‘Een kalkoen is een spitse schroef, die in een hoefijzer geschroefd wordt, waardoor het paard extra grip op een gladde ondergrond heeft en uitglijden voorkomen wordt.’ Ze werden vroeger vooral in de winter voor op gladde wegen gebruikt. Zo’n hoefijzer voor extra grip is dan iets zoals spikes op autobanden? Of onder schoenen.
De term voor het inschroeven van kalkoenen is het op scherp zetten van een paard. De kalkoenen worden vlak voor een wedstrijd in de gaten gedraaid. Na de wedstrijd worden de kalkoenen snel weer verwijderd. Ze hebben namelijk een nadelige invloed op de stand van het paard.
‘k Ben wat gaan rondneuzen op het Net en ivm winterhoefijzers heb ik gevonden dat in de winter van 1812 de terugtrekking van het leger van Napoleon uit Rusland compleet rampzalig verliep door het feit dat het leger geen winterhoefijzers bij had.
Zonder de winterhoefijzers met de bijbehorende spikes of kalkoenen konden de paarden geen wagens bergop trekken of zich schrap zetten bergaf.
De veldtocht was zo al een ramp geweest, een uithoudingsslag. En de terugtocht werd een catastrofe, wegens niet de juiste hoefijzers. Logistieke flaters van formaat stapelden zich op. De terugtocht verliep in bloed langs kadavers en lijken. Alsmaar meer.
Er zijn 400.000 manschappen vertrokken met materiaal en paarden navenant. Ter plaatse werd dat leger de steppe en de winter in gelokt. De aftocht verliep zonder de juiste logistiek en ze kwamen terug thuis met 20.000. Wrakken van mensen.
Zwierig schrijft zijn dirigeerstokje vreemde tekens in de lucht
Beweeglijk dansend knikkend heen en weer bespeelt en stuurt hij zijn muzikanten
Een leven lang
Tot zonder respijt zachte tonen dromend weemoed mijmeren
en hij zich statig om zal keren moe, tevreden, plechtig buigen Jubelend applaus sluit zacht de deuren na het allerlaatste afscheid
Elisa 08/05/2010
1957 - Alle muzikanten gaan naar de hemel want de Grote Dirigent neemt elke noot aan als gebed. - Ook valse noten? Van de oefeningen? - Vooral die, zuchtte mijn grootvader Pit, die een geduldig en zachtaardig mens was.
'k Heb hem gekend tot mijn zes jaar. Hij was orkestmeester en stond in voor het studeren van de stukken zodat wanneer de repetities begonnen, de dirigent zich kon bezig houden met dirigeren. Zo heeft Pit heel wat valse noten gehoord in zijn leven.
Mopjes en anekdotes die met muziek te maken hadden werden nog lang na zijn overlijden herhaald. Soms nu weer, voor zijn achterkleinkinderen en hun kroost zijn die mopjes gloednieuw en recent ook want na een generatie niks wordt er weer zelf muziek gemaakt door zijn nakomelingen. Dat vind ik mooi, dat iemand verder leeft in mopjes. Het maakt deel uit van de Kleine Geschiedenis van de Gewone Mens.
Door Pit krijgen straatmuzikanten en musicerende bedelaars van mij een bijdrage. Al ben ik daar de laatste jaren veel selectiever in geworden. Na al die muntstukken hebben ze mij ondertussen al wel een plaatsje de hemel in gefiedeld.
“vreemde tekens in de lucht”
Dat dacht ik ook, dat Pit de muziek in de lucht schreef en de muzikanten konden dan lezen wat ze moesten spelen. In de lucht schrijven was gewoon iets van de grote mensen. Meer niet.
m HiH-12/2015 - gedicht geplaatst met toestemming van Greta Aerts, de auteur
plaatselijk bewolkt ~ stille helden “Het filmpje is geregisseerd door Peter Sohn. Sohn kreeg volgens eigen zeggen het idee voor de film na het zien van de openingsscène van Dombo waarin de ooievaars de babydieren bezorgen bij het circus. Dit zette hem aan het denken over waar deze babydieren dan vandaan komen en waarom de ooievaars ze moeten bezorgen. (…) Hoog in de wolken creëren levende wolken, dag in, dag uit, baby-mensen en -dieren, die ze vervolgens door hun ooievaars laten bezorgen. Gus, een eenzame grijze wolk, heeft de ondankbare taak om jonge roofdieren en andere minder aantrekkelijke creaties zoals krokodillen en stekelvarkens te maken. Zijn ooievaar Peck is er ook niet blij mee, daar hij vaak door deze dieren gebeten of geprikt wordt.”
Na elke opdracht is de vogel meer gehavend en het is bijna schrijnend dat hij nog een volgende opdracht wil aanvaarden. Wat zou de bedoeling van het filmpje zijn, de kijker vertellen dat plichtsbesef iets heldhaftigs heeft?
Want zo zijn er legioenen hé, de stille helden als deze vogel, die dag-in-dag-uit hun job blijven doen, die maken dat de wereld blijft draaien.
‘k Ben zeer dikwijls in gesprek met hierboven. Soms met een hele trits wezens, navenant waarmee ik bezig ben.
De katholieke heiligen maken zo geen deel uit van mijn netwerk. Wij hebben niks met mekaar. Ik aanroep hen niet en zij bezorgen mij geen kwalen, tot hier toe werkt dat systeem, wij gaan mekaar beleefd uit de weg.
Wie ik er wél alle dagen bij roep zijn Hermes (een Griek) en Mercurius (een Romein). Wanneer er geschreven wordt ben ik met die twee bijna continu in gesprek. Zij zijn de godheden van de communicatie hé. Awel, ze mogen iets doen voor die titel ook.
Als het schrijfsel een vertelsel wordt aanroep ik hen niet, dan heb ik geen hulp nodig, dat kan ik alleen, een verhaaltje neerpoten. Soms komen ze dan meelezen, heb ik de indruk. Van hen kan ik dat verdragen hoor, zij weten soms beter dan ik hoe het verhaal moet worden. Maar als we/ze beginnen uitweiden en het wordt gezwam, dan jaag ik hen weg. Zwammen kan ik evengoed alleen en die alinea’s dienen toch maar om achteraf te deleten. Soms verwijder ik niet genoeg gezwam. Kweetet. Kweetet.Kwéétet. Als het schrijfsel een relaas wordt, dan haal ik hen erbij, want dan moet er opgezocht worden en dat mag een beetje vooruit gaan zonder al te veel vergissingen, want vergissingen remmen af. Hermes en Mercurius zijn boodschappers, beroeps, al eeuwen, daardoor kunnen zij helpen om snel informatie te verzamelen. Ze hebben vleugeltjes aan hun sandalen en op hun helm. ’t Zijn kwieke jongens hoor. Met z’n dagen natuurlijk, want ’t zijn geen opperwezens hé.
Als het schrijfsel een argumentatie moet worden, dan heb ik hen echt nodig. Kom Jongens, allebei hier komen, dit is voor serieus, dit moet juist zijn, tot op de millimeter. Na een tijdje komen zij. En vermits woorden hun gereedschappen zijn, mag ik al eens een ietske lenen uit hun alaambak.
Dan is er nog een soort schrijfsel. Daarvoor leun ik bijna helemaal op hen omdat mijn woorden dan tekort schieten. Dat is wanneer iemand gesteund moet worden. Jongens, vraag ik dan, de mail kan ik zelf verzenden maar wilt gellie er alstubliéft voor zorgen dat de boodschap overkomt? En dan kan ik alleen maar hopen/bidden dat zij ervoor zorgen dat de boodschap niet opdringerig en genuanceerd genoeg overkomt.
waarom dragen borelingen een mutske De buurvrouw heeft een nieuw kleinkind en dat vraagt de nodige kraambezoeken natuurlijk. Haar ander kleinkind is nu musketier. - Musketier? Waarom geen ninja of een robot, iets van deze tijd? - Omdat hij La Fille de d'Artagnan gezien heeft. - Dat is een film uit de jaren 90! Vindt hij die goed? vroeg ik opgetogen. - Hij vindt Sophie Marceau goed, nuanceerde ze.
Ah, ja, natuurlijk. Hij is tien. In dat stadium van het leven is Sophie Marceau een engel en heeft hij de andere kanten van het internet nog niet ontdekt.
Hij is twee keer mee geweest naar zijn nieuw nichtje en dat vindt hij genoeg. Ze is klein. Ze is te klein voor musketiers, om te redden en zo.
- Want dat doén musketiers hoor, zei hij met nadruk, redden.
Terwijl Oma nog eens naar de boreling gaat kijken ga ik de musketier gezelschap houden.
- Ik heb haar al twee keer gezien, zegt hij. Alsof hij zich afvraagt waarom zijn oma een derde keer nodig heeft om te zien wat er te zien valt : het nieuw nichtje is klein. En ze draagt een mutske. Zelf mag hij zijn baseballpet niet aanhouden in huis.
- Waarom heeft ze een mutske? vroeg hij. - Alle borelingen dragen dat, om hun hoofdje warm te houden. Bezwaar van zijn kant, de baseballpet weer. Die mag hij niet op hebben om zijn hoofd warm te houden. - Om alle goede wensen in hun hoofdje te houden tot wanneer ze groter zijn en ze die wensen zullen nodig hebben. Gij kreeg ook een mutske op uw hoofd toen ge pas geboren waart. - Ook voor de wensen? Hebt gij toen ook iets gewenst?
Zijn blik werd waakzaam want zelf had hij al zo dikwijls iets gewenst, dat hij mij van fabeltjes verdacht. Wensen die onder een mutske blijven … pft! Goede wensen tot wanneer ze groter zijn … ‘t zal wel. - Want dat van Sinterklaas hé, riep hij ruzieachtig, dat was óók niet waar! - Eh, nee, maar dat is … - Awel hé, dan is dat van dat mutske ook niet waar!
Er was iets dan hem dwars zat, iets dat de musketiersfeer bedorven had.
Kwam het door mijn verzinsel over het mutske, lag het aan de baseballpet of lag het aan de komst van het nichtje?
Gaan zitten deed pijn, rechtkomen deed pijn en gaan liggen was een marteling. Dan produceerde hij zo’n klaaglijke geluiden dat ik mijn hart vasthield. Dit kon niet anders dan ernstig zijn. Dit werd een ingewikkelde operatie met pijnlijke pinnen in de wervels en langdurige revalidatie, zoveel was zeker. Dat kon ik opmaken uit zijn gekerm bij het zetten en opstaan en aan het gehuil bij het gaan liggen. Want zo zitten mannen ineen. Als ze een geluid uiten dan is het ernst in hun wereld.
Voor dat gaan liggen herinnerde ik me plots iets, op vier pootjes in bed kruipen, dan op één ellenboog zakken en dan pas gaan liggen. Vanwaar ik dat had weet ik niet meer, maar het hielp. Voorwaarts het bed in. Kruipend. Dat deed hij en het gehuil zakte aantallen decibels. Enkel gekreun ontsnapte nog zijn lippen.
Dat kruipen is een methode voor hoogzwangere vrouwen, nu weet ik het weer. Om de rugspieren te ontlasten van het zware werk. Ik zag het verband niet tussen een hoogzwangere vrouw met een gewicht dat de ruggegraat belast en het gedoe van een seniore man zonder zo’n beloftevolle buik, maar goed.
Vanmorgen kwam de dokter: mijn heer des huizes heeft verkrampte rugspieren. Iets met een ontsteking. Op twee spieren in de rug. Maar dat heb ik ook al gehad, al twee keer, en bij mij was daar zo geen klankspel mee gemoeid!
-----
Toen ik later in geur en kleur aan iemand vertelde over dat typisch mannengedrag antwoordde ze :
- Zo lang ge zijn theatergedoe hoort …, wel, hij is er tenminste nog. Als ge niks meer hoort, dan …, dan is dat erg, besloot ze zachtjes.
En ik zweeg. Verdomme, ik met mijn vertelselkes altijd.
Ook al meegemaakt waarschijnlijk. De grill zendt beloftes met kruidengeuren. De brochettes zullen mals en sappig zijn want aan het vuur staat iemand met kennis van zaken. Men heeft al een cavaatje op. Of twee. En sebiet komt er eten. Vanzelf. Ze brengen de borden. Kortom, de wereld is mooi en ze ruikt nog lekker ook.
En dan komen de brochettes op tafel. De spiesen zijn groter dan het bord. Daar moet men het vlees dan afrijgen. Zittend. Dat vraagt kracht. Maar zittend kan men geen kracht zetten. Met de moed der wanhoop dan maar. De twee onderste stukken laten zich nog tamelijk vlot afrijgen. Dan komt het derde stuk. Dat zit vast. Verbeten en met de tanden op mekaar krijgt men het derde stuk losgewrikt. Bij het laagste eind van de spies zoeft het stuk vlees naar beneden en petst in een lekje saus dat op het bord ligt. Spatjes op het tafelkleed van de gastvrouw, op de eigen bloes en op de mouw van de naaste tafelbuur. Die draagt een vest, dus dat wordt droogkuis.
Bij het derde stukje vlees was het feestelijk gevoel weg. Wég. Het tafelen is nu zwoegen geworden.
Ook al meegemaakt? Er is een oplossing. Er is nu een spies die wél in het bord past. Zo simpel dat het geniaal is : de krulspies.
Ze past in het bord, ze ligt dus niet te wentelen of te wiebelen. Deze spies ligt stabiel. Men kan het vlees er van los snijden ipv het los te rijgen. En ze oogt nog mooi ook.
te gast bij Wim Helsen, Brigitte Kaandorp met 'Zwerversliefde' van Adriaan Roland Holst
Laten wij zacht zijn voor elkander, kind - want, o de maatloze verlatenheden, die over onze moegezworven leden onder de sterren waaie' in de oude wind.
O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet het trotse hoge woord van liefde spreken, want hoeveel harten moesten daarom breken onder de wind in hulpeloos verdriet.
Wij zijn maar als de blaren in de wind ritselend langs de zoom van oude wouden, en alles is onzeker, en hoe zouden wij weten wat alleen de wind weet, kind -
En laten wij omdat wij eenzaam zijn nu onze hoofden bij elkander neigen, en wijl wij same' in 't oude waaien zwijgen binnen een laatste droom gemeenzaam zijn.
Veel liefde ging verloren in de wind, en wat de wind wil zullen wij nooit weten; en daarom - voor we elkander weer vergeten - laten wij zacht zijn voor elkander, kind. van Roland Holst (1888-1976)
Haar populariteit is voor een groot deel te danken aan haar absurdistische stijl. Ze wisselt hilarische stunts af met gevoelige liedjes. Zij vindt het niet haar missie de wereld te verbeteren, maar wel te entertainen, met hier en daar het raken van een gevoelige snaar. ~ maar dan wel knal er op !
een stukje persoonlijke nostalgie ‘k Was op zoek naar iets anders en ineens kwam ik onderstaand fragment tegen. Het nummer dateert van 1961. Toen was ik negen jaar en compleet van slag toen ik het voor het eerst hoorde. Dat weet ik nog heel goed. Tina was zes, Laura twee.
Waarschijnlijk zat ik enkel te luisteren, gebiologeerd door de ritmes. Tina stond op het middentapijt van de woonkamer te wippen als een zotteke, zozeer sprak het nummer haar aan. Laura was peuter en zat met open mond te kijken naar het gedoe van Tina. Zoiets zal het ongeveer geweest zijn.
Later heb ik het werk nog vaak gehoord en waarschijnlijk ook grijsgedraaid. Ooit las ik in een randartikel dat het nummer gebruikt werd in dansklassen, als concentratieoefening. Er zouden negen ritmes in verwerkt zijn in de choreografie (negen?) en elk van de dansers moet een eigen ritmelijn volgen. Opzij kijken helpt hen dus niet, ieder heeft een eigen ding te doen.
Het is de oorspronkelijke opname want op het einde, na het slotriedeltje, hoort men een lachje. Een tevreden lachje, omdat de opname in één keer foutloos tot een einde gebracht werd. Dat stond achter op de hoes van de plaat te lezen.
te gast bij Wim Helsen, Zwarte Piet met de Jommeke-strip 'De koningin van Onderland'
“Haa, hij is er nog, we zullen er gauw korte metten mee maken. Hahaha, je armen en benen zullen uit je lijf springen. Je zal ze nogal zien vliegen!” krijst de koningin.
“Oei, oei, oei, oei” kermt Jommeke.
“’t is niets, Jommeke, je moet maar denken dat je een elastiek bent. Het zal dan bijlange zo’n pijn niet doen” troost Flip, hem.
KRAK KRAK KRAK KRAK “Deksels, wat nu?” roept Jommeke.
“Jommeke, je bent los. Vlug, we zijn de pijp uit !” fladdert Flip.
“Vermaledijd. Alle donders en bliksems! Die touwen zijn nog rotter dan rot” gilt de koningin.
Op de achtergevel van een pompstation in Los Angeles was op een dag een muurschildering te zien van een meisje dat omhoog kijkt naar een bloem die een beveiligingscamera is.
Hier vertellen ze hoe men die muurschildering verplaatst heeft, want men laat een Banksy niet achter omdat men verhuist. klank aanzetten, https://www.youtube.com/watch?v=-wQ2767IXrc 04min44
“Banksy is het pseudoniem van een Britse kunstenaar. Hoewel er weinig zekerheid is over de ware identiteit van Banksy en de meeste bronnen aangeven dat zijn echte naam 'Robert' of 'Robin Banks' is, heet hij waarschijnlijk Robin Gunningham. Hij zou in 1974 geboren zijn in Bristol. Zijn kunstwerken zijn poëtisch, politiek en/of ironisch van aard. In zijn straatkunst combineert hij graffiti met de hem kenmerkende sjabloontechniek. (hij moet wel!) Zijn straatwerk is te vinden in verschillende Europese steden maar ook buiten Europa zoals in de Palestijnse gebieden en de Verenigde Staten.”
Hij was waarschijnlijk ooit in Antwerpen. Helemaal in de beginperiode. Nog voor 2008 denk ik. Herinnert iemand zich die nieuwsberichten? Toen verschenen in de binnenstad van Antwerpen plots sjabloontekeningen op gevels, ongeveer op kniehoogte. Op verschillende plaatsen. Elke dag een paar. Insecten van ongeveer 30 cm lang. Vriendelijke kevers die niemand kwaad deden. Maar ze moesten weg, mooi of niet. Nu zou een huis juist in waarde stíjgen als er een Banksy op een van de gevels stond. Maar de kevers zijn weggepoetst. Een historische flater. Als ’t maar proper is !
te gast bij Wim Helsen, Jeanne Devos met de Exodus uit het Oude Testament
3/05 Toen sprak Jahwe "Doe uw schoenen uit, want de plaats waar gij staat is heilige grond 3/07 Ik heb de ellende van mijn volk gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord. Ik ken hun lijden en ik daal af om mijn volk te bevrijden. 3/10 Ga er dus heen, ik zend u. Gij moet mijn volk naar de vrijheid leiden." 3/11 Maar Mozes sprak tot God: "Wie ben ik dat ik naar Farao zou gaan en dat ik uw volk uit Egypte zou leiden?" God antwoordde: "Ik zal er zijn." 4/10 Maar Mozes sprak tot Jahwe: "Ik ben geen redenaar, ik ben dat nooit geweest en ik ben het ook nu niet. Ik spreek moeilijk en traag." 4/12 "Ga nu maar, ik zal u bijstaan als ge spreekt en u ingeven wat ge moet zeggen." Maar Mozes bracht hier tegenin: "Neem mij niet kwalijk Heer, zend liever iemand anders." 4/14 Jahwe sprak "Uw broer Aaron de Leviet is er toch nog? Ik weet dat hij een goed spreker is. Ik zal u beiden bijstaan als ge moet spreken en u ingeven wat ge moet doen. Hij zal uw mond zijn." Exodus – Oud Testament
sociale geplogenheden Nieuwe buren welkom gaan heten, gaan aanbellen, dat hebben LM & ik nog nooit gedaan. En voor ik LM kende heb ik het zelf ook nooit gedaan.
Gedeeltelijk uit schroom (willen die mensen dat wel?) en voor het overgrote deel omdat de nieuwkomers, die we van haar noch pluim kennen, niet van in het begin moesten weten dat onze woonst 12 maanden op de 24 onbewoond was vanwege contracten bij de koopvaardij. Want bij een kennismakingsgesprek komt ook de job ter sprake hé. Dus eerst gaan kennismaken om vervolgens te zeggen dat we de helft van de tijd afwezig waren, kweeni.
In ons geval heeft de job een duidelijk merkbare stempel gedrukt op ons sociaal leven. Maar dat wisten we van in het begin, dat maakt deel uit van de neveneffecten.
‘k Zal de nieuwe buren wel aanspreken, bij gelegenheid en we doen dan een babbeltje op de stoep, op het tuinpad, op de inrit, op het pleintje tussen de garages, bij de vuilnisbakken, op weg naar de bushalte, op weg naar de supermarkt …
Maar gaan aanbellen om hen te verwelkomen? Nee. Liever niet, ‘k zou mezelf opdringerig vinden.
uit de reeks keukenblunders : de elastiekjes Het was de dag na vertrek uit haven en we hadden verse proviand aan boord. De chef-kok had ongeveer de hele voormiddag in de koelkamers doorgebracht om de marchandise te herschikken tot alle artikelen op hun eigen plaats gestouwd waren. De tweede kok/bakker had voor de lunch gezorgd en na de middagservice konden we van 13h tot 15h gaan siësten. (service coupé, heette dat toen)
Behalve de koksmaat, hij mocht die zondag overuren doen. Peterselie hakken. Niet één bosje, het waren een paar bakken vol bosjes. Die moesten allemaal fijngehakt worden en ingepakt worden, klaar voor de diepvriezers. Dat zijn de koelkamers op -20°C De chef zei in het buitengaan "De steeltjes moogt ge in de grosse caisse doen".
De grosse caisse is de allergrootste kookpot van de keukenbatterij. Ik denk een 80L inhoud. Hij wordt nooit vol gebruikt natuurlijk. Wel halfvol, om bouillon te trekken. Dus 40L bouillon per keer, goed voor ongeveer vier à vijf dagen. En daar mochten al de steeltjes van al de bosjes peterselie bij. De pot bouillon was het troetelkindje van die chef.
’s Anderendaags neemt de chef de nodige bouillon om aan de soep te beginnen. Dat gaat met pollepels van een liter. Op hoog vuur begon de soep vreemd te ruiken. Naar rubber. Soep die naar rubber ruikt …? Misschien lag er ergens een paar keukenhandschoenen op een te warme plek ?
Wat was er gebeurd: de koksmaat had voor hij de peterselie begon te hakken alle steeltjes van de bosjes gesneden en die pakjes met steeltjes in de bouillon gekiept, met de elastiekjes er nog aan. Met de elastiekjes er nog aan! Op laag vuur in de bouillon gaven de elastiekjes geen merkbare geur af. En wanneer een keuken in bedrijf is zijn er zoveel aroma’s die een geur kunnen maskeren. Maar ’s anderendaags in de voormiddag op hoog vuur begonnen die elastiekjes wél merkbare geur af te geven. Ramp³.
Hoe had de chef die elastiekjes niet zien liggen in de liter-pollepels? Toen waren ze nog beige. Nu zijn elastiekjes in de voeding blauw. Toen nog niet.
Ongeveer 40 L bouillon was verkorven. En er was weer 24hrs of langer nodig om opnieuw bouillon te trekken.
De soep van die dag mocht overboord, de bouillon mocht overboord en als het aan de chef gelegen had ging de koksmaat ook overboord.
40+, niet de meest rustige periode in een mens haar leven. De kinderen zijn aan het puberen, de echtgenoot heeft een midlife en Pa & Ma leven alweer lang genoeg alleen om hun eigen eigenaardigheden óók tot volle bloei gebracht te hebben. Kortom, de fleur van het leven, de leeftijd van 40+.
Pa had jaren geleden de oude tuinroller weggedaan en vervangen door het model dat voor gebruik met water gevuld wordt om gewicht te maken en na gebruik, voor gemakkelijk transport, weer kan worden geleegd.
Een concept waarin hij zich toen kon vinden. Zijn dochters hadden ook moestuinen en die roller kon licht & vlot & handig van tuin naar tuin vervoerd worden. Het toestel zou overwinteren bij de oudste dochter in de garage, daar was meer plaats dan in zijn tuinhuis. Vandaag kwam ze de roller ophalen.
Na het koffietje met Ma stond het toestel al gereed naast haar wagen. "Da's echt onze Pa hé, zo zorgzaam", dacht ze met een glimlach.
Toen ze de roller in de kofferbak wou heffen bewoog het ding geen millimeter. Zij ging terug naar de keuken en vroeg waar ergens ze de roller mocht legen. Waarop Pa, tamelijk tevreden over zichzelf met zijn oplossing van eigen vinding: "Die moet ge niet meer legen, meiske, nooit meer. Daar zijt ge van af. Uw zuster zei dat het water daarin zo vreselijk-rot gaat stinken, daarom heb ik hem gevuld met cement."
oma heeft een scooter ! De Steenstraat is afgezet. Er zijn ingrepen gepland. Het verkeer wordt omgeleid langs bij ons.
Daardoor zijn wij sinds een week of wat een drukke straat. Tijdens de spitsuren dan. En ’t is dorpsdrukte, niet echt storend. 16h : schoolkinderen, bussen & busjes en gisteren ook een Oma met een seniorenscooter. Een tamelijk jonge Oma voor zo’n scooter.
Op de stoep hier rechtover zag ik tussen de kinderwagens en de fietsjes de scooter behoedzaam naar voor wielen. De oma had zo’n ouderwets plastic regenkapje aan. Nog van háár Oma? En op haar schoot zat een kostbare vracht in een sjaal gebonden : een kleuter.
Dat moet zalig zijn, op de schoot bij Oma in een scooter naar huis rijden. Veel gezelliger dan helemaal alleen achterop de fiets vastgesnoerd zitten in een plastic kuip waar enkel zijdelings iets te bekijken valt. Of moeten meerijden in zo’n kinderbak op de hoogte van de uitlaatpijpen van de auto’s. Dan liever op de schoot bij Oma!
Het drizzelt een beetje, maar dat maakt niet uit. Seffes zijn ze thuis daar is het droog. Daar zijn warme handdoeken. En misschien is er een pannekoek. Met choco.
‘k Kan me voorstellen dat de Oma echt blij was toen haar scooter geleverd werd : nu kan ze terug de kleine gaan afhalen van school en haar kabouter een uurtje of wat bijhouden.
m Ja, met choco, 'k ben er bijna zeker van. EZW-06/2012, HiH-12/2014, herzien
de Tuinstoel van haar Oma Kort na de zomer was hij bij haar ingetrokken. Hij was mécanicien en hij hij kon overweg met metalen, lassen en zo … Dat zal van pas komen ook, dacht ze, een Handige Harry in huis.
Ze had als eens iets over een barbecue laten horen, maar dat was er nog niet van gekomen. Ze had zo’n uitgesneden metalen ton in gedachten, met daarin een rooster. En met een onderstel. De werkwijze staat uitgelegd op het Net. Maar er was geen haast bij.
En op een dag, ongeveer zes maanden later, stond er een verrassing voor haar klaar. Mevrouw had een barbecue gevraagd? Mevrouw kreeg een barbecue!
Ze kon nog net een gil bedwingen. Dat meubel was vintage! Die stoel had ze nog gekregen van haar grootmoeder! Die stoel stond klaar om opgeknapt te worden …
En ze moest het hoofd buigen voor een feit : in denkwerk is hij een knoeierd. Maar zijn goed hart is een realiteit, dus houdt ze hem, want hij is een goeierd.
aquagym ~ een poging Mijn zus doet sinds kort aquagym en dat ik ab-so-lúút mee moet! 'k Ben helemaal overtuigd van het nut en de heilzame werking van aquagym maar ik vind zwembaden akelig.
Het galmt er.
Als kind vond ik dat niet erg, integendeel, het gejoel dat men al hoorde bij het binnenkomen maakte deel uit van de sfeer, was een deel van de voorpret. Later heette dat gejoel lawaai en kreeg ik er hoofdpijn van.
Er hangt chloor in de lucht.
Vroeger vond ik dat ook de chloorgeur erbij hoorde, tot de dag dat die geur me de ademhaling bemoeilijkte. Met bleekwater voor huishoudelijk gebruik heb ik geen moeite. Die geur vult niet de hele ruimte en die geur is ook zo weer weg. Maar als alle beschikbare ademlucht chloor bevat wordt het ineens iets anders. Dan moet ík daar weg. 'k Denk dat het van '86 of '88 geleden is dat ik nog in een overdekt zwembad geweest ben.
Een openluchtzwembad dan? Daar is de lucht oké ... Nee, daar is op warme zomerdagen teveel volk & ook herrie soms. Ik heb geen zin om aan de ingang rechtsomkeer te maken en onverrichter zake naar huis te komen. Daarom ga ik gewoon niet.
Een zwemvijver? Nee ook niet. Liever niet. Eigenlijk helemaal niet. In vijvers zitten beesten. Ik ben dan wel het grootste beest in die poel, maar ik moet niet hebben van dat klein gekrioel in stilstaand water. Dus blijf ik eruit.
Een meer dan? Daar zit zowat stroming in en dat beweegt dan toch. Nee ook niet. Ik ben bang van groot stilstaand water want de onderliggende stromingen betrouw ik niet. En die zoetwaterbewoners ook niet. Ooit ben ik eens samen met mijn zus Laura en haar 4 kinderen naar een meer geweest en ik heb heel de namiddag op de uitkijk gestaan of niet een of ander monster de kinderen zou meesleuren naar donkere koude diepten. Ja, iémand moet toch met die onwaarschijnlijkheden rekening houden hé. En dan die moddergeur...
De zee! Dat is geen stilstaand water. Welke zee? In de Noordzee zitten kwallen, de Middellandse zee is een open riool/beerput en in nog zuidelijker wateren zitten haaien.
Het enige wat me rest is een privé openluchtzwembadje : geen galm, geen chloorlucht, geen beestjes, monsters, riooltoestanden, kwallen of haaien. Maar een zwembadje zal hier op het terras (2 hoog) moeilijk worden. Jammer. 'k Had graag iets over water geschreven vandaag, maar dat lukt dus niet. m EZW-12/2011, HiH-12/2014, bijgewerkt
een achtergelaten boodschappenlijstje 1 flesje tabasco 1 pak water keukenpapier
En dat is het. Op een stukje karton van 4 op 4 cm. Een keurig handschrift, goed leesbaar, men heeft de tijd genomen om het te schrijven. Vermoedelijk een oudere persoon. Denkelijk een man. Hij heeft het zelf opgeschreven, op een stukje karton omdat niks bruikbaars weggegooid wordt. Misschien heeft hij in een atelier gewerkt? Daar wordt ook op van alles geschreven, op hout, lei, karton, het hoeft geen papier te zijn.
Zijn echtgenote heeft het gedicteerd. Of zijn dochter. Die twee vrouwen waken er over dat ze hem bezig houden en in beweging houden en zijn ego onderhouden. Daarom moet Pa het zelf opschrijven.
Omdat de dochter paprika’s aan het spoelen is : schrijft gij dat efkes Pa? Mijn handen zijn nat. Omdat haar moeder ‘haar bril niet vindt’: schrijf gij dat eens, Jean. Hem vooral bezig houden, had de dokter gezegd. En Jean schreef dus zorgvuldig op wat de vrouwen in zijn leven vonden dat hij nog aankon:
- een flesje tabasco Pa, voor bij de spaghetti. - een pak water Jean, ’t is de laatste fles. (6 x 1,5L = 9kg) Zo’n pak water van 9 kg kan hij na een leven van fysieke arbeid nog zeker heffen. Daarover waren de moeder, de dochter en de huisarts het eens. - een pak keukenrollen, dat weegt niks, maar het maakt wel de caddie vol. Dan heeft hij het gevoel dat hij met een volle kar naar huis komt, dat hij het zwaar werk doet en aankan, voor de vrouwen in het huis.
het lijstje bevat iets voor fysieke kracht : 9 kg aan water, iets voor het ego, de caddie vol maken en iets voor de focus, een flesje/doosje tabasco vinden in de afdeling kruiderijen en tafelzuren.
Jean gaat niet om boodschappen, hij is op missie. En de vrouwen in zijn leven zien hem graag:
- Ma, zou hij nog weten dat het groene tabasco moet zijn? - Laat maar zo meiske ..., laat maar zo.
Het eist zijn tol, iemand graag zien voor wie de wereld nog 4cm op 4 is.
te gast bij Wim Helsen, Herr Seele met De avonturen van Pa Pinkelman & Tante Pollewop van Godfried Bomans
Tante Pollewop zoekt Pa Pinkelman
Reeds gedurende vijf maanden leeft Tante Pollewop in het Tehuis voor Corpulente Dames en kwijnt daar gestadig weg. Zij wordt steeds neerslachtiger en steeds dikker. Dit nu is aldus gekomen.
Na Kareltje en Flop in Bussum te hebben achtergelaten, is zij met Pa Pinkelman in haar eigen huisje getrokken en daar onmiddellijk thee gaan zetten. U herinnert zich dat toch wel? Maar reeds de volgende dag is er een ambtenaar gekomen om te informeren ‘hoe het eigenlijk zat’. Pa Pinkelman haalde uit de broodtrommel alle formulieren, die hij in zijn lange leven niet had weg gegooid, maar er ontbraken er acht en dertig.
Tante Pollewop vond er toen in haar naaidoosje nog drie, waaronder een verklaring dat zij geboren was en een oud schoolrapport. Maar het was lang niet genoeg voor de ambtenaar. Hij wilde met dertig formulieren genoegen nemen, maar daaronder ging hij niet. Hij liet niet met zich spelen, zei hij. Hij was niet gek.