Op het werk in Rio had ik dagelijks noodzakelijk en professioneel contact met een wat oudere mens, Lelio C. Pinheiro, de nationale Import Manager die ook, zoals ik, alle dagen graag een dudu (een samensmelting van een cognac van het merk Dubar met, ik herinner me niet meer welke andere component, maar ook van Dubar), rond het middaguur, apprecieerde, in een cafeetje recht voor de firma. Op den duur was het gedoe met een vriendschappelijke en zelfs heilige verhouding te verwarren, want het was op die gelegenheden dat hij mij enkele van zijn (intieme?) geheimen, tussen twee slokken in, begon te onthullen. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Onze gemeenschappelijke directeur, met het oog op ons (voorbeeldig?) gedrag, t.o.v. de andere werknemers, twijfelde er niet aan ons op te zoeken, voor nadere verklaringen, op het moment we het gebouw terug binnen stapten. Onveranderlijk wendde hij zich eerst naar de oudste, mij de gelegenheid verstrekkend eens rap de WC in te glijden om er mijn mond grondig te reinigen en onveranderlijk, trok hij, na het antwoord ontvangen te hebben, een krampachtige tootte, terwijl hij zijn hand voor zijn neus waaide en de veroordeling uitsprak: wat een stank van bier, Lelio! Mijn vriend ontkende onmiddellijk de oorsprong van de stank, hem erop wijzend dat het zich om een onschuldig, kort, drankje betrof, zonder erbij te voegen dat het er eigenlijk twee op één rijtje waren geweest. De volgende keren wendde mijn collega verwoedde pogingen aan de gevraagde uitleg te verstrekken in één enkele teug, zonder adem te halen, of nog beter, de zinnen te trachten te prononceren door zijn samengeperste lippen heen, om vooral geen luchtbeweging te veroorzaken die hem opnieuw zou kunnen verraden, maar het was allemaal geen avance, men kon zijn adem rieken van op vijf meter afstand.
Alles met alles hebben we toch gene dag gemist in dat cafeetje, waar we voortdurend koddige verhaalkes oprakelden en waar hij me, op een zekere middag, heeft toevertrouwd dat hij, toen hij nog jong was, opgepakt was geweest door de Staatspolitie omdat hij toen aan een staking had deel genomen, in de vertrouwelijke functie van gecontracteerde burger, door het Amerikaans leger, waar hij als tolk een job had gevonden, in zijn oorspronkelijke geboortestad Natal, waar de Amerikanen over een luchtbasis beschikten (nog altijd), gebruikt gedurende de tweede wereldoorlog om van daaruit, zonder verdere tussenlandingen, aan het Afrikaans Continent te geraken, waar ze de Duitsers aan het bestrijden waren. De (geheime) Politie verdachte er hem van een communist te zijn, wat hij prompt ontkende en integendeel, absoluut verzekerde daar nooit zelfs geen goesting voor te hebben gevoeld (nu nog minder), maar die staking had niet geholpen zijn redenering te bewijzen. Hij zweerde dat ze hem enkele juist gemikte muilperen hadden toegediend, terwijl hij hardnekkig bleef ontkennen ooit kleine kindjes opgevreten te hebben. Sedertdien haatte hij alles wat maar enigszins met communisme betrekking had, maar toch tastte dat onze vriendschap niet al te erg aan. Ik moet bekennen dat ik hem maar één enkele keer als seu filho da puta heb uitgescholden (onder andere, daarvoor), maar ik heb dat nooit ne meer herhaald, want de tranen sprongen in zijn ogen terwijl hij het, daarna, over zijn moeder had...
Alhoewel zijn vrouw een gediplomeerde verpleegster was had ze nooit ne meer gewerkt, sedert ze met hem gehuwd was, ook omwille van het feit dat zijn wedde ruim voldoende was om het koppel, zonder kinderen, te onderhouden. Hij beweerde eens, op een regenachtige middag (wanneer de mensen wat dichter bij elkaar schuiven om het gezelliger te maken) en geheimzinnig rond glurend om er zeker van te zijn dat niemand ons aan het bespieden was, dat hij in feite alleen maar met haar getrouwd was om zich te wreken van zijn echte liefde, een blondje, waar hij stapelgek van was en dat hem verraden had met één van zijn beste vrienden, een communistisch gezinde intellectueel. Dat was ook de reden geweest van zijn verhuis vanuit Natal, waar hij toen nog woonde, naar Rio. Hij zwoor er zelfs bij dat hij onmiddellijk zou scheiden, dook ze eender waar op, om hun onderbroken liefde te hervatten, alhoewel er al bijna twintig jaren verlopen waren geweest.
Ik heb ooit eens gehoord dat twee mensen totaal verschillend zijn als ze besluiten het leven met elkaar te delen, maar hoe langer ze samen blijven, hoe meer ze op mekaar beginnen te gelijken. Feit is dat ze, na een korte maar hevige, ziekte is overleden. Hij is er nooit ne meer bovenop kunnen van geraken. Zij had, ik herinner me, een ware hekel aan arme mensen, vooral toen er enkele exemplaren zich juist voor haar appartementsgebouw hadden geïnstalleerd en zoals meestal, maar onvermijdelijk, ook daar hun behoeften, lichamelijke en seksuele, bot lieten vieren. Vooral één van die vrouwen ergerde haar uitermate, omdat ze zonder schaamte néér hurkte en de stroom liet vloeien, iedere keer haar man thuis arriveerde. Hij kon er eigenlijk niet naast kijken, beweerde hij, op die natte spleet, bedoelde hij.
Nog een ander oud koppel heb ik ontmoet in de Tertulia, een restaurant hier in Recife, recht voor het strand, waar ik een aandachtige toeschouwer was van al die bruine, naakte, lijven en de vele hoeren die daar als vliegen, op het dak van de buitenlandse toeristen vlogen, vooral als het Belgen waren (die ze al kenden van andere oorlogen), zoals Frederik en zijn troep, waarmee hij zijn eerste geslachtsziekte heeft opgeraapt. Ik had hem nochtans aangeraden, vooraf, wat citroensap op hun xerecas te druppelen, om hun reacties na te gaan (zie een toegepaste beschrijving, eerder in deze blog).
De man bleek al over de tachtig te zijn en de vrouw, amper over de vijftig, wat voor hem, blijkbaar, groen gras betekende. Het werd duidelijk, na enkele ontmoetingen, dat ze in hem aan het investeren was, want zijn kinderen (hij was weduwnaar), wilden absoluut niets met haar te maken hebben, maar ze plakte als een vlieg, opperde voortdurend seksuele suggesties, maar hij kon waarschijnlijk zijne piemel niet meer recht krijgen. Ze woonden, niettegenstaande haar alledaagse suggesties in de omgekeerde zin, in afzonderlijke appartementen en, om hem te bekoren, haalde ze hem alle dagen af aan zijn woning om een pintje, op zijn kosten, te gaan drinken en hem wijs te maken dat ze er op uit was nog meerdere kindjes te baren, van hem natuurlijk, waar hij niet in is gelopen. Vaststellend dat ze, als vrouw, geen onderwerpen genoeg uit haar mouw kon schudden, alle dagen, om hem geen goesting te verschaffen terug naar huis te keren, zat ze iedere keer meer en meer in mijn richting te wijzen, hem ervan overtuigend dat ze bezig was een nieuw vriendje voor hem op te scharrelen, zodat hij daar langer zou verblijven dan hij oorspronkelijk gepland had. Het werd mij onmogelijk deze aanwankelende nieuwe vriendschap te blijven negeren. Alhoewel hij moeilijkheden ondervond in een ferme, besliste, beweging recht te kruipen en kordaat weg te stappen, nam hij op zijn stoel altijd plaats zoals een echte overwinnaar, volledig recht en vertrouwend rond kijkend. We arriveerden daar altijd bijna op hetzelfde uur en van t één kwam t ander en op den duur wilden ze weten of ze aan mijn tafeltje mochten plaats nemen. Het is niet iets waar ik naar verlang of uit op ben, maar er zijn momenten in uw leven dat ge moet bezwijken aan een beleefde druk en uw argumenten opzij moet schuiven om niet onbeleefd te blijken.
Eigenaardig was het toen hij mij vaderachtig begon te behandelen en er mijn aandacht op trok dat ik ook recht in mijn stoel moest zitten. Hij beweerde met alle woorden dat een gebukt mens onmogelijk de aandacht trekt van het vrouwvolk in het algemeen, maar dat een mens, zelfs een oude, die recht zit en stapt, integendeel, onveranderlijk de bewonderende blikken zal ontvangen van alle mensen, maar vooral van de schone meiskes.
Ik heb zijn instructie niet gevolgd, want mijn mond is al helemaal scheef gegroeid van mijn oude pijp en daar is nu niets ne meer aan te veranderen, vooral ook, omdat mijn bedoeling nooit is geweest verse vis te vangen in mijn stamcaféss want daar kennen ze me al lang en het heeft geen zin het vlees proberen te eten waar men zijn brood verdient.
Maar dat hij gelijk had, dat had hij...