten belichtte. Daar
zijn leuke fotos van in het archief van de VRT .
Ook dames hebben
verdienstelijk gekookt op het schermMirjam Saels , LeaMartel en nog iemand van wie ik de naam niet herinner,
alle drie werkzaam bijEbes op de Mechelse
steenweg te Antwerpen .
Arthur Van den BrouckCasino OostendeWerd ingesproken
door een andere stem.
Noël De SloovereVerongelukte en was zeer populair.
John Bultinck"Kijk en Kook"1968
tot1973, zeer belezen.
1000 secondenmet Herwig
Van Hove. 1000 Seconden is een van oorsprong Vlaams kookprogramma dat in 1992
voor het eerst op TV1 (BRTN) werd uitgezonden. Bedoeling is om in duizend
seconden oftewel 16 minuten en 40 seconden een driegangenmenu op tafel te
toveren.
De BRTN produceerde gedurende 13 seizoenen het programma dat
gepresenteerd werd door Felice (André Steemans) en Herwig Van Hove. Door de
gezette, bazige en norse amateurkok Van Hove uit te spelen tegen zijn onhandige
en eigenwijze hulpje Steemans, had de originele versie een hoog Laurel en
Hardy-gehalte.
Etienne Cocquyt(data op TVonbekend)
Cocquyt presenteerde jarenlang op de Belgische Radio- en
Televisieomroep de kookprogramma's Kwizien en Krokant. Hij was hiermee een van
de eerste echte televisiekoks in Vlaanderen.
Andere TV programmas die zeker hun invloed gehad hebben en
nog steeds hebben:
Mijn restaurant. De beste hobbykok.
Piet Huysentruyt, SOS
Piet ...en wat hebben wij geleerd vandaag ?
Jamie Oliver
Nigella Lawson
Jeroen Meus.
En nog veel meer...!
Maar dit is geen geschiedenis, deze koks of programmas
lopen nog steeds op diverse Televisiezenders.
Categorie:Keukentheorie Tags:Kookboeken, kookprogramma's op TV
14-02-2012
Valentijns menu
Dit stukje is te laat
gepost omdat de draadloze modem zonder verwittiging er de brui aan gaf en
tegelijkertijd de pijp aan Maarten gegeven heeft...Zelfs na doodsbedreigingen was er geen leven
meer in te krijgen! Nu staat er een spiksplinternieuwe
glimmend zijn werk te doen. Beschouw het dan maar als inspiratie voor volgend
jaar... en er zullen zich nogwel andere
gelegenheden voordoen.. hopelijk!
Achttien kookprogrammas lopen er momenteel op de Vlaamse
televisie. Niet iedereen is er gelukkig mee. Koken is de porno van deze tijd,
zo wordt gezegd. We kunnen er niet meer aan weerstaan.
Toch kreeg ik nog een mailtje van ene Nancy die vraagt of ik
niet een paar ideeën kan geven voor een intiem etentje met haar lief ter
gelegenheid van Valentijn. Er hangt veel van af.
Aan afhangen hebben we niets... potentie hebben we nodig!
Dus gaan we een menuutje samenstellen met krachtvoer, afrodisiaca, potentie
verhogend voedsel, stamina food!
Nancy wil het wel zelf kunnen klaarmaken. Let op de zinspeling...!
Een afrodisiacum is een middel dat wordt gebruikt met het
doel de geslachtsdrift te stimuleren. Het woord is afgeleid van de naam van
Aphrodite, de godin van de vruchtbaarheid, de zinnelijke liefde en de
schoonheid in de Griekse mythologie. Dit volgens de encyclopedie.
Heel veel voedingsmiddelen worden aanzien als afrodisiacum.
De best werkende gaan we hier in dit menu verwerken.
Als voorgerecht komen er oesters, het afrodisiacum nummer één. Oesters zijn nu op hun best
en de vishandelaar of traiteur maakt ze wel open voor jou. Geef er nog een gulle
draai met de pepermolen over. Leg ook nog een klein schepje kaviaar, als de geldbuidel het toelaat, op elke oester en klaar is
je voorgerecht.
Wat drink je hierbij? Champagne
brut natuurlijk!
Ook het eten zelf van de oesters kan je aanpassen aan de
gelegenheid.
Casanova vertelde in zijn memoires hoe hij in 1796 het aan
boord legde om zijn geliefde te strikken.
Zij aten toen oesters
en dronken punch...
Ik plaatste de schelp
tussen haar lippen en zij slurpte de oester leeg. Ik haastte me om de lekkernij
te ontvangen en zette mijn lippen met veel fatsoen op haar mond.
Ze was geheel betoverd
door de fijngevoeligheid waarmee ik de oester terug tot mij nam. Ik raakte
nauwelijks haar lippen aan. U kunt zich mijn aangename verrassing inbeelden
toen
ik hoorde dat het nu
aan mij was om haar dit heerlijke geschenk te brengen.
Het plezier waarmee ik
me van mijn taak kweet, laat zich raden. Na dit leuke tijdverdrijf aten we onze
oesters verder op en dronken we nog meer punch.
Zoals je kan lezen heb je zelfs geen vorkje nodig om oesters
te eten.
Dan een voorgerechtje, een Waldorf salade.
De Waldorfsalade ontleent zijn naam aan het Waldorf-Astoria
Hotel in New York, waar deze salade in 1893 voor het eerst geserveerd werd.
Volgens originele receptuur bevat de salade: selderij, appelen, rozijnen, walnoten, mayonaise en wat citroensap.
Dus zeer gemakkelijk om te maken, julienne van selder en
julienne van appels. Deze julienne snij je met een keukenmandoline... Sommige
foodprocessors snijden reepjes julienne in een mum van tijd. De mayonaise neem
je uit een bokaaltje, tenzij je er in lukt om zelf mayonaise te maken. Een
ander voordeel, je kan de salade netjes op voorhand klaarzetten, er hoeft niets
meer aan gedaan worden.
Als versiering gebruik je de walnoten maar een paar eetbare
bloemetjes kunnen wonderen doen. Allen zijn er nu moeilijk bloemetjes te
vinden. Eetbare scheutjes zijn er wel en sommige hiervan kunnen ook zeer
kleurrijk zijn.
Als hoofdgerecht dan. Wat dacht Nancy van asperges? Welke andere groente is er nu
nog meer geschikt als liefdesgerechtje dan de asperge. Asperges, het summum der
afrodisiaca...!
Oesters, selder en asperges... het wordt een explosieve
cocktail.
Bovendien houden we het menu vederlicht, niet te veel
inspanningen aan tafel. Zo kunnen de krachten gespaard worden voor later.
Er zijn nu reeds asperges verkrijgbaar. Zeurkousen zullen beweren
dat die asperges niet echt zijn, ze zijn niet in België gekweekt, het is niet
het juiste seizoen en zo nog wat van dat gezanik...
Voor jullie twee heb je aan één bot dikke asperges voldoende.
Schraap ze goed, want vezels aan de asperges, dat is niet
lekker en kan zo de prille relatie reeds grondig verstoren..
Kook de asperges in een platte pan in kokend gezouten water.
Een tiental minuutjes... Ze mogen nog wat beet hebben. Laat ze afkoelen in het
vocht.
Kook anderzijds een hoeveelheid kwarteleitjes, ook gekend als liefdeseitjes. Zet ze op in koud
water en na vijf minuutjes zijn ze hard gekookt. Laat ze afkoelen in vers koud
water. Gebruik ongeveer vier of vijf eitjes per persoon.. maar kook er zeker
een viertal meer.
Bij het pellen van de eitjes zullen er bijna zeker enkele
stuk gaan. Geen nood die gaan we pletten met een vork... en mengen met een
beetje gehakte peterselie.
De hele overgebleven eitjes zet je weg tot nader gebruik in
een kommetje water.
Om op te dienen verwarm je de asperges samen met de
ongeschonden eitjes. Smelt tegelijk eenklont boter maar laat ze gewoon smelten, niet bruinen of te heet worden.
Voeg bij het mengseltje met geplet ei en peterselie nu nog
een snuif nootmuskaat en peper en zout. Meng dit met de boter.
Schep de asperges op een maagdelijk (?) wit servet op een
schotel, samen met de eitjes die in een nestje van peterselie of tuinkers
kunnen gelegd worden. Geef de saus apart in een mooie verwarmde sauskom.
Serveer op goed voorverwarmde borden.
Wil je het gerecht een beetje meer volume geven, serveer er
dan een sneetje gerookte zalm van goede kwaliteit bij. Niet de vette gifrode
zoute plakken uit een plastic zakje.
Wat drink je hier bij? Wel, de champagne kan de ganse
maaltijd door vloeien... geen probleem!
Schakel anders na de oesters over op een witte wijn. Bij
voorkeur een mooie, volle witte wijn en rijk aan smaak. Zodat de wijn een
perfecte harmonie kan vormen met de asperges. Als ideale combinatie kom je
steeds weer dezelfde namen tegen: Pinot Blanc, een droge Muscat, Riesling en
uiteraard... een Sauvignon Blanc.
Als waardige afsluiter voor dit menu moet er iets komen met chocolade.
Wat is er nog zachter en fluweliger dan een mooie luchtige
chocolademousse?
Chocolade staat ook hoog gequoteerd op de lijst van de
afrodisiaca...
Hoe word chocolademousse nu gemaakt ?
Zoals altijd zijn er vele wegen die naar Rome leiden. Ook
hier!
Benodigdheden:
· - 150 g donkere chocolade ( callets)
· - 30 g melk = twee eetlepels
· - 3 dl room
· - 2 eiwitten
· - 100 g fijne suiker ( S2)
Het is een kwestie van een schuim te hebben en daar
gesmolten chocolade in te verwerken. Dat schuim dat kan room zijn of opgeklopt
eiwit of een mengsel van beide.
De chocolade moet gesmolten worden, anders kan hij niet
gemengd worden. Ik smelt de chocolade in een pan met dikke bodem, waarin een
bodempje room of melk aan de kook gebracht werd en leg daarin de stukjes
chocolade, weg van het vuur. Enkele minuten wachten en de chocolade is
gesmolten.
De kwaliteit van de chocolade is natuurlijk van primordiaal
belang.
Normaal gebruikt men donkere chocolade, fondant zoals wij
wel eens zeggen.
Ikzelf gebruik liefst de callets van Callebaut.
Nu nog het schuim.
De eiwitten opkloppen met suiker. Nooit zo opkloppen zonder
suiker want dan zal het eiwit vlokkig worden en nadien verwateren. Eerst
traagjes kloppen en nadien sneller en sneller. Tijdens het kloppen fijne suiker
toevoegen. Zo zal er een mooi stevig glanzend eiwitschuim ontstaan. Doe dit met
een elektrische klopper.
Klop de room niet op tot zeer stevig, de kans dat ie nadien
tijdens de definitieve mengbeurt zal schiften is dan vrij groot. Geen suiker
bij de room, die is reeds verwerkt in de eiwitten.
Nu hebben we gesmolten chocolade, opgeklopt eiwit met suiker
en opgeklopte room.
Meng nadien de drie zaken samen. Doe dit niet te energiek.
Elke slag die er gegeven wordt in het mengsel doet de massa inzakken. Dus snel
mengen met ruime bewegingen en zeker niet met de elektrische mengmachine maar
met een handklopper.(garde)
Ook de drie zaken eerst samenvoegen en slecht één keer
mengen. Niet het ene na het andere...
Nadien de mousse overbrengen in glaasjes of kuipjes of
kommetjes of wat dan ook en enkele uren laten opstijven in de koelkast.
Om de chocoladeschuim netjes over te brengen in een glas kan
een spuitzak gebruikt worden, anders worden de boorden van de recipiënten
gemakkelijk smoezelig.
De mousse kan nadien versierd worden met allerlei zoals
chocoladekrullen, geroosterde amandelen, sinaasappelschilletjes, enz...
Wat dacht je van chocoladehartjes?
Misschien nog een koffietje na? Om lang wakker te kunnen
blijven?
Antwerpen heeft een bijna wereldberoemde lokale radiozender;
radio Minerva... *
Een begrip in het Antwerpse met zachte muziek voor een
volwassen publiek. Zo staat toch op hun website te lezen.
Antwerpen 98.0 FM en Blankenberge 105.6 FM
De presentatoren leren de rest van de wereld mooi Aantwaarps
klappen...
Soms luister ik wel eens, ze zenden bijna uitsluitend
oldies uit. Zo ook deze namiddag en wat hoorde ik na 30 jaar nog eens? Henk
Wijngaard met de vlam in de pijp
Met de vlam in de pijp
scheur ik door de
brennerpas
met mijn dertig tonnen
diesel
ver van huis maar in
mijn sas
De link naar de vlam in de pan was niet ver te zoeken...!
Ieder zijn specialiteit.
Ik wil het over flamberen hebben...
Flamberen is uit, out, gedaan, not done,ik weet het, maar het was toch een mooie tijd
toen alles wat maar kon geflambeerd worden, ook geflambeerd werd. Liefst met
torenhoge vlammen en met veel show en vertoon... zelfs met geflambeerde gordijnen en
verschroeide kapsels als resultaat...
Ik kan me vergissen maar ik denk dat zo wat het eerste dat
hier in België in de restaurants geflambeerd werd de steak au poivre was. Of
de flensjes, de crêpes Suzette... en de crêpes flambées.
Laat ons nog eens heerlijk retro doen en flamberen, de boel
in de fik steken... pyromanie.
Let op, flamberen gaat alleen goed in kleine hoeveelheden.
Een geflambeerd gerecht zou ik nooit maken voor meer dan vier persoenen want
het flamberen moet gebeuren in het bijzijn van de gasten, die moeten kunnen
meegenieten van het spektakel. Flamberen in de verre onzichtbare keuken is waardeloos.
De eerste vereiste is wel dat je beschikt over een
behoorlijk flambeerstel. Dat is nu ongelukkigerwijs een vrij dure
aangelegenheid. Alhoewel er goedkope oplossingen bestaan maar die geven niet
hetzelfde poëtische resultaat.
Je hebt een komfoor nodig. Liefst in koper. De oudere
modellen werken nog met alcoholbrandertjes. Veel poetswerk en mooi om mee te
werken maar niet erg krachtig. Soms is dit wel een voordeel, zo kan er ook
niets verbranden. Nu gebruikt men speciale niet vloeibare vullingen voor deze
branders. Ze zullen minder snel kunnen lekken of uitlopen, dus er is ook minder
gevaar voor brand.
De modernere komforen hebben een gasbrander maar die
branders zijn dikwijls slecht regelbaar en geven een nogal krachtige vlam met
het risico op verbranden van het gerecht. Het worden dan geen crêpes flambées
maar crêpes brulées...!
Verder heb je een pan nodig. Liefst een koperen pan met
roestvrij stalen binnenbekleding.
Een gewone roestvrij pan is ook bruikbaar maar die geeft
niet de juiste luxueuze sfeer weer ...
Voor de goedkope versie gebruik je een campinggasbrander en
een gewone keukenbraadpan.
Het resultaat kan hetzelfde zijn maar voel je het verschil
tussen het rijden met een Lada of met een Mercedes SL- klasse?
Veel gerechten zijn geschikt om geflambeerd te worden. Toch
zullen het vooral bereidingen met vis, langoustines en grote garnalen zijn die
geflambeerd worden. Hiervoor zal dikwijls pastis (Pernod, Ricard) gebruikt
worden.
Ook vleesbereidingen zoals de steak au poivre flambé en de
boeuf Stroganoff worden geflambeerd. Cognac of wodka is hier de brandstof.
Vooral desserten zijn geschikt voor het flamberen. Flensjes,
vruchten zoals banaan, kersen, perziken, enz.. zijnaangewezen. Hiervoor wordt ofwel cognac of
een mengsel van cognac en Grand-Marnier gebruikt. Ook andere likeuren of
alcoholische dranken zijn geschikt; kirsch bijvoorbeeld.
Niet te vergeten: de Irish coffee.
Enkele voorbeelden:
De geflambeerde
pepersteak of de Steak flambé au poivre.
Je hebt natuurlijk twee of vier dikke mooie steaks nodig,
liefst uit de haas gesneden...Filet
pur, voor de Vlamingen! Gebakken naar de wens van de gast, bleu, saignant, à
point of bien cuit.
In de beginperiode van dit gerecht werden de steaks overdadig
zwaar gekruid met grove geplette zwarte peper. Ook nu spreekt men daarom nog
steeds van steakpeper. Later werd dan geplette groene peper gebruikt die toch
heel wat zachter van smaak is.
Dan breng je aan tafel: een schotel met daarop een kannetje demi-glace,
een kannetje room en een fles cognac. De cognac mag ook in een klein kannetje
bijgebracht worden. Laat het ook een
cognac zijnmet een beetje goede
reputatie...!
Flamberen en de alcohol rechtstreeks uit de fles in de hete
pan gieten is nooit aangeraden. De vlam zou kunnen in de fles slaan... Ik heb
nooit geweten dat het gebeurde maar een verwittigd man of vrouw is er twee waard.
Breng dan de steaks aan tafel in de flambeerpan die reeds in
de keuken goed heet gemaakt werd. Verwarm de pan nogmaals op de brander, schud
goed met de pan en giet dan voorzichtig een stevige geut cognac in de pan.
Schud weer met de pan en hou ze even schuin. De vlam van de brander zal nu de
ontsnappende alcoholdampen ontsteken. Nu moeten er kreten van oh of ah
ontsnappen aan de mond van je gasten... anders was er iets fout. Wacht tot de
vlam vanzelf dooft en voeg eerst een scheut van de bruine demi-glacesaus toe en
nadien een royale hoeveelheid room van goede kwaliteit. Geen light toestanden of
zo...Laat alles even aan de kook komen.
Je mag als flambeerder eens proeven van de saus of de smaak in orde is. Doe
dit met een apart klein lepeltje, en slechts één keer!
Serveer!
Ondertussen heeft iemand anders je wel een kom verse fijne
krokante frietjes toegestoken en serveer die bij de steak. Ook een toef
waterkerssalade past hier prima bij.
Zorg er vooral voor dat alle warme borden enzovoorts reeds
klaar stonden bij je gasten of op je bedieningstafel....
Gebruik nooit een lucifer, een aansteker of wat dan ook om
de alcohol te laten ontbranden...
Alleen klunzen doen zoiets!
Crêpes Suzette
De crêpes Suzette zijn de vorige eeuw gecreëerd in een bistro
in Parijs. In de buurt lag een klein boulevardtheater. In dit theater stond een
blijspel op het programma waarin een dienstmeid, Suzette genaamd, flensjes
binnen bracht. Als grap noemde de kok van de bistro zijn flensjes met curaçao,
"Crêpes Suzette". Het oorspronkelijke, vrij eenvoudige recept, is
later verfijnd, met name door Escoffier. Het flamberen met likeur is een
toevoeging van de laatste tijd. Escoffier vermeldt het recept nog niet in zijn
kookboek van 1921.
Per persoon een tweetal harde suikerklontjes wrijven over de
schil van een sinaasappel en citroen tot de kleur en smaak in de suiker over
gaat.
Van de zeer dun afgehaalde gekleurde schil van de
citrusvruchten snij je zeer fijne julienne. Deze mag even geblancheerd worden.
Een klontje boter, griessuiker en de gekleurde klontjes
laten smelten in de flambeerpan en lichtjes karameliseren. Blussen met
sinaasappel- en citroensap, verhouding 4 tot 1. Zestes toevoegen en er even op
drukken.
Het geheel laten inkoken tot een stroop. Parfumeren met
Grand-Marnier. Met koffielepeltje proeven van de saus (zuurtegraad). Eventueel
corrigeren door extra suiker toe te voegen. De flensjes door de stroop halen,
in vier plooien en dakpansgewijs naast elkaar in de pan schikken. Begieten met
Cognac en Grand-Marnier en de vlam in de pan laten slaan door deze schuin te
houden naar het vuur. Boven de vlam een laatste maal bestrooien met suiker.
Serveren op grote warmeborden.
Indien men alleen cognac gebruikt en geen sinaasappelaroma, dan
spreekt men over geflambeerde flensjes. Soms serveert men die flensjes met een
bolletje roomijs. Dan spreekt men over crêpes comedie Française. Ook wordt
het woord Alaska wel eens gebruikt.
Voor deze flensjes bestaat er eigenlijk geen officieel
recept... ieder maakt zijn eigen fantasietje.
Geflambeerde banaan
Laat boter met de
suiker smelten, zelfs lichtjes karameliseren.
Een scheutje citroensap en sinaasappelsap toevoegen, laat
tot een stroop inkoken.
Ondertussen de banaan pellen en in de lengte in twee snijden.
Breng de banaan in de bereiding en laat goed opwarmen, let
op want bananen breken zeer gemakkelijk. Flambeer met ¾ Grand Marnier en ¼ cognac.
Serveer op een warm bord
Kersen Jubilé
Laat boter met griessuiker smelten in een flambeerpan en
voeg kersensap en citroenschil in spiraal gesneden erbij. Laat het geheel
inkoken tot een stroop. Voeg de kersen toe, 13 à 15 per persoon, laat ze goed
opwarmen. De pitten mogen in de kersen blijven. Flamberen met kirsch.
Een bourgogneglas opvullen met roomijs, de kersen en het
sap. Garneren met opgeslagen room en afwerken met gekleurde amandelschilfers.
Serveren op dessertbord met kantpapiertje en een dessertlepel.
Nu moet ik toegeven dat ik de het grootste part van bovenstaande
tekst, ongevraagd van de website van mijn broer gepikt heb... ook de foto.
Als compensatie; die website is hier te vinden en handelt
over Serveerkunde.
* Minerva was in het
begin van de 20e eeuw een wereldberoemd Belgisch motor- fiets- en automerk dat
koningen en filmsterren onder zijn klanten mocht rekenen. Het werd opgericht in
1897. Minerva was ook een Romeinse godin.
Lichtmis is het christelijk feest dat op 2 februari gevierd
wordt. Het is de herdenking van de "Opdracht van de Heer in de
Tempel" en het zuiveringsoffer dat Maria veertig dagen na de geboorte van
Jezus volgens de Joodse wet moest brengen. Het is de laatste feestdag waarvan
de datum verbonden is aan die van Kerstmis, het feest valt namelijk 40 dagen later.
Op Maria-Lichtmis worden traditioneel kaarsen gewijd en een
kaarskensprocessie gehouden vóór de mis; vandaar de naam lichtmis. In veel
talen verwijst de naam van het feest rechtstreeks naar kaarsen, in het Frans:
chandeleur.
Het is eveneens de traditie dat er op Maria-Lichtmis
pannenkoeken gegeten worden. Dit wordt uitgedrukt in het gezegde: er is geen vrouwtje nog zo arm, of ze maakt
haar pannetje warm.
Of er van deze traditie nog veel overblijft weet ik niet, ik
vermoed van niet maar voor mij is dit een dankbaar onderwerp. Zo kan ik het
hele repertoire van de flensjes of pannenkoeken eens opentrekken.
Bestaat er een verschil tussen flensjes en
pannenkoeken?Flesjes worden aanzien als
verfijnder dan pannenkoeken, verder valt daar niet veel zinnigs over te zeggen.
Wat is het verschil dan? Wat betekent verfijnder dan? Ook daarop is geen
antwoord te vinden.
Wel is het zo dat er in de oude recepten voor het beslag van
pannenkoeken maar weinig eieren gebruikt worden, weinig vetstof en weinig of
geen smaakstoffen...
In flensjes komen dan meer eieren, wordt vanille of een
ander aroma gebruikt (likeur) en dikwijls wordt er gesmolten boter door het
beslag gemengd...
Pannenkoeken worden gebakken in een grote pan, flensjes zijn
klein. Pannenkoeken zijn dik, flensjes worden zo dun mogelijk gebakken...
Maar de slotsom is wel dat de twee termen, pannenkoek en flensje,
door mekaar gebruikt worden.
Ook de Fransen kennen naast het woord crêpes ook de term, pannequet,
maar wat dit juist inhoudt is onduidelijk. De Amerikaanse pancakes zijn veel
kleiner en dikker dan onze flensjes...
In Rusland maakt men blinis, kleine pannenkoekjes gabakken
van boekweitbeslag.
De basisgrondstoffen zijn; bloem, melk of een ander vocht,
eieren, vetstof.
-Als bloem wordt gewone witte bloem gebruikt.
Boekweitpannenkoeken worden gemaakt met half witte bloem en half boekweitmeel.
-De vloeistof is in de meeste gevallen melk maar
ook een mengsel van melk en bier of spuitwater kan gebruikt worden. Ook
spontaan verzuurde (verse) melk of botermelk is bruikbaar, meestal in
combinatie met bakpoeder of zelfrijzende bloem. In de oude kookboeken van de
Boerinnenbond worden nog biestpannenkoeken gebakken.
Wie nog weet wat biest is mag nu zijn vinger opsteken!
Colostrum,
bij koeien biest of griest genoemdis de
eerste melk die gevormd wordt als een zoogdier bevallen is. Deze melk is
geschikt voor menselijke consumptie maar is alleen ter beschikking op de
boerderij. Deze melk is veel dikker en geler dan gewone melk.
-Eieren. Hiervoor worden kippeneieren gebruikt.
De hoeveelheid kan enorm variëren, gaande van twee tot acht stuks voor dezelfde
hoeveelheid beslag...
-Als vetstof kan zowel boter (margarine), als
olie of varkensvet gebruikt worden. Deze vetstof wordt gedeeltelijk in het
beslag gemengd maar dient vooral om de flensjes in te bakken. In oude recepten
lees je dikwijls om een stukje vet spek aan een vork te prikken en daarmee de
hete pan in te wrijven. Mijn moeder deed een reepje katoenen stof rond een vork,
depte dat in vetstof en smeerde daar de pan mee in.
Deze uitleg is zeer theoretisch, ik weet het, de meeste
lezers hebben veel liever een pasklaar recept.
1 liter melk
500 gram gewone bloem
5 tot 6 eieren
1 deciliter olie of 100 gram gesmolten boter of margarine.
1 pakje vanillesuiker of een eetlepel fijne witte suiker.
1 mespunt zout, is een smaakversterker! (facultatief)
Doe de bloem in een kom met afgeronde bodem, een slakom
bijvoorbeeld.
Breek de eieren bij de bloem en giet ongeveer de helft van
de melk nu reeds hierbij.
Voeg ook nu reeds de vanillesuiker of gewone suiker (zout) toe
en begin nu te mengen met een klopper (garde) tot je een vrij dik half
vloeibaar beslag bekomt.
In dit soort dik beslag is het gemakkelijk om klontjes te
vermijden. Klop tot het beslag mooi glad is. Voeg nu de resterende melk toe.
Deze hoeveelheid melk klopt normaal maar wil je het beslag wat dikker of dunner
kan je dit aanpassen door meer of minder melk toe te voegen.
Hoe dik het beslag nu juist moet zijn is moeilijk te zeggen.
Het beslag moet een lepel bedekken, zo zegt men dat!
Hoeveel pannenkoekjes je hiervan kan bakken is ook
onbepaald, dat hangt af van de doormeter van je pan.
De helft van de olie of gesmolten boter mag nu ook door het
beslag geroerd worden. De rest dient om de pan te smeren!
Indien je in dit recept zelfrijzende bloem gebruikt zal je
luchtige pannenkoeken bekomen maar die zijn daarom ook veel breekbaarder.
Daarom moet dit soort pannenkoek wat dikker gehouden worden.
Ook een veertig gram opgeloste gist in plaats van bakpoeder aan
dit beslag toevoegen is mogelijk maar dan moet er minder melk toegevoegd worden
of meer bloem. Het beslag moet dan eerst een uurtje rijzen vooraleer men aan
het bakken gaat.
Laat het beslag altijd een uurtje rusten vooraleer te
bakken, dat komt de kwaliteit ten goede.
Het bakken zelf gaat doorgaans vrij vlot. Gebruik een
antikleefpan. Een pan van 18 centimeter doormeter is nog altijd een
flensjespan, indien groter worden het pannenkoeken!
Verhit de pan goed en schenk er dan een plasje gesmolten
boter of olie in en giet de overtollige vetstof terug in de oorspronkelijke
recipiënt. Schep nu de juiste hoeveelheid beslag in de pan en draai
onmiddellijk met de pan zodat het beslag zich verspreidt over de volledige
bodem. Zet de pan op het vuur, het bakken mag gepaard gaan met een beetje rookontwikkeling...
Als de bovenkant van het flensje of pannenkoek droog wordt draai je het om. Doe
dit met een houten spatel of indien je de truc kent, gooi hem dan om.
Laat nog eventjes verder bakken, er mag nog altijd wat rook
uit de pan komen en schuif de pannenkoek of flens(je) nu op een bord. Giet weer
vetstof in de pan en bak verder tot alle beslag verbruikt is. Enzovoorts...!
Pannenkoeken kunnen zeer gemakkelijk terug opgewarmd worden
in de microgolfoven of door ze in pakketjes van vier terug in de pan te leggen
en ze zo al omgooiend terug op te warmen.
Diepvriezen gaat even goed. Leg ze individueel op een platte
plaat en stop ze in de diepvriezer. Keer de flensjes om na een tiental minuten
en laat ze helemaal bevriezen. Zo verkrijg je individueel bevroren pannenkoekjes
die in enkele seconden kunnen ontdooid worden in de microgolfoven of in de pan.
Bewaar ze daarna in een gesloten plastic doos.
Gezoete flensjes, zoute pannenkoeken bestaan ook, kunnen
opgediend worden met diverse belegsels of vullingen.
Het eenvoudigste: flensjes met suiker. Gewoon bestrooien met
fijne poedersuiker. Soms met een extra klontje boter. Ook de toevoeging van een
beetje citroensap geeft een verrassend resultaat.
Met allerhande siropen of stroopsoorten, als het maar zoet
is. Kandijsiroop, ahornstroop, honig.
Met jam of confituur, vruchtengelei.
Met Nutella of een andere choco.
Belegd met verse vruchten, vooral aardbeien en slagroom.
Met chocoladesaus.
Met banketbakkersroom en chocoladesaus maar dat wordt dan wel
een zeer machtig gerecht!
Met roomijs en chocoladesaus. Het nadeel is daar dat de
pannenkoek zeer snel afkoelt...!
Tijdens het bakken kunnen in de pannenkoek stukjes appel
(Normande), malse peer ( van het klooster) of ananas (Georgette of Jeannette) gebakken
worden.Dit soort pannenkoeken kunnen
nadien gekarameliseerd worden. Strooi daartoe een handvol suiker in de pan met
een klontje boter en laat dit tot karamel kleuren, terwijl met de pan schuddend...
Gooi de pannenkoek dan om. Serveer op een geboterd warm bord.
Dit is een gevaarlijke onderneming. De kans dat er spatten
gloeiende karamel op je armen spatten is niet denkbeeldig. Dus, altijd je mouwen
helemaal naar beneden ...!
Vroeger in de school maakten wij een eigenaardig soort
geflambeerde flensjes. Crêpes Gil-Blas.
Daarvoor werden de flensjes gevuld met een mengsel van boter,
suiker en een hazelnootpasta. Nu zouden we Nutella kunnen gebruiken met een
beetje boter. De flensjes werden nogmaals verwarmd met dezelfde boter en dan
geflambeerd met cognac.
Dit schijnt de basisbereiding te zijn van alle geflambeerde
flensjes, ook de flensjes Suzette..
Gil Blas is een figuur uit een avonturenroman die geschreven
werd in de achttiende eeuw...
Voor de geïnteresseerden; Wikipedia weet ervan!
En nu; de pan in de aanslag, nodig de kleinkinderen uit, en
bakken maar...!
Een paar weken geleden was er weer een familiereünie. Eens
per jaar lukt dat wel en toevallig is dat altijd rond de jaarwisseling.
Ieder draagt dan zijn steentje bij ter versterking van de
inwendige mens. In mijn geval zijn dat de frikadellen.
Onze familie, waarbij drie koks, zit dan rond de tafel en
wat eten zij?
Frikadellen met kriekenspijs...
Naar het schijnt kennen wel velen die benaming maar weten
toch niet juist waarover het gaat.
Daar ga ik nu wat aan doen.
Frikadellen zijn reeds lang een traditioneel kermisgerecht
in de Kempen. Ik herinner mij nog uit vorige eeuw in de jaren vijftig dat elke
wijk, elk gehucht van een dorp zijn eigen kermis had die zondagvoormiddag na de
mis startte. Daar kwam niet noodzakelijk een grote foor aan te pas, maar soms
was een snoepgoedkraam, een schietkraam, een paardenmolen of iets dergelijks
reeds voldoende om het kermisgevoel op te roepen. De lokale cafés, er waren er
wat toen, draaiden dan ook op volle toeren. In vele van die cafés speelde dan
een klein orkestje, een accordeonist en een drummer was reeds voldoende om
ambiance te brengen in de brouwerij.... De brouwerij deed ook gouden zaken...
Woensdag was de laatste dag, dan eindigde de kermis en werd
er weer verlangd naar de volgende.
Elk lid van een familie die toen zichzelf respecteerde
nodigde broers en zussen uit om naar de kermis te komen. De uitnodigingen
werden reeds weken voordien mondeling overgebracht.
Eerst moesten de koeien thuis nog gemolken worden en daarna
begon de kermis voor de familie.
s Namiddags kwamen er dan boterkoeken, (of koffiekoeken genoemd
naargelang de streek), pistolees met hesp en kaas, rozijnenbrood en goei
boter... !
De rol, een opgerold stuk soepvlees had gans de nacht
getrokken in de soep en werd dan na afkoeling in dunne plakken gesneden en
eveneens, besmeerd met veel mosterd, als beleg tussen de pistolees gelegd.
(pistolets)
Als hoofdgerecht verschenen er frikadellen met krieken op
tafel.
In onze familie doet een hardnekkig verhaal de ronde dat één
van mijn neefjes, zeg maar dat hij Jantje heette, mee naar de kermismaaltijd
mocht als hij een beetje zijn manieren zou houden aan tafel. Niet roepen en
schreeuwen, niet van alles het eerst wat willen, een vooral, zwijgen aan tafel.
Dat laatste was een zeer gewaardeerde deugd in die tijd.
Zoals altijd kwamen de frikadellen ook nu weer op tafel.
Iedereen was bediend en was smakelijk aan het eten... Doch door een ongelukkig
toeval had Jantje geen frikadellen gekregen. Hij moest zich gedeisd houden en niet
roepen of tieren....
Toch wilde hij ook graag een paar frikadellen en stak zijn
lege bordje omhoog en riep: ik heb nog een proper bord.Hij zal wel telloor gezegd hebben vermoed
ik.
Het maken van frikadellen is gemakkelijk.
Zorg eerst voor goed gehakt. Dat betekent gehakt van varken
of kalf of een mengsel van beide. Geen rund in het gehakt gemengd.
Maak dat gehakt aan met een paar eieren per kilo vlees,
peper en zout en nootmuskaat.
Nu wordt steevast paneermeel gemengd met het gehakt. Niet doen!
De lekkere versie vraagt om wit broodkruim. Daarvoor haal je
reeds enkele dagen voor de kermis één of twee witte broden in huis, gewone
huishoudbroden, zo noemde men die toen.
Dus brood zonder enige moderne toevoeging.
Zaterdagnamiddag breek je dat brood dan in grove stukken en
begint die stukken verdroogd brood te wrijven in een zuivere doek tot er
allemaal kruimeltjes ontstaan. Deze kruimels zeef je nog eens door de teems of
een vergiet, of hoe zo een ding ook moge heten... De rest van het brood gaat
naar de kippen! Die kippen kunnen dan dienen bij de volgende kermis om videekes
te maken.
Hoeveel broodkruim er nu juist gemengd wordt? Dat hangt er
van af hoelang je gewreven hebt en hoe groot je broden waren...!
Van deze vleesmassa maak je nu balletjes ter grootte van...
ja van wat? Ieder heeft daar zo wat zijn idee over. Vier centimeter laat ons
zeggen.
Breng een grote pot water aan de kook met peper en zout en
kook de balletjes in kleine porties tegelijk gaar. Als ze boven komen drijven
zijn ze gaar wordt gezegd... Ik laat ze dan toch nog een minuutje zachtjes
doorkoken. Haal de balletjes uit het kookvocht. Het resterende kookvocht kan in
tijden van nijpende honger misschien nog gebruikt worden maar veel voedende
kwaliteiten zitten er niet in.
Zet de balletjes nu in de kelder om af te koelen tot de
volgende dag. Als je een koelkast hebt mag je die ook gebruiken, maar wij
hadden dat vroeger niet.
Daarmee is het meeste werk gedaan.
De dag dat de gasten aan tafel zitten bak je de balletje
zachtjes in een zware gietijzeren pan in boter of reuzel. Dikwijls omdraaien om
ze gelijkmatig te kleuren.
Resten nu nog de krieken.
Nu kopen we die in de supermarkt, soms moet je er zelfs naar
zoeken om ze nog te vinden.
In de oude tijd werden krieken opgelegd, geweckt, in grote
sterke glazen flessen met zeer brede hals. Als afsluiting zat er een kurken
stop op die flessen die vastgebonden was met een stukje stevig touw.Regelmatig ontplofte er nadien zo een fles in
de kelder. Kurk is niet direct de ideale materie om iets luchtdicht af te
sluiten...
Het sap van de krieken wordt aan de kook gebracht en
gebonden met maïszetmeel dat aangeroerd is in een beetje van het sap, maar
vroeger deed men dat met aardappelmeel. Dan komen de krieken zelf er bij en
alles mag dan nog eens aan de kook komen. Doorgaans worden de krieken warm
gegeten bij de frikadellen maar koud is het zeker ook best te appreciëren...!
In sommige streken van België wordt deze kriekensaus
gebonden met vanillepuddingpoeder... wat niets anders is dan maïzena met een
kleurstof en een vanillesmaak. Verder is daar niets fout mee!
Ieder neemt enkele balletjes en een schep warme krieken,
kriekenspijs, noemden wij dat destijds, en kan nu beginnen schransen. Men eet
hier witte boterhammen bij of als het kermis is worden het pistolets... een tas
koffie ( geen kopje...) als drank.
Voor degene die het nog niet wisten, pistolets zijn kleine
ronde luchtige broodjes dikwijls met een gleuf in het midden. De korst is zeer
krokant en toch luchtig. De naam zou komen uit reeds zeer lang vervlogen tijden
toen men een klein broodje kon kopen voor een muntstuk dat toen un pistolet,
een klein pistool, genoemd werd.
De naam pistool voor een muntstuk heeft echt bestaan!
Het gebruik van krieken is waarschijnlijk nog niet erg oud.
Krieken werden vroeger vooral gebruikt om verwerkt te worden tot bier. De
krieken werden vooral geteeld in de streken rond Schaarbeek. De Franse naam is
griotte een verbastering van een Latijnse term, aigriotte, wat zuur betekent!
De termen noordkrieken en morellen worden ook nog gebruikt.
In de Kempen kende men nog een andere saus, gemaakt van rode
aalbessen. Iets wat nu voor zover ik weet volledig verdwenen is. De aalbessen
zijn er nog wel maar de lekkere metten zoals de saus genoemd wordt is
verdwenen. Het is ook mogelijk dat het complete gerecht, vleesballetjes plus
aalbessensaus, lekkere metten genoemd werd. Met duidt op het verwerkte vlees...
Denk maar aan metworst, meat in het Engels, et in het Turks...
Deze aalbessensaus was gemaakt van een soort rode wijn van
aalbessen die eveneens gebonden werd met aardappelzetmeel.
In het Waasland eet men liever fricandon.
Uiteindelijk is dat (bijna) hetzelfde. Het gehakt wordt niet
tot balletjes gerold maar gevormd tot een groot braadstuk in de vorm van een
brood. Dit vleesbrood wordt dan in een zachte oven gaar gemaakt. Na een korte
afkoelingsperiode kan het vlees dan in dikke plakken gesneden worden en
eveneens opgediend worden met krieken. Ook de koude fricandon wordt nadien
gegeten als broodbeleg.
Zowel deze fricandon, of vleesbrood kan ook gegeten worden zoals
elk normaal stukje vlees met een groente erbij en aardappelpuree als voorbeeld,
maar ook met kriekjes.
Het nadeel is dat gehakt geen jus, geen saus afgeeft... daar
moet je dan zelf een oplossing voor bedenken. De tijd dat er massas gebruinde
margarine als jus gebruikt werden is hopelijk wel voorbij hoop ik.
Tenslotte: frikadellen hebben niets te maken met
frikandellen, die vieze vette worsten. Een vreselijk woord en uitvinding
gedaan door ene mijnheer Beckers die hiervoor liefst een tijdje zou mogen
branden in de hel, als die ook al bestaat... Ik hoop het. Niet voor mij maar
voor hem!
Categorie:Keukentheorie Tags:Frikadellen met krieken, fricandon, lekkere metten
15-01-2012
Stresskieken
.
Deze titel slaat op niets. Ik vind het gewoon een grappige
naam.. een stresskieken!
Daarbij zie ik een kip ergens ver weg in een exotisch land,
luid kakelend voor een auto rennen in een grote stofwolk... heftig en luid
flapperend met de vleugels...
Vroeger in Afzie of in Afrika noemden we dat soort kippen
ook wel eens koerskiekens.
Ik wil gewoon een paar recepten opgeven voor kip die niet zo
gewoon zijn. Tijdens de bereiding hiervan krijg je dan misschien zelf wel
stress!
Een hapje als voorafje
bij het aperitief.
Behalve kleine brochettes kan je ook gefruite kippenstokjes
maken met een dipsausje er bij.
Gebruik hiervoor kipfilet en snijd deze in lange reepjes. De
reepjes mogen hoogstens een centimeter dik zijn. Daarom gaat dit best als je de
filets eerst een beetje bevriest. Het vlees wordt dan vaster.
Maak nu een mengseltje van bloem, kerriepoeder, paprika,
peper en zout en meng er desgewenst een beetje gemalen komijnpoeder door. De
hoeveelheden van de specerijen zijn niet kritisch, van alles een lepeltje
bijvoorbeeld, of gebruik gewone kipkruiden. Bestrooi de reepjes vlees hier
ruimschoots mee. Rol nu elke reepje apart op een plank tot een dun stokje
ontstaat. Wordt het reepje hierdoor te lang snij er dan een stukje af. Een
goede lengte is ongeveer 10 centimeter.
Klop een ei los en wentel de kippenreepjes hierdoor. Daarna door
paneermeel en rol nogmaals op de plank tot een stevig rolletje ontstaat.
In plaats van paneermeel mag ook panko gebruikt worden of
verkruimelde cornflakes, havermout of amandelpoeder. Veel belang heeft dit
niet. Er is toch geen kans tot openbarsten tijdens het bakken. De staafjes
worden nu gefruit in de frituur.
Bak ze tot ze mooi bruin en stevig geworden zijn. Het
kippenvlees wordt bijna onmiddellijk gaar.
Serveer ze rechtop in een glas met enkele takjes groene
kruiden en zet er een kommetje met eenpittige saus naast. Bijvoorbeeld een mayonaise gemengd met kerriepoeder.
Gewoon wat ketchup of zuurzoete saus uit een fles. Ook een warme kerriesaus
past hier uitstekend bij maar dat is al heel wat meer werk.
Kip met cashewnoten :
500 g kipfilet
150 g cashewnoten rauw, dus niet eerst geroosterd of
gezouten.
100 g zoete aardappel
1 eiwit
1 eetlepel maïszetmeel ( Maïzena plus)
1 keer het groen van een lente-ui
Veel olie om een soort frituur te maken.
Een koffielepel geraspte gember
Een eetlepel suiker, sojasaus naar smaak. (Dat is het zout)
De hoeveelheden zijn ook hier weet niet kritisch.
De kipfilet in blokjes snijden van ongeveer 1,5 cm
zijde.Het vlees mengen met het losgeklopte
eiwit en het zetmeel.
De noten even blancheren in kokend water en daarna goed
drogen in een doek. Fruiten in de olie. Gebruik liefst arachideolie, doe dit in
een kleine wok of in een diepe braadpan met antikleefbodem. Let op, ze verbranden snel dus blijven
omroeren. De noten worden dus als het ware gefrituurd. Zet opzij als ze mooi
gekleurd zijn.
De lente-ui in stukjes snijden van 1 cm lengte.
De zoete aardappel in blokjes snijden van een centimeter
zijde en ook fruiten in dezelfde olie als de nootjes.
Het grootste deel van de olie afgieten, die kan later nog
gebruikt worden. Giet ze eventueel bij de olie in de dagelijkse frituurpan.
Enkele eetlepels van de resterende olie opnieuw verhitten en
de blokjes kip, de lente-ui, de gember en de zoete aardappel roerbakken tot de
kip wit kleurt. De reeds gebakken noten toevoegen en mengen. De suiker en de
sojasaus eveneens toevoegen. Goed dooreen mengen.
Ook dit eet je als snack of als onderdeel van een Chinese
maaltijd.
Serveer in kleine Chinese kommetjes met stokjes chopsticks
en hou de stofzuiger klaar om alle nootjes die met een grote boog door de
kamer gevlogen zijn nadien op te ruimen.
De lekkerste stukjes van de kip zijn de vleugeltjes...!
Ieder heeft daar zo zijn idee over.
Kippenvleugels
De verse rauwe kippenvleugels worden meestal op zijn geheel
verkocht. Het bovenste stukje bevat één beentje, het middenstukje heeft twee
kleine beentjes en de punt is waardeloos, daar kan je niets mee aanvangen
tenzij misschien in een kippenfond gooien.
Hak het gewricht tussen het bovenstuk en het middenstuk er
uit en hak je vingers niet mee in de vernieling. De punt hak je er ook af en
die is dus niet bruikbaar.
Nu heb je twee mooie kleine stukjes vlees.
De meest simpele manier om die te bereiden, is om ze te
bakken zonder vetstof op een grill of gewone braadpan.
Serveer ze met een dip van light soy sauce dat is zoute
sojasaus. Alle bovengenoemde dipsausjes zijn ook bruikbaar.
Een ietsje ingewikkelder is het volgende recept.
Thaise kippenvleugels
Benodigdheden :
500 gram kippenvleugels, reeds uitgesneden!
1 el rijstbloem ( crème de riz)
1,5 cm gemberwortel
1 teentje knoflook
½ sjalot
½ korianderwortel (facultatief)
2 limoenblaadjes
olie
1 el vissaus ( nam pla)
1 el sojasaus
1el rijstazijn
1el kippenbouillon of water
1el palm- of bruine rietsuiker
Bereiding :
Snij de kippenvleugels in eetklare stukjes. Bestrooi ze met
rijstbloem.
Schil de gember, knoflook, korianderwortel en de sjalot. Hak
alles fijn en snijd de limoenblaadjes in fijne reepjes.
Bak de kippenvleugels snel in hete olie in een wok.
Laat ze uitlekken als ze mooi bruin zijn.
Verwijder alle olie uit de wok op 3 eetlepels na en fruit
hierin de gehakte kruiden. Als de aromas vrijkomen, de vissaus, rijstazijn,
kippenbouillon en palmsuiker toevoegen en kook alles even door.
Voeg de kippenvleugels nu toe en laat een tiental minuten
stoventot de kip gaar is.
Serveer met reepjes ijsbergsla en versier met kerstomaatjes,
schijfjes limoen en eventueel een halve chilipeper.
Blinde vinken van
kip.
Ook vogels zonder kop genoemd maar dit worden dus kippen
zonder kop of stresskiekens...
Gebruik weer kipfilets. Twee laat ons zeggen. Haal de kleine
filetjes er uit. Je weet wel die zitten aan de binnenkant en zijn gemakkelijk
los te trekken en zeer mals... maar eveneens smaakloos.
Hak deze kleine filets fijn nadat je eerst het kleine witte
peesje verwijderd hebt. Voeg ongeveer evenveel gewoon fijngemalen varkensgehakt
of kippengehakt toe. Indien kippengehakt niet apart verkocht wordt bij je
poelier neem dan een kippenworst en duw het vlees uit het omhulsel.
Bereid het gehakt op de gewone manier met een ei en ietwat
broodkruim en voeg veel diverse gehakte groene kruiden toe. Vooral dragon is
lekker bij kip.
Leg elke kipfilet plat op tafel en snij deze in twee platte
stukken. Deze lapjes duw je in een stevige plastic zak en klop ze verder plat
door er met de zijkant van een kleine keukenbijl of zwaar mes op te kloppen.
Van twee filets bekom je zo vier lapjes... Verdeel het
gehakt over het vlees. Rol op tot rolletjes en prik ze dicht met een
tandenstoker of omwikkel ze met keukengaren.
Je mag er ook een dun plakjes rauwe ham mee in rollen.
Kleur de vinkjes, want dat zijn ze nu, in boter. Voeg een
beetje witte wijn toe en een paar in blokjes gesneden tomaten en een gehakt
teentje knoflook. Peper en zout en een blaadje laurier. Leg een deksel op de
pan en stoof gaar in een klein kwartiertje. Haal de draadjes of de tandenstoker
er af.
Serveer met pasta of pureeaardappelen.
Het zijn niet direct de gemakkelijkste recepten... maar als
je ze rustig en weldoordacht klaar maakt zal je er geen stress van krijgen!
Categorie:Keukentheorie Tags:Gefruite kipreepjes, kippenblokjes met cashewnoten, kippenvleugels, kipvinken
08-01-2012
Hutsepot
.
Dit jaar blijkt het geen winter te worden, maar Frank en
Sabine doen hun best! Dat beweren ze toch.
Wintertijd is hutsepottijd. Daarom, laat ons eens hutsepot
maken.
Er bestaan zoveel recepten en variaties op het thema hutsepot
als er koks zijn, ieder heeft zo een beetje zijn eigen mening over het idee hoe
een hutsepot er moet uit zien en wat er allemaal in mag of moet.
Daarom zal ik het simpel houden en opgeven hoe ik graag een
hutsepot eet...!
Het grote probleem met hutsepot is: je moet met velen zijn
om te eten. Zelfs al neem je maar van elke groente een kleine hoeveelheid,
uiteindelijk krijg je nog een grote massa bij elkaar. Daarom, inviteer gans de
buurt of heel je familie (ook nonkel Frans..) en maak eens een grote ketel
hutsepot.
Wat hebben we nodig? Groenten uiteraard en vlees, vooral varkensvlees.
Liefst ook wat aardappelen.
Een stuk uit de spiering is het ideale stuk vlees. (Halskarbonade
in Nederland!) Ook een blok spek. Liefst gezouten spek.
Een varkenspoot of twee als die ergens te vinden of te koop
zijn. Indien je een grote familie hebt mag er ook nog een stuk braadworst bij.
Als groenten zijn er de vier klassieke soepgroenten: prei,
selder, ui en wortel. Gebruik liefst een knolselder. Verder zijn groene kool,
spruitjes en raapjes voor mijn part verplichte groenten. Eventueel mogen er ook
enkele stukken pastinaak bij. Pastinaken zijn groenten die nog stammen uit de
middeleeuwse keuken en middeleeuwers aten alle dagen hutsepot. Er was maar één
ketel voorradig, die hing aan een haak boven een open vuur en alles wat
kookbaar was vloog er in. Alles werd dan hutsepot. Aardappelen waren nog niet
uitgevonden en de pastinaak was toen een beetje de plaatsvervanger.
Hoeveel groenten je nodig hebt hangt natuurlijk af van het
aantal eters maar de verhoudingen? Neem van alles ongeveer evenveel. Voor mij
veel groene kool, raapjes en prei.
In sommige recepten zal je ook vinden om witte bonen in een
hutsepot te doen. Voor mij niet gelaten maar geen bonen voor mij... Nochtans,
ik vind bonen best lekker maar niet in een hutsepot..! Zet ze eerst een nachtje
te week in water als je toch wil volharden in de boosheid...!.
Indien je varkenspoten hebt, (gekocht hebt) hou er dan
rekening mee dat die het langst moeten koken. Meer dan twee uur om ze goed gaar
te maken.
Dus blancheer die pootjes eerst en kook ze daarna helemaal
apart gaar in een pot met water, peper, zout en een kruidenbosje. Mocht je ondanks
alles toch bonen willen in de hutsepot, kook die dan samen met de pootjes.
Bonen moeten ook meer dan uur koken om gaar te worden, soms zelfs veel langer,
afhankelijk van de ouderdom. (Gepensioneerde bonen bijvoorbeeld...)
Neem nu de grootste ketel die je in huis hebt en leg daar
het vlees in. De stukken vlees blijven op zijn geheel. Water er op, peper, zout
en een kruidenbosje, laat aan de kook komen en schuim af indien nodig.
Reken voor het vlees een kooktijd van een uur en een half.
Na ongeveer de helft van deze kooktijd begin je de gewassen
en in mooie stukken gesneden groenten toe te voegen, in de volgorde waarin ze eerst
gaar worden. Begin met de wortelen en de uien. De ui kookt kapot maar dat geeft
niet.
Gebruik een winterwortel indien je die ergens kan vinden.
Raar toch, in Nederland vindt je die dikke lekkere winterwortels overal, hier
in België moet je er naar zoeken om ze waarschijnlijk niet te vinden.
(Ik heb het er deze namiddag nog met mijn moeder over gehad,
over die wortelen... Ja, zegde ze, wij gaven die vroeger aan de koeien.. Dat is
misschien de verklaring waarom dat soort wortels hier niet meer te vinden is.
De koeien hebben ze opgegeten.)
Voeg even later de stukken knolselder en de prei er bij, de
in grove stukken gesneden kool, als laatste de raapjes en de spruitjes.... Zorg
dat alles goed onder vocht staat want voor mij is hutsepot ook soep... Proef
ook of er voldoende zout in zit want later zout toevoegen is niet de goede
oplossing. Peper hoeft eigenlijk niet. Roer ook niet te veel in de ketel, zodat
de groenten herkenbaar blijven.
Alles mag goed gaargekookt zijn. Geen knapperige, al
dentegroenten, maar goed plat gekookt
zoals het voor de tweede wereldoorlog de mode was.
Hopelijk is je ketel ook groot genoeg om alles er in te
krijgen.
Als je beslist dat alles voldoende gaar is haal je de
stukken vlees uit de hutsepot. Laat deze even bekoelen.
Indien je braadworst wil hebben ga je die nu bakken en leg
de worsten nadien boven op de groenten in de grote ketel, zo blijven ze warm.
Gebruik dikke boerenworsten, ze moeten niet helemaal gaar zijn na hetbakken, ze worden vanzelf verder gaar op de
hete groentemassa. Het braadvet mag ook bij in de grote ketel.
De varkenspoten zijn ondertussen ook wel gaar geworden, hoop
ik toch. Haal de grootste beentjes uit de poten en kieper het vlees en de
bouillon bij de groentemassa. De beentjes gooi je weg, de vuilniszak in.
Indien je bonen meegekookt hebt met de poten... voeg ze er
nu bij, alles in de grote ketel.
We zouden nog vergeten dat er ook aardappeltjes gekookt
moeten worden. Kook die apart gaar zoals gewoonlijk. Gebruik bloemige
aardappelen, bintjes bijvoorbeeld.
Terwijl de aardappelen te koken staan kan je het vlees
snijden. Snij zoveel of zo weinig sneetjes vlees van de spiering en evenveel
van het spek als er eters aan tafel zitten. Verdeel de worst in stukken.
Om de hutsepot op te dienen neem je de allergrootste kommen
die je in huis hebt, schep die vol met de dikke groentesoep, leg de sneetjes
vlees en/of worst daar bovenop en breng aan tafel.
Hutsepot eet je uit diepe borden met een lepel en een vork
en eventueel een mes.
Voorzie grote potten straffe mosterd om die rijkelijk over
het vlees uit te strijken. Sommigen eten er ook zure augurken bij.
De aardappeltjes kan je best apart geven.
Het is een redelijk bewerkelijk gerecht. Vooral de
voorbereiding duurt wel even. De beloning is des te groter als de hutsepot later
op tafel komt.
De resten ervan, als er al resten zijn, worden er allen maar
beter op en smaken de volgende dag nog eens zo lekker. Mocht alle vlees op
zijn, dikwijls is dat zo, geef er dan gewoon stukken gebakken spek bij of
braadworsten.
Wat drinken we daar nu bij?
Geen wijn, geen geliflaf..., een stevige pint moeten we
hebben met een dikke schuimkraag!
Zoetig bruin bier, Aarschotse bruine, een Leffe... ?
We stonden op terwijl het nog donker was. Moeder maakte ons
wakker voor deze belangrijkste dag van het oude jaar, eenendertig december,
nieuwjaarszingen.
We werden dik ingeduffeld in een lange jas, een muts en wollen
handschoenen, vastgemaakt aan een lint dat over onze schouders liep, anders
speelden we de wanten zeker kwijt voor het avond was.
Moeder had reeds dagen voordien een grote witte beurs
genaaid uit een oud laken, een versleten kussensloop of een afgedankte
handdoek, die ook aan een lang lint over onzeschouders gehangen werd.
In de beurs waren twee compartimenten, het grootste deel voor
de koekjes, snoepjes en sinaasappels, het ander deel, het kleinste deel diende voor
de centen...
Dan vatten we de tocht aan door de verse nog krakende sneeuw...
Bij het eerste huis moesten we eerst nog een beetje moed
vatten maar dan, eens diep ademhalen en :
Nieuwejaarke zoete
Ons varken heeft vier
voeten,
Vier voeten en een
steirt,
Is dat gene nieuwjaar
weird?
Bij Mien kregen we altijd een frank, dat wisten we reeds
lang... Mien was een brave vrouw en zou voor nieuwjaarszangertjes zeker haar deur
niet gesloten houden...
Een kwartje (van een oude Belgische frank) was een gemiddeld
goede gift...
Tien centiemen was zowat het minste dat je kreeg... of kon
krijgen.
Bij de buren en sommige tantes kregen we een hele frank.
De meid van de pastoor gaf altijd mandarijnen en een handvol
koekjes... Nic Nac noemen ze die nu, kleine ronde koekjes met een rozig suikeren
roosje er op gespoten...
Een rondje zingen in een café leverde ook altijd een goede
buit op.
Als er toch ergens een deur gesloten bleef, na twee keer
over het varkentje gezongen te hebben, kreeg de onwillige de volgende schimptekst te
horen:
Hoog huis,
Laag huis,
Hier zit een gierige
pin in huis...
Dat was de zoete wraak!
Rond zes uur s avonds, we waren dan reeds doodvermoeid van
het lange wandelen keerden we terug huiswaarts. Verkleumd van de kou want de handschoenen
en de muts waren we terwijl reeds lang kwijtgespeeld.
Het moment de gloire kwam dan... de buit werd geteld.
De mandarijntjes werden gescheiden van de snoepjes en de koekjes
en daarvan konden we de gebroken stukjes reeds onmiddellijk opsnoepen...
Indien er meer dan honderd frank in de geldbeurs zat, dan
was het een vruchtbare dag geweest...
Gelukzalig legden de dan de kwartjes, de tien centiemstukjes,
de kwartjes, de halve frankskes en de hele franken tot torentje op mekaar.
Af en toe zat er zelfs een vijf frankstuk bij... van tante
Julia, of tante Miet...
Op papier rekenden we nog eens na of de telling wel zonder
fouten verlopen was...en dan verdween de buit in het plaasteren spaarvarken.
Terwijl begon het in de woonkamer heerlijk te geuren.
Moeder maakte konijn. Dat was de traditionele nieuwjaarskost. Konijn, zachtjes gestoofd
op de achterkant van de Leuvense stoof.
Geen konijn met pruimen, dat was aan ons niet besteed. Waarom
niet, dat weet ik niet. We hebben nooit gehouden van die zoetzure bereidingen.
Kip met appelmoes was ook zo een exotisch gerecht dat alleen door gekke mensen
gegeten werd.
Bij ons werd het gewoon konijn...! Zonder meer, volgens een
recept uit het kookboek van de boerinnenbond.
Thuis zal de saus wel afgewerkt geweest zijn met azijn in
plaats van een glas rooden wijn. Rooden wijn was voor de rijke stinkers,
mijnheer den baron bijvoorbeeld. Wij dronken op zondag wel een glaasje
mierzoete Griekse Samos, een soort muskaatwijn. Ons moeder werd dan altijd heel
vrolijk en wij dronken onder de tafel de kletskes op. (Wil je Griekenland er
terug bovenop helpen, drink Samos... mierzoet en snel zat..)
Konijn was in het begin van de jaren vijftig van vorige eeuw
de enige luxe, kwestie vlees, die een gewoon huisgezin zich kon permitteren. Misschien
af en toe ook eens een klein stukje van
het varken. Doorgaans ook van een zelfgekweekt varken.
Iedereen had wel enkele konijnen thuis in een hok zitten. De
beestjes hadden geen naam: geen flappie of langoor of klein Rogerke... Gewoon
konijn!, die rosse of die grijze... Hun lot was reeds op voorhand bezegeld: de
pot zou hun laatste verblijf worden.
Eten bij mekaar zoeken voor de konijntjes was de taak van de
kleine mannen na de schooluren. Pisbloemen of paardenbloemen, brede en smalle
weegbree en kleine berenklauw, dat was het lievelingvoedsel voor de konijntjes.
Zo dachten we toch, de konijnen zelf hebben nooit hun mening verkondigd. In
alle geval kregen ze bio-kost te eten, onbespoten en gegroeid op braakliggende
grond.
Aan allen een vrolijk
en gelukkig 2012 en veel geld in de beurs.
Categorie:Keukentheorie Tags:Nieuwejaarke zoete, konijn, beste wensen
25-12-2011
Drie soepen
.
Na kerstavond, kerstdag of na oudejaar heb je geen behoefte
meer aan liflafjes.
Geen foie gras, geen oesters, geen kreeft of kleffe kerststronken
en het woord kalkoen klinkt bijna als de titel van een horrorfilm.
Je maag ligt nog steeds in strijd met opkomende
braakneigingen en het woord eten doet je reeds walgen.
Toch komt er een dag dat je terug aan de slag moet. De
Dafalgan en de Maalox zijn op en je moet toch eten om je dagelijkse zware
dagtaak aan te kunnen...
Drie soepjes heb ik hier in voorbereiding, eten en drinken
tegelijk en versterkend...
Een restaurant...
Heb je hem? Nee zeker?
Restaurant betekent letterlijk herstellend, een vervoeging
van het Franse werkwoord, restaurer, herstellen.
Dat was ook de originele betekenis van het woord restaurant
dat wij nu kennen als een eethuis. Daar waar je de honger kon herstellen. Het
eerste restaurant, het woord waardig, opende zijn deuren te Parijs, in de Rue
des Poulies, uitgebaat door een olijkerd, Boulanger genoemd. Dit was in het
jaar 1765. Boven de ingang van Boulangers' zaak hing volgend, in potjeslatijn
opgesteld uithangbord ;
(geleerd van Bart...)
"Venite ad me, omnes, qui stomacho
Laboretis, et ego vos restaurabo"
wat zoveel betekent als, kom tot mij, gij die aan uw maag
lijdt, ik zal U verkwikken...
Hier volgen drie soepen die alle drie verkwikkend en
restaurerend zijn, zelfs een dode terug tot leven kunnen wekken.
Mulligatawny
Simpelweg ook currysoep of beter kerriesoep genoemd.
Je hebt nodig: kippenbouillon, liefst gemaakt van echte kip,
een soepkip bijvoorbeeld, maar met de resten van de kerst- of nieuwjaarstafel
kan het ook wel. Enkele blokjes kippenbouillon toevoegen lost het probleem ookt
op.
Zorg eveneens voor een klein beetje gekookte rijst en gekookt
kippenvlees, dat laatste kan gerecupereerd worden uit de bouillon.
Maak een roux met 40 gram boter en 30 gram bloem. Voeg aan
deze roux een eetlepel kerriepoeder toe en laat dit alles, al roerend, een
minuutje drogen op een zacht vuurtje. Roer hier een liter sterke kippenbouillon
bij en roer goed tot alle klontjes verdwenen zijn.
Laat de soep een tiental minuutjes doorkoken. Soms wordt er
ook een klein beetje tomatenpuree bijgevoegd. Zodat de soep dan meer roze,
zoals een roze olifant, gekleurd wordt.
De hoeveelheid kerriepoeder is een beetje moeilijk want elk
merk dat deze specerij op de markt brengt heeft een andere smaak en scherpte...
Maar het mag hier goed doorsmaken... Indien achteraf blijkt
dat de soep te flauw smaakt voeg dan een beetje cayennepeper bij of een schepje
sambal of iets gelijkaardigs.
Om de soep af te werken doe je er in fijne reepjes gesneden
gaar kippenvlees bij en een schepje gekookte rijst.
Mocht je de soep te sterk van smaak vinden, dan kan ze
verzacht worden door er een scheutje room of kokosmelk aan toe te voegen.
De naam mulligatawny komt uit India en wordt daar vooral
van schapenvlees gemaakt. Vermits dat hier niet zo in de smaak valt wordt er
liever kip gebruikt.
De Engelsen hebben deze soep in India leren kennen. Maar in
India worden allerhande verse specerijen gebruikt die we hier niet voor handen
hebben. Zo is het droge kerriepoeder ontstaan dat deze verse kruiden kan
vervagen en zo is de soep ook naar Europa gebracht.
Bisque
Bisque wordt aanzien als een dure soep en moeilijk om te maken.
Dat is voor niets nodig.
Het kan ook goedkoop en gemakkelijk.
Verzamel een tijdlang alle resten van schaaldieren in de
diepvries tot je een behoorlijke hoeveelheidhebt. Bijvoorbeeld de schalen van zelfgepelde garnalen, scampi, gambas,
krab, ook van gekookte kreeft, natuurlijk mogen deze schalen niet eerst door de
gasten afgepeuzeld zijn. Bij sommige bereidingen wordt die schaal gewoon niet
gebruikt en kan zo gerecupereerd worden. De schalen mogen reeds gekookt zijn,
zoals de schalen van kreeft en garnaal.
Zorg ook voor een visfumet, maar met kippenbouillon lukt het
ook. Desnoods blokjes van kippen- en/of visbouillon.
Nog een greepje fijn gesneden wortel, ui en selder,
tomatenpuree en een kruidenbosje bestaande uit tijm, laurier en
peterseliestelen.
Niet te vergeten een halve fles witte wijn en een borrelglas
cognac.
Neem een grote pot of pan met dikke bodem en bak al de
schalen van de schaaldieren in olie tot ze beginnen te ruiken... Doe er dan de
gesneden groenten bij en bak nog wat verder, als laatste de tomatenpuree. Strooi
er een handvol bloem over uit en meng alles nogmaals zeer goed. Als dit alles
goed gebakken is voeg je er de bouillon en de witte wijn aan toe.
Laat een twintigtal minuutjes koken en breng terwijl op smaak
met peper, zout en cayennepeper.
Giet de soep door een zeef en pers alle vocht goed uit de
schalen.
Zeef de soep indien gewenst en tweede maal door een extra
fijne zeef.
Breng opnieuw aan de kook en breng nu definitief op smaak.
Hier hoort normaal een garnituur in thuis. Stukjes van het schaaldier waarvan
de soep gemaakt is. Gebruik hier wat er voorhanden is. Het gemakkelijkst is om een
greepje gepelde garnalen te gebruiken. Stukjes scampi gaat ook.
Giet in een warme kom een geutje cognac, een scheutje room
en een greepje garnituur. Schep de hete soep hierover uit.
Looksoep
Er bestaan veel recepten voor looksoep. Een soepje dat
allerlei opgestapelde gifstoffen uit ons lichaam zal verdrijven.
Wat hebben we nodig ?
Wat oudbakken wit brood. Een beetje vetstof, als het kan een
beetje eendenvet maar bij gebrek daaraan, olijfolie. Knoflookteentjes, minstens
één per persoon maar veel meer is beter. Zwarte peper en desgewenst een ei.
In de Provençe noemt men dit soepje aïgo bouido, wat
zoveel betekent als : gekookt water.
Eerst en vooral zorgen we voor het oude brood. Het is
natuurlijk zinloos om eerst oud brood te gaan maken. In alle keukens werden
vroeger de broodresten in een speciale schuif onder in het fornuis bewaard.
Daar droogde het brood uit tot keihard. Dat is wat we nodig hebben.
Daar halen we een stuk oud brood uit en verdelen dit over
het aantal kommen die we met soep willen vullen. Het brood mag zowel dun
gesneden worden als tot grove brokken verkruimeld. Bij voorkeur wit brood. In
het Mediterrane gebeid wordt geen bruin brood gegeten.
Ook hebben we gezorgd voor de knoflookteentjes. Pellen en in
dunne schijfjes snijden of hakken. Zo nauw steekt het niet. Laat deze schijfjes
nu even glazig worden in een beetje eendenvet of olijfolie. In de Provençe is
het olie, in de Périgord gebruikt men eendenvet. Giet er nu een kom water bij
per persoon. Een kom water is een ietsje kleiner dan de kom waarin de soep moet
opgediend worden.
Laat koken, voeg zout en zwarte peper toe. De aïgo bouido
vraagt om enkele blaadjes salie.
Laat het soepje gedurende een twintigtal minuten zachtjes
koken.
Wat je nu hebt is vettig kokend water met een looksmaak,
niets meer, niets minder!
Doe nu per persoon één eiwit, zo maar met de losse pols uit
het ei gegoten er bij, pardoes, recht in de soep.
Er vormt zich dan onmiddellijk een witte klont met slierten
die zich naar alle richtingen in de soep verspreidt... Mocht je het jammer
vinden van de dooier die overblijft, kieper die er dan ook maar in. Na nog een
minuutje koken is de soep klaar.
Schep de soep uit over het fijngesneden bood in een kom. Dergelijke
soep eet je uit een kom en niet uit een bord. Strooi er desgewenst nog wat
geraspte parmezaankaas of vers gehakte groene kruiden over uit ....
Probeer maar, je weet niet wat je tot hiertoe in je leven
gemist hebt !
Dit is de ideale soep om chabrot te doen. Als je kom met
soep bijna leeg is, dan giet je er een royale geut rode wijn in. Schud de kom
even en slurp de inhoud met het nodige gerucht naar binnen. Daarna de mond
afvegen met de achterkant van de hand... en dan een boertje laten... zo weet
een mens nog waarom ie leeft...
Eén goede raad nog. Dames kunnen beter geen chabrot doen
want dan krijgen ze een snor. Dat is toch wat er verteld wordt.
Dit soort soepen wordt nog op veel plaatsen gemaakt.
In Zuid Spanje heb ik een uitzonderlijk lekkere broodsoep
gegeten, wij gingen daarvoor speciaal naar een restaurantje waarvan ik nu de
naam vergeten ben maar t het was zo een typisch klein duister restaurantje...
De baas heette, Pepe...
Daar werd het brood eerst gebakken in olijfolie, samen met
de knoflook. Dan het water er op en om te eindigen een losgeklopt ei... de soep
werd dan opgediend in een kom waaruit zelfs de hond nog niet zou willen eten,
maar dat deed er niet toe...
Categorie:Maak het zelf Tags:Mulligatawny, currysoep, kerriesoep, bisque, knoflooksoep
18-12-2011
Aardappelkroketten
.
Elk jaar, een paar weken voor kerstmis krijg
ik het steeds weer op de zenuwen. Wanneer komt die eerste mail of telefoon nu,
met steeds diezelfde vraag?
Ik wil
zelf aardappelkroketten maken maar; hoe moet dat? Bij mij barsten die altijd
open...!
Zelfs personen van wie je het niet zou
verwachten komen met die vraag op de proppen.
Daarom, om die steeds weerkerende
moeilijkheden op te lossen, op algemene aanvraag; hoe maak je
aardappelkroketten die niet barsten?
Waar moet men speciaal op letten om te
beletten dat de kroketten gaan openbarsten tijdens het bakken ? Bij
uitbreiding: hoe maak je aardappelkroketten?
Eerst en vooral gebruik bloemige aardappelen!
Bijvoorbeeld bintjes zijn heel geschikt.
Vastkokende aardappelen geven een rubberachtige
en kleverige structuur aan kroketten.
Eerst en vooral de aardappelen voor het koken
in gelijkmatige niet te kleine stukken snijden zodat alle stukken tegelijk gaar
worden. De kooktijd bedraagt ongeveer twintig minuten. Om te controleren of de
aardappelen gaar er niet als waanzinnig elke minuut in prikken met een gewone
eetvork. Gebruik een houten satéstokje of een tandenstoker of de punt van een
scherp mesje. Anders vallen de aardappelen uit mekaar en slorpen ze water op.
Daar zit hem juist één van de problemen. Aardappelen slorpen vocht op tijdens
het koken. Dat vocht zal je later tijdens het bakken van de kroketten parten
spelen !
Dan, de aardappelen niet te lang laten koken,
elke minuut dat de aardappelen te lang koken slorpen ze meer water op. Dus
regelmatig controleren met een scherp voorwerp en als ze juist gaar zijn, dus
als men er gemakkelijk kan door prikken, het kookproces stoppen.
Na het afgieten van het kookvocht de
aardappelen op grootmoeders wijze opschudden, de patatten bloemen, zo verliezen ze nog
meer vocht en worden ze reeds geconditioneerdvoor het doorzeven. In de oude klassieke keuken werden de aardappelen
gaar gemaakt in de oven. Zo kwam er geen druppel vocht in de massa,
integendeel, alle vocht verdampte. Ook stomen moet een goed resultaat geven
maar zelf heb ik daar geen ervaring mee.
Nu de aardappelen doorzeven met behulp van een
ouderwetse roerzeef, een passe-vite , of een nog ouderwetsere pureeknijper.
Nooit een elektrische klopper gebruiken, men verkrijgt dan een rubberachtige
substantie die absoluut niet smakelijk meer is.
Indien je beschikt over een zware
keukenmachine zoals een Kenwood bijvoorbeeld, dan gaat dit wel, door de kracht
en de snelheid van de machine. De hete, juist uitgedampte aardappelen, in de kuip
van de machine kieperen en laat ze maar draaien met het K - stuk. (Niet dat rosse
stuk van K-3 !) Maar niet te lang, anders krijg je weer rubber ! De machine
vermorzelt de aardappelen en helemaal zonder stukjes na te laten.
Als men een roerzeef gebruikt, een passe-vite
dus, doet men de boter reeds op de bodem van de recipiënt waar de aardappelen
zullen in terecht komen. De boter is dan mooi gesmolten als alle aardappelen
zijn doorgedraaid. Nu nog eierdooiers, nootmuskaat en eventueel peper en zout
toevoegen. Snel mengen met een spatel. Dit alles moet inderdaad snel gebeuren.
De aardappelen mogen niet de tijd krijgen om af te koelen.
Nu de truc met de duif vooraleer alles
beginnen te mengen voegt men een kleine hoeveelheid rijstkreem*, crème de riz
*, toe ! Ook gewoon zetmeelpoeder genre maïzena kan gebruikt worden.
Dit droge zetmeelproduct zal ook weer het
teveel aan vocht binden. Het hele probleem waarom kroketten straks bij het
bakken kunnen openbarsten is de te grote hoeveelheid vocht in de kroket. Ook
het paneren heeft er mee te maken, maar straks meer hierover.
Nadien alles goed mengen met een grote spatel,
of met de machine. Eén keer mengen maar !!!
Nu hebben we nog niets gezegd over de
hoeveelheden.
Voor één kilogram geschilde aardappelen
gebruikt men, maar dit is slechts een ruwe schatting, twee eierdooiers, 25 gram
boter, dit is een grote eetlepel boter, liever te weinig dan te veel ! En één
grote eetlepel rijstkreem of zetmeel. Peper, zout en nootmuskaat naar believen.
Proeven. Beginnen met weinig en toevoegen als het nodig is.
Dus van alle toevoegingen, liever te weinig
dan te veel. Eierdooiers hebben geen negatief effect op de bakresultaten,
integendeel. Te veel boter is ook ongunstig.
Zeker en vast nooit ofte nimmer melk aan de
aardappelen toevoegen zoals in sommige recepten wel eens vermeld staat. Deze
schrijvers zouden mee moeten gebakken worden tussen hun openspattende
kroketten!
Nu de kroketten zo snel mogelijk vormen. De
aardappelmassa moet nog warm zijn !
Het beste systeem is om zo een toestel te
gebruiken waar men de aardappelmassa kan in doen en die er dan door drie of
meer openingen uitgedrukt wordt. Soms nog te koop bij Spullenhulp of in de
Kringloopwinkel of op rommelmarkten...
Als er geen machine ter beschikking is, een
bolletje aardappelmassa ter grootte van een dikke appel, zoals vroeger in de kleuterklas,
uitrollen tot een worst van ongeveer een drietal centimeter dikte.
Doe dit op een werkvlak dat lichtjes bestrooid
is met bloem. De bloem zal later ook helpen bij het bekomen van een stevige
korst. Men mag ook bolletjes vormen, gewoon rollen tussen de handen met een
klein beetje bloem. Ook met een spuitzak zonder mondstuk lukt het goed doch dit
vraagt toch wel een beetje ervaring. Doe dit ook op een met bloem bestoven
oppervlak, later de worstjes even een rolletje door de bloem geven.
Het rollen lukt niet goed als het gedaan wordt
op een glad oppervlak zoals een roestvrij stalen werkblad. Best op een houten
plank.
Als alle rolletjes of bolletjes gevormd zijn
deze laten afkoelen, liefst in de koelkast en als het enigszins kan, tot de
volgende dag. Liever niet afdekken met plasticfolie, dan ontstaat er condens
die in de aardappelen trekt en deze vochtig maakt. Een zuivere doek is goed.
Dan de rolletjes met een groot mes in stukjes
snijden van ongeveer zes tot zeven centimeter lengte. Deze nu paneren op de
klassieke manier. Dit wil zeggen: de aardappeltjes door opgeklopt eiwit (of zelfs
gewoon losgeklopte hele eieren) halen, daarna door paneermeel. Nog even de
kroketten rollen op de tafel zodat het paneermeel zich goed aan de aardappelen
hecht.
Nogmaals als het kan de kroketten, want dat
hebben we er nu eindelijk van gemaakt, minstens een uur laten rusten, liefst in
de koelkast.
Het bakken, doe dat in een hete frituur van
minstens 180°C, niet te veel tegelijkertijd. Wachten tot de frituur opnieuw de
ingestelde temperatuur gehaald heeft vooraleer er een nieuwe lading in te
leggen. Simpelweg gezegd betekent dit ; wachten tot het lampje van de
thermostaat terug gedoofd is ! Het mandje met kroketten niet om de haverklap
boven halen om te kijken of ze reeds goed zijn Niet schudden met het mandje
zoals sommigen wel eens doen, dat is funest !!!
Nu is kroketten maken een redelijk tijdrovende
bezigheid en dan zou men ook wel eens willen om een grote lading kroketjes in
één keer te maken en de rest dan in te vriezen.
Goed, hetzelfde procedé als boven maar vooral
het paneren moet hier dan zeer grondig gebeuren, kijken of er nergens geen
gaatjes zijn en dergelijke... De ganse bereiding moet perfect gevolgd worden of
de resultaten zullen tegenvallen.
Aan de paneervloeistof een handvol gewone
bloem of een deel eiwitpoeder (dat bestaat) toevoegen zal er voor zorgen dat de
kroketten na het ontdooien en bakken, minder gemakkelijk zullen openbarsten.
De kroketten ook nooit rechtstreeks uit de
diepvriezer in de hete frituur leggen. Minstens een half uur of zowat, laten
ontdooien vooraleer te bakken. De baktijd is uiteraard ook langer dan voor
gewone verse kroketjes. De inhoud moet volledig ontdooid zijn.
-*Rijstkreemof crème de riz is verkrijgbaar in de grote supermarkten. Te vinden
tussen de andere bindmiddelen of bij de babyvoeding. Verwar dit niet met
rijstgriesmeel, dat zou niet goed aflopen...!
-Zeer dikwijls wordt bij het eiwit om te paneren
een scheutje olie gevoegd. De reden waarom dit gedaan wordt, daarover wordt de
grootste onzin verteld... Deze olie dient alleen om te beletten dat het eiwit
gaat schuimen bij het loskloppen... Dat is al!
-Zelf gemaakte kroketten invriezen geeft steeds
een twijfelachtig resultaat. Je moet het afwachten. Industrieel gemaakte
kroketten zijn een totaal ander product dan wat je zelf maakt, dat proef je
ook... En handgemaakte kroketten worden niet gemaakt met de bedoeling om ze te
diepvriezen... Maar soms lukt het wel. Ook weer een reden waarom er zo min
mogelijk vocht in de aardappelmassa mag zitten.
-Een kilogram geschilde aardappelen levert
ongeveer 30 tot 35 kroketjes op. Voldoende voor een tiental personen maar dit
is zeer sterk afhankelijk van allerlei factoren... ?
Ik weet niet of je dit woord in de dikke Van Dale zal terug
vinden? Waarschijnlijk niet.
Toch is het woord juist, maar misschien een beetje
ongebruikelijk.
Enkele dagen geleden had iktwee varkenspoten gekocht voor de enorme som van één euro en nog eens
acht cent.... Daarvoor kan je toch geen honger lijden?
Het probleem is wel dat ik die poten nadien ook zelf mag
opeten want mijn vrouw weigert halsstarrig om dergelijke brol te eten.. Zo drukt
ze het zelf uit!
Ik ken dat verschijnsel al langer en heb de poten eerst een
tijdje in sterk gezouten water gelegd om ze eerst een beetje wit te trekken.
Daarna geblancheerd, en ze dan definitief opgezet in water met
peper en zout een laurierblad en een ui.
Meer hoeft daar voor mijn part niet bij. Je proeft
uiteindelijk van die kruiden toch niets.
Dat koken moet gebeuren op een heel klein vuurtje, onder
deksel, en hoelang duurt dat?
Minstens twee uur. Je kan dat voelen als je met een vork met
lange tanden (of een breinaald) door de poot prikt. De vork moet er moeiteloos
en vlot doorgaan. Desnoods mogen de
poten drie uur koken.
Laat de poten eerst een beetje laten afkoelen, wil je, je
handen niet verbranden. Daarna moeten de beenderen er uit gehaald worden
Dat is een vettig en prettig maar plakkerig werkje waarbij
je best regelmatig je handen wast, anders plakken je handen en armen tot aan de
ellebogen. Zorg er ook voor dat alle beentje verwijderd worden want er zitten
zeer kleine dingetjes in, vooral de beentjes in de teentoppen zijn minuscuul
pietepeuterig klein...
Hak dit vlees nu fijn tot je stukjes bekomt ter grootte van
een erwtje.
Over vlees mag je hier eigenlijk niet spreken. Een
varkenspoot bestaat voornamelijk uit vel, pezen en een klein stukje vlees zo
groot als een kinderpink... en de beenderen natuurlijk.
De poot bevat geen vet zoals velen wel denken. Poten zijn
bijna vetvrij... Je kan dat zien aan de bouillon die overblijft na het koken,
daar ligt inderdaad een dun laagje vet op na afkoeling maar een gewone braadkip
geeft meer vet af!
Het gehakte vlees nu laten verder koken in een kleiner
pannetje met enkele scheppen van de bouillon.
Als kruiding heb ik gewoon peper en zout en een beetje
nootmuskaat gebruikt. Ik kan mij best voorstellen dat een fijn gesnipperde
sjalot, een scheutje azijn of andere gemengde kruiden hier goed kunnen in
passen.
Om het simpel te houden heb ik dan een lading roux uit een
pakje van het merk Maïzena door de massa geroerd tot er een dikke bubbelende dikke
sausachtige substantie ontstond... en let op dat spat geweldig, erger dan de
geiser van Yellowstone...! Ik zie nog steeds een rood vlekje als souvenir op
mijn rechterpols!
Die massa heb ik dan laten afkoelen in een geoliede schaal
tot ze begon op te stijven. Indien je dit niet begrijpt, varkenspoot bevat een enorme
hoeveelheid gelatine..; zo maar gratis!
Toen kwam het moeilijkste. De massa moest nu verdeeld worden
in regelmatige stukjes ter grootte van een kleine kroket die in één hap kan
gegeten worden. Zoals een bitterbal.
Terwijl doet de gelatine haar werk en de massa wordt steeds
maar vaster en vaster...
Dit werkje doe je best met bloem aan je handen en nijpen en
duwen en persen maar om regelmatige bolletjes te bekomen.
Kleine vierkante blokjes maken is veel eenvoudiger maar ik
wou ronde bolle kroketjes...!
De kroketten moeten minstens twee keer gepaneerd worden.
Controleer ook elk kroketje apart op barsten of scheuren. Desnoods stop je een
kroket met barsten terug in het geklopt eiwit om nog maar eens een extra laagje
paneermeel te kunnen opnemen.
Paneren doe je uiteraard in geklopt eiwit en daarna
paneermeel... maar ik hoop dat jullie dat wel weten.
De kroketjes kunnen nu een tijdje rusten.
Dan het ik een mosterdsausje gemaakt, gewoon wat sterke
mosterd aangeroerd met azijn en olie, peper en zout, een dikke vinaigrette dus.
Dat sausje mocht dan dienst doen als pittige dip.
Het bakken verliep vlot, de frituur op 180°C afgesteld, even
een gesputter maar dat heb je bijna altijd met zelf gemaakte kroketten en
verder waren er geen problemen.
Zelfs mijn vrouw heeft er van geproefd en goed voor de
dienst bevonden!
Op dat ogenblik zat ze met drie koks aan tafel en kon ze toch
haar gezicht niet verliezen... maar neen, ze meende het.
Er waren nog twee kroketjes over die ik de volgende dag in
de microgolf vermoord heb... en zelfs daarvan heeft ze de helft, eentje dus,
opgegeten zonder aanmerkingen...
Een beetje werk, één euro en borrelhapjes voor vier personen
als resultaat... wie biedt meer.. of minder?
Soms zie je bij de ambachtelijke slagers wel eens
varkenspoten in gelei of als andere bereiding in de toonbank liggen. Gepaneerde
pootjes bijvoorbeeld die later gegrild moeten worden. Die poten zien er netjes
uit, helemaal intact. (Maar dikwijls onvoldoende gaar)
Als je de poten zelf kookt vallen ze uiteen in vellen en
beenderen, absoluut geen mooi gezicht.
Om de pootjes mooi heel te houden moeten ze op een plankje
gebonden worden met brede linten en zo zeer voorzichtig gekookt worden. Zo
kunnen ze niet krom te trekken en uiteen vallen in stukken...
Tenslotte, van de resterende potenbouillon heb ik een
lekkere dikke linzensoep gemaakt...