Telkens weer
als ik de letters van jouw naam voor me leg,
telkens weer
als ik je uitspreek en je hardop zeg,
telkens weer
als ik je zoek op plaatsen die ik niet ken,
telkens weer
als ik zeker weet dat jij er niet bent,
dan noem ik jou,
en noem jou,
en noem jou
|