Inhoud blog
  • De Geschiedenis Herhaalt Zich
  • Brazil
  • Eindelijk!!!
  • Oneindige Liefde, Onbereikbare Vrijheid en Onverschillige Wreedheid
  • KKK - Kemels, Klootzakken en Kommissaris's

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Archief per maand
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 11--0001
    Zoeken in blog


    free counters
    Laatste commentaren
  • Fijne avond nog ... (Gita)
        op Met de Nagel op de Kop - Zelfdoding als Verlossing - Staf de Wilde
  • Lieve groetjes vanuit De Klinge (Lana & Pip)
        op Voyeurs en aanverwanten
  • Wandelgroetjes uit Borgloon (Johnny en Christiane)
        op Gruwelijk
  • Wandelgroetjes uit Borgloon (Johnny en Christiane)
        op Nog meer tegenslag..
  • Lieve midweekgroetjes en een zonnige dag ..... (Gita)
        op Brottende liefde
  • welkom (miekemuis en maatje)
        op Vervolgende bladzijden
  • Foto
    Zoeken met Google


    De Beul van Rumbeke
    Herinneringen, anekdotes, gebeurtenissen...
    04-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eigenaardige boiola

    Dat doet er mij aan herinneren dat ik in één van mijn toen bestaande stamcafés, aan een strand van Recife (Pina), altijd aan hetzelfde tafeltje plaats nam en ook op dezelfde stoel. Ik had allang opgemerkt dat er, wat schuin achter mij, ook alle dagen, een kerel aan een ander tafeltje zat, ook voortdurend hetzelfde, waarmee ik absoluut van geen vriendschap wilde weten, reden te meer omdat hij er een beetje uitzag zoals een "queer", mager en slecht geschoren. Ik voelde dat hij mij wilde bekoren, iedere keer dat ik daar arriveerde, maar ik stelde daar geen enkele belangstelling in. Ook kon ik zijn ogen voortdurend op mijn rug voelen priemen. Blijkbaar dacht hij dat ik een verroeste potter was en moeilijkheden ondervond mijn geheimste wensen duidelijk te manifesteren aan de andere potters. Maar wat hij ook dacht of liet van te denken, het kon me geen barst schelen, zolang hij me maar gerust liet.

    Op een zekere dag echter kwam ik daar toe en wie zat er op mijn plaats?? Jaja, ge hebt het al geraden: HIJ zat daar, mij trots aankijkend. Besluit: ik heb mij een andere tafel moeten kiezen, zo ver weg als het wel enigszins mogelijk was en zelfs achter een pilaar. Het probleem is maar definitief opgelost geweest toen het café, op een zekere dag, terwijl hij daar op mij zat te wachten, overvallen is geweest door twee bandieten. Hij heeft één ervan getracht te beletten te vluchten, na de overval aan de kas, maar de andere heeft twee kogels in zijn richting gestuurd. Ze hebben allebei hun doel gemist maar het spoor ervan is nog altijd te bespeuren in één van de muren daar. Ze hebben hem, terwijl ze weg aan het rennen waren, over hun schouder heen, de dood gezworen en hij is nooit ne meer durven terug keren. Gelukkig.

    Ik heb de kelner dóór laten schemeren dat dat zijn straf was geweest, mijn algemene en door de praktijk goed gekeurde en door de meerderheid overeen gesproken, plaats, zonder mijn toelating, in beslag te hebben genomen.

    Diene eigenaardige boiola..

    04-09-2010 om 17:28 geschreven door Rudo  


    >> Reageer (0)
    03-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van Prinsen en Prinsessen

    Over prinsen gesproken, ik heb er één, eerst beroepshalve maar later in een meer vriendschappelijke (en nog later in een minnachtelijke) verhouding, ontmoet. Zijn naam was Francisco De Orleans e Bragança, oudste zoon van Dom Pedro De Orleans e Bragança, eerste prins in de lijn van opvolging van de troon, moest het hier nog een koningrijk geweest zijn en blijkbaar ook verwant aan onze eigen dynastie (wat nen hele hoop bullshit eigenlijk, hé?). Hij leefde in Petrópolis, een klein stadje in de bergen, dicht bij Rio De Janeiro, waar hij van zijn vader, om hem bezig te houden, een verminkte krant had gekregen die aan de familie toebehoorde en waarvan hij zijn inkomen moest melken. De krant werd toen nog gedrukt in typografie en de bedoeling was over te schakelen naar offset. Samen met andere concurrenten, inclusief, één ervan, Jozeph, een Belg die lang voor Agfa Gevaert gewerkt heeft in Rio en die later van de aids is gestorven, trachtte ik hem een gebruikte (maar zich in uitstekende staat bevindende) machine aan te smeren, die door hem rechtstreeks moest ingevoerd worden van de VSA. Alles samen heeft het proces me verschillende jaren werk gekost. Toch slaagde ik er in de zaak te voltooien en raakte het ogenblik nabij dat hij moest bewijzen dat hij wel degelijk over genoeg poen beschikte om de drukpers contant, aan onze uitvoerder, in de VSA, te betalen. Hij nam me mee naar een oud appartement dat de familie bezat in een wijk rechtover een strand, genoemd "Praia do Flamengo" in Rio en dat hij van plan was te verkopen om met de opbrengst ervan, zijn aankoop te garanderen. Toch wilde hij niet nalaten eerst de machine persoonlijk te gaan bezichtigen in Elisabethville, dicht bij Harrisburg, waar ik onmiddellijk mee akkoord was en zelfs beloofde hem te vergezellen. Hij had een zoontje van ongeveer acht jaar (toen) dat hij mee wilde nemen om van de gelegenheid gebruik te maken om Disneyworld (of Disneylandia?) te bezoeken in Orlando. Eenmaal in Miami gearriveerd verwittigde hij mij, gedurende ons eerste avondmaal in het hotel daar (later op die avond besloot ik een wandelingetje te maken in het centrum van Miami, waarbij de portier me waarschuwde absoluut niet de linkse kant in te slaan en goed op te passen aan de rechtse) dat hij zich aan het scheiden was van zijn vrouw en dat, als gevolg daarvan, hij alleen maar recht zou hebben op de helft van de waarde van dat appartement, maar dat hij wel op iets zou denken, tot tegen onze terugkeer in Rio, om niet op zijn compromis tekort te vallen. Hij besloot ook dat ik beter de machine alléén inspecteerde omdat ik daar tenslotte toch de specialist in was, dat hij me wel degelijk daarvoor vertrouwde en dat hij daar zelf toch geen “kloten” van verstond, terwijl hij besloot zijn zoon te vergezellen naar Orlando. Toen ik mij in de fabriek aanmeldde stelde ik vast dat de machine al gereed stond om ingescheept te worden, wachtend, enkel en alleen maar op het geld. Ik belde hem op in Orlando om hem het goede nieuws mede te delen en hij slaakte een juichkreet van voldoening uit, alhoewel hij er, op een ietwat lagere toon, aan toe voegde dat zijn vrouw, in alle geval, niet meer bereid was hun appartement te verkopen. Ik sloeg wit uit van de verrassing, maar hij stelde mij nogmaals gerust: hij zou wel op iets peinzen. Toen we elkaar terug ontmoetten in Miami vroeg hij me hem twee kleine "gunsten" te doen, zoals hij het zelf uitdrukte: het eerste om twee computers die hij zichzelf had aan geschaft in een groot warenhuis daar, in mijn valies naar Rio méé te smokkelen. Hij beweerde dat hij zelf niet over voldoende lichamelijke kracht beschikte en inderdaad, ze wogen samen bijna zestig kilo’s (eigenaardig was dat hij een hoofd groter was dan ik en alle weekeinden voetbal speelde) en het tweede om meteen, dat wilde zeggen, terstond, naar mijn directie in Rio te bellen om hen te verwittigen dat hij absoluut over gene enkele roste frank beschikte en dat zij, mijn directeurs, hem het nodige geld wel zouden moeten lenen, wilden ze de zaak redden. Ik besloot, bleek van de emotie, in te stemmen met de eerste gunst, maar weigerde de tweede voorwaarde absoluut te aanvaarden. We hebben geruzied tot we in Rio arriveerden. Daar heb ik dan toch mijn overheden moeten verwittigen, want hij wilde zich, de dag daarop, laten aanmelden. Tot mijn gelukkige verrassing echter richtte mijn directeur niet veel hindernissen op om die machine, met zijn eigen, persoonlijk, geld te financieren. Tenslotte kende hij de vader van Francisco, Dom Pedro, heel goed, waarmee hij regelmatig golf speelde in een selecte club van Petrópolis, waar hij over een zomerhuis beschikte. Alles goed, alles geregeld, werd onze advocaat geroepen om alles duidelijk op papier te zetten, want ge weet nooit, niemand is volmaakt en iedereen kon verplicht worden, morgen of overmorgen, zijn laatste, houten, kostuum áán te trekken en zo is het beter geen twijfels achter te laten voor ons nageslacht, niet alleen wat hun rechten betreft, maar ook en vooral hun plichten en schulden en de prins was daar absoluut, onmiddellijk, méé akkoord, vooral toen hij er gebruik van maakte om vóór te stellen zijn oude typografische machine (meer dan dertig jaar oud) in de onderhandeling te foefelen wat het hem zou toelaten het te lenen bedrag aanzienlijk te doen ineen krimpen en toen er over de interest begon gesproken te worden hij meteen begreep dat hij geen enkele eis in dat respect kon uiten, want hij bevond zich in de “vragende” positie en dat tien percent per maand zeker niet te veel was, want de inflatie alleen al bedroeg (in die tijd) acht percent per maand en dat het dus een zaakje was van de vader naar de zoon, enz...

    Allez kom, alles was in vrede opgelost geweest, dank zij de gelukkige ingreep van onze directie die geen verdere eisen stelde, moment waarop ne hele hoop handen werden gedrukt en iedereen tevreden van elkaar afscheid nam..

    De dag dat de eerste afbetaling moest gemaakt worden verscheen de prins in mijn kantoor met zijn advocaat die hij persé aan mij wilde vóórstellen, maar wat ik onmiddellijk en drastisch weigerde, want advocaten zijn mijn sterk punt niet en ten andere advocaten voor wat?? Alles was toch geregeld en af gesproken geweest, en waarom er nu een advocaat bij halen...?? Enfin, we zijn met ons drieën met onze directeur gaan spreken, die onmiddellijk begreep dat de dingen zijn handen aan het ontsnappen waren en hij er alzo ineens lijkbleek begon uit te zien, vooral wanneer de prins vermeldde dat zijn advocaat hem sterk had aan geraden gene halve frank interest te betalen en moest hij eventueel toch áán dringen het gerecht de beste plaats zou zijn om zo’n meningsverschil op te lossen... Dat was genoeg om hem te doen ontploffen en dat hij, de prins, een ware “muleque” (deugniet) was en dat hij dadelijk zijn vader ging op zoeken in Petrópolis om hem te verwittigen over die smeerlapperij die hij van zijn zoon aan het ontvangen was, na alle geleverde inspanningen.. tot, op den duur de animo’s gekalmeerd zijn geworden en beslist werd alleen maar de helft van de overeen gekomen interest te betalen, minder dus dan de maandelijkse inflatie...

    Wat een hel, Rudo en wat voor een "pirralha", diene prins van mijn kloten... en ik heb nooit een woord meer tegen hem gerept. Pirralha!!

    03-09-2010 om 15:13 geschreven door Rudo  


    >> Reageer (0)
    01-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rijen in banken

    Ik besloot, enkele jaren geleden, gedurende een gemoed’s depressie, veroorzaakt door de ene of de andere pijnlijke ervaring, dat ik me, eens terug in mijn geliefd vaderland België, een simpel “twee..pee..kaatje” zou aanschaffen. Uiterst goedkoop, uiterst zuinig, uiterst duurbaar en uiterst charmerend. Precies iets voor mij. Een autootje voor kunstenaars in het begin van hun carrière. Er bestaat geen vrouw die een uitnodiging weigert een twee-paardje in te stappen (de naam "paard" doet hun verbeelding onmiddellijk op hol slaan). Bovendien zou niemand er geïnteresseerd in zijn dat tweepeekaatje te stelen of anders, in het verkeer te beschadigen, verschrikt dat ge over geen genoeg kapitaal zult beschikken om de veroorzaakte schade, aan hun luxe-auto, te vereffenen...

    En dat brengt me op de rij in de bank waar ik de rekening van de schade moest betalen aan de eigenaar van een tweepeekaatje, hier in Recife, veroorzaakt door hemzelf eigenlijk, want hij wilde persé niet uit de weg gaan toen ik probeerde langs zijn rechtse kant te passeren, in een bocht naar links.

    Van verre al had ik opgemerkt dat er weinig beweging aanwezig was, om en rond de bank, wat altijd een goed teken is, gedurende dat uur toch, kort in de namiddag, zodat ik met genoegen vast stelde dat ik, deze keer, weinig tijd zou verbrodden in de daar eventueel binnenin bestaande rij. Terwijl ik de deur opende zag ik in een flits dat er zelfs geen enkele rij te bespeuren was vóór het eenzame luikje dat open bleek te zijn en waar de bediende, dromerig zijn kloten aan het scharten was, terwijl wijdmond's gapend, moeheid verradend van niets te doen. De deur beleefd en voorzichtig achter mij sluitend, dook er opeens een schaduw naast mij op en gebruik makend van de nog bestaande gleuf, gleed hij, juist vóór mij, de bank in, zich rechtstreeks naar het loket dat ik in het zicht had, begevend. Zonder boe noch bach. Toevallig en op datzelfde moment werd de deur geopend van de manager, aan de rechtse kant van het loket, waaruit een klant stapte die zich ook naar diezelfde bediende begaf, waarschijnlijk om daar papieren te regelen die hij niet met de manager had kunnen oplossen. Ik zeg toevallig, omdat ik tot op dat ogenblik, op de pole-position had gerekend van de rij, maar die ik in een oogwenk had verloren. Was ik maar één seconde rapper geweest... Hij slaagde er zelfs in juist een stapje rapper te zijn dan de schaduw die naast mij was binnen geslipt en bezette de ereplaats. Gelukkig duurde het niet lang, minder dan tien minuten zelfs, zodat ik opgelucht adem haalde. De schaduw, voor mij, gaf de indruk ook weinig zaken op te lossen te hebben, tot op het ogenblik dat hij zijn hand in zijn binnenzak stak en daar, toen het zijn beurt was, onverwachts, een bundel van ongeveer vijftien rekeningen te voorschijn toverde. Ik kon het niet nalaten een klein vloekwoord te opperen, zoals “filho da puta”, maar toch was ik redelijk content dat ik de volgende in de rij zou zijn. Het gedoe duurde veel langer dan oorspronkelijk verwacht en ik haatte nogmaals het ogenblik dat hij, juist naast mij, binnen had kunnen slippen. Ik had de deur hard toe moeten slaan in plaats van ze beleefd gesloten te hebben. Maar daar was nu eenmaal niets meer aan te doen. Toen ik met opluchting zag dat de bediende het einde van het stapeltje in het zicht kreeg, opende de deur zich achter mij en trad er een zwangere vrouw binnen. Ze wenste me een goede namiddag en plaatste zich, zonder méér, vóór mij in de rij. Ik begreep wel dat zwangere vrouwen altijd voorrang hebben, maar ik spoorde toch het bordje op waar dat uitdrukkelijk vermeld stond. En inderdaad, daar hing het: “Pessoas acima de 65 anos ou com dificuldade de locomoção e mulheres grávidas, terão preferência no atendimento”. Oké, daar was dus ook niets ne meer aan te doen. Minder dan een minuut later, terwijl diene smeerlap daar, met honderdduizend rekeningen, nog een andere, waarschijnlijk nu persoonlijke rekeningske, uit nen andere zak toverde, strompelde er een oud koppel binnen, de vrouw zeker over de tachtig, de man dichter bij de negentig. Zonder zelfs maar in mijn richting te hebben gegluurd en verontschuldiging te vragen, stapten ze rechtstreeks naar het loket, naast diene smerige officeboy en eisten onmiddellijke aandacht. Eerlijk, ik begon die bankdeur in het oog te houden, want de verrassingen kwamen voortdurend uit diene kant. De rij vorderde niet, dat prehistorisch koppel bleef maar uitleg vragen en opmerkingen maken die niets met de zaak te doen hadden, wuifden naar de bank directeur die uit zijn kantoor was te voorschijn gekomen, stelden belangstelling in de gezondheid van zijn vrouw en kinderen, de hond en de papagaai, wijdden uit over het weer van gisteren, vandaag en morgen en ik had het al verwacht: de deur kraakte weeral open. De persoon daar, met zijn rug nog naar ons toe gedraaid, terwijl hij ze sloot, leek me jong te zijn. Gelukkig. Zijn haar was smaakvol bruin gekleurd, eigenlijk zelfs meer naar de rode kant oplopend en hij bleek flink, lenig en fris te zijn, met opgeheven schouders en een slanke gestalte. Gelukkig, nog ne keer. Den dienen zal achter mij plaats moeten nemen, besloot ik tevreden en draaide mij om, terug naar voren. Maar hij had iets anders in het zicht en vooraleer ik begreep wat er juist aan de gang was, vroeg hij ook beleefd verontschuldiging en perste zich tussen ik en de zwangere vrouw. Miljard den djuuu. ’t Is nie mogelijk ééé...!!! Ik tikte hem op de schouder om, uiterst nerveus, uitleg te vragen en terwijl hij zich omkeerde merkte ik ne hele hoop rimpels op zijn voorhoofd, maar toch niet genoeg om niet argwanend te blijven... Ewel???... Gisteren juist 65 jaar oud geworden, zekers??, hielp ik hem. Neenee, dank u, repliceerde hij, wat verlegen maar zonder medelijden, ik ben al lang over de 70. Hopelijk geraakte gij ook zo verre...

    Dienen dag heb ik niets ne meer betaald. Het was mijne dag niet en het zou niets geholpen hebben verder te blijven áán dringen. Al de oude pépeéés en mémééés moesten juist diene namiddag al hun rekeningen betalen, zonder te tellen op al die hete vrouwen die alle dagen willen poepen en vogelen tot de stukken er vanaf vliegen en dan den dag daarop, hunne buik er vol van hebben...

    Ik ben, zonder er langer over te willen nadenken, vroegtijdig mijn café gaan op zoeken om mijn geestelijke rust te herstellen, mijn reden te heroveren en de noodzaak vast te stellen kinderen, uw eigen of geadopteerde, te hebben om voor u de rekeningen in de bank te gaan betalen. Diene zever van één van mijn neven in België, over datzelfde onderwerp (geen kinderen wensen te hebben), zal maar duren zolang het duurt. En als 't wat langer duurt dan de natuur bereid is te wachten zal hij zich nog vele keren de verklaringen herinneren die hij uitgebraakt heeft toen hij nog onvolwassen was. Is 't nie voor ´t één of voor 't ander, 't is genoeg om over iemand te beschikken (wat een zonde is; maar 't is een dagelijkse- en geen dood-zonde) die er zelfs niet terug voor deinst uw achterwerk af te kuischen terwijl ge verlamd van de ellende met uw laatste adem aan het vechten zijt. De liefde voor uw kinderen, vooral, maar ook omgekeerd, de liefde voor uw ouders (diene fameuse Nonkel Fons niet inbegrepen) is ONVERGELIJKBAAR. Niets in het leven is volmaakt, maar als er iets bestaat dat de grenzen van het volmaakte benadert is het de liefde die een mens, vooral de moeder (die hier soms, door de meer gecompliceerden, als “genitora” wordt beschreven), koestert voor haar kinderen.

    Trouwen? Kinderen hebben? Da's voor de onnozelaars, hé! Maar ze beweren dat maar terwijl ze zelf nog flink en fris zijn. “Cu doce” zijn (letterlijk: nog een zoet gat hebben, of, beter vertaald: genoeg hebben aan zichzelf). Ze veronderstellen dat ze nooit oud zullen worden en hebben zelfs een zekere hekel aan oudere mensen. Neanderthalers, zoals ze hen, minachtend, verwijten. Ze hebben zelfs de neiging te geloven dat ze ongenaakbaar zijn voor ziekten en ongelukken. Dat ze misschien zelfs de uitzondering van het leven zullen zijn en de natuurwetten ontkennend, helemaal niet zullen sterven.

    Dus proficiat Rudo, dat het maar enkele jaren heeft geduurd vooraleer ge plechtig tot het besluit zijt geraakt dat kinderen zodanig belangrijk zijn in een leven. Ge had dat eigenlijk niet verwacht, hé? Ge zijt veel rapper geweest dan Hilde (mijn enige zuster, nu ook al dood) bijvoorbeeld, die daar nog geen benul van had toen ze verwachtte dat haar kinderen geld méé zouden investeren in het recauchuteren van haar lippen, die gereed moesten staan voor de prins die op elk moment aan de deur zou kunnen komen kloppen...

    01-09-2010 om 16:29 geschreven door Rudo  


    >> Reageer (0)


    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!