Het weer van de dag VOLKSHEILGE - OUDE VOLKSGEBRUIKEN-
19-12-2005
De Middernachtmis vroeger !
De Middernachtmis staat bij het volk als de bijzonderste aangeteekend. Na de nachtwacht van kerstavond, togen de geloovigen naar de kerk : de vrouwen in hun kapmantel gehuld, de mannen in hun warmen frak, de harenmuts over de ooren getrokken, zoo gingen ze in groepjes, door een lantaarndrager geleid, langs de besneeuwde banen naar de dorpskerk. Treffend was die mis : het herhalen van den Gloria der Engelen door de kinderstemmen, het zalig genot bij het ontvangen van hun God in de H. Communie en het zien van het kleine wicht in de kribbe, omgeven van licht. Doch niet altijd werd de tijd te huis gesleten bij het knappend vuur, veel meer geschiedde het in de herberg. Zoo kwam de geestelijke overheid er tegen op en verschoof de middernachtmis tot vijf uur 's morgens. In enkele kloosterkerken nochtans wordt die mis gedaan en gekende burgers worden er bij toegelaten. Bij den terugkeer naar huis, vinden de huisgenoten die de eerste mis hebben bijgewoond, warme koffie en eierbrood. Dit eierbrood werd door de H. Engel gebracht en onder het oorkussen van het kleinste kind gelegd - daarvoor hadden de kinderen 's avonds hun liedje gezongen. Dit brood droeg doorgaans een steenen schilderijtje, patacon genaamd. Morgen krijgt u nog meer van die oude gebruiken.
Verschillend bijgeloof is aan den kerstblok gehecht : In sommige streken laat men den blok niet heel en gansch opbranden, het overblijfsel wordt onder het bed gelegd, opdat den bliksem nooit op het huis zou vallen. Gemalen en in water gemengd, geneest de asch de tering, en is een behoedmiddel tegen de tandpijn Morgen laat ik de volkskundige kalender vertellen over de Middernachtmis en hoe het toen allemaal was !
Als volksgebruiken op Kerstavond, zo vertelt de volkskundige kalender ons, stippen we aan : 's Avonds vergaderen de leden der familie rond den haard. Reeds eenige dagen te voren heeft men in het bosch eene sperre of den gezocht om een kerstblok te hebben die dan naar het ouder- of een vriendenhuis gebracht wordt. De lichten worden uitgedoofd, en bij het flikkeren van het vuur der kerstblokken worden allerlei vertellingen verhaald, elk op zijn beurt. Op de Reveillon wordt bier, wijn of cider gedronken. Te Geraardsbergen(O-Vl.) was het gebruik, wanneer de blok tot asch was verbrand, deze met jenever te begieten, en bij het laaien der vlam wenschte men elkaar een zalig kerstfeest. Te Sint-Martens-Laathem(O-Vl.) placht men de vensters der kerk met kaarsen te verlichten, wat ook in de huizen van verschillende steden gedaan werd. Bij de christene menschen worden er Stallekens van Bethleem opgericht, waarvoor men zingt en bidt. Te Brussel stelde men vroeger gansche dorpjes uit, waarvan de in papier gemaakte huisjes bij middel van kaarsjes verlicht waren.. Al de straten leidden naar het stalleke waar het Jezuskind ligt, omringd van Maria en Jozef. Vooraleer slapen te gaan, zingen de kinderen in Vlaanderen een liedje. Te Gent luidt het : Engeltje, engeltje Gabriel bak mij een koekje kleen en een koekje groot, om te leggen op moeder Mariatjes schoot.
Het Kerstfeest werd vroeger op verschillenden datums gevierd. Het was Paus Julius I (337-352) die het bracht op den 25 December, dag waarop de heidenen den zonnestand vierden. De Kerk had voorgenomen zooveel mogelijk de heidensche feesten te verkerstenen. Paus Gregorius I (593-604) schreef aan de zendelingen in Engeland : Het is onmogelijk alles uit te roeien, het is pijnlijk voor die heidenen al met eens aan alles te verzaken. Deze die de bestijging van een toppunt betracht, verheft zich voetje voor voetje, niet met sprongen. Dien stelregel was zeer voorzichtig en bracht goede vruchten mee. Zoo is het dat wij ons niet moeten verwonderen in den loop van het jaar de oude heidensche gebruiken te zien voortleven bij talrijke feestdagen, noch dat heidensche heiligdommen werden gekerstend. Morgen laat ik de volkskundige kalender verder vertellen over de oude gebruiken op Kerstavond.
Ik laat de volkskundige kalender vertellen hoe het allemaal begon. Alhoewel het kerkelijk jaar met den Advent en het burgerlijk jaar den 1 januari begint, opent het Kerstfeest het volkskundig jaar : zoo geschiedde het van overouds in het volksleven. Onze voorouders, toen nog in het heidendom gedompeld, plachten bij den zonnestand van den winter een offerfeest te houden ter eere der Zon die, zoals zij dachten, herboren werd. Zij noemden de nachten na den 4den nacht der zonnestand : Joelnachten (Joel betekend : draaien, woelen), de heilige nachten of moedernachten, nachten vol geheimnis, wanneer Wodan en Freya, Thor en Hulda door het luchtruim reden om de goeden te begunstigen en te loonen, den landman te zegenen in zijn arbeid. De eerste nacht viel op den hedendaagschen Kerstnacht. Niets bevestigt den datum der geboorte van den Zaligmaker. De HH. Vaders melden dat de Zon van gerechtigheid verscheen in den wereld wanneer de zon op het laagste van haren loopkring gekomen was. De H. Augustinus zegt dat Christus geboren is wanneer de dagen begonnen te lengen. Morgen vindt u hier het vervolg van deze vertelling.
Na de doortocht van Sinte Lucia is nu weer wachten op de komst van Sint Petrus en die laat tot 21 december op zich wachten. Maar geen nood want ondertussen leren we wel weer wat anders zoals :
De H. Lucia wordt(werd) in verschillende gemeenten vereerd. Zij wordt meest tegen den roodeloop en de keelziekten aanroepen. Zij bekwam immers door hare gebeden bij het graf der H. Agatha, de genezing harer moeder die aan den roodeloop leed. Door een heidenschen jongeling, die haar wilde onteeren, als christin aangeklaagd, stierf ze den marteldood : hare hals werd met een degen doorstoken. Zij wordt ook aanroepen tegen de oogziekte. Men stelt haar voor, de oogen op een schotel of in de hand, dit naar de legende die meldt, dat zij zich de oogen zou uitgerukt hebben om zich aan de lagen van den jongeling te onttrekken en hare schoonheid te verliezen. Een heel oud gezegde :
Die is met quade keel oft roodenloop bevangen, kan by Lucia ook gewenschten troost ontangen.
Al de weerspreuken rond Sint Lucia zijn gelogen, dat leg ik u seffens wel uit, laat ons eerst haar spreuken lezen :
" Lucia maakt de langste nacht, half juni maakt de langste dag, half maart en september vrank, maken dag en nacht even lank. "
Dat was vroeger inderdaad ook zo, maar toen stond Sint Lucia nog op 23 december geprogrammeerd. In 1582 was er ene paus Gregorius en die heeft in de kalenderdagen liggen rommelen en Sint Lucia van 23 december naar 13 december verwezen en dat is de reden waarom vandaag haar weerspreuken niet meer kloppen !
Terwijl het even "windstil" is rond de weerheiligen maak ik van de gelegenheid gebruik om u enkele spreuken mee te geven die betrekking hebben op deze maand !
" Heef men in december slechts vorst en slijk, dan worden de dokters rijk. "
En ik kan u verzekeren dat hier veel waarheid in zit want ik ben het volop aan 't ervaren.
Vandaag hebben we een dagheilige op bezoek die meestal regen brengt, dat maakt ons volgende weerspreuk meer dan duidelijk dacht ik :
" Leocadie, die houdt heur water nie. "
Volgende spreuk brengt ons dan weer goede raad :
" Brandt berenkruid en lavendel tegen de mot, voor Sint Leocadie ontsteek de kaars en brand de pot" En mocht dat allemaal niet helpen, dan kunt ge nog altijd proberen van beter weer af te smeken door een vuurpot naar één of ander kapelleke te brengen en die daar volledig te laten leegbranden. Welicht helpt dit dan, al heb ik er persoonlijk toch mijn twijfels over ?
De heilige Joannes Damscenus spreekt reeds van een feestdag der Onbevlekte Maagd ten jare 721. De H. Anselmus van Kantelberg stelde den feestdag in voor Engeland ten jare 1145; Sixtus IV keurde de instelling goed den 1 maart 1470. Pius IX heeft ten jare 1854, in het bijwezen van meer dan 200 Kardinalen en Bisschoppen, plechtiglijk verklaard dat het een gelofspunt was dat Maria, van den eersten oogenblik harer ontvangenis, door een bijzonder voorrecht en genade Gods, uit kracht der verdiensten van Jezus Christus, Zaligmaker van het menschelijk geslacht, van alle vlek van erfzonde is bevrijd gebleven. In Vlaanderen werd deze feestdag reeds in de 15e eeuw gevierd. Een rijmkalender, waarschijnlijk oorspronkelijk uit Fransch-Vlaanderen stipt hem aan : December, 8. Dits de dach onser Vrouwen. Tot daar wat de volkskundige kalender hierover vertelt.