versteend de mond en heel het wezen
zonder bewegen, net zoals hun kind:
wie zal hen uit zijn dood genezen
blijven zij voor schaduwgras verblind?
zelfs tranen wellen niet meer uit hun ogen
tenzij de regen die zij niet meer duchten:
als men de dood der jeugd hier moet gedogen
waarvoor wil men nog vluchten?
een vader kan echt niet dan met gekruiste armen
een moeder niet dan met gebogen hoofd
tussen hen in de eeuwigheid omarmen
als om te redden wat hun zoon ooit had geloofd.
(uit: J. Coghe, Dichter bij jezelf, 2012)