't front 1940
Foto

Foto



Inhoud blog
  • Cabour 1940
  • korporaal Emile Cady
  • Monument 1940 -Bastogne-Cpl Cady
  • Bronvermelding, links
  • De Duitse Pantserdivisies te Vroenhoven
  • De Duitse Aanval in het Westen
  • Chronologische lijst van de gebeurtenissen tussen 10 mei en 30 juni 1940
  • Adjudant Depotter in actie
  • 18e linie enkele ooggetuigenverslagen
  • 18e linie de reorganisatie in het departement MORBIHAN
  • 18de linie De reorganisatie in het departement MORBIHAN
  • 18e linie naar Frankrijk
  • 18e linie deel 27
  • 18e linie deel 26
  • 18e linie deel 25
  • 18e Linie deel24
  • Poelkapelle Dutsers bekijken de Britse Tank uit WOI
  • Het Duitse leger in 1940 tegenover België
  • Capitaine Aviateur / Kapitein Vlieger André Glorie
  • Een man van het 18de Linieregiment OLt Roland ANSQUER
  • Enkele foto's van de gesneuvelden van het 18de Linie Regiment
  • 18e Linieregiment Wachten repatriëring
  • 18e Linie de terugtocht van Bretagne tot in het Gers-departement
  • 18e Linie Regiment 23
  • Welk Duits regiment op 25 mei 1940 te Merendree?
  • Leiebrug van Ooigem en Desselgem door Bernard Delange
  • Bijlage deel 4
  • Vroenhoven Geo kaart
  • Leieslag deel 16
  • Leieslag deel 15
  • Leieslag deel14
  • Leieslag deel13
  • 18e Linie Regiment 22
  • 18e Linie Regiment 21
  • 18e Linie Regiment 20
  • 18e Linie Regiment 19
  • 18e Linie Regiment 18
  • 18e Linie Regiment 17
  • 18e Linie Regiment 16
  • 18e Linie Regiment 15
  • 18e Linie Regiment 14
  • Bijlage 18de linie
  • 18e Linie Regiment 13
  • 18e Linie Regiment 12
  • 18e Linie Regiment 11
  • 18de Linie Regiment 10
  • 18e Linie Regiment 9
  • 18e Linie Regiment 8
  • 18e Linie Regiment 7
  • 18e Linie Regiment 6
  • 18e Linie Regiment 5
  • 18e Linie Regiment 4
  • 18e Linie Regiment 3
  • 18e Linie Regiment 2
  • 18e Linie Regiment 1
  • Luitenant Buron
  • Leieslag deel 12
  • Leieslag deel 11
  • Leieslag deel 10
  • 27 mei vervolg
  • Leieslag deel 9
  • Bericht aan de bevolking , Kortrijk mei 1940
  • Marke mei 1940
  • Waffenstreckung
  • 27 mei
  • foto van Kortrijk en Lauwe
  • 26 mei
  • Leieslag deel 8
  • Graaf d'Oultremont
  • 25mei
  • Leieslag deel7
  • GASMASKERS OP!
  • Leieslag deel 6
  • Leieslag deel 5
  • Getuigenis van Paul Vanoverbeke Kuurne
  • Het 12de Linie tijdens de Duitse aanval van 24 mei
  • Ardooienaar Jozef Lievens bij het 3de Linie te Bissegem
  • Leieslag (deel4)
  • Foto van Belgische DBT granaatwerper
  • Jef Schaumans
  • Belgische krijgsgevangenen te Schilde mei 1940
  • Gesneuveld te Bissegem mei '40
  • 19.Infanterie-Division
  • 30e INFANTERIE DIVISION RH 26-30/36
  • XXXeINFANTERIE DIVISION
  • J.R.73 Inf. Div.
  • 74e Inf. Reg.
  • Foto's Alphonse DECOCK van de klas 39
  • Een getuigenis,,Alphonse DECOCK
  • III/73 = 19°Infanterie Divisie
  • De Leieslag (deel3)
  • Info
  • De Leieslag (deel 2)
  • De Leieslag (deel1)
  • Twee van de velen
  • Foto's Eben-Emael
  • 10 mei 40 De aanval in de regio van Eben-Emael besluit
  • 10 mei 40 de aanval in de regio van Eben-Emael
  • 2 van de opgepakten
  • Donderdag 9 mei

    Mijn favorieten
  • seniorennet.be
  • 't Front
  • 't Front regio Verdun
  • 't Front Marke gesneuvelden
  • Bruggenhoofd Gent
  • abbl 1940
  • Verslag 18 daagse veldtocht Albert D'Hondt 2e Regiment Gidsen
  • Vinkt 1940

  • Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Hoofdpunten blog tfrontverdun
  • Tekeningen en foto ivm Verdun
  • Op bezoek in het spookhuis van de Eerste Wereldoorlog
  • Cahier de guerre 1914-1918 de Constant Vincent
  • 700.000 doden
  • Bronvermelding: Literatuur over de Slag bij Verdun

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Blog als favoriet !

    Foto


    02-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Donderdag 9 mei

    Donderdag 9 mei

    Donderdag 9 mei wordt een zonnige dag en na het druilerig weer van de vorige dagen kunnen we voor bet eerst genieten van de lente.

    Sinds drie september 1939 sleept de Schemeroorlog in West-Europa aan. In de loop van die periode is het ultieme aanvalsbevel om de  Lage Landen en Frankrijk te attaqueren al talloze keren inge­trokken. Uiteindelijk word op 9 mei 1940 de definitieve beslissing genomen. De weersvooruitzichten zijn uitstekend. Een gebied van hoge luchtdruk zal het weer blijven bepalen. Er word geen oorlogsverklaring uitge­vaardigd want de Duitsers weten dat het succes afhangt van het verrassingseffect en de snelheid van de uitvoe­ring van hun plan.

    De dag loopt op zijn einde wanneer ineens de staf vanhet V.K./ 2de Divisie (Vrijwilligerskorps)
    meedeelt dat een zesde van de manschappen voor vijf dagen op verlof mogen. Raar maar waar, dit is echter geen alleenstaand gebeuren in andere eenheden geschiedt juist hetzelfde! Terwijl Belgische soldaten met verlof gaan, bezetten de Duitse aanvalstroepen hun stellin­gen aan de Nederlandse, de Belgische en de Luxemburgse grenzen.

     

    De militaire attaché te Ber­lijn, kolonel Goethals heeft de dagen voordien al zijn ongerustheid laten blijken. Het Bel­gisch Algemeen Hoofdkwartier ontvangt tegen 20u30 een nieuw bericht.Het bericht voorspelt een of­fensief tegen de volgende morgen. Een tweede bericht om 22u30 brengt de bevesti­ging. Vanaf 23u35 wordt het leger systematisch in staat van alarm gebracht. Dit is het dertigste alarm van Duitse zijde in zes maanden tijd maar ditmaal is de situatie onomkeerbaar.

     

    In de nacht van 9 op 10 mei ontvangt Staf De Clercq (V.N.V.) 78 agenten uit verschillende regimenten hij beveelt hen om weg te vluchten en niet te schieten. Joris Van Severen (VERDINASO) daar in tegen spoort zijn aanhangers aan om hun plicht te doen zoals hij dat zelf tijdens de oorlog van 14 -18 had gedaan


    02-06-2008, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2 van de opgepakten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    2 van de opgepakten

    02-06-2008, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.10 mei 40 de aanval in de regio van Eben-Emael
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    10 mei’40 De aanval in de regio van Eben-Emael

     

    Vrijdag 10 mei, de inval

     

    Om 00u10 wordt de staf van de divisies telefonisch door het 1ste Legerkorps gealarmeerd. Tussen 00u40 en 01u30 wor­den de eenheden in hun kantonnementen ver­wittigd. Tegen 03u00 zijn de gevechtsstellin­gen bezet. Dit verloopt echter niet overal even vlot. Bij het innemen van hun posities langsheen het Albertkanaal ondervindt het 2de  Grenadiers een aantal moei­lijkheden. Het zijn vooral  logistieke problemen. De paarden die ze nodig hebben voor de munitie­wagens te trekken, moeten 's nachts verzameld worden, aangezien die in overeenstemming met de voorschrif­ten, door de landbouwers zijn gebruikt.

    Vermits nog op 9 mei de beslissing is genomen om de extraverloven weer toe te laten en  er manoeuvres zijn aangekondigd, nemen maar weinigen het alarm ernstig op. Som­mige steunpunten worden zelfs helemaal niet bemand.

    Ondertussen wachtten de ministers Pierlot, Spaak, Janson en Denis in spanning de gebeur­tenissen af in het kabinet van Buitenlandse Za­ken, in gezelschap van de secretaris van de ko­ning en van de auditeur-generaal.

     

    Vanaf onge­veer 04u00 's morgens komen de eerste berichten binnen over luchtaanvallen, en spoedig be­staat er geen twijfel meer over dat Duitsland een grootscheepse aanval heeft ingezet tegen België, Nederland en Luxemburg. Dat wordt trouwens bevestigd tijdens een onderhoud dat Spaak, in de vroege morgen, heeft met de Duitse ambassadeur von Bülow-Schwante. Nu de neutraliteit is geschonden doet België onmid­dellijk een beroep op de hulp van de Britten en de Fransen. Omstreeks 07u gaan de slagbo­men aan de grensposten omhoog en treed het Dijleplan in werking. Franse en Britse Troepen rukken op naar Nederland, naar de Dijlestelling en ook in de richting van de Belgische Maas.

     

    Chris Wauters herinnert zich over 10 mei:

    “Het is ongeveer kwart over vier in de ochtend wanneer we wakker getrompet worden. Weer een oefening, flitst het door mijn hoofd en met een korte verwensing schiet ik in de kleren. Wanneer ik op de staf aankom, heerst er al een ongewone drukte die de koude werke­lijkheid verraadde. Hoewel de bezorgdheid van alle gezichten of te lezen was, blijf ik kalm."

     

     Situatieschets van het fort en de regio van Eben-Emael kort voor de aanval;

     

    Het Fort

    Uit De slechte ervaringen van de vorige wereldoorlog hebben de ontwerpers van het pas gebouwde fort van Eben-Emael geleerd dat de geschutsopstellingen niet op een beperkte ruimte geconcentreerd mogen worden. Het fort van Eben-Emael, gebouwd in 1932-1935, is een van de mo­dernste van Europa en word beschouwd als een bijna onneembare vesting. Het beslaat een oppervlakte van 75 ha en bevind zich op de plaats waar het kanaal de Maasvlakte verlaat om ten westen van de grens de uitsprong van Maastricht te volgen. De plaatskeuze is bepaald door de diepe uitsnijding van het kanaal doorheen de Sint-Pietersberg, die biedt het fort langsheen de noordoostelijke zijde een goede bescherming. Langs de noodwestelijke zijde is een kunstmatige watergracht aangelegd, het terrein dat voor de gracht ligt kan onder water ­gezet worden. Aan de zuidelijke zijde van het fort is er een antitankgracht. Het fort is in feite een versterkte ar­tilleriestelling die zowel de bruggen gelegen over het Albertkanaal als deze over de Maas te Maastricht en Visé onder vuur kan houden. Maar het 'dak' van het fort, waarop de kazematten en de pantserkoepels verspreid liggen hebben een oppervlakte van niet minder dan 45 hectaren. Op dit plateau zijn geen versperringen, in de vorm van mijnen of prikkeldraad. Stoutmoedige en ervaren piloten kunnen hier een vliegtuig dat slechts een korte landingsbaan nodig heeft aan de grond te zetten. Daarenboven bestaat de luchtafweer uit niet meer dan vier verouderde Maximemitrailleurs boven op het fort.

    Onze militaire experts hebben er gewoon weg niet aangedacht, dat bij een eventuele  aan­val er massaal valschermspringers ingezet zouden kunnen worden. Nochtans hebben de militaire attachees in het bui­tenland al indrukwekkende demonstraties in het genre kunnen bijwonen.

    Bo­vendien hebben de Duitsers al begin april '40, in Denemarken en in Noorwegen, al even in hun kaarten laten kijken

     

    De bewapening van het fort telt twee batterijen:

    Batterij I omvat de artilleriekoepels en kaze­matten bovenop het fort, met twee kanonnen van 120mm met een draagwijdte van 17,5km en 16 kanonnen van 75mm (in groepen van vier) met een draagwijdte van 11km. Bat­terij 2 bevat de verdedigingsbunkers, uitgerust met 12 antitank kanonnen van 60mm (met een draagwijdte van 3km) en met mi­trailleurs en schijnwerpers. De commandover­houdingen zijn nogal ingewikkeld. De doe­len worden aangeduid door de veldcomman­danten, maar de vuuropdrachten worden gege­ven door de commandant van het fort.

    De organieke sterkte van het fort bedraagt 1.200 man, onder te verdelen in twee groepen van 500 artil­leristen die elkaar aflossen, plus daarnaast een groep van 200 man tech­nisch personeel.

     

     

     

    De 7de Infanteriedivisie

     

    Onze 7de Infanteriedivisie (1ste Legerkorps) heeft de sector pas sinds 30 april overgenomen Het is een divisie van eerste reserve en staat onder de leiding van generaal Van Trooyen. Ze neemt er de positie van de 5de I.D. over van Briegden tot Lixhe aan het Albertkanaal. De divisie moet haar troepen verdelen over een front van 19 kilometer breed. Een efficiënte verdediging in de diep­te is tengevolge onmogelijk. Tevens zijn de rangen uitgedund door de recent opnieuw toegestane verloven en de bewapening is verre van ideaal. De opdracht bestaat erin de oversteek van het kanaal tot elke prijs te beletten, om zo de vijand geen bruggenhoofd te gunnen van waaruit ze het offensief kunnen worden verder zetten. Het Albertkanaal wordt beschouwd als een dekkingsstelling. De legerleiding houdt rekening met een mogelijke doorbraak. In dat geval zal men terugtrekken naar de weerstandsstelling. Deze stelling loopt van Koningshooikt tot Waver en word in het zuiden verlengd tot bij Namen en de Maas. Terwijl de Belgen eventueel zouden moeten terugplooien op die KW-Iijn, zouden de Britten en Fransen, die spreken van de Dijle-lijn, er zo snel mogelijk hulp komen bieden. De sector van Antwerpen tot Leuven is de voor de Belgen, de lijn tussen Leuven en Waver is toegewezen aan de Britten en die tussen Waver en Namen is de verantwoordelijkheid van de Fransen.

    De 7de Infanteriedivisie telt 16.600 man.

    Drie regimenten van de divisie worden langs het kanaal opgesteld:

     

    1. Het 2de Carabiniers in het noorden, waar de bruggen van Veldwezelt. Briegden en Gellik Iig­gen.
    2. Het 18de Linie in het centrum, met de brug van Vroenhoven.
    3. Het 2de Grenadiers in het zuiden, met de bruggen van Kanne, Ternaaien en Klein-Ternaaien. In de sector van het 2de Grenadiers ligt het fort Eben-Emael.

     

    Het front van de 7de I.D. is 19 km lang. Voor een infan­teriedivisie is het frontnormaal slechts 6 km breed. Maar omdat de divisie echter profiteert van een hindernis als het Albertkanaal, de aanwezig­heid van het fort Eben-Emael en het dubbele obstakel van Maas en het kanaal tussen dit fort en Lixhe, verwacht men van de 7deI.D. dat ze een sector verdedigt die dubbel zo breed is. Niet­temin blijkt het toegewezen front ook vanuit die redenering nog steeds een derde te lang.

    De regio van Maastricht vormt een zwakke schakel in het Belgische defensiesysteem. In die sector vallen de grensversterkingen en de dekkingsstelling samen, omdat het Albert­kanaal slechts enkele honderden meters van de Nederlandse grens ligt. Bovendien wordt de inham zwak verdedigd door de Nederlan­ders. Van coördinatie tussen beide landen is nauwelijks sprake.

    Het terrein waarop de divisie is opgesteld be­staat uit een zacht glooiend akkerlandschap, er staan praktisch geen bomen . Aan de vooravond van de Duitse inval is het landschap bedekt met jong koren dat een hoogte heeft van ongeveer 60cm. Dit belemmert uiteraard het zicht van­uit de in de winter aangelegde schietstellingen en infanteriewaarnemingsposten. Toch mag men de zicht- en schietvelden niet verbeteren door de graangewas­sen te verwijderen, het is verboden! De overgenomen stellingen zijn omwille van de harde winter nauwelijks onderhouden en zien er vervallen uit. De camouflage laat te wensen over, terwijl diverse veldwerken onvoltooid of ingestort zijn. Verscheidene wapenstellingen zijn niet meer bruikbaar. De telefoonlijnen zijn niet ingegraven en /of verkeren in slechte staat.

    De paraatheid van de divisie is verre van optimaal. De lange mobilisatieperiode is niet bevorderlijk geweest voor het moreel en ook de discipline en tucht staan op een laag pitje. 80 % van het kader bestaat uit reservisten die onvoldoende opgeleid zijn. Als gevolg van verloven en vergunnin­gen om sociale en economische redenen is de sterkte verminderd met 15%. Ook de bewapening is onvolledig. Zo heeft het 18de  Linie een deel van zijn automatische wapens uitgeleend aan een opleidingskamp. Tijdens het alarm van 10 mei geeft de instructie-eenheid de ontleende wapens niet terug omdat word aangeno­men dat het de zoveelste oefening was.

     

     

     

    De Bruggen

     

    De 7de Infanteriedivisie is niet verantwoordelijk voor de bewaking en vernieling van de bruggen. Al sinds 1934  zijn er speciale eenheden aangeduid om deze karwei op te knappen. De ploe­gen van Kanne, Ternaaien en Klein-Ternaaien staan onder bevel van de commandant van het fort van Eben-Emael, majoor Jottrand. De bruggen van Briegden, Veldwezelt en Vroenhoven vallen onder de verantwoordelijkheid van de commandant van de Grenswielrijders te La­naken, kapitein-commandant Giddelo.

     

    De beslissing om over te gaan tot het vernielen van de bruggen kan op verschillende niveaus worden genomen.

    • De opperbevelhebber kan dit bevel op ieder ogenblik geven.
    • De comman­dant van het Iste Legerkorps is verantwoor­delijk in geval van schending van de Duits-Ne­derlandse grens.
    • Bij het overschrijden van de Belgisch-Duitse grens beslissen commandant Giddelo en majoor Jottrand over het lot van de hun toegewezen bruggen. Op dit niveau laat de communicatie echter te wensen over. De telefooncentrale van de Lanaakse kazerne is niet beveiligd, terwijl het detachement van de brug van Klein-Ternaaien niet in verbinding staat met het fort. Dat houdt in dat bet ontstekingsbe­vel door wielrijders dient overgebracht te wor­den van Ternaaien, een afstand van 2,3 km langsheen de Belgisch -Nederlandse grens. Die regeling is een fiasco, bij het eerste alarmerende telefoontje reali­seert men zich daar niet dat elke kleine aarzeling noodlottig kan zijn.
    • In geval van een directe vijandelijke be­dreiging dient de onderofficier, de overste van het brugdetachement zelf in actie te treden.
    •  

    De bruggen zelf zijn continue ondermijnd. Het normale ontstekingsmechanisme is pyro­technisch, maar indien nodig kan er een elektri­sche ontsteker worden ingeschakeld, zodat er twee opties voorhanden zijn. De pyrotechni­sche manier is makkelijker, terwijl het elektrische systeem erg delicaat is. Dat is dui­delijk gebleken toen in september 1939 een elektrische inductie tijdens een onweer een brug te Val Be­noît tot ontploffing bracht. Het gevolg is dat de elektrische ontstekingssystemen verwijderd zijn bij de ondermijnde bruggen die niet door de genie bewaakt worden. Voortaan word ook het beslissingsrecht van de brugdetache­menten nauwkeuriger afgebakend.

    Het sprin­gen van een nabijgelegen brug mocht niet wor­den beschouwd als een directe bedreiging.

    Elke brug wordt bewaakt door een bunker bewapend met van een 47mm antitank kanon, twee mi­trailleurs en een schijnwerper In de sector van de 7de  Infante­riedivisie zijn in totaal 22 bunkers. Achter de bunkers staan nog kleine barakken die dienst doen als ver­blijfplaats voor het garnizoen, een sergeant, twee korporaals en ne­gen soldaten.

     

    De Duitse voorbereiding

     

    De Duitsers beschouwen het Albertkanaal als een niet te onderschatten hindernis, het succes van hun aanval hangt immers af van het bijna gelijktijdig veroveren van de bruggen over het kanaal en het uitschakelen van het fort van Eben-Emael.

     

    De Duitsers weten dat kracht alleen niet zal volstaan om hun slag thuis te halen, snelheid en vindingrijkheid zullen doorslaggevend zijn intensief en gecombineerd gebruik van zowel tanks als vliegtuigen bleek in Polen een succesformule die voor herhaling vatbaar is.

    Om de snelle inzet van de pantser­divisies te garanderen tijdens de doorsteek bo­ven Luik moeten zij zo vlug mogelijk beschik­ken over een aantal bruggen over de Maas en het Albertkanaal. Het bouwen van noodbruggen neemt immers teveel kostbare tijd in beslag. Om een aantal bruggen intact in handen te krijgen besluit de Duitse legerleiding om de Luftwaffe in te zetten om op die manier de weg voor pantsers en infanterie te openen.

    Naast de bombardementsopdrachten tegen vliegvelden en defensieve steunpunten opteert de Duitse legerleiding ook voor het inzetten van Luchtlandingstroepen. Dit is een geheel nieuw aanwenden van het luchtwapen..In functie van snelheid zullen luchtlandingstroepen door zweefvliegtuigen,'DFS 230 Lastensegler’ zo dicht mogelijk bij de doe­len worden gebracht. Deze,sinds 1937 in serie geproduceerde zweefvliegtuigen, kunnen een last vervoeren van 900 kilogram. Dat zweef­vliegtuigen voor een verrassingsaanval geschikter zijn dan valschermspringers weten de Duitsers uit testen uitgevoerd in november 37. Uit deze oefeningen bleek dat parachutisten pas 15 minuten na de lan­ding gevechtsklaar staan, die tijd hebben ze nodig om de gedropte wapens bij elkaar te zoeken en aan iedereen door te geven. De luchtlandingstroepen in de 'Lastensegler' (de zweefvliegtuigen) houden hun wapens, springstoffen en munitie voor de landing al klaar zodat ze in minder dan 3 minuten gevechtsklaar zijn. Een bijkomend voordeel is dat het zweefvliegtuig, als het voldoende hoogte haalt, al een vijftal kilometers van het landingsterrein losgegooid kan worden van het sleep­vliegtuig, zodat de vijand in het ongewisse blijft over het uiteindelijke doelwit. Als de zwever op een twintigtal meter van het te veroveren doel kan neerstrijken, dan kan alleen een razend vlug optreden van de verdedigers de nederlaag voor­komen.

    De doelen zijn de bruggen van Veldwezelt, Vroenhoven en Kan­ne, en het fort Eben-Emael dat geneutraliseerd moet worden omdat het de grootste bedrei­ging vormt voor de bruggen.

    De Duitse militairen gaan bovendien gebruik maken van een nieuw wapen “de holle lading”.

    Om de Maasbruggen bij Maastricht in handen te krijgen is er een speciale operatie op touw gezet. Dit aanvalsplan is uitgewerkt door generaal (en piloot uit de Eerste Wereldoorlog) Kurt Student, commandant van de 7de  Fliegerdivision.

     

    In november 1939 word in de school van de 7de Fliegerdivision de Sturmabteilung Koch opgericht. Deze luftwafe-soldaten ondergaan in het grootste geheim een speciale training in Gräfen­wohr en Hildesheim. Maandenlang leven de para-pioniers in absoluut isolement. Contact met militairen van andere eenheden is ten strengste verboden. Er worden een aantal oe­fenaanvallen uitgevoerd op versterkingen in het Sudetenland. De explosieven worden getest te Gidwitz, gelegen aan de vroegere grens met Polen. De aanvallers van Eben-Emael oefenen hun bestorming op een verkleind model van het fort te Paderborn.

     

    De aanval

     

    De aanval wordt uitgevoerd door de Sturmabteilung Koch. Deze eenheid, onder leiding van hauptman Koch, is verdeeld in verscheidene groepen op basis van de aan te vallen doelwitten:

    • Groep Stahl voor Veldwezelt,
    • Groep Beton voor Vroen­hoven,
    • Groep Eisen voor Kanne
    • Groep Granit voor het fort van Eben-Emael.

     

    Na meer dan zes maanden training in totale afzondering, stijgt de "Sturmabteilung Koch “van op de vliegvelden in de buurt van Köln (Keulen)op. Dit om 03:30 uur 's nachts Belgische tijd (= 04:30 uur Duitse tijd). De vlucht gebeurt in het donker, de landing is gepland omstreeks 04.25 uur .

    Er zijn ongeveer 350 man ingezet, verdeeld over 42 Lastensegler.( De TOTALE getalsterkte van de Sturmabteilung Koch voor de operaties Beton, Stahl, Eisen en Granit respectievelijk te Vroenhoven, Veldwezelt, Kanne en Eben-Emael bedroeg 11officieren en 428manschappen, dat is de getalsterkte voor de eerste en tweede fase aldaar. De getalsterkte van de eerste fase bedroeg 10 officieren en 356 manschappen.) De geringe getalsterkte is verklaarbaar door het beperkte aantal beschikbare transportzweef­vliegtuigen en door de omvang van de lading, vooral bij de groep Granit van Eben-Emael die 2,5 ton springstoffen bij geeft speelt dit zeker een rol.

    De zweefvliegtuigen worden getrokken door de bekende JU-52, driemotorige transportvliegtuigen Op dit traject van 72 km stijgen ze naar een hoogte van 2500 meter in 32 minuten dit aan een snelheid van 14 km per uur. Boven Aken worden ze ontkoppeld. De zweefvliegtuigen zweven dan, bij een glijhoek van 1:12 in 12 a 15 minuten, vliegend over Nederlands Zuid-Lim­burg, aan een snelheid van 124 km/uur dit over een afstand van 30 km. Zij  bereiken hun doel op een  hoogte van 300 meter,  ze  vliegen er overheen, beschrijven een halve cirkel en dan zetten ze vanuit het westen een laatste duikvlucht in om op 20 meter afstand van hun doel te landen. In een zweefvliegtuig zitten 8-l0 man. De bemanningen van de zweefvliegtuigen voor Veldwezelt, Vroenhoven en Kanne moeten direct na de landing de ontstekingen van de springladingen der bruggen onklaar maken en de bruggen verdedigen tot de komst van de grondtroepen. Elk zweefvliegtuig voor Eben-Emael heeft zijn eigen doel, zijn eigen koepel, kazemat of bunker en zal er vlakbij landen. De pioniers moeten dan zo snel mogelijk uit hun vliegtuig springen, om een holle lading op hun doel plaatsen, en dit vernietigen. In afwachting van de ontzetting, moeten ze het boven­plateau verdedigen tegen eventuele tegenaanvallen. Voor de Duitsers is de inname van de bruggen het voornaamste. Daarom is de commandant van alle zweefvliegtuigen, Hauptman Koch ook bij de groep Vroenhoven. Eben-Emael komt pas in de tweede plaats.

     

    Het globale aanvalsplan ziet er als volgt uit:

     
    Veldwezelt, Groep Stahl, 10 zweefvliegtuigen, 1 Offr en 91 manschappen ( Oblt Altmann)

    Vroenhoven, Groep Beton en Staf Sturmabteilung Koch, 11 zweefvliegtuigen,
    Groep Beton: 1Offr en 80 manschappen ( Lt Schacht)-Staf Sturmabteilung Koch: 4Offr en 13 manschappen ( Hauptman Koch, Oblt Kiess, Oblt Zierach, Oberartz Jäger)

    Kanne, Groep Eisen, 10 zweefvliegtuigen, 2Offr en 88 manschappen ( Lt Schächter en Lt Meisser)

    Eben-Emael, Groep Granit, 11 zweefvliegtuigen, 2Offr en 84 manschappen ( Oblt Witzig en Lt Delica)
     

     

     

    Buiten vlammenwerpers, speciale handgranaten (Eierhandgranate) en opvouw­bare ladders, hebben ze als belangrijkste wapen de Hollelading, waarvan de zwaarste uitvoering 50 kg weegt, mee.De vorm van de Hollelading is een halve bol, die uit 2 op elkaar geplaatste delen besraat, straal 25cm.Het principe van de Hollelading is al lang bekend. De Amerikaan Munroe deed de uitvinding in 1888. De Duitser Neumann verbeterde deze in 1910 en de Zwitser Morhaupt biedt de nog verbeterde versie aan de Fransen aan, die dit aanbod uitgerekend op 10.05.1940 accepteren. Het principe van de hollading bestaat eruit, dat het grootste deel van de kracht van de explosie op één punt geconcentreerd word, waardoor een kracht wordt ont­wikkeld met een snelheid van 14 km per seconde. Dat laat de doorboring van een bepantseringen van meer dan 25 cm staal toe.. Dit wordt bereikt door de holte aan de onderkant, vandaar de naam. Om zo effectief mogelijk te zijn moet de holle lading volkomen onbeschadigd en goed op het object geplaatst worden. De geringste deuk of beschadiging, kan de kracht aanzienlijk verminderen. Daarom kan de holle lading niet gebruikt worden door parachutisten.

     

    De praktijk op 10 mei 1940

     

    De bruggen van Veldwezelt en Vroenhoven zijn onbeschadigd ingenomen door de "Fallschirmjäger" van de groepen"Stahl"en"Beton". De vernietiging van de brug van Kanne ressorteert onder de bevoegdheid van de commandant van Eben-Emael. Hij kan met eigen ogen zien wat er aan het gebeuren is en slaagt er in brug op tijd op te blazen. De manschappen van de groep "Eisen" voeren een hevig gevecht met de mannen van het 2de Grenadiers die hun posities en loopgraven bij de brug van Kanne verdedigen.

    Het 51ste Pionierbataljon geraakt niet over het kanaal om de groep "Granit" op het Fort van Eben-Emael steun te geven en te ontzetten. Ze hebben geprobeerd met rubber bootjes het kanaal over te steken, maar de bunker Canal Nord ("CaN") verdedigt het kanaal aan de noordkant.

    Van de 11 zweefvliegtuigen welke op het fort moeten landen zijn in er in eerste instantie slechts 9 aan gekomen. Het zweefvliegtuig met de bevelvoerende Lt. Witzig van de groep Granit is vlak voorbij Köln (Keulen) moeten landen door kabelbreuk vanwege een sterk uitwijk manoeuvre om een botsing in de lucht te vermijden.  Lt Witzig heeft een nieuwe Junker-52 samen met wielen voor het zweefvliegtuig op de kop kunnen tikken en is vlak bij de Rijn weer opnieuw opgetrokken.De DFS230 met Oblt Witzig Rudolf landt  op het plateau van het fort van Eben-Emael omstreeks 0830uur Duitse tijd of omstreeks 0730uur Belgische tijd. Dus in feite een 3tal uren na de landing van de eerste Duitse DFS230 op het plateau van het fort Eben-Emael. Tijdens de afwezigheid van Lt Witzig voert onderofficier Wenzel het commando. Het andere zweefvliegtuig is te vroeg ontkoppeld van de Junker-52 en is vlak bij Düren (D) geland. De manschappen van dit zweefvliegtuig rukken met de Duitse grondtroepen mee op tot aan de grens en vervolgen hun weg vechtend naar Eben-Emael.

    De groep "Granit" schakelt onmiddellijk de luchtafweer (machinegeweren) uit en binnen 10 minuten zijn de volgende gevechtsopstellingen ingenomen of geneutraliseerd: 

    • Kazemat Maastricht 1 (ingenomen)
    • Kazemat Maastricht 2 (ingenomen)
    • Machinegeweerbunker MiS (ingenomen)
    • Machinegeweer bunker MiN (ingenomen)
    • Koepel Noord (uitgeschakeld)
    • Koepel Zuid (aangevallen maar niet uitgeschakeld)
    • Bloc IV (alleen de waarnemer uitgeschakeld)

    Opmerking : Bij De Koepel 120 (Cp120) zijn explosieven in de lopen  gegooid, dit omdat het zweefvliegtuig met de Holleladingen voor dit doel bij Düren was geland. Later plaatsen de Fallschirmjäger een Hollelading op de koepel, maar deze is niet doorgeslagen. De reden voor het plaatsen van deze Hollelading is dat er vanuit de koepel met een karabijn, door het periscoopgat, word geschoten op de Fallschirmjäger. In en kwartier tijd is de modernste vesting van het land, en beschouwd als het sterkste fort ter wereld, door de Duitse luchtlandingstroepen geneutraliseerd.

    In de loop van de ochtend voeren de manschappen (vestingstroepen) van het fort verschillende tegenaanvallen uit, maar door het gebrek aan automatische wapens en een degelijke infanterie opleiding zijn ze gedoemd te mislukken. Bovendien komt de Duitse luchtmacht regelmatig de helling bombarderen om zo de tegenaanvallen te neutraliseren.

    Later op de dag beschieten de kanonnen van de forten van Pontisse (1000 granaten van 105 mm) en Barchon (40 granaten van 150 mm) het dak van het fort van Eben-Emael. De Fallschirmjäger vinden beschutting in de veroverde kazematten en bunkers.

    Dit artillerievuur verhindert de Belgische Infanterie te velde om een tegenaanval uit te voeren. In de tijdspanne tussen de aanval en de overgave van het fort, plaatsen de Duitse Fallschirmjäger, onder aan de voet van de trappenhuizen van de kazemat Maastricht 1 en de machinegeweerbunker Noord, Holleladingen. Dit doen ze om eventuele tegenaanvallen vanuit het fort te voorkomen. Ook het trappenhuis van de machinegeweerbunker Zuid is gedeeltelijk vernietigd tijdens het springen van de toegangsdeur (galerijniveau). Alleen de kazematten Visé 2, Koepel Zuid en de observatieklok Eben 1 zijn actief op het dak van het fort tot aan de overgave. De kazemat Visé1 is slechts enkele uren actief. De kazemat Visé 2 en Koepel Zuid schieten in de richting van het Albert-kanaal bij Lanaye (B) en op Eijsden (NL), want daar zijn de Duitse grondtroepen bezig met over te steken. Dankzij de observatieklok Eben 1 kan het artillerievuur precies geregeld worden op de Duitse troepen. Ook de lager gelegen bunkers Canal Nord en Canal Sud schieten op de Duitse troepen die proberen om het Albertkanaal over te steken. Tijdens de aanval wordt er geen gifgas gebruikt. Maar er zijn wel problemen met de lucht in het fort. Vooral in de gevechtsopstellingen kunnen de kruitdampen, door het hevige vuren, niet voldoende afgevoerd worden en daarom dragen de mannen er hun  gasmasker.

    De Duitse grondtroepen zullen pas 26 uur later arriveren dan gepland en zullen van de verdedigingsbunkers van het fort aan de West- en Zuidzijde: Blok II, Blok I, Blok VI, Blok V en Blok IV aanvallen. Uiteindelijk maken de Fallschirmjäger contact met de Duitse grondtroepen. Deze kleine groep van Duitse Luchtlandingstroepen wordt op de voet gevolgd door de landstrijdkrachten.

     Voor de sector van Nederlands-Limburg en België ten noorden van de Maas is dit Legergroep B behorende tot het 6de  Leger, onder bevel van generaal von Reichenau. De legergroep B bestaat uit o.a. de 3de en 4de Panzerdivisie en de 20ste Gemotoriseerde Divi­sie. Hun aandeel in het veroveren van de brug­gen en Eben-Emael zelf is beperkt. Wel word aan de 4de Panzerdivisie de opdracht gegeven door te stoten bij Maastricht om zo rap mogelijk de luchtlandingstroepen te helpen bij de uitbreiding van de bruggenhoofden aan het Albertkanaal. De aansluiting met de luchtlandingstroepen  moet binnen de voorziene tijdslimiet gebeuren, de bruggen in Nederlands-Limburg, in het bij­zonder de Maasbruggen te Maastricht, moeten open blijven. Daarvoor is het uit ongeveer 100 man bestaande Sonderverband Hocke verantwoordelijk. Het is een onderdeel van het 100ste Bataillon zum besonderen Verwendung dat is samengesteld uit vrijwilligers, zij moeten bijzondere opdrachten uitvoeren( enkelen zijn al sinds 8 mei ter plaatse). Om de brug­gen intact in handen te krijgen zijn diverse voorbereidingen getroffen. De betreffende bruggen zijn verkend en tijdens de Duitse opmars worden in bur­gerkledij er de nodige sabotagedaden uitgevoerd, dit moet de vernieling van de bruggen voorkomen. Vooraf zijn afdelingen over de grens gezonden die zich in Nederlandse uniformen (o.a. van de marechaussee) bij verrassing dienen meester te maken van enkele bruggen over de Maas en het Julia­nakanaal en ze verdedigen tot bij de aankomst van de eigen legereenheden. Toch slaagt het Nederlandse leger er in om  de bruggen van Maastricht rond 07:00 uur ’s morgens te laten ontploffen. Daardoor lopen de Duitse grondtroepen in die sector een vertraging  van meer dan 20 uur op t.o.v de originele planning. Daarnaast moet de groep Melzer onder leiding van luitenant-kolonel Mikosch en voornamelijk samengesteld uit manschappen van het 151ste Infanterieregiment en het 51ste Pionierbataljon, het bruggenhoofd van Kanne uit­breiden en de vernieling van het fort van Eben-Emael voltooien. Die aflossing is voorzien tegen de valavond van de eerste aanvalsdag. Tijdens de strijd om de bruggen en het fort wordt er massale luchtsteun geleverd door het IVde Fliegerkorps, belast met het bombarderen van de vliegvelden en verkeerswegen, en het Vlllste Fliegerkorps, verantwoordelijk voor de ondersteuning van de landstrijdkrachten.

    05u30 Het „Oberkommando der Wehrmacht” (afgekort OKW) geeft het volgende radiobericht door via hun zenders : „Duitse troepen hebben heden morgen om 05u30 de Nederlandse, Luxemburgse en Belgische grenzen overschre­den. De vijandelijke weerstand in het grensgebied wordt overal in samenwerking met de „Luftwaffe” doorbroken. Tegelijkertijd heeft de „Luftwaffe” met groot succes plaatselijke vliegvelden aangevallen en met sterke formaties steun ver­leend aan de „Wehrmacht” voor zijn strijd te velde."

    02-06-2008, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.10 mei 40 De aanval in de regio van Eben-Emael besluit

    Ondanks alles doet men in de rangen van de 7de Infanteriedivisie verwoede pogingen om het tij te keren. Tegen zo een grondig opgezet Duits aanvalsplan zijn onze soldaten niet opgewassen. Het grote aantal gesneuvelden ­wijst erop dat onze mensen overweldigt zijn door een te sterke vijand. Bij het 2de Carabinieri vallen 3 officieren, 14 onderofficieren en 68 korpo­raals en soldaten. Het 2de Grenadiers verliest 9 officieren, 13 onder­officieren en 117 korporaals en soldaten.

     De rol van Eben-Emael is dus al na een kwartiertje oorlog gedeeltelijk uitgespeeld. Dit kan men niet beweren van de kanaalbruggen van Vroenhoven en Veldwezelt. Dat de Duitsers ze intact in handen krijgen zal in de komende uren en dagen een enorme invloed hebben op het strijdverloop.Op de overige plaatsen van het strijdtoneel voeren de vooruitgeschoven Belgische elementen gelegen aan de Limburgse Grens kanalen, ten oosten van Luik en in de Ardennen, de voorziene vernielingen uit en trekken vertragend terug naar de dekkingstelling: Antwerpen, Albertkanaal, Maas, Namen.

     

     

     

     

    Bibliografie

     

    1.            De FABRIBECKERS, De Veldtocht van hit Belgisch Leger in 1940, uitg. Reinaert Zele, 1980;

    2.            L DEIGHTON Blitzkrieg, Elsevier Amsterdam-Brussel 1980,

    3.            E. ELLIS, The War in France and in Flanders, London 1953 ;

    4.            H. G. von ALTENSTADT, Unser Weg zum Meer, Berlijn 1941 ;

    5.            IDEM, Les Operations de la 6eArmee Allemande du 10 au 28 mai 1940 in L'Armee-La Nation (1957) meinummer;

    6.            P. FLEMING, Invasie 1940, Leiden 1957 ;

    7.            I. HAY, The Battle of Flanders, London 1941 ;.

    8.            J. CHARLES, Les forces armees belges 1940-1945, La Renaissance du Livre Brussel 1970;

    9.            L. VANBRUSSEL, 18 dagen BLitzkrieg, Masureelfond-Brussel 1974;

    10.       A. L'HOIST, Oorlog 1940, Scriptura Antwerpen 1941 ;

     

    02-06-2008, 00:00 geschreven door DP


    03-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto's Eben-Emael
    Foto's Eben-Emael

    Corectie; Bij de foto van Witzig bij de hoofdingang van het fort te Eben-Emael (FOTO 12) geeft  Witzig de graad van Hauptmann , de foto is genomen enige tijd na de verovering van het fort.
     


















    03-06-2008, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Twee van de velen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Twee van de velen

    03-06-2008, 11:21 geschreven door DP


    05-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. De Leieslag (deel1)

    Leieslag

    Inleiding

     

    Voor de tweede keer speelt de rivier de Leie , ook wel eens de Golden River genoemd, een belangrijke rol in de Belgische militaire geschiedenis. De eerste keer was dat in oktober 1918 tijdens het geallieerde bevrijdingsoffensief. De tweede keer is dit in mei ’40. Reeds vanaf 10 mei, de eerste dag van de achttiendaagse veldtocht, zijn de Belgen in het defensief gedrongen. Ze moeten steeds maar verder achteruit! Op de chaotisch verlopen conferentie van Ieper (21 mei 1940) beslist men dat de Belgische linkervleugel op de stelling Terneuzen - Gent zal blijven en dat de rechter vleugel zich zal terugtrekken tot aan de Leie ( tot Menen). De Britten en de Fransen zouden bij Cambrai een tegenaanval uitvoeren. Men denkt er nog steeds aan om een ultieme verdedigingsstelling achter de IJzer op te werpen. De Frans - Britse aanval is echter verre van succesvol en de Duitsers rukken verder op in de richting van Calais. Op 23 mei is de frontlijn onhoudbaar geworden. De Belgische divisies gaan zich op stellen achter het afleidingskanaal (Maldegem--Deinze) en zuidwaarts achter de Leie (vanaf Deinze tot aan Menen )

    Maar wanneer het op 24 mei ernst word en de Duitse divisies tot de aanval overgaan, staat het vast dat de ultieme slag aan de Leie zal worden uitgevochten. Heel wat Belgische eenheden beschikken niet meer over hun volledige getalsterkte. Tevens is een aanzienlijk deel van de uitrusting en bewapening verloren gegaan. Ongeveer de helft van de 22 divisies is nog relatief goede staat. Men mag ook niet vergeten dat het moreel van velen zwaar aangeslagen is door het Duitse luchtoverwicht.

    Aan Duitse Kant is iedereen voortgestuwd door een aanstekelijke zegeroes. De jonge Duitsers die opgegroeid zijn met het verhaal over de vernedering van Versailles. De ouderen herinneren zich nog goed hun roemloze aftocht van 1918, ze herkennen vele plaatsnamen op onze wegwijzers. Ze beseffen maar al te goed dat ze weldra de streek, waar hun kameraden van toen nog op een Soldatenfriedhof rusten, gaan bereiken.

    Het terrein aan de Leie is nadelig voor de verdedigers. In 1940 heeft de niet zo heel brede rivier nog veel bochten en kronkels. Dit maakt de verdediging ervan erg moeilijk, plus het feit dat het waterpeil erg laag staat maakt het nog problematischer.

     

    Het is een feit dat de Leieslag een stukje vergeten geschiedenis is.  Officieel  heeft de Leieslag geduurd van 24 tot 28mei, dat wil zeggen de laatste vier dagen van de achttiendaagse veldtocht.

    Uiteraard is er gedurende die vier dagen niet alleen gevochten aan de Leieboorden !  Er is strijd geleverd in geheel de provincie West-Vlaanderen, in een stuk van Oost-Vlaanderen en zelfs juist over de Nederlandse grens.

    Ongetwijfeld is de Leieslag een chaotische, bloederige en meedogenloze aangelegenheid geweest. Men schat dat er tussen 24 en 28 mei ongeveer 2547 Belgische militairen gesneuveld zijn. Van Duitse zijde zijn geen cijfers bekend maar als men zich een beetje verdiept in de geschiedenis van dit vierdaagse inferno dan bemerkt men algauw dat het er veel zijn! Eerlijk gezegd, ik denk dat het dodencijfer niet zo heel veel lager is dan aan de Belgische kant. Veel mensen kijken verwondert op als ik dat beweer. Maar we mogen niet vergeten dat het Belgische leger niet overal gaan lopen is, zoals dit tot vervelends toe en trouwens ook onterecht, steeds maar weer word herhaalt. In sommige eenheden is de inzet en motivatie zeker  onbevredigend geweest en kan men wel terecht van lafheid spreken, maar  bij de meeste regimenten is die wil en die moed er wel geweest! Vergeet niet dat de Franse en de Britse troepen ook gaan lopen zijn voor de Duitse overmacht! Men mag hier zeker ook het feit dat de Britten reeds op 20 mei 1940  beslist hebben om het BEF (British Expeditionary Force) naar Duinkerken terug te trekken, om het daar te laten inschepen voor een overtocht richting Groot-Brittannië, niet uit het oog verliezen. Op 20 mei ontvangt de Britse Vice-Admiraal Ramsey geheime instructies met de codenaam “DYNAMO”. Deze instructies hebben betrekking op de onmiddellijk te nemen maatregelen , met het oog op de evacuatie over zee van het BEF. Dit toont aan dat de Britten al goed beseffen dat de toestand in Frankrijk gedurende de loop van de volgende dagen onhoudbaar zal worden. Dit bevel is gegeven door Sir Winston Churchil himself.

    Ook het Franse en Britse leger hebben mannen verloren gedurende de Leieslag, maar ook hiervan  zijn geen juiste cijfers bekend.

    Een ander groot vraagteken is, hoeveel burgers zij er in die vier dagen omgekomen? In die dagen telt West-Vlaanderen tussen de 7 à 800.000 zielen, daarbij moeten er nog een even groot aantal Belgische en ongeveer 100.000 Franse vluchtelingen bijgeteld worden. Velen onder hen hebben de vijandelijke luchtbombardementen of andere oorlogshandelingen niet overleefd. Een gedeelte onder hen is laffelijk vermoord geweest ! Gedurende de 18 daagse veldtocht verloren 6552 burgers het leven.Het is door allen geweten dat er burgers geëxecuteerd werden door de Duitsers, maar  bijna iedereen is wel vergeten dat ook Britse en Franse militairen   zich aan dergelijk praktijken schuldig hebben gemaakt!

    Het is een zekerheid dat de Leieslag aan veel mensen het leven heeft gekost, maar ook psychologische en materiële gevolgen zijn verschrikkelijk geweest.Natuurlijk mogen we hier ook de duizenden gewonden niet vergeten. Het is niet voor niets dat de Waalse militairen die aan de Leie vochten, spreken van La LYS SANGLANTE !

    Bepaling van de Leieslag:

    De slag heeft verschillende bepalingen gekregen. Strikt genomen gaat het in feite over de gevechten van vrijdag 24 mei, waar aan de Leie-boorden  vier Belgisch divisies opgesteld staan. Doch in vele gevallen groepeert  de naam “Leieslag” de gevechten ten Westen van de Leie, dit vanaf 24 tot 28 mei. Deze opvatting blijkt uit de lijst van de eenheden die op hun vaandel of embleem het opschrift “ De Leie1940” of “La Lys 1940” dragen. Anderen gebruiken die naam voor alle gevechten in die dagen, niet allen aan de Leie maar ook aan het Afleidingskanaal bij Maldegem, Knesselare, Nevele,Vinkt…

    Daarnaast is er de uitspraak van het hoofd van de Historisch Dienst van het leger die in 1962 ,in een verslag aan de minister van landsverdediging het volgende schrijft: “Het is niet historisch bewezen dat er een slag aan de Leie heeft bestaan, tenminste in die zin van een krachtbeproeving waar men de tegenstrijder verplicht tot al zijn actiemiddelen.(??) Tegen deze uitspraak verschijnt (gelukkig) in 1966 de brochure “ Er was geen slag aan de Leie”. In die brochure wil Dhr Jan Lathouwens, zelf een oud-strijder 1940 en bestuurslid van de NSB (Nationale Strijdersbond) bij de afdeling Brasschaat, bewijzen dat die slag weldegelijk een grote rol heeft gespeeld!

     

     

     

    Kanttekening:

     

    De Leieslag is zeker geen eenvoudig onderwerp om te beschrijven , er is immers zoveel gebeurd in die enkele  chaotische dagen! Daarom is het mijn bedoeling om in dit artikel  enkel de grote lijnen van het gebeuren weer te geven, later zullen er nog  meer gedetailleerde artikels volgen waarin we de   Leieslag gaan bekijken per regiment of bataljon, per gemeente of gehucht en ook de burgers moeten nog aan bod komen. 





    05-06-2008, 10:25 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. De Leieslag (deel 2)

    Leieslag

    Donderdag 23 mei, de dag voor de slag

     

    In de nacht van 22 op 23 mei is het eerste gedeelte van de terugtocht, zoals afgesproken op de Conferentie van Ieper van 21mei, van start gegaan. Om die terugtocht  wat te vergemakkelijken leggen pontonniers  onder andere in Astene en Baarle een brug over de Leie.  Men begint de allerlaatste stelling in gereedheid te brengen, dit gebeurt op het Afwateringskanaal van de Leie en de Leie zelf. HET WORDT DE ULTIEME SLAG .

    De Duitsers installeren zich aan de Oostelijke Leieoever. De Luftwaffe voert voortduren verkenningsvluchten uit?  Overal langsheen het front laten de Duitsers kabelballons op, deze waarnemingsballons zijn de ogen van de Duitse artillerie. In de namiddag zijn er her en der schermutselingen tussen Belgische en Duitse verkenningspatrouilles.

     

    De Belgische legerleiding heeft de eenheden aan het front het bevel om gedurende de dag verkenningstochten uit te voeren.  Deze verkenners moeten informatie verzamelen en ook proberen om Duitsers gevangen te nemen.

     

    De infanteristen van de 1ste Infanterie Divisie (1ste I.D.) zijn reeds gisterenavond in de hun aangewezen sector aangekomen. De Linie regimenten van de divisie, het 3de, 4de en het 24ste, gaan er hun gevechtsposities innemen. De 1ste I.D. van luitenant-generaal Coppens bestaat vooral uit West-Vlamingen. Het 24ste dat een reserveregiment is van het 4de Linie uit Brugge staat paraat te Kortrijk.Het Oostendse 3de Linie stelt zich op te Bissegem, het 4de Linie ligt van Wevelgem tot tegen Menen. In Menen moeten Britse troepen de verdedigingslijn versterken. De drie regimenten plaatsen elk twee bataljons vooraan tegen de rivier, het derde word erachter op de hoogten opgesteld. De 1ste groep van het 1ste Lichte Regiment ( dit zij Rijkswachters in kakiuniform ter versterking aan de divisie toegevoegd) word in reserve gehouden. De 1ste I.D. is uiteraard door de gevechten en de terugtochten van de vorige dagen verzwakt en uitgedund. De ongeveer 7500 militairen hebben nog 300 machinegeweren en mitrailleurs ter beschikking. De helft van hun mortieren zijn ze kwijt, evenals 2/3 van hun lichte 4.7cm kanonnen. Tegen de middag arriveert ook de artillerie van de divisie het 1ste Artillerie (1A) zo kan het 19A nu terugkeren naar haar eigen eenheid, het Cavaleriecorps.

     

    Terugtrekkende elementen van de Britse 44th   Infantry Division blijven de sector doorkruisen.

     

    Ook de mannen van de 3de Infanterie Divisie (3deI.D.) maken zich klaar voor de strijd. In hun sector, deze loopt van in Kuurne tot in Ooigem, worden er  langsheen de Leieboorden schutterputten gegraven. In de namiddag beschieten de Duitsers Harelbeke, want daar zitten er vooruitgeschoven uitkijkposten van het 12de  Linie.

    De 3de I.D. van  luitenant-generaal Lozet is door de haastige terugtocht en de lange verplaatsingen veel van haar middelen verloren. Hier aan de Leie staan er nog slechts 6000 van de oorspronkelijke 11000 man. Ze hebben nog 300 machinegeweren en mitrailleurs, 7 mortieren van 7,6 cm  ipv 36 en 21  4,7cm kanonnen ipv 60 ter beschikking.Normaal telt een actief infanterieregiment 3700 man  en heeft het drie bataljons (1000 man) van vier compagnies.Daarnaast is er dan nog een vierde bataljon, van drie compagnie, zware wapens

    Het 1ste Linie staat met haar twee overblijvende bataljons  langs de Leieoevers te Ooigem. Het 25ste heeft haar drie bataljons opgesteld te Bavikhove en het befaamde 12de Linie heeft twee bataljons achter elkaar te Kuurne.De 3de I.D. krijgt nog de twee regimenten Grenswielrijders in versterking maar ook deze zijn uitgedund. Ze worden in een tweede lijn opgesteld.De 2de groep van het 1ste Licht Regiment word in reserve gehouden.

    De 1ste en de 3de I.D. staan opgesteld over een front van 9 en van 11km. Normaal gezien moet een voltallige divisie een front van 6 km kunnen verdedigen.  De divisies zouden vuursteun moeten krijgen door vier artilleriebatterijen per kilometer. Maar omdat het front te veel is uitgerekt en door de laattijdige aankomst van enkele batterijen hebben ze er maar twee of drie per kilometer. Alle artillerie batterijen, ook die van de divisies in reserve, worden zover mogelijk naar voren opgesteld.

     

     

     

    Burgemeesters van diverse gemeenten krijgen van de militaire overheid  het bevel om hun gemeente te ontruimen. Het merendeel van de burgers gehoorzaamt, ze  verlaten met pijn in het hart en vol wantrouwen hun haardstede. Anderen, een klein deel, weigeren om hun huis, bedrijf,winkel of boerderij zomaar achter te laten. Ze beslissen om te gaan schuilen in de kelders, maar daar zullen ze lange en bange uren moeten doorstaan.

    Rond de middag begint men hier en daar met beschietingen!



    Het lotgeval van Rode Kruis ambulancier Paul Vandebuerie.   Op 23 mei is Paul als ambulancier van het Rode Kruis van Harelbeke van dienst in het Hospitaal van het Rustoord achter de kerk. Al de dokters van het Rode Kruis zijn gevlucht naar Frankrijk, het Duitse leger is immers in aantocht. Twee verpleegsters Mvr. Desmet en Mj. Poulier zijn nog op post gebleven.De Belgische artillerie beschiet de Deerlijkse steenweg, daar wordt een vluchtelinge gewond. Paul krijgt de opdracht om het slachtoffer te halen en het  naar het hospitaal over te brengen. Hij bevestigd een rollende brancard aan zijn fiets en rijdt daarmee in de richting van Deerlijk. Wanneer hij aan de "Geete" komt  wordt  Hij er tegengehouden door een voorpost van het Duitse leger. Zij verwijzen hem naar een Duitse leger­arts, deze bevind zich  in een hoekhuis van de Waregemsestraat. De Duitse dokter dient er de eerste zorgen toe aan de vrouw die Paul moet overbrengen naar het hospitaal.Zij is getroffen aan de dijen. De legerarts denkt dat de vrouw niet veel kans maakt om haar verwondingen te overleven. Naast de intense zor­gen moet zij ook dringend een spuitje krijgen tegen de klem maar de Duitse arts mag zijn geneesmiddelen niet aanspreken voor een burger. De gewonde dame  wordt op de rollende brancard gelegd. Paul fietst zo rap als hij maar kan! Via niemandsland transporteert hij het slachtoffer  naar het hospitaal, ze is terug in Belgische handen.De dienstdoende verpleegsters doen al het nodige voor de gewonde echtgenote van een Oudenaardse brouwer, zij zal het overleven.   Intussen is het tien uur en heeft het Belgisch leger de kerktoren voorzien van de nodige springstof om hem te laten exploderen. Die toren zou anders een ideale uitkijkpost zijn voor de Duitsers. De draden van de aangebrachte springstoffen lopen voorbij de dorpel van het hospitaal tot over de Leie. Een van de geniesoldaten, die het werkje hebben op ge knapt,  verdrinkt bij het overzwemmen van de Leie.De houten hoge brug aan de Leiestraat is al eerder afgebrand. Iedereen rond en bij de toren wordt geëvacueerd. Paul vertrekt ook, hij gaat naar zijn huis in de Marktstraat (nu museum P. Benoit.).Van de Belgische soldaten heeft hij vernomen dat de toren om elf uur in de "lucht zal vliegen".Paul stelt  zich veilig op achter een boom in de hof van dokter Peel (nu Politiekantoor).  En daadwerkelijk, stipt op het gestelde uur van de torenklok ziet en vooral hoort hij de toren uiteenbarsten in een grote stofwolk.Na het verdwijnen van de wolk is er geen toren meer te zien.

    In de loop van de morgen arriveert  de 10de Infanteriedivisie inde regio van Roeselare – Ingelmunster. Haar regiment het 6de Jagers te Voet ( uitgezonderd één bataljon) en de Vierde Groep van het 10de Artillerie (IV/10A) worden ter beschikking gesteld van de 8ste I.D.. In de namiddag gaat de 10de I.D. over van het  VII de Legerkorps over naar het IV de Legerkorps. Haar opdracht bestaat er nu in om Roeselare en Izegem te verdedigen, evenals alle overgangen op het Mandelkanaal gelegen tussen de twee steden. Omstreeks 16uur krijgt het 5de  jagers te Voet ( 10de I.D.)het bevel om Roeselare om te vormen tot een antitank-centrum. Het 3de Jagers te Voet (10de I.D.) krijgt dezelfde opdracht maar om uit te voeren in Izegem.  Het Eerste Bataljon (I/6) van het 6de Jagers te Voet neemt de afstand  gelegen tussen het 5de en 3de  Jagers te Voet voor haar rekening. Rond 21 uur is de verdedigingslijn klaar.

     

    Het VII de Legerkorps bezet met haar 8ste I.D. en haar 2de Divisie Ardense Jagers (2DAJ) de Leie van aan het Mandelkanaal tot in Astene. De 9deI.D. blijft in reserve inde omgeving van Tielt. De  8ste I.D.

    bezet het gebied tussen het Mandelkanaal en Olsene( Olsene zelf niet). De divisie heeft maar twee regimenten meer, namelijk het 13de  en 19de Linie, gelukkig is er versterking op komst (zie 10de I.D.)

    De mannen van het Eerste Bataljon van het 21ste Linie (I/21), die vanuit Frankrijk als versterking worden aangevoerd, stappen om 04u30 af in Oost-Rozebeke. Het bataljon word in tweede lijn opgesteld. Tegen 12 uur ie de 8ste I.D. geïnstalleerd. Het 13de Linie ligt ten westen het 19de Linie oostelijk. Een uur later, omstreeks 13 uur, komt het 13de al in aanraking met de Duitsers.Deze schermutseling vind plaats te St-Eloois-Vijve. Om 14u45 zijn de Leiebruggen vernielt. Het 17uur, de Duitsers ondernemen een poging om de waterloop over te steken! Hun inspanning kent geen succes want de Belgen reageren alert.

    De Ardense Jagers (van de 2DAJ) zitten in de sector Olsene(Olsene inbegrepen) –Astene. Ze heeft er verbinding met de 5de  I.D. gelegen in het bruggenhoofd Gent (TPG) Deze divisie heeft reeds sedert de gevechten bij Namen de compagnie 4.7 kanonnen van de 8ste I.D. als versterking. Nu krijgt ze ook nog het 17de Linie (min één bataljon) ter versterking. Ze krijgt ook nog de ondersteuning van viet artilleriegroepen( II/14A, VI/14A, IV/2RAA en een groep 150mm houwitsers van het 4RAA) .

    De sector wordt onderverdeelt in drie ondersectoren . Van west naar oost ligt het 4de ,het 6de,en 5de

    Ardense Jagers (AJ). Hier blijft alles rustig er is geen contact met de vijand.De 9de I.. is de reserve divisie va het VII de Legerkorps.

     

     

    In de zone van het Iste Legerkorps gebeuren zaken waarvan men de ernst niet kan verzwijgen! Gisteren, in de eerst uren van de namiddag,verliet de 1ste I.D. Gent. Enkel de ploegen die de bruggen binnen de stad moeten vernielen blijven achter. Gent heeft een ingewikkeld systeem van waterwegen met veel bruggen. Alle bruggen moeten gedynamiteerd worden. De vertrokken troepen zullen pas vervangen worden in de loop van de nacht van 22 op 23mei.

    De bevolking en het stadsbestuur vreest dat er voor het eerst sedert het begin van de veldtocht,hevig zal gevochten worden in een grote en dicht bevolkte agglomeratie. Men heeft angst voor de gevaren en de verwoestingen die dat met zich mee zal brengen. Daarom beslissen de leden van het Gentse schepencollege om hun stad en haar bevolking te voor het nakende oorlogsgeweld te behoeden. Ze nemen contact op met de Duitsers die al in het stadsgebied zijn binnengedrongen.

    Van aan de Schelde en vanuit Destelbergen trekken de 16de en de 18de I.D. in de richting van Gent. Ze moeten er de verlaten posities van de 1ste I.D. gaan innemen. Maar ze komen er terecht in een uiterst verwarde en eigenaardige toestand. De burgerbevolking wil er hen immers beletten om er hun posities in te nemen. Zo vernemen ze dat er zich Duitse onderhandelaars op het Gentse stadhuis bevinden. Blijkbaar beraadslagen deze Duitsers er met een aantal gemeentelijke autoriteiten over de overgave van de stad. De Duitsers maken van die troebele situatie  handig gebruik om op hun gemak de stad verder binnen te dringen. Beide Belgische divisies plaatsen desalniettemin versperringen  aan de zuidelijke, westelijke en oostelijke uitwegen van de stad. In de namiddag beschiet de korpsartillerie

    ( I LK) de stadsgedeelten waar er vijandelijke aanwezigheid wordt gemeld.

    De verliezen bij het 41ste Linie en het 3de carabiniers zijn redelijk hoog! Nee we spreken hier niet van gewonden en gesneuvelden, maar wel over verdwenen militairen die gewoon huiswaarts trekken  of die zich zonder enig verweer aan de Duitsers overgeven. Men moet toegeven dat dit gezien de onduidelijke situatie misschien enigszins begrijpbaar is. Maar de val van Gent, één van de Bastions op de stelling schelde zal zeker fatale gevolgen hebben op het verder verloop van de strijd.

    Dat dit voorval voor veel ergernis zorgt op het Belgische hoofdkwartier, spreekt vanzelf.De legerleiding schrijft deze onderhandelingen toe aan de nefaste invloed van VNV leden( pas vijftig jaar later zal bewezen worden dat die zogezegde verdachte VNV elementen geen rol hebben gespeeld bij de beroering die in Gent was ontstaan.)

    Ook in de zone van het Il de Belgische Legerkorps, ter hoogte van het kanaal van Terneuzen, worden er verkenningspatrouilles uitgevoerd.Nog voor zonsopgang steken een tiental patrouilles het kanaal over. Ze komen er in aanraking met vijandelijke eenheden die al op diverse plaatsen dicht genaderd zijn. Op een van die patrouilletochten raakt onderluitenant Delfose, van het 3de Carbiniers-Wielrijders, in de straten van Terneuzen verwikkeld in een vuurgevecht. Bij een andere verkenningseenheid valt Luitenant Stroobant, van het 1steCarabiniers-Wielrijders, in een hinderlaag. Hij word gekwetst en gevangen genomen. Bij de verkenninggroep van het 2de Gidsen ontsnapt Luitenant Pire op het nippertje aan een kogelregen. Hij kan zich redden door middel van een kabel die in het kanaal ligt. Hij kan die nog net vast grabbelen en zijn mannen die zich op de oostelijke oever bevinden slagen erin om hem met volle kracht over te trekken.

    De uitkijkposten van de artillerie bemerken een groeiende activiteit op de vijandelijke oever. Bij het Duitse XXVI de korps van generaal Wodrig gaat  het er koortsachtig aan toe. Ze willen vandaag al, ten alle koste, het kanaal oversteken.Dit moet gebeuren tussen het Sas van Gent en de Nederlandse Grens, ten noorden van Gent. De Duitse 256ste en 208ste infanterie divisies naderen. Van de beide divisies gaan twee regimenten aanvallen en blijft er één regiment in reserve. Het 481ste,476ste ,337ste en het 338ste gaan de posities van het 2de Carabiniers-Wielrijders, het 2de Gidsen, van het 37ste en het 32ste Linie aanvallen.Het 456ste en 309de regiment staan klaar als versterking.

    Het is 10u30 , de Duitse artillerie begint met het voorbereidende werk. De beschieting duurt tot 12u30.

    Om 13 uur stormen de Duitse infanteristen vooruit, met hun pneumatische boten proberen ze het kanaal over te geraken. Ten noorden  zijn het  2de Carabiniers-Wielrijders en het 2de Gidsen te sterk voor de Duitse 256ste I.D., de aanval is er een complete mislukking. Ten zuiden kent de aanval van de Duitse 208ste I.D. aanvankelijk ook een succes, maar enige tijd later slagen ze toch in hun opzet. Ze steken het water over en overweldigen het 37ste Linie. Een deel van de aanwezige effectieven van het 37ste verlaten de waterlijn. Vijandelijke groepjes bezetten nu de fabriek Kuhlman te Rieme en rukken verder op naar Gallemans-Putte en Triest. Deze doorbraak bedreigt uiteraard de flanken van de twee Belgische buur regimenten.Zo wordt er in het Eerste Bataljon van het 32ste  Linie (I/32) een bres geslagen.Majoor Gerling sneuvelt. De 1ste Compagnie is verloren,maar de 2de Compagnie remt de vijand af. Kort daarna slagen de mannen van het  2de  bataljon (II/32) erin om van uit de tweede lijn  de aanval te stoppen. Aan de andere kant is de opstelling van het 2de gidsen te breed uitgerekt en beschikken daardoor niet over een tweede lijn. Kapitein Waucquez van het 18de Artillerie ZET ZIJN KANNONIERS IN ALS INFANTERISTEN! Ze moeten de Duitse  infiltranten achteruitslaan. De 11de I.D. stuurt twee bataljons van het 14de Linie als versterking.  Om 16u15 beveelt de commandant van de 13de I.D. het eerste bataljon van het 14de Linie (I/14) om een tegenaanval uit te voeren. Ze moetende parallelle as, op 300 meter ten zuiden van de weg Ertvelde – Rieme volgen. Hun opdracht luidt:” Dring de Duitsers terug en bezet de westelijke oever van het kanaal, of belet toch tenminste dat de vijand verder oprukt. Onder hevig Duits vuur trekt het bataljon van majoor Goormachtigh in de tegenaanval. Het IIde bataljon (II/14) van het 14de linie ,dat ook ter beschikking van het IIde Legerkorps is gesteld, krijgt een gelijkaardige opdracht maar dan meer ten zuiden. De mannen van het eerste bataljon komen ter hoogte van het station van Rieme in contact met de Duitsers van het 309de  IR (Infanterie Regiment). Deze trekken zich terug naar de fabriek Kuhlman. De Belgen bereiken de Oever van het kanaal. Meer ten noorden waar het bataljon geen voeling heeft met bevriende eenheden ,kunnen de Duitsers naar binnen infiltreren. Tegen 21 uur bereiken ze de toegangswegen van Triest. Het eerste bataljon van het 14de Linie (I/14) installeert zich op het kanaal met flank bewaking naar het noorden en zuiden. Het andere bataljon (II/14) ,onder bevel van majoor Eppe, bereikt ten noorden van Terdonk het kanaal en rammelt er de mannen van het Duitse 358ste IR terug over het kanaal. In Terdonk zelf ontzetten ze kapitein-comandant Boits en zijn mannen die er nog steeds weerstand bieden . Commandant Boits is de bevelhebber van de 1ste compagnie van het 37ste  Linie.  Majoor Eppe  slaagt er niet in om verbinding te krijgen met het I ste  bataljon (I/14).Een vijandelijk weerstand die zich ten zuiden van de Avrijebeek heeft genesteld verhindert dit.

    In de loop van de nacht zal het 2de Legerkorps (II LK)  zich westwaarts terugtrekken. In het munitiedepot van Eeklo, zijn militairen gans de dag onderbroken bezig met het evacueren van munitie. Zij zullen het depot pas de volgende morgen, bij de aankomst van de Duitsers, verlaten. Ze zullen er enkel onbruikbare munitie van 40mm kannonen en toxische granaten achterlaten. Deze toxische granaten zal onze legerleiding toch niet gebruiken dit omdat de Duitsers ook geen gifgas gebruik.

     

     

    De aanvallers in de regio Kortrijk

      

    Het oprukken van de Duitse Legergroep B verloopt minder vlot dan gehoopt.Het opnieuw gegroepeerd 18de  Leger nadert het afleidingskanaal en het 6de Leger onder bevel van generaal von Reichenau, komt op de Leie af .

    Het is de bedoeling dat het 11de Legerkorps de Leie overschrijdt en positie gaat nemen op de weg Kortrijk Ingelmunster en om dan zuidwestelijk te zwenken inde richting van Wijtschate . Het 4de Legerkorps sluit aan en bezet de weg Kortrijk- Kooigem en moet van daaruit oprukken  richting Menen en Tourcoing (Fr) . Het 27ste Legerkorps valt de regio van Rijsel (Fr) aan.

    In de loop van de dag krijgen de Duitse divisies voeling met de Belgen die hen opwachten in samengeflanste Leiestelling. Tegenover het IVde Belgische Legerkorps, met wee uitgedunde maar toch enigszins versterkte divisies in lijn, staan vijf Duitse Infanterie divisies.

    De 30ste Duitse I.D. staat klaar bij Desselgem, de 19de bij Beveren-Leie, de 14de in Harelbeke, de 18de nabij Kortrijk, de 31ste te Marke. Zuidwaarts staat de 7de voor Menen, ten oosten van de Schelde hebben ze de 61ste en 254ste I.D..

     

    Een Duitse infanteriedivisie telt 15900 man. Ze heeft een verkenningsgroep, drie infanterieregimenten van elk 2450 man, een sterk artillerie regiment, een antitankbataljon, een geniebataljon met een brugcolonne, een transmissiebataljon en uitgebreide diensten.

     

    Aan de Leie zijn geen pantserdivisies ingezet, maar de verkenningsgroepen van de infanteriedivisies beschikken wel elk over drie pantserauto’s . Er worden aan de Leie ook geen divisies van de Waffen-SS ingezet.

     

    Dat de Duitse infanterist beter bewapend en getraind is dan de Belgische piot is een feit. De Duitsers hebben een nieuwe bewapening met goede mitrailleurs en veel machinepistolen (mitrailletes). De verplaatsingen gebeuren ordelijk, met een stilstand in de vroege avond. De bevoorrading verloopt vlot, vooral deze van de munitie. De Duitse infanterist is getraind in het marscheren en ontplooien en in het gebruik van steelhandgranaten en camouflagetechnieken zijn ze onklopbaar.De infanterist heeft een lichte uitrusting en draagt in tegenstelling tot de onze piotten geen veel te warme kapotjas. Ze zijn enorm gemotiveerd door de reeds behaalde successen, en bovendien weten ze zich ook gesteurd door hun supersterke Luftwaffe die als artillerie optreed.

     

    Gedurende de dag vliegen de overgebleven Belgische piloten met hun Fox en Renard vliegtuigen naar de kuststreek, hierbij gaat er een machine verloren.

    De l ste  Groep vliegt twee missies. Omstreeks 19u vliegt zij van Ursel naar Stene -Oostende.

    De Vde Groep voert tweeopdrachten uit. De VI/l stuurt twee Renards naar Walcheren / Vlissingen. De toestellen keren terug naar oorlogsvliegveld te Zwevezele . Om 17u start de bemanning bestaande uit 1ste sergeant Bailly en luitenant Warmont voor een verkenning boven Harelbeke. Hun Renard toestel wordt neergehaald en stort neer nabij Pecq , de twee zijn dood. Om 20 uur vertrekt de VIde  Groep eveneens vanuit Ursel naar Zwevezele. Het toestel van piloot Sergeant Rigole moet landen in een veld, maar de volgende dag zal de machine gerecupereerd worden.

    Actie boven het leperse luchtruim.

    Kort na de middag beschermen de Britse Huricanes van het 32nd Squadron enkele Blenheims die een verkenningsopdracht uitvoeren. Boven het grondgebied van leper bemerken de Britse jachtpiloten een formatie van achttien Duitse Bf 110 toestellen. Terwijl Sergent Nowel de stuurknuppel naar zich toe trekt wordt hij in de rug aangevallen door een Messerschmitt 109. Zijn compagnons zien nog hoe hun vriend Nowel ,aan boord van de zijn brandende vliegtuig ( de N3550), naar beneden duikt. Om 13u30 stort  te Beveren aan de ­IJzer, bij de Stavelbrug, neer. Het is bekend dat rond hetzelfde uur drie Duitse Bf 109 Messerschmitts  van de I./JG 27 crashen. Een ervan zou neergeschoten zijn door F/L Brothers de andere twee worden opgeëist door F/L Crosley Ten westen van Ieper stort Lt Hans­-Wedig von Weiher van het 2. Staffel neer, hij overleeft de crash niet. Nog drie andere Bf 109 toestellen worden in het gevecht neergehaald, de piloten worden gevangen genomen. Uffz Emil Kaiser van het 2./JG 2­ keert al de dag na de wapenstilstand op 29ste  mei terug bij zijn eenheid.






    05-06-2008, 10:47 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Info
    Info











    05-06-2008, 10:51 geschreven door DP


    06-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Leieslag (deel3)

    De opstelling en de gevechten aan de Leie 24 –28 mei 1940

     

    De zak waar het Britse expeditiekorps (BEF) het Bel­gische leger en de restanten van drie Franse legers gevangen in zitten, strekt zich uit van Gravelines (Fr) ( gelegen tussen Calais en Duinker­ke) zuidwaarts tot St-Omer (Fr). Deze lijn wordt door Franse troepen gehouden. Van St-Omer over Robec (Fr), Béthune (Fr) tot La Bassée (Fr) liggen Britse troepen. Tussen deze laatste stad al over Douai (Fr), Sensée (Fr) en Denain (Fr) tot iets ten noorden van Maulde (Fr) liggen terug Fransen met hun front west - zuid - en oostwaarts gericht. Vanaf een punt halfweg Maulde en Roubaix(Fr) loodrecht naar het noorden al over Halluin (Fr) tot Menen liggen drie Britse divi­sies. Vanaf Menen langsheen de Leie tot Deinze en vanaf Dein­ze noordwaarts langsheen het Leopoldskanaal ligt het Belgische leger.

     

    Tussen Menen en het Mandelkanaal (Ooigem - Roeselare) ligt ons IVe Legerkorps met de 1ste en 3de Infanteriedivisie in lijn. HK te Roeselare, 10de ID in reserve.

     

    Tussen het Mandelkanaal en Deinze( Olsene) bevindt zich het VIIe LK met de 8ste ID en de 2e Divisie Ardense Jagers.  HK in Pittem, 9de en 16de ID in reserve.

     

    Vanaf Deinze (Meigem) tot het Leopoldskanaal (Gent - Brugge) ligt het VIe LK met de 4e ID (heeft nog slechts de sterkte van een groot regiment) de 5e en de 2e ID. HK te Poucke, 1ste Divisie Ardense Jagers als reserve.

     

    Vanaf het Leopoldkanaal tot Oostwinkel bevindt zich het lle LK met de 11e en de 12e ID, HK te Knesselare.

     

    Van Oostwinkel tot Maldegem het V e LK met de 6e en de 17e ID.( Balgerhoek en te N. van Zomergem) HK te Oedelem, 18de ID in reserve.

     

    In de saillant bevindt zich het Cavaleriekorps dat de drie zijden van Zeeuws Vlaanderen op een front van ca. 40km bezet houdt (achter de Braackman en het Leopoldkanaal). HK St.Anna-ter- Muyden. 1ste en 2de Cavalerie Divisie.

     

    Het front langs de IJzer ( Km paal 15) en Ieperlee word bezet gehouden door het IIIde LK met de 14de ID, het gemotoriseerd bat. AJ, Lichte regimenten en hulptroepen. HK te Staden.

     

    Van het Iste LK, met haar Hk te Ruddervoorde , ligt de 15de  ID aan de kust . Langsheen de IJzer tot aan Kilometerpaal 15. De 13e ID word ongeschikt geacht voor het gevecht en ligt in reserve te Knesselare.

     

    In reserve bevinden zich vijf divisies van zuid naar noord de 10e, de 9e en de 16e ID, de 1ste DAJ en de 18e ID. Onze 7e ID is sedert 11 mei gedecimeerd .

     

     

    Door het gebrek aan verbinding tussen de geallieerden  wordt de hoek van 90° van Menen naar het westen zonder troepen gelaten.Dit is de vierhoek : Roeselare – Menen – Komen - Ieper.

    De Belgen liggen langsheen de Leie,De Britten hebben stelling genomen langsheen de grenzen , dwz loodrecht op de Belgen.Het Belgische leger heeft zijn algemene structuur behouden en vormt een goed samenhangend geheel. De eenheden zijn weliswaar zeer vermoeid . De infanterie – en cavalerie-eenheden worden soms met een zéér beperkt aantal effectieven terug samengesteld.

    Iedere divisie houdt een front van zeven breed, behalve tussen Menen en Deinze daar is het divisiefront ruim 10 km breed. Iedere infanteriedivisie heeft ongeveer een kwart van haar aan­vankelijk potentieel verloren en twee van de reservedivisies hebben al hun artilleriestukken moeten afstaan aan de gevechtsdivisies.

    Als gevolg van de te leper aanvaarde frontuitbreiding (conferentie van 21 mei) heeft men de 1e, 3e en 10e ID van hun oorspronkelijk voorziene frontlijn weggehaald. Ze gaan tussen Deinze en Menen de Britten af lossen die dan zuidwaarts zullen doorstoten.

    Het terrein waar de gevechten zich zullen afspelen, heeft veel nadelen en is daardoor moeilijk te verdediging. Het is absoluut niet te vergelijken met de stellingen die de Belgen tot dan toe hebben ingenomen ( het Albertkanaal of de  KW Lijn)  .  De Leie is slechts een 20-tal meter breed en het afwateringskanaal 25 meter . Daarbij de Leie telt op sommige plaatsen vele bochten, dit maakt het voor de verdedigers zeker een heel stuk moeilijker.

     

    De waterstand van de rivier is zeer laag! Bovendien de aanwezigheid van grote bewoonde agglomeraties aan de Leieboorden of heel dicht bij de rivier, aan de oostelijke oever maakt vijandelijke infiltraties mogelijk tot vlak bij de Leiekant. Deze agglomeraties zijn Lauwe, Kortrijk, Harelbeke, Beveren-Leie, Desselgem, St-Eloois-Vijve, Zulte, Olsene, Machelen en Deinze. Tussen Menen en Kortrijk domineert de oostelijk oever de westelijk waterkant, de Duitsers beschikken er over ideale observatieplaatsen. Het afwateringskanaal stroomt tussen twee hoger gelegen dijken die bedekt zijn met een dichte vegetatie. Enkel de wapens die opgesteld staan op de westelijke oever kunnen er de vijand rechtstreeks onder vuur nemen.De dijken belemmeren uiteraard ook het zicht en de oostelijke dijk vormt een dode hoek waarin de Duitsers zich gemakkelijk kunnen gaan schuilen.Er zijn geen bunkers, mijnen, prikkeldraadversperringen of andere obstakels aanwezig. Het gaat hier dus om een geïmproviseerde en zwakke verdedigingslijn.

     

    De opstelling van de divisies is overal plusminus twee kilometer diep. De luchtafweer langsheen deze gevechtsopstelling is nagenoeg nihil . Tevens zijn er boven de Belgische stellingen bijna nergens geallieerde vliegtuigen te bespeuren om de overheersende Luftwaffe te bestrijden. Dus het is niet moeilijk om te begrijpen dat tengevolge het Duitse luchtoverwicht, onze Belgische jongens heel kwetsbaar staan opgesteld. Op de fronten is de afbrokkeling zichtbaar duidelijk.

     

     

     

     





    06-06-2008, 00:00 geschreven door DP


    20-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.III/73 = 19°Infanterie Divisie

    III/73 = 19°Infanterie Divisie

     

    11° Armee Korps (A.K.)

     

     

    22.5 – 6.6.1940 = 16 Tagen

                                                         

                                                      

    …seit Tagen. Wir machen es uns bequem in den Betten der verlassenen Häuser. Nachts liegt schwerstes Artilleriefeuer englischer Fernkampfgeschütze auf unserem Unterkunfst-raum. Nur die wenigsten merken etwas davon. Die Strapazen der letzten Tage waren zu groß, um dabei aufwachen zu können.

                            Nur kurz ist unsere Zeit als Divisionsreserve. Schon der nächste Tag bringt uns neuen Einsatz. Das Regiment wird bei BEVEREN zum Angriff auf die Lysstellungen angesetzt. 1e Bataillon ist links, 2e Bataillon rechts eingesetzt. Die rechte Flanke des Bataillon ist offen. Die 30e Division, unser rechter Nachbar, will den Flußbogen bei BEVEREN aussparen. Ein starker einsatz von Artillerie soll Flankierungen in unser Bataillon ausschalten. Das 2e Bataillon ist treffenweise mit 7e Kompanie vorn eingesetzt. 6e und 5e Kompanie sollen mit 200 Meter Abstand folgen. Um 12.00 Uhr tritt die Kp. In Richtung BEVEREN an. Der 7e Kompanie wird ein MG-Zug unterstellt. Die zum Ubersetzen nötigen Floßäcke werden der Kp. Durch die 6e Kp. Zugestellt. Leutnant WESTHOFEN geht mit seinen Zugführern zur Erkundung voraus. Beim Betreten des Ortes empfängt uns feindliches Feuer. Die Erkundung hat folgendes Ergebnis : BEVEREN gestattet gedeckte Annäherung. Vom Westteil BEVEREN beim Fluß, ist ein zum Feind abfallender Hang von 300 Meter zu überwinden. Uferverhältnisse gut. Flußbreite 18 meter.

     


     

     

    Auf einem Dachboden treffen wir Oberleutnant von ONDARZA den Chef der Art. Batterie, die unsern Angriff unterstützen soll. Seit einiger Zeit schiesst sich die Batterie ein. Vortrefflich genau liegen die Einschläge in den feindlichen Stellungen. Mit Oberleutnant von ONDARZA wird der Angriffsplan genau durchgesprochen. Von 16.50 bis 17.00 Uhr schießt die Artillerie Wirkungsfeuer auf die vordersten feindliche Stellungen. Diese Zeit benutzt die 7e Kompanie um die Freie Fläche bis zum Fluß zurückzulegen. Um 17.00 Uhr soll das Feuer vorverlegt werden. Die Kompanie folgt der Feuerwalze im Kampf durch das HKF. Die weitere Feuerleitung durch vorgesch. Beobachter, der der Kompanie zugefüt wird.

                             In der Kompanie werden vorn eingesetzt : Rechts II.Zug (Lt. KRULL) links I.Zug (Uffz. GOWIN). Im Schutze von Gärten und Häusern schieben wir uns möglichst nahe an das Flußuffer heran, und graben uns ein. Pioniere mit Floßäcken und einen leichten Flammenwerfer stoßen zu uns. Eine S.MG-Gruppe wird den II.Zug unterstellt. Der vorgeschoben Artilleriebeobachter meldet sich bei der Kompanie, und wird ebenfalls dem II.Zug, bei dem der Schwerpunkt des Angriffes liegt, zugeteilt.

                             Um 18.50 setzt das Feuer der Artillerie ein. Gleichzeitig treten beide Züge zum Angriff an. Im raschen Vorwärtsdrang erreicht der II.Zug mit einem kleinen Floßäck den Fluß. In dem Augenblick wird das Artilleriefeuer vorverlegt. Feindliche Abwehr lebt wieder auf. Aus der ganzen Tiefe des HKF schlägt uns das Feuer von Maschinengewehren entgegen. Hinzu kommt, da der Gegner rechts nicht frontal gefesselt ist, ein mörderisches Flankenfeuer. Uffz. RAKEMANN setzt mit 3 Mann seiner

     

    Gruppe mit grösstem Schneid über am anderen Ufer trotz stärkstem Artilleriefeuer den kleinen Brückenkopf. Beim Sturm auf die ersten Stellungen fällt der Gefreite KREDEL, kurz darauf auch Oberschütze RIEMER und Schütze BRANDES. Der Angriff kann nicht auf der Tiefe genährt werden, da der Rest des II.Zuges unter ständigem Feuer niedergehalten wird. In kürzester Zeit sind die anderen Floßäcke zerschossen. Uffz. RAKUHR, der im rücksichtlosen Einsatz seiner Person seine Gruppe voranreissen will, findet hierbei den Heldentod.

                             Auch der I.Zug liegt fest. Uffz. GOWIN, Führer des I.Zuges, und der gefreite KOZYK geben den Männern des Zuges ein Beispiel von Tapferjeit. Beide erreichen die Ubersetz-Stelle und verstärken den Brückenkopf, der vom II.Zug erkämpft worden ist. Es gelingt ihnen aber nicht, den I.Zug mit den volkommen zerschossenen Floßäcken über eine Höhe zu bringen. Das Abwehrfeuer ist zu stark. Unsere Artilleriefeuerwalze wird zurückgehalt. Noch einmal liegen die Einschlage auf den vordersten feindlichen Stellungen und zum teil in unseren eigenen Reihen. Die Flankierungen von rechts laßen sich aber nicht ausschalten.

            Während das II.Bataillon noch schwer um die Feuerüberlegenheit kämpft, ist dem I.Bataillon das günstigere Bedingungen vorfindet, im ersten Ansturm der Übergang geglückt. Der Bataillons-Kommandeur Major KÖHLER, entschließt sich deshalb, die 6e Kompanie beim 1e  Bataillon                                                                       

                                                                                            überzusetzen

                                                

     

    überzusetzen mit dem Auftrag, Stellungen des Gegners im Angriffsstreifen des II. Bataillon aufzurollen. Die 5e Kompanie wird rechts neben der 7e Kompanie eingesetzt, um durch MG- und Gewehrfeuer feindliche Nester niederzuhalten. Jetzt tritt auch die 7e Kompanie wieder an. Auf einem kleinen Floßäck setzt die ganze Kompanie über. Zusammen mit der 8e Kompanie wird der Gegner aus seinen Stellungen im Nahkampf geworfen. Unübersehbar ist die Zahl der Gefangenen. Wer sich nicht ergibt, wird niedergemacht. Diejenigen, die ihr Heil in der Flucht suchen, werden kilometerweit verfolgt. An der Spitze der Verfolger steht der Kompanieführer Leutnant WESTHOFEN.

                             Nach Einbruch der Dunkelheit wird in BAVICHOVE gesammelt. Das Häuflein ist zunächst erschreckend klein. Nach und nach treffen Versprengte ein. Erst um Mitternacht ist es möglich, eine genaue Aufstellung über unsere Verluste zu machen. Es fielen am 24.5.1940 bei BEVEREN an der Lys :

                       Uffz.         HERBERT RAKHUR

                       Gefr.        LUDWIG KREDEL

                       O. Schtz.  JOSEF RIEMER

                       Schtz.      ERICH BRANDES

                       O. Schtz.  FRIERICH BÖTTCHER

    Verwundet wurden:

                       Uffz.         HANS HEINRICH HOPPE

                       Gefr.        OSKAR BAUERSCHMIDT

                       O. Schtz.  KARL BÖHNING

                       Schtz.      HERMANN DAHM

                       Schtz.      ANTON HOFFMANN

                       Gefr.        KARL KLEIN

                       Uffz.         AUGUST PLÖTZE

                       Schtz.      HERMANN RODEWALD

                       Gefr.        ANTON SCHUH

                       Gefr.        RUDOLF WESSELS

                       Gefr.        GEORG WIETING

                       Uffz.         JOSEF BOCKER

                       Gefr.        MARTIN SOFFNER  (gestorben am 27.5)

                       Gefr.        HERMANN HEUER

    25.5.1940

     

     

            Am 25.5.40 tritt das Bataillon um 10.00 Uhr den Weitermarsch an und erreicht STOCKERY. Dort werden wir zum schutze der rechten Flank am HAAZEBEEK mit front nach NW eingesetzt. Um 12.15 Uhr ist die befohlene abwehrfront mit 7e Kompanie rechts, 6e Kompanie in der mitte und 5e Kompanie links längs das bahndammes eingenommen. Um 14.00 Uhr erreicht die 30e Division die bahnlinie nach ROULERS. Dadurch werden 6e und 7e Kompanie frei. Wir werden herausgezogen und können den rest des tages ruhen.

            Im spätnachmittag werden die Kompanieführer zur erkundung einer verteidigungsstellung an den bahndamm bei LENDELEDE befohlen. Hierbei wird Leutnant WESTHOFEN durch granatsplitter an der rechten hand verwundet. Er bleibt aber bei der truppe. Gegen abend wird die Kompanie nachgezogen. 5e und 6e Kompanie wird längs des bahndammes in der HKL eingesetzt. 7e Kompanie gibt den 3e zug unter feldwebel FENGLER an die 5e Kompanie ab. 1e und 2e zug werden hinter dem linken Flügel der 5e Kompanie eingesetzt mit auftrag, die linke Flanke des Bataillon zu sichern und sich für einen etwaigen gegenstoß in richtung LENDELEDE bereit zu halten. Ausser leichten Artilleriestörungsfeuer verlauft der rest des tages und die nacht ruhig. Ständig sind die spähtruppe unter Uffz. RAKEMANN, Uffz BREYER und Uffz. WISSEL, an feind. In der nacht ist der Kompanie der erste ersatz zugeteild werden : Uffz. BRENNECKE und 13 mann.

            Da die Feuerstellung der feindlichen Artillerie sich mehren, befehlt der Bataillons-Kommandeur Hauptmann KNÖTSCH die raumung des ortes LENDELEDE von allen zivilisten.

    Die 7. Kp

     

     

    Die 7e Kompanie wird mit der Durchführung des Auftrages betraut. Haus für Haus wird gesäubert. Unter Zurücklassung allen Besitzes wird die Zivilbevölkerung in einer großen Fabrik gesammelt und nach Rückwärts abgeschoben.

                             Um 14.00 Uhr wird die HKL bis in die Linie der Gefechtsvorposten vorgeschoben. Im Schutze dieser Verteitigungslinie sollen sich die Regimenter 74 und 59 zum Angriff bereitstellen und noch am selben Tage über unser Regiment hinweg angreifen. Vom Feinde ist bekannt, daß er sich in der Linie BOSCHMOLENS – WINKEL- St. ELOI zur Verteidigung eingerichtet hat.

                             Lt. KRULL erhält um 14.00 Uhr den Auftrag, mit seinem Zuge eine gewaltsame Erkundung in Richtung BOSCHMOLENS durchzuführen. Der Zug ist verstärkt durch eine s.MG-Gruppe und eine Panzerjägerkanone. Zur schnellen Übermittlung der Nachrichten gibt das Bataillon einen Kradfahrer mit. Im Zugkeil stößt der Zug mit Marschkompasszahl …. über unsere Gefechtsvorposten hinweg ins Niemandsland vor. Im scharfen Vorwärtsdrängen kommen wir bis auf 1Km. an die Straße BOSCHMOLENS – WINKEL, St. ELOI heran. Hier wird Leutnant KRULL, der seinem Zuge weit voraus ist, auf nächste Entfernung angeschoßen. Uffz. KRAMER, der Führer der vorderen Gruppe hat die Lage gleich überschaut. Er läßt seine Gruppe sofort hinter einer Gartenhecke zunächst in volle Deckung gehen. Leutnant KRULL gelingt es, sich mit seinem Zugtrupp bis in die Höhe seines Zuges zurückzuarbeiten. Hier gibt

    Er seinen

     

     

    er seinen Zugbefehl. Die Gruppe RAKEMANN wird links neben die Gruppe KRAMER geschoben, und erhält den Auftrag, ein Gehöft in einer Entfernung von 200 Meter zu nehmen, und auf jeden Fall zu halten. Das Gehöft ist feindfrei. Von hier aus kann man die Stellungen des Gegners bis in alle Einzelheiten überblicken. Mittlerweile ist auch der Kompanieführer, der den Zuge dicht aufgeblieben ist, beim Zuggefechtsstand eigetroffen. Mit ihn kommt die unterstellte s.MG-Gruppe. Es ergeht sofort Meldung ans Bataillon. Unser Auftrag ist hiermit erfüllt. Wir sollen nicht kämpfen sondern aufklären. Auf befehl des Bataillon muß unsere Stellung gehalten werden, bis das Regiment 74 über uns hinweg angreift. Der Angriff soll noch vor Beginn der Dunkelheit beginnen. Unsere Anwesenheit in dem Gehöft ist beim Gegner nicht unbemerckt geblieben. Er konzentriert das Feuer aller seiner schweren Waffen auf unser gehöft. In wenigen Augenblicken steht ein Gebäude in Flammen. Einschlag auf Einschlag liegt in unmittelbarer Nähe des Gehöftes. Während die MG-Garben durch die Häuserwände ziehen, wird in der Küche des Bauernhauses gekocht und gebraten, daß es seine Art hat. Kurz vor Einbruch der Dunkelheit ist das Regiment 74 in unserer Nähe angekommen. Unsere guten Beobachtungen beim Gegner werden ausgewertet. In kürzester Zeit gelingt es, den Feind aus seinen Stellungen zu werfen. Unsere Freude darüber, das wir diesen Tag ohne Verluste überstanden haben, wird im letzten Augenblick noch getrübt. Uffz. KRAMER erhält einen schweren Oberschenkelschuss. Auf einer Leiter tragen wir de schwer verwundeten Kameraden zurück, bis ein Pkw der 14e Kompanie ihn zum Truppenverbandsplatz

     

    20-06-2008, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een getuigenis,,Alphonse DECOCK

    Een getuigenis

    Philippe Delameilleure

     

     Op mijn speurtocht naar informatie betreffende de Leieslag  Mei ’40 , vond ik in het Archief van de Kuurnse Heemkundige Kring Cuerna de getuigenis van een zekere Alphonse Decock. Dit verhaal vertelt de belevenissen van Alphonse tijdens de achttiendaagse veldtocht. Het is zijn verhaal, geschreven van uit zijn trieste ervaringen. Doch, zoals hij zelf schrijft, het kan evengoed het relaas zijn van alle mannen van het 12de  Linieregiment die zich in zijn onmiddellijke nabijheid bevonden. Uiteraard heb ik het verhaal herwerkt maar ik heb het zeker niet opnieuw geschreven want wie kan zo een vreselijk drama beter schetsen dan iemand die het allemaal van heel dicht bij meemaakte. Daarom laat ik Soldaat Alphonse DECOCK van de klas ‘39 stamnummer 11291197 van het 12de LINIE, Derde Bataljon, Twaalfde Compagnie, zelf zijn verhaal vertellen:

     

     

    Zijn motivering:

    “Al direct na de capitulatie van het Belgische leger, en tot op heden, worden er fantastische verhalen verteld over alles en nog wat. Datgene dat wij soms te horen krijgen zijn onmogelijke verhalen zonder basis, kwatongenpraat en sensatieverhalen.Gewetenswroeging hebben mij langzaam maar zeker tot de conclusie ge­bracht dat alle Belgen en vooral de jongeren de waarheid moeten kennen en dienen ingelicht te worden over de afschuwelijke afslachting van duizenden onschuldige jonge mensen.Het is soms nodig de miseries van honger, ontbering, angsten en armoede die de oorlog heeft bijgebracht terug in herinnering te brengen. De mensen van toen weten er nog alles van.De overlevenden van die generatie hebben al het grootste deel van hun leven achter de rug, Wij worden ouder! Dus is het de hoogste tijd dat de waarheid eens en voorgoed ter kennis wordt gebracht aan iedereen die het wenst te weten”.

    De mobilisatie:

    “Gedurende de mobilisatie strekken onze stellingen zich uit over de sector Herstal, Queue de bois, Fléron, Retinne en Micheroux. De langdurende mobi­lisatie, met al zijn alarmtoestanden en het veelvuldige wacht lopen op de stellin­gen, het verbod de sector te verlaten zonder vergunning en de sancties ge­troffen tegen de overtreders die gevat worden door de patrouilles, heeft de discipline bij de soldaten niet bijgewerkt en oefent een nefaste invloed uit op het moreel van de mannen van het12e . Het begint in feite met hen die in de omgeving van onze stellingen wonen. Zij brengen burgerkledij mee die zij aantrekken bij het afgaan van de wacht. Als burger gekleed kunnen zij naar huis, want met een burgerplunje aan ontsnapt men aan de militaire controle. Dat dit systeem navolging krijgt hoeft geen betoog. Een groot deel van onze sol­daten beschikt over een burgerpak. Ik ook en kan zo­doende af en toe naar Luik, naar de Trocadero, of ga ik luisteren naar het welbekende orkest van Fud Gandrix.Twee of drie weken voor de inval van de Duitsers word het III de Bataljon plotseling overgeplaatst naar de Citadel van Luik. Sommigen beweren dat het een straf­maatregel is, anderen zeggen dat we op rust gaan. Wat het precies is weet ik niet en ik zal het ook nooit weten. Wat ik wel weet, is dat wij na de mars Retinne - Luik er 's avonds toekomen en er de volgende dag al de wacht optrekken aan de Citadel. Anderen voeren er patrouilles uit in de stad en omgeving. Onze toestand blijft dus status-quo.

    02 mei, ik mag op verlof eindelijk mijn beurt. Ik krijg mijn normale vijf dagen plus twee dagen die ik nog tegoed heb van het nieuwjaarsalarm, waardoor ik mij twee dagen vroeger bij mijn eenheid heb moeten voegen. Daarbij het is kermis bij ons en ik geniet er tenvolle van. Overdaad noemt men dat!

     

    Cette fois c'est serieux !

    09 mei. Ik neem de laatste trein om naar mijn kameraden te­rug te keren. Het slaat ergens middernacht op een Luikse toren, wanneer ik met mijn valies en een zwaar hoofd de Rue Pierreuse opklauter. Zodra ik mijn kamer ben werp ik mij op mijn brits en slaap in.Het moet ongeveer 02.30 uur zijn wanneer ik wakker geschud word door mijn makkers. Sirenes loeien en klaroenen schallen onophoudend. Ik ben slaapdronken en wil niet opstaan, maar mijn vrienden laten mij niet met rust. "Non de milliard, laat mij met rust, die kwelgeesten met hun alarm!" mor ik tussen no tal van andere verwensingen door. "Cette fois c'est serieux, allons lève-toi !" dringen ze aan. Ik sta te wankelen op mijn benen wanneer een lui­tenant de eerste bevelen komt geven. Wij moeten onze mitrailleurs in een kring rond de citadel als antivliegtuig geschut opstel­len. Nog vooraleer wij ons hebben ingegraven begint het al dag te worden.

    Al van in de vroege morgen zien wij de Luftwaffe in grote formaties ons land intrekken. Wij zijn bijzonder goed geplaatst om te zien hoe de Duitse bommenwerpers in duikvlucht onze Luikse forten met bommen bestoken. Het is een treurig schouwspel waarop wij met benepen hart staan kijken. Als het luchtruim enigszins veilig is, wagen er zich sporadisch enke­le van onze jachtvliegtuigen een cirkel boven ons te maken.

    Onze jongens van de luchtafweer geven het maximum van hun kunnen ten beste doch zonder veel resultaat. Wij van onze kant jagen zeer veel munitie de lucht in. Gaten in de rompen en vleugels van Duitse vliegtuigen hebben wij wel gemaakt maar ik betwijfel sterk of er één enkel toestel door ons is neergehaald. Nochtans zijn er moedige mannen in onze compagnie! Wanneer onze stellin­gen gemitrailleerd worden door Duitse jagers blijven onze jongens achter hun Maxims ononderbroken vuren op de vijandelijke aanvallers.

    Onze hoge positie heeft een voordeel, maar tevens een nadeel. Wij worden steeds aangevallen vanaf het hoger gelegen gedeelte. De vliegtuigen scheren in duikvlucht over ons heen en vliegen dan zeer laag boven de stad. Hier­door moeten wij ophouden met vuren, zoniet schieten wij op de burgers in de straat of in hun woningen. Toch worden er een viertal vijandelijke vliegtuigen neergehaald. Enkele mannen trekken er naartoe en snijden er de hakenkruisen uit. Nadien worden deze nogmaals ver­deeld als trofeeën voor diegenen die een stuk wensen.

    Op 11 mei wordt het een herhaling van de vorige dag. De burgerbevolking is voor een groot deel vertrokken. 's Avonds bij het vallen van de duisternis, worden onze Maxims uit hun stellingen gehaald. Enkele eenheden worden ter versterking naar Herstal gestuurd, onze eenheid trekt zich terug. Onze Luikse forten houden nog goed stand. Maar de meeste zware koepels van het zware geschut zijn stukgemaakt of geblokkeerd door de Duitse bombardementen.

    Tijden onze aftocht horen wij enkele geruchten over grenswielrijders "Garde­frontieres", die zich terug hebben getrokken na hevige gevechten met de vijand, aan de Duitse grens. De aftocht gebeurt via landelijke wegen. Wij marcheren de ganse nacht en bij het aanbreken van de dag gaan wij schuilen en uitrusten in een bos. Het is ons ten stelligste verboden  om ons buiten het bos te begeven. Dit is normaal, gezien het voortdurend overvliegen van de Luftwaffe.

    Op de vierde dag vertrekken wij in de namiddag. Het is ongeveer 17.00 uur. De manschappen stappen in twee rijen, de enen links, de anderen rechts van de weg. Achteraan worden de caissons met de mitrailleurs getrokken door paarden met een tussenruimte van ongeveer 35 A 50 meter. Op de derde cais­son die zich voor ons bevindt hebben de mannen een Maxim als luchtafweer­ geplaatst. Wij gekscheren ermee. Een goed uur later vliegen een drietal formaties Duitse bommenwerpers over ons heen. Ik bevind mij bij de laatste caisson. Wat er precies gebeurd is, weet ik niet. Is er naar de formaties gevuurd? Wij zagen opeens een van de vliegtuigen rechtsomkeer maken en een zeer lage duikvlucht uitvoeren, onmiddel­lijk gevolgd door hevige ontploffingen. De bommen komen heel dicht bij de caisson terecht .Voertuigen, paarden en manschappen worden uit­eengerukt en komen in het veld terecht. Het is een afschuwelijk schouwspel. Wij hebben en nauwelijks de tijd enkele vluchtige blikken te wer­pen want onze oversten porren ons aan om zo vlug als mogelijk onze weg ver­der te zetten. Wij krijgen bevel om bij het naderen van vliegtuigen onmiddellijk onze caissons onder bomen te plaatsen of eventueel langs gebouwen of afsluitingen maar zeker buiten het gezichtsveld van de vliegtuigen.

    Al menig soldaat en zelfs de paarden tonen tekenen van vermoeidheid. Sommige van onze mannen werpen hinderende ballast, zoals schopjes en andere voorwerpen van hun uitrusting van zich af. Anderen gebruiken achtergelaten fietsen, zelfs met lekke banden om hun uitrusting verder mee te slepen.

    Ik ben ook volledig uitgeput, maar ik klamp mij vast aan de handvatten van een mitrailleur die zich op de caisson bevindt. De nachtelijke verplaatsin­gen over de landwegen gaan ons lichamelijk weerstandsvermogen te boven. Onze tocht duurt ongeveer vier dagen. Als enige maaltijd voor de ganse dag moeten wij genoegen nemen met brood en cornedbeef en soms soep of koffie. Het gebeurt dat wij een onderkomen vinden in een hoeve, kasteel of een ander verlaten gebouw. De jacht op eten en drinken is onze bijzonderste activiteit. Indien alcoholische dranken ontdekt worden, dan zijn er steeds man­nen die te ver gaan, met alle gevolgen vandien.

    In de nacht van de vierde dag van de aftocht bevinden wij ons in de onmid­dellijke omgeving van Lambusart. 's Morgens vroeg trekken wij de gemeente binnen richting station. Daar moeten we op de trein. Wij bevinden ons dicht bij de spoorweg. Daar zijn er zopas Franse soldaten aangeko­men. De trein met materieel en munitie moet nog gelost worden. Plots dagen er vijandelijke vliegtuigen op. Men beveelt ons in de kelders van de nabijgelegen huizen te gaan schuilen, maar plaats voor iedereen is er zeker niet. Intussen word er in alle hevigheid gebombardeerd. De ganse omgeving davert op haar grondvesten. Tussen het geluid van de ontploffende bommen hoort men kreten van angst en van mensen die luidop aan het bidden zijn in de kelders. In een zeer korte tijd worden spoorwagens met hun lading ondersteboven gekeerd. Huizen en straten in de onmid­dellijke omgeving krijgen het hard te verduren. Van de gevolgen van het bobardement zien wij niet veel, want zodra de Duitse vlieg­tuigen verdwenen zijn moeten wij in allerijl vertrekken. Men vreest immers voor een tweede aanval.

    Nabij de rails zie ik een paar dode Franse soldaten liggen. Langsheen de spoor­weg gaan wij tot bij een met bomen beschutte plaats, daar nemen wij een tijdje later plaats op een goederen­trein.Ook het ons resterende materiaal wordt vlug opgeladen. Ondanks de schrik voor vliegtuigen dommelen er, tussen het materiaal, veel van onze makkers in. Ik ook. Wanneer ik ontwaak tuft de trein nog steeds verder, wij zijn ergens in Brabant. De frisse lucht die door de zeer matig rijdende trein op onze platformwagen gejaagd word doet ons goed. In de gehuchten langs de spoorlijn waar de trein voorbij rijdt staan burgers. Het zijn meest­al vrouwen en kinderen die ons meewarig toe wuiven. Wij veronderstellen dat wij naar Vlaanderen gevoerd worden. De trein rijdt de ganse nacht door. In de vroege ochtend bereiken wij Beernem. Gedurende de treinreis overwoog ik het, om samen met een vriend onze ouders te gaan bezoeken, dit natuurlijk indien wij in onze streek zouden terecht komen. Wij hebben al twee goede fietsen klaar­gezet, die wij uitkozen uit de rijwielen die zich op de spoorwagen bevinden. Wanneer de trein voorgoed stopt moeten wij ons materieel en de munitie in de nabijgelegen bossen brengen en verdere orders afwachten. Die fietsen hebben wij er natuurlijk bijgenomen. Aangezien wij er vast van overtuigd zijn dat er zich voor het vallen van de duisternis er zich geen verplaatsing meer zal voordoen, gaan wij er zonder aarzelen en met al onze krachten vandoor. In minder dan twee uur bevinden wij ons vlak bij mijn gemeente Lauwe. We moeten nog een brug oversteken en op die brug houden Britse soldaten de wacht. Deze doen ons dan ook stoppen. Gelukkig preekt mijn vriend voldoende Engels om de Tommies te woord te staan. Aan het stuur van zijn fiets is toevallig een stuk uit het haken­kruis van een neergestort Duits vliegtuig gebonden. Na een kort gesprek, een flinke handdruk en een stevige schouderklop word ons doorgang verleend. Het is een pak van ons hart, na wat wij de laatste dagen hadden meege­maakt zien wij er zeer slordig uit in vergelijking met de Britse militairen.Mijn kameraad moet nog een paar gemeenten verder. Wij spreken af om onze terugtocht aan te vangen om 15.45 uur. Wanner ik thuis kom is in enkele minuten tijd ons huis volledig bezet door buren, kennissen en familieleden. Iedereen wenst inlichtingen en allen vragen naar mijn persoonlijke mening betreffende de situatie.Ik vind het erg vervelend want ik snak naar rust. Het is voor mij voldoen­de te weten dat mijn familie ongedeerd is. Samen met mijn vader ben ik al om 15.30 uur op de afspraak. Ook hier ontbreekt het niet aan nieuwsgierigheid. Ik ben gelukkig wanneer mijn kompaan na een vijftal minuten ter plaatse ver­schijnt, zo kunnen wij de terugweg in een matig tempo afleggen. Eens in Beer­nem stellen wij vast dat onze eenheid het bos verlaten heeft.Na een zoektocht en dankzij de inlichtingen die ons door burgers bij iedere wegscheiding of kruispunt verstrekt worden belanden wij in de omgeving van Ruiselede – Poeke. Daar bevinden wij ons plots voor onze kameraden, die er in een cordon de wacht houden. Wij krijgen er met zijn allen slaapgelegenheid in scholen, boerderijen, lokalen of burgerwoningen. Na een drietal nachten goed geslapen te hebben, zijn wij nagenoeg volledig uitgerust. Gedurende deze tijd wordt onze eenheid hervormd want er ontbreken al heel wat mannen op het appel. Pelotons, secties en groepen worden samengesteld. Daarna vertrekken wij te voet in open formatie. Gedurende deze mars worden wij of en toe gemitrail­leerd door Duitse jachtvliegtuigen. Wij belanden in de regio Wakken - Markegem waar wij de nacht doorbrengen. 's Anderendaags vertrekken wij in alle vroegte naar Kuurne. Wij bereiken Kuurne rond de middag. Onze sector strekt zich uit over Kuurne, Harelbeke - Watermolens en Bavikhove. Zenuwachtige officieren van de Generale Staf lopen naar de Leiemeersen heen en terug. Met stafkaarten en schetsen in de hand wijzen zij onze posities aan. Onze sectie wordt opge­steld aan de uiterste rechterflank van de eenheid, aan de boord van de Leie. Naast ons bevind zich een kleine betonnen loods, achter ons strekken de vlakke Leiemeersen zich uit. Voor ons ligt de rechteroever van de Leie, die is zeer goed beschut met bomen, struiken en afsluitingen. Iets meer naar rechts ontwaren wij het gekende Canadese monument (met dit gedenkteken bedoelt Alphonse het Newfoundland Memorial, of de Caribou een herinneringsmonument van de Eerste Wereldoorlog) en enkele meters verder de hoger gelegen steenweg van Kortrijk naar Gent. Onze strategie is van beden­kelijk allooi. Terwijl de vijand over alle mogelijke voordelen beschikt en ongezien de boorden van de Leie kan bereiken kunnen wij maar weinig uit­richten.Vanuit onze positie is het ons onmogelijk om met onze Mills-handgranaten de overzijde van de Leie te bereiken. Wij beschikken niet eens over een granaatwerper. Verder is het zo dat Kortrijk open stad verklaard is en dat er zich aan onze rechterzijde geen manschappen bevinden. Onze naaste wapenbroeders, na­melijk deze van het derde Linie bevinden zich op het grondgebied Bissegem. Omstreeks 18.00 uur krijgen wij het bevel om de plaats te ontruimen. Onze stellingen worden ingenomen door fuseliers. (Ons vermoeden betreffende de gevaarlijke situatie van de vernoemde positie heb ik achteraf zelf bevestigd gezien wanneer ik er, twee dagen na de capitulatie als krijgsgevangene voorbij trek. Ik tel er vijftien graven van gesneuvelde strijdmakkers, allen in de onmid­dellijke nabijheid van de met de grond gelijk geschoten betonnen loods).

    Onze sectie neemt een nieuwe positie in, meer oostwaarts op 70 meter van de Leie en op zowat 50 meter achter ons is een roterij. Er word hevig geredetwist. In de vlakke weide naar de Leie toe, zit de kans er in dat wij op onze eigen kameraden gaan vuren. Enkelen zijn van mening mitrailleurs en enkele schutters boven op de roterij te plaatsen en er zich te verschansen achter balen le­men die daar in overvloed achter de roterij opgestapeld liggen. Men zou er een open en ruim gezichtsveld hebben. Daarentegen is het mogelijk, gezien de gelijkenis van rootputten op bunkers, dat de vijand er een gretige schietschijf zou in zien voor hun zwaar geschut. De leembalen lenen onvol­doende beschutting en betekenen eveneens een groot brandgevaar.Luitenant Dupont, dienstdoende commandant van de 12de  Compagnie, die daar in de nabijheid is komt naderbij en geeft opdracht de proef te wagen. Er staat al een Maxim in schietstand bovenop de roterij. Twee rijen balen met lemen liggen ervoor op een meter van de mitrailleur. Bombaerts vuurt met zij geweer vanop 70 meter. De kogel doorboort twee balen lemen en schampte af op de poot van de Maxim. Er word bevel gegeven ons in te graven in de weide. Om 20.00 uur worden wij naar de veldkeuken geroepen. Wij krijgen gekookte aardappelen, stoverij en soep naar believen. De vo­rige dagen hadden de meeste van ons zich, als aanvulling van de geringe soldatenkost tegoed gedaan aan wat zij kregen van vrijgevige burgers en van wat ze kregen op de boerderijen. Al vanaf 17.00 uur komen er steeds maar meer Britse eenhe­den met tanks Kuurne bin­nen? Zij trekken zich terug van op de Schelde,. We zien talrijke gekwetsten en volledig uitgeputte mannen. De stroom is zo groot dat deze opstoppingen veroorzaakt. Zodra er word gestopt vallen velen van die Tommies in slaap, dit om het even in welke stand zij zich bevinden. Kort hierop en gedurende de nacht worden een na een de bruggen over de Leie opgeblazen. In de verte horen we het artilleriegeschut en het ratelen van machinegeweren. 's Morgens bij het aanbreken van de dag worden wij voor de derde maal verplaatst. Ditmaal worden wij opgesteld langsheen de baan Harelbeke - Brugsebaan. De sectie van sergeant Bada aan de rechterzijde en een halve sectie onderleiding vanKorporaal Biche aan de linkerzijde van de baan.

    Gezien wij slechts over twee infanterieschopjes beschikken en dat er van Duitse zijde reeds gevuurd word, ga ik op zoek in de nabijgelegen boerderij. Die hoeve is niet ontruimd, ik krijg er een schop en een spade. Het is zo dat de burgerbevolking niet tijdig is gewaarschuwd om het gebied te ontruimen en dat het grootste gedeelte van de inwoners tijdens de strijd zich nog in hun woningen zullen bevinden. Wij graven ons in, in een weide die voor en zijdelings afgezet is met een weelderige haag. Wij liggen op 60 meter achter die haag omdat op dit punt de weide gevoelig daalt en er zich een diepe greppel bevind die zich uitstrekt over de ganse breedte van de weide. Deze zal uitstekend dienen om ons ongezien te ravitailleren. Wij zijn nog maar pas bezig met graven wanneer we al bestookt worden door vijandelijk artillerievuur. Kogels fluiten bij tussenpozen tussen ons door. Onze putten worden verder uitgegraven. Wij werpen de aarde ver weg achter ons. Loop­graven zullen het dus niet worden, dit wordt natuurlijk een handicap voor de verbinding. Men meldt ons al de naam van de eerste gesneuvelde, Albert Bouvy, hij is afkomstig uit de streek van Hoei, een vriendelijke en stille man waarvoor eenieder van ons Compagnie veel sympathie koestert. Gedurende de ganse mobilisatie was hij magazijnier van onze Cie. Onderluitenant Tas­sia geeft bevel om een "tir de barrage" uit te voeren, afstand 1200 M 120° van een klein torentje dat, zich ergens bovenop een gebouw in Harelbeke bevindt. De jalon wordt geplaatst en er word gevuurd. Na enkele reeksen snel­vuur blokkeert onze mitrailleur. Gedurende vroegere schietoefeningen was zoiets een paar maal voorgevallen. Na een grondige reiniging en het smeren van de kulas krijgen wij ons wapen terug schietensklaar. Onze Duitse Maxims dateren nog uit de Groten Oorlog ( W.O. I) ze zijn in Belgisch bezit gekomen als oorlogsbuit, na de capitulatie in 1918. Er zit dus al wat slijtage op, te­meer daar wij op de Citadel tot het uiterste gegaan zijn om te vuren.

    Het ergste van al is, dat wij zo onze positie kenbaar gemaakt hebben aan de vijand en dat deze ons en onze directe omgeving een tijd lang bestookt met een hevig artillerie­vuur. Er worden veel kraters in onze weide geslagen. Gelukkig tellen wij geen doden of gekwetsten. Enige tijd la­ter worden wij, op onze stellingen, voor de eerste maal geravitailleerd.Het zal ook de laatste keer worden.Wanneer soldaten van de lichte ravitailleringvrachtwagen, een paar mannen van onze groep aan het bedienen zijn, ontploffen plots aan de achterzijde, vlakbij, enkele artilleriegranaten! De bestuurder maakt vliegensvlug rechtsomkeer en verdwijnt in volle snelheid.

    Het is avond. Op het einde van onze eerste gevechtsdag beseffen wij dat we, door ons niet vlak achter de haag te hebben inge­graven, een flagrante fout maakten. Ons gezichtsveld wordt geweldig gehinderd door de brede haag. Vijf tot zesmaal toe sluipen wij 's nachts tot bij de haag om er onder­aan een gedeelte uit te kappen of uit te zagen. Maar bij het minste geluid dat we maken,braken de op ons gerichte machinegeweren vuur.Telkens moeten wij onverrichter zake terug naar onze putten sluipen. De talrijke vuurhaarden van brandende vlasloodsen, het gedurig afvuren en de explosies van obussen verlichten het ganse slagveld en maken een akelige indruk gedurende de nacht. Tijdens diezelfde nacht horen wij bij tussenpozen het intermitterende geluid van artillerie in de verte en geklop en gezaag. Op dat ogenblik vermoeden wij niet dat de Duitsers zowat 400 meter verder, ongehinderd en totaal buiten ons bereik gezien de Leiebocht, een noodbrug aan het leggen zijn aan de Wikings. De vrijdagmorgen schijnt de vernielingslust van de vijand nog te zijn toegenomen. Rond de middag is er van onze observatieballon, die zich tot dan toe achter ons hoog in de lucht boven de stellingen bevond, geen spoor meer.

    Op een bepaald ogenblik menen wij zelfs dat er bij de Duitse artillerie een gebrek aan munitie is, dit te beoordelen naar de verzwakte cadans bij het vuren. Maar juist gedurende deze periode vliegt een vijandelijk verkennings­vliegtuig over ons en dit tot driemaal toe in minder dan een uur. Wat kort daarop volgt is onbeschrijfelijk! Terzelfder tijd ontploffen zware, middelmatige en lichte artilleriegranaten, en beginnen van overal mitrailleurs te vuren en allemaal in een ver­sneld tempo. Er zijn eveneens salvo's van projectielen die vlak boven onze stellingen in de lucht ontploffen en dit met een tussenruimte van tien a vijftien meter afstand en op een hoogte van twee tot vijf meter. Dekking zoeken tegen dergelijk moordende tuigen is praktisch onmogelijk. Deze projectielen worden waarschijnlijk afgevuurd vanuit Duitse pantserwagens, die al doorgedrongen waren op de linkeroever. Mijn makkers hadden mij al enkele malen gevraagd om op zoek te gaan naar eten. Als Vlaming zou mij dat naar hun mening beter lukken. Voorzichtig trek ik mij achteruit en na een drietal huizen te hebben doorsnuffeld vind ik twee blikjes erwten, twee doosjes sardines en een bokaal jam. Bij mijn terugtocht moet ik mij in allerijl tot viermaal toe plat op de grond werpen. Op een drietal meter van mijn put zie ik vlak voor mij een verblindende vuurbal uiteenspatten. Met een sprong kom ik terecht bovenop mijn strijdmakker Roger Six, die afkomstig is uit Roubaix. Hij schreeuwt hardop. Onmiddellijk richt ik mij op, hij staat recht met de handen op de buik. Hij huilt: "Mijn ingewanden puilen uit mijn buik!" Bliksemsnel springt hij uit de put. Ineengekrompen, met de handen nog steeds op de buik, baant hij zich een weg tussen de fluitende kogels en de ontploffende oorlogstuigen. Ik roep zo hard ik kan dat hij moet terugkeren om zich te laten verzorgen. Maar hij loopt verder! Ik meen dat hij zijn dood tegemoet loopt. Roger is een aanvullend element in de Sectie. Hij komt van de Generale Staf en behalve zijn naam weet men niet veel over hem. (Daar ik hem vertelt had dat ik afkomstig was van een gemeente aan de overzijde van de Leie op acht kilometer van Kuurne, heeft hij drie en een half jaar later op het Gemeentehuis van de gemeente mijn adres gekregen. Zo weet ik dat hij een groot gedeelte van zijn heupbeen kwijt is en dat hij ook verschillende granaatscherven in zijn lichaam heeft zitten. Hij was tot dan volledig werkonbekwaam en alles wijst erop dat hij dit voor de rest van zijn leven zal blijven).Waarschijnlijk heeft de ontploffing van hetzelfde projectiel erger toegeslagen dan dat ik oorspronkelijk dacht, want G. Callens, die zich op vier meter rechts van mij bevind, roept mij toe dat onze vriend Medard Deleu, een jongeman uit Menen, dood bij hem ligt. Een zware granaatscherf is in de linkerzijde van zijn rug gedrongen, waarschijnlijk tot in zijn hart, want het bloed spuit letterlijk uit de diepe wonde. Wij zijn nog niet helemaal onze paniek bekomen of er zoeft een zware obus rakelings over ons been. Onmiddellijk gevolgd door een hevige ontploffing, waarbij wij duidelijk kreten en gegil horen. Wij sluipen met een paar mannen in de richting van de straat. Enkele meters verder aan de oprit van een veld zien wij drie wapenbroeders uitgestrekt op de rug lig­gen. Een ervan heeft nog een koord van de mortier in de hand dat zij aan het wegtrekken waren als het onheil hen trof. Het was een batterij mortier 6/7. Twee van de soldaten zijn dood. Sergeant Jean Capelle ,advocaat in het burgerleven, leeft nog. Een zware granaatscherf heeft hem in de rechterkaak getroffen. Kleinere scherven hebben zich in zijn rechterarm en wellicht ook in zijn lichaam geboord.Zijn uniform is doorweekt van het bloed. Hij spreekt niet, alleen zijn ogen bewegen af en toe. Wij haasten ons terug naar onze stellingen nemen er vlug enkele noodverbanden en keren terug naar de zwaar gewonde sergeant. Wanneer wij terug bij de gekwetste aankomen zijn er ook twee brancardiers van het 12de  linie met een draagbaar ter plaatse. Met vier man dragen wij hem ongeveer één kilometer verder, tot op de Brugsesteenweg. Op het ogenblik dat wij hem optillen om hem in een hoge vrachtwagen te plaatsen, scheer­t er een obus boven de wagen. Deze explodeert een dertigtal meter verder in het veld. Ik ken Sergeant Capelle beter als middenvoor van Standard en tevens van ons nationaal voetbalelftal, dan als wapenbroeder.

    Bij onze terugtocht zien langs beide zijden van de weg naar Harelbeke, legerfietsen liggen. Er is een pelo­ton grenswielrijders als versterking aangekomen. Naast de kraters van obussen in het veld en de straat ziet men overal afgeknapte bomen, telefoonpalen. Ook de elektriciteitspalen zijn gekraakt, hun kabels liggen in de grachten. Er liggen al een aantal doden her en der verspreidt, soms met open ogen. Als men er naar kijkt krijgt men het gevoel dat zij ons om hulp smeken.

    Dekking zoeken is zo goed als uitgesloten. De rest van de weg leggen wij dan maar af voorovergebogen in ganzenpas. Tegenaanvallen worden uitgevoerd onder bevel van commandant Cascart, een frontrat van14 -18. Bevelen kan met dat niet meer noemen, het is brullen. Het is precies of dat hij gek ge­worden is. Hij schreeuwt: "Mettez-vous a l'abri" ... "Vous allez vous faire massacrer" ... "Partez en avant immediattement apres l'explosion" en allerlei bevelen die ons de daver op het lijf jagen. Op het stoffige gezicht van die harde man zien wij duidelijk tranen rollen tot in zijn snor. Ook de manschappen onder elkaar spreken een brutale en onbeheerste taal. Tussendoor bemerkt men mannen met prevelende lippen die inwendig de Allerhoogste smeken om het behoud van hun leven. Gedurende deze tegenaanvallen lukt het ons niettemin nog enkele makkers uit hun ne­telige positie te bevrijden en zo krijgen opnieuw aansluiting bij de groep.De vijand heeft door middel van een noodbrug zijn pantserwagens over de Leie gebracht. Ze valen ons aan in de rechterflank; wat niet belet dat de vijand ons nog altijd evenveel beschiet vanuit zijn positie op de rechteroever van de Leie. Daarenboven beweren sommige Belgisch militairen die op het nippertje hun vooruit geschoven stellingen hadden kunnen verlaten, dat de Duitsers weinig zin hebben om krijgsgevangenen te nemen. Dit betekent meteen dat de mannen die zich aan de Leieboorden ingegraven hebben reddeloos verloren zijn. Weinigen zullen het er levend van afbrengen. Onze tegenaanvallen die oorspronkelijk zuid-oost gericht zijn worden nu naar het zuidwesten gericht. Op een bepaald moment bevinden wij ons op een schijnbaar goed beschutte plaats, in een driehoekvormig lager gelegen weiland langsheen de baan naar Harelbeke. Wij kunnen er eens rechtop rondlopen. Van Malderen Victor, een beul van een vent uit Tielt, en Jean Naoel, acrobaat in een rondreizend circus uit het Antwerpse, hebben hun mitrailleur zo opgesteld dat zij de ganse lengte van de baan naar Harelbeke onder controlekunnen houden. Wij verwachten er ieder ogen­blik Duitse pantserwagens. Men moet het zelf meemaken om te besef­fen wat het betekent een tegenaanval uit te voeren met een Maxim van 52 kg samen met de noodzakelijke munitie en onze eigen spullen en uitrusting.

    Opeens is er een geweldige explosie gevolgd door hysterische kreten. Ik heb de indruk dat ik een korte zweeftocht maak, het hels geluid en de luchtdruk verlammen meteen en totaal mijn zintuigen. Het duurt een hele tijd vooraleer ik terug tot mijn positieven kom. Het is net alsof ik terug bij­kom vanuit een toestand van narcose. Stilaan begint de werkelijk­heid van de toestand te tot mij terug komen. In mijn geest dringt langzaam de gedachte door dat enkele makkers spoorloos verdwenen zijn. Waar zijn Van Malderen, Naoel en Jean-Edouard Bombaerts, een Brusselaar uit de Sectie?(Zodra na de capitulatie ik thuis ben en een eerste bezoek aan onze vroegere frontlijn Kuurne - Bavikhove breng tel ik op die bewuste plaats zeven graven en zie ik een totaal verwrongen mitrailleur. Op drie van de kruisjes staan de namen van mijn wapenbroeders)

    Wij zijn nog enkel een massa uitgeputte wrakken van mensen en slechts onze haat tegenover de vijand drijft ons verder. Bij het aanbreken van de duisternis krijgen wij aan­sluiting met enkele soldaten van het Eerste Linie, die de verlenging vormen van onze linkerflank in richting naar Ooigem.

    Tijdens deze tegenaanvallen vallen er steeds meer slachtoffers. Op een ge­geven moment lopen wij in groepjes, soms zonder oversten, en ver afgezon­derd van elkaar. Van organisatie is er geen sprake meer. Wanneer het duister wordt trekken wij ons terug over de velden tot wij de Mandel bereiken. Wij kloppen aan bij woningen die we tegenkomen en vragen de bewoners om onze veldfles met water te vullen. Medevoelende burgers delen meestal hun schaarse voorraad levensmiddelen met ons, alles wat wij op die manier bemachtigen word nauwgezet in ons groepje verdeeld.( Ik herinner mij nog de namen van Jules Milecamps, Andre Bolle, Germain Callens, Georges Carette en Caporal Jean Biche.) Aan de Man­del slapen wij gedurende een paar uur in een loods. Maar het naderende lawaai van artilleriegeschut jaagt ons weer op de been. Langs de Mandel zijn wij naar Roeselare getrokken. Met de moed in de schoenen slepen wij ons verder terwijl er hevig geredetwist word.Moeten wij werkelijk allemaal het lot ondergaan van onze gesneuvelde makkers? C'est ca l’humanite? Wat moeten wij aanvangen? Wij denken er niet eens aan om ons bij ons regiment te voegen. Wij zijn volledig afgezonderd, trouwens we weten niet eens waar onze eenheid zich bevind. Bij dageraad slenteren wij in de nabijheid van de Markt van Roeselare en bevinden ons plots oog in oog met een Luitenant van het 12de Linie. Hij komt ergens uit een brede poort en word gevolgd door twee mannen, ieder met een achterkwartier rundvlees op de schouder, welk zij in een stilstaande vrachtwagen neerleggen. De luitenant komt naar ons toe en zegt: "Dat treft, mannen van het 12de Linie" en schudt ons fiks de hand "Stap maar in de wagen, er is proviand genoeg, eet maar eens lekker het buikje rond".Wij zijn verrast, maar gaan toch onmiddellijk in op zijn voor­stel. Wij rijden meteen weg naar Lichtervelde waar er volgens de luitenant Regimentsverzameling is. In de vrachtwagen liggen er zakken met brood en allerhande eetwaren. Geduren­de de rit gaan wij als uitgehongerden te keer. Het brood en rauwe vlees smak­enzo lekker. De rit is kort en wij komen in Lichtervelde aan op de koer van een klooster. Daar zijn wij verheugd veel van onze wapenbroeders terug te zien. Zo treffen wij er Sergeant Bada met het hoofd verbonden als een mummie. Hij heeft een ernstige schedelwonde die veroorzaakt is door een kogel. Zijn helm is opengereten langs de binnenkant waardoor zijn schedel ernstig ver­wond is. Verder zien we er gekwetste mannen op krukken rondhuppelen en anderen met ver­minkte ledematen. Gedurende de namiddag en de nacht veroorloven wij het ons zelf om op stro te gaan liggen en te slapen.

    's Anderendaags, vroeg in de morgen, worden alle man­schappen bijeengeroepen op de speelplaats van het klooster (het klooster blijkt ook een school te zijn) . Wij moeten niet lang wachten om te weten wat er aan de hand is. Aan de hoofdingang van de speelplaats is er een platform met aan beide zijden enkele treden. De voorkant is afgezet met ijzerwerk. Hierop verschijnen onze officieren van de Generale Staf. Kolonel Yvan Gerard neemt er het woord. Kort en bondig verklaart hij dat wij tengevolge van ongelijke kansen en tevens voor een talrijker en beter gewapende tegenstander hebben moeten wijken. Hij prijst ons voor onze heldhaftigheid, betreurd de ge­sneuvelden en gekwetsten. Hij zegt ook dat het onderspit del­ven in een veldslag nog niet betekend dat wij de oorlog zullen verliezen. In 14 -18 hadden ze dat trouwens ook meegemaakt. "Deze morgen gaan wij op­nieuw ten strijde tegen diezelfde vijand ter versterking van het 42ste Linie in de omgeving van Tielt!" roept hij uit. Hij verklaart overtuigd te zijn van een gunstig verloop van onze actie.

    Iedereen moet zich klaarmaken en zich voorzien van munitie. Wij gaan de Duitsers van hetzelfde laken een broek geven! De groepen moeten totaal hervormd worden. Wij tellen immers veel gesneuvelden, talrijke gekwetsten en verminkten en bovendien menig vermiste. Persoonlijk meen ik dat er amper genoeg valide mannen overblijven om een enkel bataljon te vormen van wat bij de aanvang een volledig Regiment was.

    Onze oude Maxims die of en toe dienst weigeren zijn voor het grootste gedeelte op ons vorig front achtergelaten. Zodra wij klaar zijn stappen wij in de opgeeiste vrachtwagens. Met geweer, munitie en enkele handgranaten verlaten wij Lichtervelde met een tiental vrachtwagens overdekt met een dekzeil. Ons groepje dat tot dan toe is samengebleven, had zeker niet verwacht om zo vlug opnieuw de hel te worden ingejaagd. Met bange blikken kijken wij elkaar lang in de ogen, wij vragen ons af of ons laatste uur geslagen is.De camions zetten zich in beweging maar na minder dan een half uur rijden worden wij aangevallen door Duitse jachtvliegtuigen, ze mitrail­leren onze colonne. Wij springen uit de voertuigen en verspreiden ons in de velden. Wanneer de vliegtuigen uit het zicht verdwijnen, stappen wij terug in de voertuigen. Maar verder dan 500 meter geraken wij niet! We kijken naar buiten en zien dat de vliegtuigen terug komen! Wij springen van de vrachtwagens, lopen uit elkaar in de velden en haasten ons, als dat enigszins kan naar een gebouw of boerderij om ons te beschutten. Dat spelletje herhaalt zich acht tot tien maal. Tenslotte trekken wij in groepen naar het front, in open formatie. De resterende afstand leggen wij te voet af. We trekken door roggevelden of lopen gebogen tussen minder hoge vruchten. Onze groep telt18 soldaten en 1 adjudant. (De naam van de adjudant herinner ik mij niet meer. In het burgerleven was hij, zo meen ik te weten, een lesgever en was hij afkomstig uit de streek van Charleroi). Amper bereiken wij de frontlijn of onze leider loopt een schotwonde op. Een kogel gaat dwars door zijn voet . Hij moet terugkeren om de wonde te laten verzorgen. Wij splitsen ons in twee groepen. Een betrekkelijk groot gedeelte van het 42ste Linie heeft de stellingen al verlaten. Eerst zien wij vele doodgeschoten paarden en koeien, met opgeheven buik, in de weiden liggen. Ter plaatse vinden wij achtergelaten geweren en munitie. De eer­ste Duitse tirailleurs zagen wij op ons afkomen van op ongeveer 200 meter. Wij liggen in een roggeveld en vuren naar believen op de moffen. Wij wisselen regelmatig van geweer en gebruiken kogels die we ter plaat­se vinden. De Duitsers werpen zich op de grond en wij veronderstellen dat wij raak hebben geschoten. Het eerstvolgende kwartier zien wij geen Duitsers meer. Wij gaan mee vooruit in de voorhoede van het 42ste Linie. Zodoende komen we in een driehoekig roggeveld, op 50 meter van de spooroverweg tussen de splitsing van de twee landwegen, een zogenaamde "tweesprong". Het veld bevindt zich in het midden van de twee wegen en ligt minimum 1,5 meter boven de weg. In de spits van het veld zijn er loopgraven met een vooruitgeschoven mitrailleursnest. We vinder er een Hotchkiss mitrailleur met volle laders. Met deze Hotchkiss vuren wij op alles wat wij zien bewegen. De spoorweg is waarschijnlijk de scheidingslijn tussen de Belgen en de Duitsers, maar wij bevinden ons toch in een goed beschermd terrein. Met korte looppassen lopen wij over de spoorweg en dringen verder door, dit nadat wij ons goed voorzien hebben van munitie.Plots bevinden wij ons voor Duitse gesneuvelde soldaten. In hun overmoed zijn er mannen die zingen van "IL a mis l'arme a gauche". De geweren van de Duitse gesneuvelden word kapot geslagen, pistolen en verrekijkers nemen we met ons mee. Hier liggen geen achtergelaten wapens meer van het Belgische leger. Hierdoor moeten wij zuiniger zijn bij het vuren. Wat hier wel in overvloed ligt zijn 150mm obussen van de Belgische artillerie. Deze zijn niet ont­ploft en wij schuwen ze met een zekere angst .Men weet nooit! Gedurende onze tocht op het Belgische gedeelte van het front rapen wij trakten (pamfletten) op die door Duitse vliegtuigen naar beneden geworpen zijn. Daarop zijn schetsen getekend van de Duitse frontlijn waaruit blijkt dat de Duitsers doorgedrongen zouden zijn tot aan de zee, namelijk tot Gravelinnes. Verder staat erop te lezen dat wij volledig omsingeld zijn, dat het nutteloos is om de strijd verder te zetten en dat wij de wapens moesten neerleggen. Onderaan staat zoiets als: "Broeders, wij komen U helpen staakt de strijd".

     

    Niettemin wagen wij ons verder. We komen terecht nabij grachten, afsluitingen en gebouwen, daar maken wij gretig gebruik van om ons te beschermen. Steeds blijven wij maar verder vuren naar alles wat beweegt. Nochtans moeten wij eerlijk bekennen dat de Duitse uniformen moeilijk te onderscheiden zijn tussen al die groene veldvruchten. Zij beschikken over een betere camouflage dan wij met onze kakiuniformen.

    Onze nieuwsgierigheid begint af te nemen, wanneer wij vaststellen dat wij ons in het schietveld van ons eigen artillerievuur bevinden. Een paar Belgi­sche obussen komen neer op een boerderij op een twintigtal meter van ons verwijdert. Wij hebben geen met niemand contact meer. Wij wisten niet eens of er zich andere eenheden over de spoorweg hadden gewaagd. Wij trekken ons dan ook achteruit tot wij op 80 meter van de spoorweg zijn. Bliksemsnel moeten wij ons op de grond werpen. Wij zijn temidden het kruisvuur van machine­geweren beland. Wij liggen op de grond vlak voor een ijzeren kruis dat een kalvarie voorstelt. Het is onbegrijpelijk, of is het ons ver­trouwen in het Christusbeeld dat aan het Kruis hangt? Wij kunnen evengoed schuilen in een gracht op een paar meter hiervandaan, waar we veiliger kunnen liggen. Op nauwelijks acht meter in de gracht ligt er een Duitse gesneuvelde Feldwebel. Dit Kalvariekruis bevindt zich op de hoek van een weide die afgezet is door een haag. Men vuurt van twee zijden. De minste beweging word beantwoord door vuur van machinegeweren. Wij blijven daar een vol uur liggen. De kogels fluiten vlak boven ons. met veel moeite ontruimen we die plaats dit doen we al kruipende over de grond. Eens terug over de spoorweg, in een roggeveld, zijn wij uit het zicht en buiten schot. Wij trekken terug door het roggeveld en zien van ver een twintigtal Belgische krijgsgevangenen van onze eenheid onder toezicht van enkele gewapende Duitsers. Wij gaan een andere kant uit, meer in de richting van het centrum van Tielt.

    Vrijwel onmiddellijk krijgen wij hier opnieuw contact met onze andere strijdmak­kers. Plotseling ontploft enkele meters voor ons een obus. Mijn arm begint te gloeien en het bloed gutst uit mijn mouw. Twee brancardiers van het 42ste Linie en een burger, waarschijnlijk een dokter, zijn rap ter plaatse. Zij snijden mijn mouw weg tot over mijn schouder en omzwachtelen mijn arm met een verband. Ze nemen me mee en dragen mij binnen in een boerderij .Daar wordt ik op een tafel gelegd en krijg ik de nodige verzorging. Er worden vier schrapnells (granaatscherven) uitgehaald. De verplegers leggen een handdoek op mijn gezicht. Ik bijt er eerst een stuk uit en later werp ik hem van mij af. De grootste scherf wordt eerst verwijderd, men kan dat stuk metaal nauwelijks in de hand houden zonder zich te verbranden. Nadien worden de andere stukken verwijderd. Het is net of ze vast zitten aan witte draden. De wonden worden overgoten met zuurstofwater en er vormt zich een bruisend schuim op de kwetsuren. Verder worden de bles­suren genaaid met groene draad.  Om de naald te steriliseren houd men haar af en toe in de vlam van een brandende kaars. Op de wonde is er zalf aangebracht en mijn arm wordt volledig verbonden. Ik krijg een andere soldatenjas. Uit mijn oude jas word een stuk stof gesneden, dat rond mijn hals word vastgemaakt en in de lus kan ik mijn arm laten rusten. Ik krijg nog een pil­letje te slikken en daarna brengt men mij naar een schuur. Eventjes later lig ik op het zachte hooi te slapen in de armen van Morpheus. Wanneer ik wakker word kijk ik verrast op. De schuur ligt vol met slapende soldaten. Van enkele mannen die wakker zijn verneem ik dat het Belgische leger is gecapituleerd, voor ons is de oorlog voorbij!

     's Morgens vernemen wij dat wij onze wapens moeten gaan neerleggen te Sint-Kruis.

    Er zijn mannen die dat niet zo maar aanvaarden en de aanwezige officieren hebben alle moeite om de gemoederen te bedaren. Sommigen onder ons hebben een broer, een goede vriend of familielid die gesneuveld is en ze zijn vast besloten om deze te wreken. Dat ze hierdoor eventueel hun daad met de dood zullen moeten bekopen is hun onverschillig. Een van diegenen die ons tot bedaren aanmaant is een reserve-onderluitenant. Gedurende de mobilisatie behandelde hij ons alles behalve correct en had hij zijn bevoegdheden te buiten gegaan, door zijn toedoen werden meerdere soldaten gestraft. Zijn woorden vallen niet in de smaak van het grootste gedeelte van onze mannen. Zo word er hem toegeroepen : "ta gueule" of "j'ai encore des balles s'il ton faut !" ...

    Het spreekt vanzelf dat door het gebrek aan eten, drinken en slaap, gedurende de laatste dagen, veel mannen geïrriteerd en tot barstens toe buiten zichzelf zijn. Wij bevinden ons op een baan richting Brugge wanneer in de verte een colonne Duitsers met witte vlaggen op hun voertuigen aan het naderen is. Enkele officieren roepen ons toe de land­weg te nemen naar een boerderij links van de weg. Zij beweren dat er daar een veldkeuken is en dat we er eten zullen krijgen.  En inderdaad we zien de veldkeuken van op de weg. Iedereen loopt ernaar toe! Er is wel een veld­keuken maar geen eten ! Inmiddels zien wij de zware tanks en het grote materieel van de Duitsers voorbijrijden. Wij beseffen meteen dat hier tegen niks te ondernemen valt.

    Sommigen van ons gaan hun wapens neerleggen in Sint-Kruis, anderen werpen ze in de gracht en proberen thuis te geraken. Wij keren via de Brugsebaan naar Kortrijk terug. Ik laat mij verzorgen bij een dokter in Ingelmunster en breng er ergens in de om­geving de nacht door in een woning. 's Morgens vertrek ik terug, richting Kortrijk. De omgang met  de Duit­se soldaten is vriendelijk. Gezien ik gekwetst ben vragen zij mij of ik  met een Duitse wagen mee wil rijden. Ik weiger en zeg hen dat ik bij mijn vrienden wens te blijven. Trouwens, onder­tussen ben ik bij twee vrienden uit mijn gemeente beland. Als wij Duitse soldaten aanspreken beweren zij dat wij naar "Hausse" mogen terugkeren gezien " der Krieg" voor ons "fertig" is. Aan de noodbrug aan de Wikings te Kortrijk wordt ons geen doorgang verleend. De Wikings is een recreatieoord vooral voor sport en ontspanning. Het bevind zich op de rechteroever van de Leie. De gebouwen zijn gelegen aan de abdijkaai te Kortrijk, het domein strekt zich ver uit in de richting van Kuurne, Harelbeke. De Duitsers beweren er ons dat wij weldra over de brug mogen en dat wij meteen een demobilisatieattest zullen krijgen. Intussen is het ganse plein bezet met Belgische soldaten en er komen er nog altijd bij.

    Ik word onwel bij het ruiken van de geur der lijken van gesneuvelde solda­ten. De wind waait zachtjes uit de richting van Kuurne. Op een bepaald ogenblik komt er een colonne Duitse soldaten toe . In rijen van drie stap­pen wij over de brug onder het toezicht van de gewapende Duitse soldaten die zopas zijn aangekomen. Ik wil weglopen, maar mijn twee vrienden geloven vast in het beloofde demobilisatieattest.

    Wij slaan de Gentsesteenweg in naar Harelbeke waar ik mij nog eens laat verzorgen door een dokter. Veel mensen staan op straat met emmers water en bekers en bieden ons te drinken aan. Bij het vallen van de duisternis komen wij aan in Oudenaarde. Men brengt ons onder in de velodroom, waar we gaan slapen. Van een demobilisatieattest is er geen sprake meer. Ik had gezegd aan mijn vrienden dat ik bij de eerste gelegenheid zal weglopen en dat zij er maar moeten voor zorgen dat zij mij volgen.

    Omstreeks middernacht worden wij wakker geschud door de Duit­sers. Eens te meer beweren zij dat wij naar huis mogen. Onmiddellijk komen Duitse troepen binnen en onze plaats in de velodroom word ingenomen door Duitse soldaten die er mogen rusten. Iedereen loopt naar buiten en eens we ons in de straten van Oudenaarde bevinden, lopen wij vlak in de handen van de moffen, die ons in rijen opstellen en ons in groepen onder Duitse begeleiding verder laten marcheren. Onze groep wordt langs de baan naar Ronse geleid. Kor­daat zeg Ik aan mijn makkers: “eens buiten de huizen loop ik weg dit van zodra we de velden bereiken. Zelfs als ze dur­ven schieten loop ik door, als ge mij wilt volgen, doe dan als ik". Wij houden de rechterkant van de baan langs de graskant. De meeste bewakers bevinden zich langs de kant van de baan. Ik kijk of er geen bewakers vlakbij zijn, het is nu of nooit!Met een handgebaar maak ik mij vrienden duidelijk dat we gaan vluchten .Ik spring in een korenveld en loop met volle kracht; het hoofd voorover­gebogen. Door het ritselen van het koren vermoed ik dat mijn beide dorpsgenoten mij volgen. De Duitsers maken kabaal, maar eens vijftig me­ter verder lopen wij rechtop en zo vlug we kunnen. Nadat wij het stappen van de kolonne en het roepen van de Duitsers nog met moeite kunnen horen stap­pen wij rustig verder. Later leggen wij ons neer nabij een woning en slapen er op de kasseien.

    Vroeg in de morgen worden wij wakker geschud door de bewoner van het huis. Hij maakt koffie klaar en we krijgen eten. Ondertussen vertellen we hem ons verhaal. De bewoner (L. Baert uit de Kapoenstraat 5, te Zulzeke, Oost­Vlaanderen) is bereid om ons te helpen. Al in de loop van dezelfde morgen verschaft hij ons gedrieën burgerkledij, die wij hem niet meer terug moeten bezorgen. Wij begraven onze uniformen. Meneer Baert maakt op een stukje papier een schetsje van de weg die we moeten volgen .Hij geeft ons het adres van een man die aan de Schelde woont en er een schuit bezit. Het is die man die ons gratis over de Schelde zet. Op de overzetplaats zien we Britse soldatengraven.

    Doorheen de velden bereiken wij de baan Oudenaarde – Kortrijk. Daar ontmoeten wij twee gezinnen met kinderen die op de vlucht zijn. Zij hebben een kruiwagen bij met de noodzakelijkste goederen erop geladen. Om beurten duwen wij die kruiwagen vooruit. Wij kruisen colonnes van Britse en Franse krijgsgevangenen bewaakt door Duitse wachten. Omstreeks 4.30 uur bereiken wij ons dorp.Enkele dagen later gaat mijn vader naar de Kommandantur en zegt er dat ik erg gewond ben. Hij krijgt er dadelijk mijn demobilisatie­attest.

     

    Zoals ik al heb verteld, kon ik op 1 juni uit krijgsgevangenschap ontsnappen. Maar dagelijks trek ik, iedere dag soms twee tot drie maal naar ons gewezen slagveld. Daar waar er in amper twee dagen meer den 200 wapenbroeders sneuvelden.Ik wordt aangetrokken door een fascinerend gevoel dat mij iedere dag opnieuw per fiets naar de dodenakker van mijn kameraden terug roept. Dit dwangmatig handelen zal ik gedurende de vier daarop volgende maanden voortzetten .Dat gevoel van zovele vrienden die ons zo onvoorzien ineens verlaten hebben voor altijd, die hun leven geofferd hebben voor hun land en hun yolk. Zoiets kan men niet onder woorden brengen en nog minder vergeten of verwerken.Het is toch niet waar dat die jongens het grootste aller offer hebben gebracht voor niks! En toch zijn er enkele mensen die in het door Hitler voorspelde Duizendjarig Duitse Rijk geloven of aanvaarden.

     

    De eerste dagen noteer ik vooral de namen van de gesneuvelden.Ik moet hier vooral die burgers van Kuurne en Bavikhove feliciteren met hun initiatief dat zij van in hot begin hebben genomen.Zij zijn de eersten die volledige lijsten van de gesne

    20-06-2008, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto's Alphonse DECOCK van de klas 39
    Foto's Alphonse DECOCK van de klas ‘39

    20-06-2008, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.74e Inf. Reg.

     

    74e Inf. Reg.

    KRIEGSTAGESBUCH

     

    BUNDESARCHIV

    Militärarchiv

     

    Der Angriff gewinnt langsam Boden. 2e Bataillon kommt bis vor eine vom Feind stark ausgebaute Stellung vor Brookstraat. 1e Bataillon, das die linke Flanke des 3e Bataillon sichern sollte, kommt weniger gut vorwärts. Es erhält heftiges Flankenfeuer von den Höhen bei CASTER, weil das Nachbarnrergiment dort nicht vorwärtsgekommen ist. So kommt der Abend heran, und die Lage des Regiments ist schwierig. 3e Bataillon hat eine starke Stellung vor sich. Wir sehen später, daß Brookstraat wohl die Schlüsselstellung für den Feind war. Betonierte Brustwehren, Bunker, stark ausgebaute Feldstellungen ; alles geschickt angelegt. Wie einen Keil hatte Major von PETERSDORFF seine 10e Kompanie an die Feindliche Stellung herangeschoben. Selbst vorn, erkundete er Ziel um Ziel und ließ es durg I.G., Granatwerfer oder Artillerie beschießen. Keinen Augenblick ließ er den Feind zur Ruhe kommen. Und als kurz vor Dunkelheit eine besonderst gut liegende Serie von eigenen Granaten in die Feindliche Gräben eingeschlagen hatte, war er mit seinem Bataillon plötzlich auch drin. Beim 1e Bataillon lag stark konzentriertes englisches Artilleriefeuer, und außerdem leisteten die Engländer sehr starken Widerstand. Nachdem das 3e Bataillon in die befestigte Stellung eingebrochen war, wurde dieser Angriff noch am späten Abend ein großer Erfolg. Der wichtigste stärkste Stützpunkt, ‘Dei Festung Brookstraat’ war durch das Regiment aus der feindlichen Stellung herausgebrochen. Damit fielen auch die Nachbarstellungen. Überall kam noch am Abend Bewegung in die vorderen Linien – das dem Regiment befohlene Angriffsziel, die Höhen nordwestlich GYSELBRECHTEGHEM, wurde noch von beiden Bataillonen erreicht, die Verbindung mit den Nachbarn hergestellt. Regimentsstab und 2e Bataillon blieben im Chateau d’ELSEGEM, das nachts ohne Erfolg mit einigen Bomben belegt wird. Zahlreiche gefangene Engländer vom 35. Sussex Regiment werden eingebracht. Sie sind völlig erschöpft und erklären, dem deutschen Artillereifeuer und dem Angriffsgeist der deutschen Infanterie könne keiner widerstehen. Noch am späten Abend läßt der kommandierende General dem Regiment seinen Dank und besondere Anerkennung f¨r den errungenen Erfolg aussprechen.

    Leutnant FUTTER (2e Kompanie) wird schwer verwundet.

     

    23. MAI : Früh schon setzt überall rege tätigkeit ein. Die bataillone treiben gefechtsaufklärung vor. Gefangene Engländer und Belgier werden eingebracht. Im ganzen wird aber festgestellt, daß der feind abgezogen ist. Unübersehbare beute an waffen und gerät in den starken stellungen beweist, daß der feind kopflos geflohen ist. Im park von ANSEGHEM werden drei 10-cm. Batterien mit viel munition erbeutet. Alles deutet auf panikstimmung beim feind. Die verfolgung wird angesetzt. Zum erstenmal im Westen wird auch der Regiments-Reiter-Zug vorgeholt und zur aufklärung angesetzt. Er erhält weite ziele bis zur Lys und meldet schnell wichtige aufklärungsergebnisse, u.a. eine feuernde feindliche batterie. Das 2e bataillon, als schnelles Radfahr-Bataillon, wird über die anderen Bataillone hinaus vorgeholt, um den feind nachzujagen und ihn nicht zur ruhe kommen zu lassen. Untewegs staunen wir immer wieder über die großen lager mit benzin, munition, ausrüstungsstucken, autos, geschützen, die der feind zurückgelassen hat. Der Reiterzug meldet daß der feind sich erst hinter der Lys wieder festgesetzt hat und die brücke in HARLEBEEKE gesprengt ist. Jetzt legt auch die artillerie ihre ehre drein, schnell mit uns an die Lys heranzukommen. Im trabe hält die 1e/A.R.55 (s.FH.) mit unserem 2e bataillon schritt. Um 15.00 Uhr wird HARLEBEEKE vom 2e bataillon erreicht. Der feind schießt lebhaft mit artillerie und granatwerfern in den ort hinein. Es gelingt nicht, sofort einen brückenkopf zu bilden. Leider wird hierbei einer der bewâhrtesten Kompanieführer, Oberleutnant HIPPLER, leicht verwundet. Ihm dankt das regiment neben vielen anderen erfolgen besonders den übergang über die Maas. Der Regimentsgefechtsstand wird um 16.00 Uhr nach FERME MATTON verlegt. 5 Batterien feuern bis 18.00 Uhr auf den feind gegenüber von HARLEBEEKE. Die angriffsstreifen werden neu festgelegt. Danach wird HARLEBEEKE der linken nachbardivision zugesprochen. Das regiment soll nördlich anschließen. Ein planmäßiger übergang wird vorbereitet. 3e Bataillon rechts 1e Bataillon links werden dazu von hinten in ihre abschnitte nördlich DEERLYCK hineingeführt. DEERLYCK liegt ca. 2 kilometer vor der Lys. Die ganze nacht liegt Englische Artillerie-Störingsfeuer auf unserem abschnitt. Zum schlafen kommen wir aus diesem grund nicht in dieser nacht. Eine ziemlich große teppichfabrik bot uns aber recht guten schutz. Ansonsten verlief die nacht ruhig.

    24. MAI : 6.10 Uhr erfolgt ein gut  liegender, heftiger feuerüberfall feindlicher artillerie auf den Regiments-Gefechtsstand in FERME MATTON. Mehrere volltreffer schlagen ein. 4 Mann und einige pferde werden verwundet. Der Regiments-Gefechtsstand wird daraufhin 400m. ostwärts verlegt. Der vormittag geht hin mit vorbereitungenfür den angriff über die Lys. Angriffsbeginn wird auf 15.40 Uhr festgesetzt. Da der angriffsstreifen sehr schmal ist, werden die bataillone hintereinander angesetzt, 2e bataillon vorn, dahinter 1e bataillon, dann 3e bataillon.

                Der gut vorbereitete übergang gelingt dem 2e bataillon sofort. Etwa 250 bis 300 gefangene, lauter Belgier, ergeben sich. Sie sind sehr erbittert auf die Engländer, die sie im stich gelassen haben. Die Belgische artillerie aber schießt noch wütendes sperrfeuer in die nähe der übergangsstellen, ohne jedoch viel schaden anzurichten. Beim weiteren vorgehen entsteht viel unordnung dadurch, daß die linke nachbardivision sich von HARLEBEEKE her hinter das 2e bataillon schiebt und unter ausnutzung des von diesem gesäuberden streifens vorgeht, anstatt links im eigenen gefechtsstreifen anzugreifen. Das erschwert die Regimentsführung und das nachführen des 1e und 3e bataillon. Da auch der rechte nachbar noch weinig abhängt, ergibt sich für den in die vordere linie geeilten Regiments-Kommandeur das bild, daß allein das 2e bataillon einen tiefen keil in dei feindlichen stellungen gestoßen hat. Es nähert sich allmählich der großen Chaussee STOCERY- LE CHAT. Es ist nötig, die beiden flanken des 2e bataillons zu sichern. Links können dies die regimenter der 14e division übernehmen, die aus dem gefechtsstreifen der regiments in ihren nachbarstreifen verwiesen wurden. Rechts wird das 1e bataillon (3.Kp.) beauftragt, den flanken schutz zu übernehmen und die verteidigten häusergruppen von STOCKERY zu säubern. Regiments-Gefechtsstand geht nach einer ferme nördlich ABEELHOEK. Auch 3e bataillon wierd über die Lys nachgezogen. Erst 23.15 Uhr gelingt es, die letzten häuser en der großen chaussee in erbittertem kampf zu nehmen. 60-70 gefangene werden dabei noch eingebracht. Wieder hatte das regiment einen heißen tag hinter sich, der zwar einige schmerzliche verluste gekostet hatte, dessen großer erfolg für das ganze XI. Korps aber erst am nächsten tag erkennbar werden sollte. Die Leutnante LÜDERS, 3e kompanie, und PLAWITZKI, 2e kompanie waren gefallen. Ein artillerievolltreffer hatte hinten in DEERLYCK leider auch schon die ersatz-kompanie getroffen, die neuen ersatz für das regiment zuführen wolte. Mehrere tote und verwundete waren dabei zu beklagen, ehe sie überhaupt das regiment erreicht hatten. Leider war auch der oft bewährte kompanieführer der 13e kompanie, oberleutnant LIEBISCH, an diesen tag verwundet worden. In der 3e kompanie fiel noch der gefreiter KRUMSIEK, und verwundet wurden noch die gefreiter LAHMANN, SCHMIDT und HURTE.

    25. MAI : Stoßtruppenunternehmen und spähtrupps stellen bei morgengrauen fest, daß der feind abgebaut hat. 4 offiziere und 20 mann ergeben sich ohne kampf. Nur 2 feindliche batterien feuern noch eifrig. Laut divisionsbefehl ist für den 25. Die fortsetzung des angriffs mit I.R.73 rechts, I.R.74 links in vorderer linie vorgeschen. Da der rechte nachbar noch nicht so wiet ist, hat unser regiment noch etwas zeit. Um 9.30 Uhr kommt der Divisions-Kommandeur zum Regiments-Gefechtsstand, zufällig ist auch die Regiments-Musik gerade eingetroffen. Zum staunen der gefangenen Belgier wird in der malerisch zerschossenen ferme schnell ein ständchen inszeniert während rechts und links in nicht allzu weiter entfernung noch feindliche granaten einschlagen. Der vorgesehene angriff kommt vorlÄufig nicht zur ausführung. Zwar werden vom regiment 1e bataillon rechts, 3e bataillon links in vorderer linie eingesetzt. Sie stoßen mit teilen auch bis zum bahnhof ROULERS-COURTRAI vor. Im übrigen aber kommt ein neuer befehl, wonach die division den angriff einstellen und zur verteitigung übergehen soll. 2e bataillon erhält daher befehl, seine in HARLEBEEKE zurückgelassenen räder nachzuholen. Der halt scheint notwendig geworden zu sein, weil die streifen der konzentrisch angreifenden divisionen allmählich im feind zu eng werden und höheren orts ordnend eingegriffen werden muß. Die bataillone gehen unter sicherung nach westen in gegend der Chaussee STOCKERY-LE CHAT zur ruhe über. Auch der Regiments-Gefechtsstand geht nach straße 400m. südwestlich STOCKERY. Die regimentsmusik spielt bei allen bataillonen. Die ersatzkompanie wird aufgeteilt. Es kommt befehl, daß I.R.74 vom 26.5 ab korpsreserve werden soll.

     

    26. MAI : Es ist Sonntag, ein herrlicher sonnentag. Das ganze regiment genießt die wohlverdiente ruhe als korpsreserve. Sie wird nur einmal dadurch gestört, daß wir eine ganze feindliche bomberstaffel über uns hinwegfliegen sehen. Das fällt wegen der großen seltenheit des anblicks feindlicher flieger doch auf. Sie lassen uns aber in ruhe.

                Um 14.00 Uhr aber ist der traum der korpsreserve schon ausgeträumt. Wir sind wieder unserer division unterstellt und erhalen befehl, uns zum angriff an der bahnlinie beiderseits station LENDELEDE bereitzustellen. 1e bataillon rechts, 3e bataillon links werden dazu in vorderer linie iengesetzt und stehen bis 18.00 Uhr zum angriff bereit. Der angriff geht zunächst in anlehnung an I.R.59 rechts rasch vorwarts. LENDELEDE wird durchschritten, aber in dem verstreuten gehöften ostwärts BOSCHMOLENS – WINKEL St. ELOI ist das befohlene angriffsziel. Infolge starker flankierung durch artillerie und MG- feuer von norden her geht es nur langsam vorwärts. Das rechte Nachbar-Regiment wird dadurch ganz nach norden abgezogen. Aber 1e und 2e bataillon lassen nicht locker. Obwohl sich herausstellt, daß der feind in häusern und ausgebauten feldstellungen eingesetzt ist, arbeiten sie sich mit gewohntem schneid vor. Als es dunkel wird, muß das regiment leider feststellen, daß zum erstenmal in diesem krieg ein befohlenes angriffsziel vom regiment nicht ganz erreicht ist. Diese feststellung löst aber große empörung bei den stoßtruppführern der eingesetzten kompanien aus. “Es ist noch lange nicht mitternacht, und wir schaffen es doch noch”, ist ihre antwort auf die feststellung des regiments. In die dunkelheit hinein greifen sie weiter an, und um mitternacht können beide bataillone wieder einmal melden: “Das befohlene angriffsziel ist erreicht!”

                Die 3e kompanie unter Oberleutnant GEHRCKE erbeutete an diesem tage 12 geschütze (150mm.)

                Der leutnant STARHA von der 1e kompanie I.R.74 wurde verwundet.

     

    27. MAI : Nach hellwerden ist aber doch noch eine kleinarbeit notwendig. Es sind zu viel einzelgehöfte, in denen immer wieder feind auftaucht. 200 gefangenen werden dabei gemacht. Ein radmelder de 1e bataillons wird hinter der front von 4 Belgischen soldaten überfallen, angeschossen, mit dem bajonet gestochen und mit füßen getreten. Daraufhin wird eine nochmalige säuberungsaktion angesetzt.

                Höcheren orts besteht offenbar nach fliegermeldungen das feindbild, daß der gegner aufgelöst und in vollen rückzug ist, denn um 6.00 Uhr werden dem kommandeur I.R.74 alle motorisierten und radfahrteile der division  unterstellt. Es sind dies das II./I.R.74, II./I.R.59, A.A.19, 1e/Pz/Jg, 14.(PZ.Jg.) I.R.74, II./AR. 677 (mot) I. F.H. Auftrag: verfolgung über OOSTNIEWKERKE und inbesitznahme der höhen von BERGMOLENS als 1e angriffsziel. Der rest des I.R.74 wird durch Oberstleutnant ROHLFS nachgefürt.

                Um 11.20 Uhr tritt II./I.R.74 unterstützt von II./A.R. 677 zum angriff auf die höhen westlich BERGMOLENS an. Sie sind stark vom feind besetzt. Er feuert auch lebhaft mit artillerie. II./I.R.59 wird rechts neben II./I.R.74 eingesetzt. A.A. sichert die linke flanke. Allmählich klärt sich das feindbild, und wir müssen erkennen, daß wir vor einer stark ausgebauten und stark besetzten durchlaufenden feldstellung der Belgier stehen. Einsatz stärkerer artillerie ist daher erforderlich. Der gefechtsstand des Artillerie-Kommandeurs 19 Oberst ZEIß und der Regiments-Gefechtsstand I.R. werden nebeneinander gelegt, 500m. hinter die vordere linie. Die gefechtsstände werden hier freilich erheblich von der feindlichen artillerie eingedeckt.

                In der vordersten linie fiel zu dieser zeit der Kompanieführer 6e kompanie Oberleutnant LOJEWSKI, durch eine gewehrgranate. Der tod dieses soldaten ist der schwerste verlust des regiments bisher. An allen erfolgen des regiments hatte er erheblichen anteil. Eine draufgängernatur von unbändigem angriffsgeist, ein unersetzlicher, vorbildicher Kompanie-Führer wurde uns mit ihm entrissen.

                Um 19.00 Uhr soll der angriff nach einheitlicher artillerievorbereitung erneut fortgesetzt werden. Es gelingt jedoch nicht, eine einheitliche artillerievorbereitung bis zu dieser zeit in gang zu bringen. Der angriff unterbleibt daher. Auch feuert immer noch lebhaft feindliche artillerie. Der angriff wird deshalb auch am nächsten tag unter einsatz von stärkeren kräften nicht einfach sein.

                Für die nacht wird nach DE VINKE zurückverlegt.

     

    Die 6e Kompanie holt ihren gefallenen Kompanie-Chef aus dem Vorfeld.

               

                Bei der üblichen verfolgungdes in der nacht zurückgegangenen feindes erreichte das 2e bataillon am vormittag des 27.5 die häusergruppen von BERGMOLENS, südlich RUMBEKE. Es scheint zunächst das gewohnte bild die häuser verlassen, von der bevölkerung und vom feinde nichts zu sehen. Im abschnitt des bataillons ist die 6e kompanie am linken flügel gerade bei den ersten häusergruppen angekommen, wie immer Oberleutnant LOJEWSKI an der spitze. In das städtchen hinein eilen auf der straße zwei zivilisten, die man ausfragen will. Zwei radfahrer erreichen sie aber nicht mehr und werden vom Komp-Chef zurückgerufen, der beobachtend zwischen zwei häusern auf der straße steht, die an dieser stelle über eine kleine anhöhe führt. Durch erfahrung klug geworden, soll nicht einfach in den ort hineingefahren werden. Der Kompanie-Chef ist soweit im bilde, daß er weiß, wie er seine kompanie ansetzen will. Man hat er so im gefühl, irgendwas stimmt hier nicht, die situation muß hier erst geklärt werden. Die fahrräder werden bestiegen, um zurückzufahren. Der gut getarnte feind hat aber genau beobachtet und eröffnet in diesen augenblick sein feuer. Es hat verhängnisvolle wirkung. Oberleutnant LOJEWSKI sinkt mit einem herzenschuß zusammen. Ein sanitäter, der bei der spitzengruppe ist, springt zu, um erste hilfe zu leisten. Über seinen Kompanie-Chef gebeugt,treffen ihn 3 MG geschosse, er bezahlt sein unerschrockenes bemühen mit dem leben. Das feindliche MG feuer von vorn und aus der flanke zwingt den rest der spitze, hinter der anhöhe deckung zu suchen.

                Der angriff zeigt dann, daß sich die Belgier in geschickt angelegten feldstellungen hartnäckig verteitigt. Alle versuche, bis zu der stelle zu gelangen, an der Oberleutnant LOJEWSKI und sein treuer santäter fielen, scheitern an dem heftigen und wohlgezielten MG- und granatwerfer-feuer des gegners. Leutnant SCHÜTT, der einzige Kompanie-Offizier der 6e, sitzt in einem der häuser fest, das er bei dem versuch erreichte, die beiden gefallenen zu bergen. Wir können uns zwar durch ruf verständigen, aber er kann nicht heraus und wir nicht hinein.

                So vergehen ein paar stunden feuerkampf, in den auch unsere MGs und grantwerfer eingreifen, die aus guten B.-stellen die nun erkannten feldstellungen unter feuer nehmen. Aber der Belgier verteidigt zähe und beantwortet jeden vorstoß mit MG- und artilleriefeuer. Inzwischen ist auch unsere artillerie heran. V.B. kommen nach vorn, denen wir lohnende ziele anwiesen können. Unsere batterien haben sich schnell eingeschossen. Um 18.00 Uhr beginnt ein kräftiger feuerschlag, der den gegner hier und da zwingt, seine stellung zu wechseln, wobei er wirkungsvoll von unseren MGs unter feuer genommen wird. Aber der feind bleibt wachsam. Ein MG, mit dem ich von unser B-Stelle aus in stellung gehe, um besseres schußfeld zu haben, wird sofort unter feuer genommen, und bald schickt uns auch die feindliche artillerie ihre grüße. Das haus 10m. hinter uns gerät in brand, und einige Pkws, die hinter dem hause auf einer wiese halten, brennen durch treffer aus.

                Wir erwarten jeden augenblick den bereits angekündigten angriffsbefehl, aber er kommt nicht. Insbesondere der vor der 6e kompanie liegende stadteil liegt unter starkem artilleriefeuer unserer batterien. Der kirchturm und einige andere als feindliche B.-stellen infrage kommende häuser erhalten gute treffer. Der feind wird stiller, das MG- und artilleriefeuer läßt nach, aber der angriffsbefehl kommt nicht. Nun fängt auch das feuer unserer an nachzulassen, es wird vorverlegt. In die unmittelbar vor uns liegende häuser gehen keine einschläge mehr.

                Leutnant SCHÜTT konnte sich zu beginn unseres feuerschlages aus dem hause, in dem er gefangen saß, zurückziehen. Nun schlägt er vor, mit ein paar leuten die leiche des Kompaniechefs zu holen, da offenbar der angriff für heute abend doch nicht mehr vorgesehen ist. Mit 6 mann geht er los und erreicht die stelle entlang einem feldweg, ohne beschossen zu werden. Vom Kompanie-Gefechtsstand, wo ich noch eine meldung zu schreiben habe, sehe ich die sieben in dem 200m. entfernt liegenden haus verschwinden. Ich mache mich nun auf den weg, um mir ebenfalls die stelle anzusehen, an der Oblt. LOJEWSKI fiel. Als ich etw 50m. auf dem feldweg entlang gegangen bin, kommen die sieben schon zurück. Vier tragen in einer schlafdecke ihren gefallenen chef, Leutnant SCHÜTT und 2 träger zum ablösen gehen nebenher. Sie kommen nicht auf dem feldweg, sondern über das freie feld. Da setzt ganz unerwartet feindliches MG-feuer aus der linken flanke ein, so daß ich im graben des feldweges deckung nehmen muß. Auch die sieben und ihr toter Kompaniechef liegen unter diesem flankenfeuer, man sieht deutlich die staubwölkchen der einschlagenden MG-garbe. Deckung ist nicht da; laufen können die vier mit der schweren last auch nicht. Den toten kameraden liegen lassen und fortlaufen? Nein! So tragen die vier männer in gleichmäßigen ruhigen schritt ihren chef über das feld in die eigene linie zurück, und Lt. SCHÜTT und die beiden anderen gehen genauso ruhig nebenher. Es ist ein unvergeßliches bild, ein stück stilles heldentum; denn niemand sieht es, und es ist ja nur ein toter, den sie durch das feindliche feuer tragen. Aber die treue über den tod hinaus ist so groß und fest, daß alle sieben der gefahr nicht achten. 50m. weit ist der weg im feindlichen MG-feuer, ehe der hang, über den sie berab schreiten deckung bietet. Und der kriegsgott sieht mit wohlgefallen auf die treuen, sie kommen alle unversehrt zurück, stolz und mit leuchtenden augen der freude, daß sie ihren gefallenen Kompaniechef nicht im vorfeld einem unbestimmten schicksal überlassen  mußten, sondern ihm ein kameradengrab bereiten und von ihm abschied nehmen können, indem ein jeder der  ganzen kompanie drie hände erde in die grube warf.

     

    28. MAI : Um 2.00 Uhr trifft befehl ein, daß das regiment auf WINKEL St. ELOI zurückgezogen werden zoll, um nach norden neu eingesetzt zu werden. Gerade hat das 2e bataillon begonnen, sich mit teilen vom feinde zu lösen, da trifft 4.30 Uhr die nachricht ein, daß die gegenüberliegende Belgische armee um waffenruhe gebeten hat und ab 5.00 Uhr nicht mehr beschossen werden darf. Mit einem schlag ist alle müdigkeit weg. Das ist sieg! Nun bleibt auch das 2e bataillon noch vorn liegen und geht dort zur ruhe über. Der um 2.00 Uhr eingegangene………………….

     

    Ende

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    20-06-2008, 10:48 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.J.R.73 Inf. Div.

    J.R.73 Inf. Div.

     

    KRIEGSTAGESBUCH

    9.5.40 – 1.10.40

    BUNDESARCHIV

    Militärarchiv

    RH 37/7312

     

    …..heran ist und setzt diese vom Bahnhof VICHTE gegen die Lys an. Auf die Kraftfahrzeuge werden Mannschaften des 1e Bataillons gesetzt und nach vorn geworfen, auch das 2e Bataillon bringt mit den vorhandenen Fahrrädern entsprechende Kräfte vor. Die Vorausabteilungen erreichen gegen 17.00 Uhr die Lys, wo ihnen Gewehr- und MG- Feuer entgegenschlägt. Auf dem Ostufer befinden sich noch Feindliche Gefechtsvorposten, die aber in frischen Zupacken mit Handgraten und Packbeschuß auf das Westufer zurückgeworfen werden. Beim 3e Bataillon, das rechts eingesetzt ist, werden unter der persönlichen Leitung von Major KÖHLER der Feuerschutz aufgebaut und Schlauchboote zu Wasser gebracht. Der Feind streut das Gelände nur mit schwachen Artilleriefeuer ab, hat sonst aber das Ostufer im Gefechtsstreifen des Regiments verlassen. In Gegenwart des Herrn Kommandierenden Generals sollte gerade auf dem Westufer Fuß gefasst werden. In diesem Augenblick, als die ersten Wellen über die Lys setzen sollen, erhält das Regiment den durch den 01 der Division übergebrachten Befehl, die weitere Verfolgung und den Angriff einsustellen und sofort auf VICHTE zurückzugehen, wo für die Nacht vom 23. Und 24. Quartier zu beziehen ist. Ein Grund für diesen Befehl ist dem Regiment nicht bekannt, da der Angriff über die Lys erfolgversprechend schien, denn der Feind war durch das schnelle Nachstoßen und überraschende Auftreten mit seinen Abwehrmaßnahmen noch nicht fertig. In VICHTE erfährt das Regiment, daß der Angriff am 24. 5. fortgesetzt und das Regiment hierzu rechts von I.R.74 eingesetzt werden soll. Den bisherigen Angriffsstreifen des Regiments übernimmt die 18e Division. Die Nacht verläuft bis auf Störungsfeuer einer Feindlichen batterie, das aber keine Verluste fordert, ruhig.

     

    24. MAI.

     

    Das Regiment hat an Morgen des 24.5 ein paar Stunden Ruhe, die zur Instandsetzung der Waffen, des Anzuges und des Geräts benutzt werden. Teile des Regiments haben an der Schelde tagelang in Dreck und Sumpf gelegen, sodaß diese Ruhe außerordentlich willkommen ist. Mittlerweile ist in der Nacht um 2.00 Uhr der Befehl für den Angriff über die Lys am 24.5. nachmittags eingegangen. Als voraussichtlige Angriffszeit wird zunächst 14.00 Uhr festgesetzt. Um 3.30 Uhr ergeht ein Vorbefehl an die Bataillone. Um 8.00 Uhr findet bei der Division eine Besprechung für die Kampfführung der Angriffe über die Lys statt. Der Regiments-Kommandeur hat vorher mit dem I.R.74, das während der Nacht den ganzen Divisionsstreifen sicherte, Verbindung aufgenommen und das Gelände erkundet. Um 9.00 Uhr bespricht der Regiments-Kommandeur in DRIESCH mit den Bataillons-Kommandeuren und den Führern der Regiments-Einheiten den Angriff, dessen Beginn inzwischen nicht vor 16.00 Uhr, befohlen ist. Vom Regiment werden rechts das 2e und links das 1e Bataillon eingesetzt ; das 3e Bataillon wird zur Verfügung gehalten, um nach Durchstoß der Lys-Stellung die Verfolgung auf ROULERS anzutreten.

    Erstes Angriffsziel ist die Eisenbahn Roulers – Courtrai. An 11.00 Uhr rücken die Trupenteile in die zugewiesenen Gefechtsstreifen. Die rechte Anschluß Division, die 30e Division -von BRIESEN-, hat in ihren Angriffsplan den Lysbogen nördlich BEVERN ausgespart und will nur den nach Osten vorspringenden Flußbogen nördlich davon anfassen und dort übersetzen. Das Regiment dringt mit seinen Vorstellungen, daß die 30e Division Anschluß nehmen und den gesamten Flußbereich der Lys gleichzeitig angreifen muß, nicht durch. Das Regiment muß daher bereits bei der Feuervorbereitung einen erheblichen Teil der zugeteilten Artillerie zur Abdrückung der rechten Flanke einsetzen. Die anfänglich auf 15.40 Uhr festgesetzte X – Zeit wird endgültig auf 17.00 Uhr festgesetzt. Die Artillerievorbereitung setzt pünktlich ein. Während des Feuerns meldet sich der Führer 2./ Pi.19, Hauptmann STREHLKE, der schon oft mit dem Regiment zusammengearbeitet hatte anstelle der ursprünglich zugeteilten Kompanie des Pionier-Lehr-Bataillons 1, und bringt als wertvolle Angriffswaffe einen erbeuteten Englischen Panzerwagen mit.

    Das eigene Artilleriefeuer liegt gut, aber auch der Gegner setzt starke Artillerie – darunter auch schwere- ein, deren Feuer immer mehr anschwillt und besonders auf dem 1e Bataillon liegt. Der Gegner, dem die Angriffsvorbereitungen, insbesondere das vortragen der Schlauchboote über das offene, deckungslose Gelände, nicht verborgen bleiben, setzt nunmehr auch starkes Granatwerferfeuer ein.

    Pünktlich zur Angriffszeit um 17.00 Uhr treten die Bataillone an. Stärkstes Feuer schlägt den sprungweise sich voranarbeitenden sturmkompanien entgegen. Viele Schlauchboote werden durchschossen und fallen aus. Ein Teil des Granatwerferfeuers zieht Oberleutenant SCHUBERT, Kompanie-chef 14e Kompanie, auf sich, der in dem erbeuteten panzerwagen von 2./PI.19 auf dem ostufer der Lys herumfährt und Feindliche MG–nester unter Feuer hält. Er bringt damit eine erhebliche entlastung. Hinzu kommt, daß auch eigenes Artilleriefeuer in erheblichen umfang in die und um BEVEREN eingesetzten Teile des Bataillons schlägt und starke Verluste zufügt. Von wem dies Feuer ausging, konnte nicht geklärt werden. Weitere Verluste entstehen durch heckenschutzen, die im Ort BEVEREN die straße entlang schießen.

    Da die Drahtverbindungen zerschossen sind, ist eine Führung des Regiments nur von vorn möglich. Wie bei allen Angriffen ist der kommandeur zur Angriffszeit vorn, während ein Befehlsstab und Meldekopf auf dem Gefechtsstand zurückbleibt. Der Kommandeur gerät noch in BEVEREN in das Feuer der eigenen Artillerie. Er gewinnt auf dem Gefechtsstand des 2e Bataillons den Eindruck, daß zunächst der Angriff an der übergangsstelle des 1e Bataillons angetreten werden muß und begibt sich dorthin.

    Beim 1e Bataillon ist inzwischen der 3e Kompanie in schneidigem Zupacken der übergang geglückt. Die ersten Feldstellungen werden genommen. Das 1e Bataillon zieht auch rasch seine anderen Kompanien über die Lys. Vor BARVICHOVE verstärkt sich der Widerstand. Doch dringt das Bataillon in das Dorf ein und holt aus den Häusern zahlreiche gefangene Belgier, die sich gut verteidigt haben. Immer noch schlägt dem Bataillon starkes Feuer entgegen. Von rechts macht sich eine gewisse Entlastung bemerkbar. Der Vorstoß der von dem Regiments-Kommandeur über die Übergangsstelle auf die Feldstellungen ostwärts des Dorfes angesetzten 9e Kompanie bringt eine Entlastung. Gleichzeitig setzen auch Teile der 6e Kompanie unter leutenant HOHNSCHOPP an der Übergangsstelle des 1e Bataillons über und rollen die Feldstellungen am Fluß vor dem 2e Bataillon von der Flanke her auf.

    Nach links zum I.R.74 ist überhaupt keine Verbindung vorhanden.

    Das 1e Bataillon, das schon an der Schelde den größten Blutzoll entrichtet hatte, ist eng zusammengeschossen. Die Kompanien haben nur noch Kopfstärken von 30 – 50 Mann. Der Bataillons-Kommandeur, Oberleutenant Frhr. von LERSNER, ist sich aber die Wichtigkeit bewußt, die ein Vordringen seines Bataillons für dei Gesamtlage der Division hat. Er setzt sich mit seinem Bataillons-Stab an die spitze des Bataillons und tritt, die Trümmer der Kompanien mit sich reißend, gegen das stark befestigte Dorf HULSTE zum Sturm an. Auf dem deckungslosen, zum Feind geneigten Hang setzt starkes Abwehrfeuer ein. Der Kommandeur wird verwundet und von dem Adjutanten Leutenant KUHLMANN zurückgeschafft. An der Übergangsstelle kann ihm der Regiments-Kommandeur die Spange zum E.K.II anheften. Die Verluste mehren sich. Die Verbände der schwachen Kompanien kommen stark durcheinander. Ein weiteres Nachstoßen mit 1.2 gruppen der 3e Kompanie unter Oberleutnant TRIMBORN kommt vor dem Dorf HULSTE zum Stehen.

    Inzwischen hat sich auch beim 2e Bataillon die Lage gewandelt. Die Entlastung durch das 1e Bataillon, der Flankenstoß der Teile der 6e Kompanie und das von dem Batteriechef 1./A.R.19, Oberleutnant von ONDARZA, vorzüglich geleitete Feuer macht sich bemerkbar. Teile der 5e Kompanie werden eingesetzt, um den von der 30e Division noch immer ausgesparten Teil ihres Angriffstreifens mit seinen Flankierungsstellungen wieder zu halten.

    Auch der rest der 6e Kompanie wird auf die  Übergangsstelle angesetzt. Der Bataillons-Kommandeur begibt sich zu den vordersten Teilen der 7e Kompanie. Auch dort kommt jetzt der Angriff in Fluß. Major KÖHLER wierd durch einen Gewehrschuß am Oberschenkel verwundet und zurückgebracht. Hauptmann Dr. MEINERS von der Bataillons-Führerreserve des Regiments, der auf dem Btl. Gef.St. zufällig anwesend ist, übernimmt sofort das 2e Bataillon und setzt auch den Rest der sich noch auf dem Ostufer befindlichen Teile auf die Übergangsstelle an. Eindlich trifft beim Regiment vom

    2e Bataillon die Meldung ein, daß Teile des I.R.46 der 30e Division, endlich die ostwärts vorspringende Flußschleife überschritten und um 20.10 Uhr das Waldstücke westlich durchschritten habe. Damit entfällt endlich das Flankenfeuer in der rechten Flanke.

    Inzwischen haben auch Teile des 3e Bataillons den Ostteil BARVICHOVE genommen und in der Dunkelheit fällt auch noch HULSTE durch Teile des 3e Bataillons und der 7e Kompanie in die Hand des Regiments. Verbindung nach links zu I.R.74 ist immer noch nicht vorhanden. Das 3e Bataillon wird im ganzen Abschnitt des Regiments eingesetzt.

    Das 1e Bataillon wird in den Nordwestteil, das 2e Bataillon in den Südwestteil vom zerschossenen BARVICHOVE zurückgezogen, wo diese Bataillone Ortsunterkunft beziehen. Auch hierbei werden noch zahlreiche Gefangene aus den Kellern geholt.

    Auch der Übergang über die Lys ist eine stolze Waffentat des Regiments. Hoch waren allerdings die Verluste der ohnehin schon stark geschwachten Truppe, so beim

                     1e Bataillon      7 Tote          31 Verwundete  und beim

                     2e Bataillon      15 Tote        25 Verwundete

    Allein 2 Bataillons-Kommandeure waren an der Spitze ihrer Bataillons ausgefallen. Ungeachtet der hohen Verluste und der beiden offenen Flanken hat das Regiment die sich zähe verteidigenden Belgier aus dem befestigden Flußabschnitt geworfen.

    Hunterte von Gefangenen, zahllose Waffen und reiches Kriegsmaterial bilden die Siegesbeute des Regiments.

     

    25 MAI.

     

    Die Fühlung mit dem flüchtenden Feind ist in der Dunkelheit verlorengegangen. Die Nacht verläuft ruhig. Erst mit Hellwerden beginnt die Feindliche Artillerie, die offenbar in der Nacht einen Stellungsweschel rückwärts gemacht hat, wieder ihr Feuer aufzunehmen.

    Die noch am Abend des 24.5 und im Morgengrauen des 25.5 angesetzte Aufklärung ergab, daß der Feind sich weit zurückgezogen hatte und das Regiment keinerlei Gefechtsberührung mehr besaß. Lediglich eine sehr gut schießende Batterie legte auf die bei BACHICHOVE gebaute Kriegsbrücke Störungsfeuer, das bei der 13e Kompanie und leichten Infanterie-Kolonne Verluste kostete.

    Die weitere Verfolgung wurde durch II./I.R.59 als Vorausabteilung in den frühen Morgenstunden nach Überschreiten der Kriegsbrücke angetreten. Schwächerer Feind wurde erst wieder an der bahn INGELMUNSTER-COURTRAI gemeldet.

    Feindliche Artillerie streut ziemlich planlos das Gelände zwischen der Lys und der obengenannten Bahn ab. Vom Regiment auf INGELMUNSTER angesetzte Aufklärung stellt 9.20 Uhr nur ein nach ISEGHEM fahrendes Belgisches Krad fest.

    Das Regiment erhält den Auftrag, der Vorausabteilung bis zur Straße INGELMUNSTER-COURTRAI zu folgen und sich um STOCKERY bereitzuhalten. Hierzu wird unter entsprechender Sicherung durch das 3e Bataillon der Vormarsch um 9.30 Uhr angetreten. Der nach STOCKERY vorausgefahrene Regiments-Kommandeur erhält nach 1 Stunde vom Divisions-Kommandeur den Auftrag, mit einem Bataillon bis zur Bahn INGELMUNSTER-COURTRAI vorzustoßen und dort unter Aufklärung nach Westen zu sichern. Das hierzu eingesetzte 3e Bataillon erreicht ohne Feindberührung die bahn, beobachtet aber Bewegungen in dem westlich der Bahn gelegenen Ortschaften CAPELLE-St. CATHERINE und LENDELEDE.

    Der vor dem Antreten vom 3e Bataillon auf diese Ortschaften angesetzte Radfahrspähtrupp unter Führung des Leutnant KIECKSEE ist bis 13.00 Uhr noch nicht zurückgekehrt. Die Befürchtung, daß dieser Spähtrupp einem Hinterhalt zum Opfer gefallen ist, bestätigt sich leider im Laufe des Nachmittage durch ein von Hauptmann BRUNS geführtes Stoßtruppenunternehmen gegen LENDELEDE. Leutenant KIECKSEE und sein tapferer Spähtrupp sind dort gefallen.

    Um 12.00 Uhr ändert sich die Lage durch folgenden Divisions-Befehl :

    « Das Regiment hat sich stark nach rechts zu staffeln. Ein Bataillon ist ostwärts der grossen Straße bei STOCKERY zu belassen.

    Auftrag : Sicherung der rechten Flanke. »

    In STOCKERY gibt der Regiments-Kommandeur den Befehl, daß das 1e Bataillon ostwärts der Straße COURTRAI-INGELMUNSTER nach Norden und 2e Bataillon im Anschluß daran mit vordersten Teilen an der Bahn bis zum rechten Flügel des 3e Bataillons nach Nordwesten zu sichern hat. Die Sicherungsräume werden von 2e und 3e Bataillon unter Artillerie-Störungsfeuer bezogen ; Verluste treten nicht ein.

    LENDELEDE ist besetzt, die von 2e Bataillon vorgetriebene Aufklärung wird mit MG beschossen.

    Der gegen 15.00 Uhr eingetroffene Divisions-Befehl ändert die Lage wiederum. Das 11e A.K. greift mit 255e und 30e Division nach Norden auf THIELT an. 19e Division schützt Westflanke des 11e A.K. mit

                                                          Infanterie-Regiment 59  rechts,

                                                          Infanterie-Regiment 73  links.

    Trennungslienie : BACHICHOVE – SÜDRAND ISEGHEM.

    Das Regiment erhält den Auftrag, sich in der linie DOORNHOEK–ostwärts LENDELEDE – westrand CAPELLE St. CATHERINE zur Verteidigung einszurichten. Hierzu wird das 1e Bataillon westlich der Straße INGELMUNSTER-COURTRAI eingesetzt und dadurch der bisherige Sicherungsabschnitt des 2e Bataillons verkleinert. Das auf offener Flanke eingesetzte 3e Bataillon biegt linken Flügel nach Südosten um und staffelt eine Kompanie links rückwärts. Allen Bataillonen werden je 1 L.I.G.- und Pakzug unterstellt. Der s.I.G.-Zug geht im Abschnitt des 2e Bataillons mit Hauptschußrichting auf WINKEL St. ELOI in Stellung.

    Unter starken Sicherungen wird die Stellung bezogen. Feindlicher Widerstand westlich der Bahn wird überall gebrochen. Das vor der H.K.L. liegende LENDELEDE wird von 1e Bataillon genommen und in die H.K.L. auf Grund der besseren Wirkungmöglichkeiten einbezogen. Hierbei werden 1 15cm Batterie und 2 Panzerwagens erbeutet sowie etliche Gefangenen gemacht.

    Die ebenfalls vorgetriebenen Gefechtsvorposten werfen Feindliche Sicherungen zurück. In der nun hereinbrechenden Dämmerung wird von ihnen noch beobachtet, daß der Feind in BOSCHMOLENS, WINKEL St. ELOI und SNEPHOEK schanzt. Unangenehm hat sich beim Beziehen und Ausbau der Stellungen das Artillerie- und Granatwerferfeuer bemerkbar gemacht, das mit beginnender Dämmerung aber nachläßt

    Bis 24.00 Uhr erhält das 1e Bataillon Anschluß nach rechts von I.R.59, das 3e Bataillon an I.R.53 (30e Division) nach links. Im Laufe des Abends wird die Aufklärung für den 26.5 früh bis zur Straße ROULERS-MENIN befohlen, wozu den Bataillonen je 1 Reiterspähtrupp zugefürt wird.

    Mit verzweifelten Vorstoßen, insbesondere mit Panzerkräften, muß gerechnet werden. Von der Division ist im Abschnitt des Regiments noch die Panzerjäger-Abteilung 19 eingesetzt, deren Hauptauftrag die Verlängerung der Abwehr nach Süden und Südosten ist, da die von der 14e Division eingesetzten Kräfte im Laufe der Nacht herausgezogen wurden. Die Nacht selbst verläuft bis auf geringes Artilleriestörungsfeuer ruhig.

    Für den am 24.5 verwundeten major KÖHLER hat an 25.5 mittags hauptmann KNÖTSCH, I.R.59, die Führung des 2e Bataillons übernommen.

     

    26 MAI.

     

    Die mit beginnender Morgendämmerung angesetzte Aufklärung bestätigt erneut die Besetzung von BOSCHMOLENS und WINKEL St. ELOI sowie des Zwischengeländes. Der Feind ist erheblich tätiger als am Vortage und nimmt vor allen Dingen die Gefechtsvorposten und vorgeschobenen Stellungen unter starkem Munitionseinszatz mit Artillerie- zum Teil 15cm – und Granatwerfer unter Feuer. Die gut ausgebauten Stellungen des Regiments schützen hiergegen. Zu irgendwelchen Gegenstößen rafft sich der Feind aber nicht auf ; dagegen ist er im Halten seiner Stellungen trotz des gut liegenden eigenen Feuers der 1e/A.R.19 sehr zähe.

    Zu genaueren Feststellung der Feindbesetzung wird nun ein Offizier-Spähtrupp unter Führung von Leutnant BODE auf WINKEL St. ELOI angesetzt. Dieser durch mehrere Stoß- und Spähtruppunternehmen sowie im Polen- und Flandernfeldzug hervorragend bewährte Offizier führt seine Aufgabe wieder mit größter Tapferkeit durch. In dem Bestreben, möglichst genaue Unterlagen mitzubringen, dringt er trotz starken Feuers weit vor seinem Spähtrupp auf WINKEL St. ELOI vor. In dem bald einsetzenden Sperrfeuer erhält er eine schwere Kopf- und Augenverletzung, die nach einigen tagen des Tod verursacht.

    Gegen Mittag erhält das Regiment Befehl, die sich zum Angriff in westlicher Richtung bereitstellenden Infanterie-Regimenter 59 und 74 aus der Linie der Gefechtsvorposten heraus zu sichern und mit Feuer zu unterstützen. Hierzu werden die schwere Waffen staffelweise vorgezogen, um den Angriff möglichst lange unterstützen zu können. Das Regiment wird bald von dem um 17.30 Uhr Regiment 59 und 74 überlaufen und damit zum erstenmal nach der DYLE Divisions-Reserve.

    Seit 15.5 war das Regiment in all den schweren Kämpfen ununterbrochen in vorderster Linie eingesetzt und hat inzwischen innerhalb der Division die größten Verluste erhalten.

    Die Pause als Divisions-Reserve dauert aber nicht lange. Bereits gegen 21.00 Uhr erhält das Regiment Befehl, INGELMUNSTER zu besetzen und über den Lys-Kanal unter Sicherung nach Westen einen Brückenkopf zu bilden. In INGELMUNSTER sollen Teile der 30e Division liegen, mit denen der Ordonnanz-Offizier sofort Verbindung aufnimmt. Die Lage ist dort aber nicht geklärt, da noch geschossen wird. Das zunächst auf den Südufer des Lys-Kanals zur Sicherung der rechten Flanke eingesetzte 1e Bataillon erhält den Befehl, überzusetzen und sofort einen Brückenkopf zu bilden. Die Nacht ist sehr dunkel, die Wege sind kaum zu erkennen. Ein auf ISEGHEM in der Nacht angesetzter Spähtrupp findet dieses von Belgiern besetzt. Auf nahe Entfernung kommt es zu einem Feuerkampf, doch gelingt es dem Spähtrupp, sich ohne Verluste vom Feinde zu lösen.


    20-06-2008, 10:53 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.XXXeINFANTERIE DIVISION

    KRIEGSTAGESBUCH

    XXX°INFANTERIE DIVISION

    GEN. Von BRIESEN

    XI° A.K. (Armee Korps)

     

    (27.5.40)                                 Feind erhebliche Verluste zugefügt, reiche Beute und Gefangene gemacht.

     

    An einzelnen Stellen wurden Auflösungserscheinungen, die den baldigen Zusammenbruch des feindliche Widerstandes erwarten lassen, festgestellt. Die dem XI.A.K. gegenüberstehenden Feindkräfte waren aus allen möglichen Teilen zusammengefaßt, was auf ein starkes Durcheinander und mangelhafte Führung schließen läßt.

    22.00 bis

    23.00 Uhr            Tagesmeldungen                                                       Anlage 273

     

    20..00 Uhr           erscheint beim General Kommando der belgische Generalmajor Deroussseaux als Parlamentär des belgische Könings. Er ist bei 30.Div. durch die vordere Linie gefahren. Der General überreicht ein Handschreiben des belgische Generalstabschefs, wonach er vom König                                                                           Anlage 274 beauftragt ist, die Bedingungen für das Einstellen der Feindseligkeiten zwischen der Deutschen und Belgischen Armee festzustellen. Im Auftrage des Herrn Oberbefehlshabers der Armee führt der Kommandierende General mit ihm eine Besprechung, bis über A.O.K.6 die telegraphischen Anweisungen aus Berlin kommen :  Anlage275

                               

                                Der Führer fordert :

                                                                                                                            

                                       « Bedingungslose Waffenstreckung ».

                               

                                Es wird Antwort auf dem Funkwege vereinbart und eine Funkstelle der Korps-Nachr. Abt.51 tritt ab 20.45 Uhr in Funkverkehr mit dem belgischen Großen Hauptquartier

                                                                                                                              Anlage 276

     

    (27.5.40)                                 Kurz nach 22.00 Uhr fährt General Derousseaux wieder durch die deutsche Linie, begleitet vom 1c des Gen. Kdos., der ihn bis dicht vor das Hauptquartier des belgischen Königs geleitet.

     

                                         Abendlage 22.00 Uhr siehe Karte                    Anlage 277

                                         Lagenkarte gem. VII. belg. A.K. siehe             Anlage 278

     

     

    Rundfunk Anvaing

     

    Fernspruch A.O.K – 6 Ic  an  XI. A.K. Ic

                                ( Hptm. Dr. BERENDES )    -                  27.5.40 – 21.00 Uhr

     

                                Am 27. 5. 40 gegen 19.30 Uhr ruft Oberst 1.G.

    BAEßLER, den Chef des Stabes A.O.K. 6, Generalmajor PAULUS an und teilt

    ihm folgendes mit :

            Ein belgischer General ist bei OOSTROOSEBEKE bei den Truppen des

            XI. A.K. erschienen, um Fühler für eine evtl. Einstellung der

            Feindseeligkeiten auszusprechen.

            Vollmachten des Kriegsministeriums oder des Königs hat er nicht mit. Er solle

            lediglich für den König feststell unter welchen Bedingungen Einstellung der

            Feindseeligkeiten möglich sei.

            Er bittet den deutschen Angriff einzustellen.

     

            Auf Grund dieser Mitteilung gibt Generaloberst von REICHENAU dem Chef

            des Stabes des XI. A.K. folgende Weisung :

            Da der belgische General keine Vollmachten besitzt, besteht für die Armee

            kein Grundmit ihm jetzt zu verhandeln. Der Kommandierende General des

            XI.A.K. hat ihm folgendes zu eröffnen :

    1.)   Das Deutsche Heer begrüßt es, daß Belgien die Feindseeligkeiten einstellen will.

    Das Deutsche Heer hegt kein Feindschaft gegen die Belgische Armee, muß aber trotzdem die sofortige bedingungslose Waffenstreckung fordern, da Belgien nicht allein kämpft, sondern im Verbande der Allierten Streitkräfte

    2.)   Mit Rücksicht auf die Gesamtoperationen kommt daher die Einstellung der Feindseeligkeiten erst dann in Frage, wenn die Belgische Armee die deutsche Bedingung der Waffenstreckung angenommen hat. Bis dahin muß der deutsche Angriff fortgesetzt werden.

    3.)   Die Waffenstreckung des Belgischen Heeres wird als ehrenvolle Übergabe angesehen, insbesondere wird ehrenvolle Behandlung der Offiziere zugesichert.

    4.)   Im Hinblick auf die Aussichtlosichkeit der Lage des Belgischen Heeres liegt esnunmehr in der Hand des belgischen Königs, durch rasche Waffenstreckung weiteres unnützes Blutvergießen zu verhindern.

    XI.A.K. läßt sich die Funkunterlagen des Belgischen Hauptquartieres übergeben, damit gegebenenfalls die funkentelegraphische Verbindung zwischen dem Deutschen Oberkommando und der Belgischen Armeeführung hergestellt werden kann.

     

            Dem belgischen General ist weiter aufzugeben, daß er, falls der belgische König die gestellten Bedingungen annimm, bie seiner Rückkehr eine eingezeichnete Lagenkarte der Räume der belgischen Divisionen mitzubringen hat, daß in diesen Räumen Orte für die Waffenniederlegung und Straßen für den Abmarsch der belgischen Truppen festgelegt werden können.

     

                                                                                                            A.O.K.6

                                                                                                                1c

                                                                                              (Hptm. 1.G. PALTZE)


    20-06-2008, 10:57 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.30e INFANTERIE DIVISION RH 26-30/36
    KRIEGSTAGESBUCH

    30e INFANTERIE DIVISION

    RH 26-30/36

    (N° Dossier in FREIBURG

    I. Bresgau)

    GENERAL von BRIESEN

    11e ARMEE KORPS

    LEITUNG: von KORTSFLEISCH

    Tag, Uhrzeit,

    Ort und Art                                      Darstellung der Ereignisse

    d. Unterkunft

    noch 25.5.40

    Div. Gef. Stdt

    Waereghem

                              frei, -Gefangene : ca 20 Offz., 600 Mann (Belgier). In der Nacht keine besonderen Ereignisse.

    7.05 Uhr            Anruf vom J.R.46 : Straße INGELMUNSTER, COURTRAI feindfrei. Mit kampfkräftigen Spähtrupps erreicht. Regiment tritt mit Masse 7.00 an und erreicht die Straße. Aufklärung durch schnell bewegliche Teile nach Westen. Fühlung und Einvernehmen mit Nachbarn hergestellt.

    7.20 Uhr            Pi.30 meldet : Kriegsbrücke seit 7.00 fertig. Brückenstelle für 255e Division 500m. sudlich DESSELGEM. Umgehungsweg ist bezeichnet. In der Nacht 4 x feindliche Flieger über Brückenstelle BEVEREN. Floßäcke stark zerschossen. Es sind keine Pi.-Kräfte für vorne mehr frei. Pi.-Battaillon bittet um Einteillung eines Ablauf-Offizier.

    8.15 Uhr            Major von LIMBURG meldet Lage. Widerstand vor J.R.6 aus Leikant nur schwach, aus dem Lysbogen stärker.

    8.20 Uhr            Divisions-Kommandeur gibt dem 1a Bericht über die Lage bei den Regiment. Von J.R.26 und 46 sind je 2 Bataillone übergesetzt, bei OYGHEM 1Bataillon. J.R.6. Kriegsbrücke ist fertig, sodaß Verfolgung weitergehen kann. Division hat 700 Gefangene gemacht.

    8.47 Uhr            J.R.46 meldet : Neuer Feindwiderstand an der Straße INGELMUNSTER, COURTRAI. Major FABER, Kommandeur 3e A.R.30, hat 3 Offiziere und 25 Mann einer schwere Batterie gefangengenommen. Die Batterie selbst soll J.R.46 in Besitz nehmen.

    9.07 Uhr            Befehl an J.R.46 : nach dem Korpsbefehl Nr. 18 soll Division 1. Angriffsziel (Bahnlinie INGELMUNSTER nach Süden) erreichen. Dort zum Angriff neu ordnen. Vorausabteilung nach WINKEL St. ELOI.  –J.R.46 meldet, daß es immer noch von Artillerie beschossen wird.

    9.21 Uhr            Adjudant Arko erhält Befehl, 10cm. Batterie vorzuziehen und die feindliche Artillerie zu bekämpfen.

    9.30 Uhr            Kommandeur A.R.30 erhält Befehl, sich am Regiments-Gefechtsstand des J.R.26 zur Befehlsausgabe durch den Divisions-Kommandeur einzufinden.

     

    Tag, Uhrzeit,

    Ort und Art                                      Darstellung der Ereignisse

    d. Unterkunft

    noch 25.5.40

    Div. Gef. Stdt

    Waereghem

     

     

    9.40 Uhr            Oberst MELTZER, Kommandeur A.R.255, meldet, daß im Lysbogen noch Feind aufgetreten ist.

    9.46 Uhr            1a unterrichtet J.R.6 über den Korpsbefehl. Regiment soll wie folgt aufschließen: das Bataillon, das in OYGHEM steht, bleibt dort. Die zwei restlichen Bataillone versammeln sich im jetzigen Raum. J.R.6 stellt 20 Mann zur Verfügung des Kommandeur Pi.30. Die Sicherungen gegen Leikant soll J.R.6 stehen lassen.

    9.55 Uhr            1a 11eA.K. : Arko 102 tritt zum General-Kommando, zurück, sodaß der Division nur die Divisions-Artillerie verbleibt. Die Korps-Artillerie bleibt aber in ihren Stellungen und wird auf 30e Division angewiesen.

    10.35 Uhr          Der Kommandierende General des 9eA.K., General der Inf. GEYER, trifft am Divisions-Gefechtsstand ein. 1a unterrichtet über die Lage bei 30e Division.

    10.56 Uhr          Befehl an Kommandeur Pz.Jäg.30: abwehr gegen Panzer in Front und Flanke übernehmen.

    10.57 Uhr          Kommandeur J.R.6 meldet: 1eJ.R.6 auf den Westufer der Lys, 320 Gefangene. Bataillon liegt fest im Feindfeuer. Feind steht noch im Lysbogen. 3eJ.R.6 steht nordwestlich TENHEEDE.

    11.07 Uhr          Funk an J.R.26: Wo gefechtsstand? Wo Masse?

    11.20 Uhr          Anruf Chef 11eA.K.: Neue Lage. Angriff nach Westen einstellen. A.K. greift an nach Norden. Dazu stellt sich bereit: 255e Division rechts, 30e Division links, Trennungslinie Kanaleinmünding in die Lys – OOST-ROOSEBEKE (30.) – Wegekreuz 3km. ostwärts MEULEBEKE. 19e Division verteidigt nach Westen in linie KRIEKHOEK – CAPELLE-CATHERINE. 30e und 255e Division eng nach der Mitte zusammenschließen; linker Flügel der 30e Division KRUISHOEK. Raum ostwärts der Lys sofort freimachen für 255e Division.


     

     

    Tag, Uhrzeit,

    Ort und Art                                      Darstellung der Ereignisse

    d. Unterkunft

    noch 25.5.40

    Div. Gef. Stdt

    Waereghem

    13.00 Uhr          Divisions-Befehl an die verst. J.R.6, 26, 46 an A.R.30, Pz.Jäg.30, Pi.30:

    1.)                 Vormarsch nach Westen sofort einstellen.

    2.) 9eA.K. dreht ab nach Norden, um über den ROULERS-KANAL in nördliche Richtung anzugreifen.

    3.)                 Dazu werden bereitgestellt : 255e Division im Raum Lys DESSELGHEM – WAEREGHEM. 30e Div. im Raum Kanaleinfluß in die Lys – KRUISHOEK – MUIJZEL – OYGHEM.

    Trennungslinie: Kanaleinfluß in die Lys (30.) – OOSTROOSEBEKE – Staßenkreuz 3km. ostwärts. MEULEBEKE.

    4.) Der Raum ostwärts Der Lys muß für das Hineinführen der 255e Division sofort freigemacht werden. Es schließen deshalb die verst. Regiment 6 und 46 mit allen ihren Teilen westlich der Lys dicht auf und bereiten ihre Umgruppierung nach Norden vor. Verst. J.R.6 verschiebt sich aus dem Raum WAALSHOEK in den Raum ostwärts Und südostwärts der Brückenstelle so, daß es heute noch an das Westufer der Lys geführt werden kann.

    4.) Angriff morgen vormittag, 26.5.40.

    Bereitstellungs- und Angriffsbefehl folgen.

    6.) Zum Schutz der Westflanke verteidigt 19e Division in der Linie KRIEKHOEK – CAP. CATHERINE.

    7.) Divisions Gefechtsstand Vorerst noch WAEREGHEM.

    13.05 Uhr          1a unterrichtet den Divisions-Kommandeur über die neue lage und absichten des 11eA.K.

                              1a veständigt Kommandeur N.30 über die neue Lage.

    13.25 Uhr          Befehl fernmündlich an J.R.6: J.R.6 sofort über Kriegsbrücke BEVEREN mit allen Teilen übersetzen. Jetziger Raum muß um 16.00 Uhr geräumt sein.

    14.00 Uhr          1a mit kleiner Gefechtsstafel Abfahrt vom Gefechtsstand WAEREGHEM.


     

     

    Tag, Uhrzeit,

    Ort und Art                                      Darstellung der Ereignisse

    d. Unterkunft

    noch 25.5.40

    Div. Gef. Stdt

    Lampernisse

     

    14.30 Uhr          Eintreffen am Gefechtsstand J.R.46 in LAMPERNISSE.

                              Dort Divisions-Kommandeur Besprechung mit 1a. über die zu treffenden Maßnahmen

    15.15 Uhr          An J.R.6: 1eJ.R.6 setzt sich sofort in den Besitz des Südufers

                              des Lys-Kanals im Abschnitt Kanaleinfluß bis zum Kanalknie

                              ( 2. “a” von ZWAANTJESHOEK ).

                              Links daneben kommt 3eJ.R.46 mit gleichem Auftrag.

                              Auftrag für beide Bataillons: Sicherung der Erkundung für den Angriff über den Lys-Kanal nach Norden am 26.5. Erkundungen für den Angriff sind sofort einzuleiten in allgemeiner Richtung OOSTROOSEBEKE – Ostrand des Waldes westlich OOSTROOSEBEKE. (Befehl überbracht durch Leutnant. von NOTTBECK, J.R.6).

    15.30 Uhr          1a fährt zum General-Kommando, um weitere Orientierungen zu erbitten.

    17.07 Uhr          Divisions Befehl: 1.) J.R.6, 2eA.R.30, 1eA.R.66 haben beim Übergang Vorrang vor allen Truppenteilen der Division.

                              2.) Früher erteilte Befehle der Division haben keine Gültigkeit.

    3.)Der Übergang ist aufs äußerste zu beschleunigen.

    17.16 Uhr          Befehl an J.R.46: J.R.26 hat alle Straßen freizumachen, sodaß J.R.46 durch J.R.26 durchgezogen werden kann.

    17.24 Uhr          1a kehrt vom General-Kommando zurück. Der 30e Division werden 1 leichte und 1 schwere Artillerie-Abteilung zugeführt und unterstellt.

    17.25 Uhr          Befel an J.R.26: 1.) J.R.26 hat sofort dafür Sorge zu tragen, daß alle Ost-West- und Süd-Nord-Straßen im Rastraum des Regiment völlig frei sind, um J.R.46 und Artillerie durchziehen zu können.

    17.30 Uhr          Befehlsausgabe durch den Divisions-Kommandeur

                              1.) Neue Trennungslinie zwischen 30e und 255e Division:

                              Kanalknick – Westrand OOSTROOSEBEKE.


     

    Tag, Uhrzeit,

    Ort und Art                                      Darstellung der Ereignisse

    d. Unterkunft

    noch 25.5.40

    Div. Gef. Stdt

    Lampernisse

      II. Es greifen an: Rechts J.R.6 mit 2 Bataillons, Links J.R.46 mit 1 Batallon. Bekanntgabe der Grenzen. J.R.46 marschiert nach links gestaffelt. J.R.26 bleibt vorerst im jetzigen Rastraum liegen. Artillerie muß noch heute abend feuerbereit sein. Angriff beginnt um 7.30.

    III. Es werden angewiesen: 2eJ.R.6 auf 2eA.R.30, 3eJ.R.6 auf 3eA.R.30 und 1eA.R.66; 3eJ.R.46 auf 1eA.R.30. Ferner

    1 leichte abteilung (2eA.R.19, neu zugeführt) auf Kdr. J.R.6,

    1 schwere abteilung (1eA.R.55, neu zugeführt) auf Kdr J.R.46. Kommandeur A.R.30 angewiesen auf Kommandeur J.R.6 und 46. 1ePi.30 zu J.R.6,  2ePi.30 zu J.R.46. Divisions-Kommandeur befiehlt, daß sich die aufeinander angewiesenen Kommandeur der Infanterie Und Artillerie während des ganzen Gefechts nicht zu verlassen haben.

    IV. Bereitsellung in Linie des Kanals. 1eJ.R.6 säubert Gelände bis an den Kanal.

    V. Angriffsverfahren: Feuervorbereitung. Niederkämpfen. (Zeit wird noch befohlen). Vorabschnitt heute: Säuberung des Südufers.

    Angriffsabschnitt 1: Sturm. Feuerglocke. Dauer nach bedarf. Kleiner Brückenkopf bis Eisenbahn. Feuer beobachtet vorverlegen.

    Angriffsabschnitt 2: Es wird Bataillonsweise angegriffen. Artilleriefeuer beobachtet vorverlegen bis zur Erreichung zunächst der Straße, die das Teilziel 2 bildet. Dies Ziel ist tief beim rechten Flügel 1,5km., beim linken Flügel 1,2km. Abschirmung gegen OOSTROOSEBEKE durch J.R.6. Dem J.R.46 wird 1 Kompanie Pz.Jäg.30 unterstellt zum Schutz der linken flanke. Pi.Kp. werden den Regiment-Stäben zugeführt.

    Angriffsabschnitt 3: Höhenlinie bei PAANDERS. Es kann selbständig angetreten werden, nachdem alle Vorbereitungen, Pz.-Schutz pp., getroffen sind.


     

    Tag, Uhrzeit,

    Ort und Art                                      Darstellung der Ereignisse

    d. Unterkunft

    noch 25.5.40

    Div. Gef. Stdt

    Lampernisse

    Einzelheiten wie gestern befohlen. Während des Abschnitt 3 Fährenbau. Bataillons-Kommandeurs sollen sich schnellstens schlüssig werden, wo sie übergehen wollen. Bereitstellung so nahe am Fluß wie möglich. Zum Aufräumen des Abschnittes zwischen 255e und 30e Division wird dem J.R.6 ein Bataljon vom J.R.26 nach HOELYKENHOEK zugeführt.

    18.40 Uhr        Vereinbarung mit dem Kommandeur J.R.59: 30e Division übernimmt vorerst von OTTECA bis DOORNHOEK. J.R.59 bleibt liegen. –Unterrichtung 19e Division durch Ordonanz Offizier.

    19.00 Uhr        Divisions-Kommandeur fährt zum J.R.26.

    20.00 Uhr        Divisions-Kommandeur trifft vom J.R.26 kommend am Gefechtsstand ein. J.R.59 ist bereits beim Einrücken in seinen neuen Raum. Divisions-Kommandeur hat dem Kommandeur J.R.26 befohlen: J.R.26 verantwortlich für die Verteidigung von OTTECA bis DOORNHOEK bis Oberst FUNKE, Kommandeur J.R.59, Ablösung übernommen hat. J.R.26 steht (ohne 1 Bataillon) bei MUYZEL zur Verfügung. 1e Bataillon J.R.26 südlich HOELYKENHOEK nach näherer Anweisung Kommandeur J.R.6.

    20.15Uhr         Abfahrt zum neuen Divisions-Gefechtsstand.

                             Divisions-Kommandeur fährt zu den Truppenteilen.

    20.30 Uhr        Beziehen des neuen Divisions Gefechtsstand. Ferme 1km. nordostwärts HULSTE.

     

     


    20-06-2008, 11:13 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.19.Infanterie-Division

    19.Infanterie-Division

    Otto von Knobelsdorff

     

    Geschichte der niedersächsischen

    19. Panzer-Division

    (bis 31. 10. 1940 19.Infanterie-Division)

     

    1958

     

    VERLAG HANS_HENNING PODZUN . BAD NAUHEIM

     

     

    BIBLIOTHEK FÜR ZEITGESCHICHTE

    Weltkriegs Bücherei

    73338

    STUTTGART

     

                Major KÖHLER liegt mit vorn im straßengraben im abschnitt der 5e kompanie, die sich bereits mit ersten teilen von der straße gelöst hat. Die voll vom feindfeuer aus der flanke gefaßte 7e kompanie schafft den sprung nicht. So laßt major KÖHLER die 6e kompanie heranholen und links neben der 5e kompanie Angreifen. Als auf einer großen fläche die angriff liegenzubleiben droht, springt Major KÖHLER bis zu den vordersten gruppen vor. Ein augenzeuge berichtet : Mit seiner heiseren stimme, die in den letzten kampflagen restlos verbraucht wurde, höre ich ihn auf die kameraden einreden. Flach an den boden gepreßt, kriecht er von mann zu mann, schielt nach der unsichtbaren « Eisenspritzern », springt wieder ein stück. Bruchteile seiner anweisungen trägt der wind zu mir : « Jungens, hier könnt ihr doch nicht liegenbleiben – die können auch nicht ohne unterbrechung schießen – bei der nächsten feuerpause raus – sobald es wieder aufbellt, hinhauen. Wenn ich ‘los !’ brülle (ach er konnte ja kaum noch brüllen, wie er es sonst so herzerfrischend tat) – seht, nur noch ein kurzes stück, da vorn können wir sogar aufrecht gehen » Wenn es ihn bloß nicht noch einmal erwischt, denke ich gerade, da springt er schon mit den ruf « Auf Marsch – Marsch » weiter. So kommt der angriff wieder in gang, um 19.30 Uhr ist das 2 km. entfernte angriffsziel, die höhen bei MERKEGEMHOEK, erreicht. Hier bleibt das bataillon befehlensgemaß liegen und unterstützt nach rechts den angriff des I.R.74, das aus dem brückenkopf KWAADESTRAAT über unser 2e bataillon hinweg auf GYSELBRECHTEGHEM angreift. Noch ist die linke flanke des 1e bataillon offen, denn das 1e bataillon ist noch nicht heran. Schwere kämpfe haben sich am nachmittag dort entwickelt. Das Heidebataillon erlebt den blutigsten tag dieses feldzuges.

    Wie wir gelesen haben, war der Regimentskommandeur mit dem verspäteten angriffsbefehl sofort zum 1e bataillon gefahren und hatte das sofortige antreten veranlaßt. Oberstleutnant Fhr. Von KERSNER setzt sich persönlich an die spitze seines bataillons. Schwer und verlustreich ist das antreten aus dem kleinen brückenkopf. Besonderes heftiges flankenfeuer kommt von links, wo das 1e I.R.59 – selbst in der linken flanke sehr behindert – abhängt. Die verluste häufen sich. Der führer der 2e kompanie, leutenant SCHWENKE, fällt mit schwerer verwundung aus. Die bereits arg   …sammengeschrumpften kompanien sind zersplittert und durcheinander geraten. Uberall sind offiziere und unteroffiziere ausgefallen. Auf der großen freien fläche vor dem erhöht liegenden dorf KERKHOVE droht der angriffsfluß zu ver  nden. In einer mulde sammelt feldwebel JÜRGENS die reste der führerlosen kompanien. « Alles hört auf mein kommando », brüllt er uber das gefechtsfeld. Abgesplitterte teile anderer kompanien holt er von rechts und links heran, gliedert je flüchtig und weist ihnen ihre aufgaben zu. Dann setzt er sich an die spitze deses haufens und bricht mit hurra gegen die feindstellungen vor. Überrascht und verwirrt von diesem sturmangriff, weicht der feind zurück auf den friedhof vor dem dorf. JÜRGENS läßt ihm keine zeit, sich festzusetzen. Mit karabiner und handgranate in der faust stürmt er seinen männern voran über den friedhof  nweg. Links gelingt es dem bataillonskommandeur, mit den resten der 1e kompanie und seinem stab in KERKHOVE einzubrechen, wobei der bataillonsadjudant oberleutenant KERLL schwer verwundet wird. Hier entwickelt sich ein harter kampf um jedes haus. Angespornt durch das beispiel ihrer führer greifen die infanteristen immer wieder an, bis der feind ihnen das dorf überläßt. Vorerst ist er nur ein    fer, schmaler einbruch. Doch als die Engländer dann von dieser beherrschenden höhe rechts und links vom flankenfeuer erfaßt werden, gegen sie auf der ganzen linie zurück. Gegen 19.30 Uhr hat das 1e bataillon mit allen teilen die straße ELSEGEM-KERKHOVE überschritten.

    Endlich hört jetzt auch der druck auf die 7e kompanie auf, die seit mittag einen halben kilometer weiter immer noch an der straße festliegt.

    In diesem augenblick ahnt feldwebel JÜRGENS noch nicht, daß sein entschlossener, tapferer einsatz höchste würding finden sollte durch verleihung des Ritterkreuzes zum eiseren Kreuz.

    Inzwischen hat auf dem rechten flügel der division das I.R.74 GYSELBRECHTEGHEM genommen. Unser regiment bekommt auftrag, im anschluß an den linken flügel des I.R.74 mit 2e bataillon rechts und 1e bataillon links eine sicherungslinie beiderseits CASTER nach westen einzunehmen, was gegen 24.00 Uhr durchgeführt ist, wobei der linke flügel jedoch ohne verbindung bleibt.

    Der durchbruch durch die stark befestigte Scheldestellung ist vollzogen. Drei hervorragend fechtende regimenter des Englischen Expeditionskorps – die’Royal Oaks’ die ‘Royal Hemshire Rifles’ und die ‘Royal Queens’ – sind unter harten und verlustreichen kämpfen geworfen. Alle drei bataillone haben gleichermaßen anteil an dem ruhm des regiments : das 3e bataillon mit dem handstreichartigen und schnellen übersetzen der Kompanie Vilmar am 20.5 und mit der ständigen erweiterung des brückenkopfes durch alle kompanien, das 2e bataillon mit dem selbständigen übersetzen und dem stürmischen vordringen auf MERKEGEMHOEK, das 1e bataillon durch seinen blutigen opfergang von GRIJKOORT nach KERKHOVE.

                62 Gefallene und 3 vermißste läßt das regiment an der Schelde zurück, eine zahl, die noch beträtlich erhöht wird durch diejenigen von der 238 verwundeten, die später ihren verletzungen erlegen sind.

     

     

    Angriff über die Lys

                Wieder ist die fühlung mit dem schnell weichenden feind verloren gegangen. Um 13.00 Uhr (23.5) treten die bereits zur verfolgung umgegliederten bataillone wieder an und stoßen beiderseits VICHTE gegen die Lys vor. Ungehindert kommt die infanteriespitze (7e kompanie) an HARELBEKE heran. Es ist merkwürdig ruhig in der stadt. Menschenleere straßen, kein feind. Vorsichtig tastet sich die spitze an die Hauptstraße heran, biegt dann links ab zur br¨cke, die man jedoch gesprengt vorfindet. Hier gibt es erstes feuer.

                HARELBEKE liegt hart am fluß. Von den dachböden der mehrstöckigen häuser kann man in ein sauber ausgebautes stellungssystem auf der westseite hineinsehen, in dem sich der feind ungeniert bewegt. Zum teil hemdsärmlich schlendern sie in den verbindungsgräben entlang, schwatzen miteinander – sorglos, ahnungslos. Die 7e kompanie ist schon mit allen MG auf den dachböden in stellung gegangen. So günstig war die gelegenheit noch nie. Es fehlen nur noch die floßäcke, dann kann es losgehen. Da erhält das regiment den befehl , den weiteren angriff einzustellen und zur verfügung der division in dem raum VICHTE zurückzumarschieren. Hier erfährt das regiment, daß es den angriff über die Lys am 24.5 als rechter nachbar des Inf. Rgt.74 fortsetzen soll. Der in der nacht eingehende divisionsbefehl stellt das regiment vor eine schwierige aufgabe. Als rechtes flügelregiment der division soll es bei BEVEREN (nördlich HARELBEKE) den Lysübergang erzwingen. Der angriff muß mit offener rechter flanke geführt werden, da der rechte nachbar (30eDiv.) die große flußschleife nördlich BEVEREN aussparen will. Alle vorstellungen des regiments, daß der feind auf breiter front angefaßt werden muß, dringen nicht durch. Die 30e Division sagt zu, den gegner dort mit starkem artillerieeinsatz niederzuhalten, eine zusage, die dann – wie das regiment befürchtet hatte – nicht gehalten wurde.

                Das regiment setzt das 2e bataillon rechts (bei BEVEREN) und das 1e bataillon links davon ein. Um 17.00 Uhr beginnt der angriff. Beim 1e bataillon gelingt es der 3e kompanie, im heftigen feindfeuer das Westufer zu gewinnen und die ersten feldstellungen zu nehmen. Sofort werden die anderen kompanien nachgeschoben. Das brennende BAVICHOVE wird den Belgiern, die sich tapfer wehren, entrissen ; und weiter wird vorgestoßen auf HULSTE. Hier liegt das bataillon nach überwinnung eines bachgrundes zunächst fest. Der seinen bataillon mit dem stab vorausstürmende oberst Leutnant Fhr. von LERSNER wird verwundet und kann von seinen adjudanten, Leutnant KÜHLMANN, nur unter schwierigkeiten bis zu den kompanien zurückgeschafft werden. Um feindfeuer aus der rechten flanke auszuschalten, setzt der regimentskommandeur, der wie bei allen angriffen vorn ist, aus der regimentsreserve die 9e kompanie auf die feldstellungen ostwärts BAVICHOVE an, was zu einer spürbaren entlastung des 1e bataillon führt.

                Inzwischen hat das rechts eingesetzte 2e bataillon einen schweren stand. Vier ganze floßäcke stehen nur zur verfügung. Das zwingt den kommandeur , Major KÖHLER, das bataillon treffenweise in der reihenfolge 7e, 6e, 5e kompanie einzusetzen. Da rechts auch niemand angreift, brechen auf einer breite von mehreren kilometern nur zwei züge der 7e kompanie um 17.00 Uhr mit ihren vier floßäcken aus den ersten häusern von BEVEREN hervor. 300m. brettebens wiesengelände sind sie überwinden. 100m. werden unter dem feuerschutz der artillerie in einem schwung zurückgelegt, dann ist es vorbei. Aus der großen flußschleife, die von der 30e division ausgespart worden ist, schlägt das feuer den angreifenden zügen in die flanke. Auf dem deckungslosen gelände werden drei floßacke von den feindlichen maschinengewehren sofort zerfetzt.

                Mit dem letzten verbleibenden floßack gelangt unteroffizier RAKEMANN mit seiner gruppe fluß, dessen ufer etwa eineinhalb meter steil abfallen. « Wo sind die paddel »-. Die paddel hat oberschütze RIEMER ; der liegt schwer verwundet auf einer eingezäunten weide. Klagend dringt sein hilferuf heruber. Dreimal hat der san-gefreiter JÄGER einen anlauf genommen. Über den weidezaun kommt er nicht hinaus. Jedesmal mäht ein MG das gras vor seinen füßen. Inzwischen ist es still geworden um RIEMER –totenstill. Schnell wird vorn am fluß der floßack zu wasser gebracht. Unteroffizier RAKEMANN, Gefreiter GODEHARD und schutze BRANDES springen hinein. Gefreiter KREDEL will folgen. Im sprung trifft es ihn tôdlich. Mit den handen schippern sich die drei über den 18m. breiten fluß. In der mitte geraten sie in das feuer eines maschinengewehres. Dieser verdammte flußbogen ! Dort werden die Belgier frontal nicht angepackt und können nun seelenruhig das ganze flußbett der länge nach unter feuer halten. Es grenzt an ein wunder, daß die drei heil hinüberkommen. 20m. liegen sie vor einer gut getarnten und bisher nicht erkannten stellung. Handgranaten fliegen ! Schütze BRANDES fällt. Nun sind sie noch zu zweit und müssen froh sein, daß die Belgier sie jetzt in ruhe lassen.

                Major KÖHLER ist inzwischen ganz vorn bei der 7e kompanie. Die 5e kompanie hat er bereits nördlich BEVERN mit allen waffen in stellung gehen lassen gegen die flußschleife. Es bringt kaum entlastung. Die 6e kompanie wird jetzt in marsch gesetzt mit mit dem auftrag, beim 1e bataillon Übersetzen und von dort die feindlichen uferstellungen aufzurollen. Während dies bewegungen anlaufen, wird Major KÖHLER ganz vorn bei der 7e kompanie verwundet. Ein gewehrschuß durchschlägt seinen rechten oberschenkel und verwundet den hinter ihm stehenden gefreiten SCHUH an der gleichen stelle. Der zufällig beim 2e bataillon anwesende chef der 4e kompanie, Hauptmann MEINERS, übernimmt sofort die führung des bataillons. Schon nach kurzer zeit erscheint Leutnant HOHNSCHOPP mit seinen männern auf dem westufer an der übersetzstelle der 7e kompanie. Jetzt kommt der angriff auch dort wieder in fluß. Mit dem einzigen floßack setzt die 7e kompanie über und stôßt zusammen mit der 6e kompanie tief in die stellungen hinein. Einzelne widerstandsnester wehren sich verbissen und müssen im nahkampf ausgehoben werden, in der masse weicht der feind aus.

                Der Regimentskommandeur hat inzwischen das ganze 3e bataillon hinter dem 1e bataillon nachgeschoben. Diesem gelingt es dann noch in der dunkelheit, HULSTE zu nehmen. Das 3e bataillon wird für die nacht im ganzen regimentsabschnitt eingesetzt, so daß 1e und 2e bataillon in BAVICHOVE in alarmquartieren zusammengezogen werden können. Die schweren verluste des tages machen bei den meisten kompanien eine neugliederung mit nur zwei zügenerforderlich. Das regiment regelt die führung der bataillone so, daß Hauptmann MEINERS das ihm vertrautere 1e bataillon übernimmt. Oberleutnant VIERING (Chef 8e Kp) führt das 2e bataillon, bis dieses am nächsten tage endgültig von Hauptmann KNÖTSCH übernommen wird.

     

     

     

    Die erkkämpfung des brückenkopfes INGELMUNSTER / ISEGHEM (Karte 3)

                In der dunkelheit ist die fühlung mit dem fliehenden feind verloren gegangen. Die weitere verfolgung übernimmt in den frühen morgenstunden des 25.5 das 2e I.R.59 als vorausabteilung. Unser regiment tritt um 9.30 Uhr aus den unterkünften mit den 3e bataillon vorn den marsch auf STOKERIJ an der straße INGELMUNSTER-COURTRAI an, wo es sich zur verfügung der division bereithalten soll. Der nach dort vorausgefahrene Oberst MENKEL erhält gegen 11.00 Uhr vom Divisionskommandeur den befehl, mit einem bataillon bis zur bahnlinie INGELMUNSTER-COURTRAI weiter vorzugehen, nach westen aufzuklären und sichern. Das hierzu eingesetzte 3e bataillon erreicht ohne feindberührung die bahn, beobachtet aber bewegungen in den westlich der bahn gelegenen ortschaften CAPELLE St. CATHERINE und LENDELEDE. Der vor dem antreten vom 3e bataillon auf diese ortschaften angesetzte radfahrspähtrupp unter führung des Leutnant KIECKSEE ist bis 13.00 Uhr noch nicht zurückgekehrt. Die befürchtung daß dieser spähtrupp einem hinterhalt zum opfer gefallen ist, bestätigt sich leider im laufe des nachmittags durch ein von Hauptmann BRUNS geführtes stoßtruppunternehmen gegen LENDELEDE. Leutnant KIECKSEE und sein tapferer spähtrupp sind dort gefallen.

                Aufgrund eines um 12.00 Uhr eingehenden divisionsbefehls wird das ganze regiment zur sicherung der nordflanke eingesetzt. 2e bataillon nimmt anschluß an den rechten flügel des 3e bataillon und sichert nach nordwesten im zuge der bahnlinie und dort entlang des HAAZEBEEK bis zur straße INGELMUNSTER – COURTRAI. Dort schließt 1e bataillon an mit front nach norden.

                Kaum ist dies sicherungslinie bezogen, als ein neuer divisionsbefehl wiederum alles in bewegung setzt. Für das nach norden mit 255e und 30e division angreifende 11e armeekorps schützt 19e division die westflancke. Rechts wird bis an die straße INGELMUNSTER-COURTRAI das I.R.59. eingesetzt. Das Inf. Rgt. 73 erhält den auftrag, sich in der linie DOORNHOEH –ostwärts LENDELEDE- Westrand CAPELLE St. CATHERINE zur verteidigung einzurichten. Hierzu wird das 1e bataillon westlich der straße INGELMUNSTER-COURTRAI eingesetzt und dadurch der bisherige sicherungsabschnitt des 2e bataillon verkleinert. Das auf offener flanke eingesetzte 3e bataillon biegt linken flügel nach südosten um und staffelt eine kompanie links rückwarts. Unter starken sicherungen wird die stellung bezogen. Feindlicher widerstand westlich der bahn wird überall gebrochen. Das vor der HKL liegende LENDELEDE wird von 1 bataillon genommen und in die HKL auf grund der besseren wirkungsmöglichkeiten einbezogen. Hierbei werden eine 15cm. Batterie und zwei panzerwagen erbeutet sowie etliche gefangene gemacht.

                Die ebenfalls vorgetriebenen gefechtsvorposten werfen feindliche sicherungen zurück. In der nun hereinbrechenden dämmerung wird von ihnen noch beobachtet, daß der feind in BOSCHMOLENS, WINKEL St. ELOI und SNEPHOEK schanzt. Bis 24.00 Uhr erhält das 1e bataillon anschluß nach rechts von I.R.59, das 3e bataillon an I.R.53 (30e Div.) nach links.

                Die am 20.5. mit beginnender morgendämmerung angesetzte aufklärung bestätigt erneut die besetzung von BOSCHMOLENS und WINKEL St. ELOI sowie des zwischengeländes. Der feind ist erheblich tätiger als am vortage und nimmt vor allem die gefechtsvorposten und vorgeschobenen stellungen unter starkem munitionseinsatz mit artillerie –zum teil 15cm.- und granatwerfern unter feuer.

                Zur genaueren feststellung der feindbesetzung wird nun ein Offizier-Spähtrupp unter führung von Leutnant BODE auf WINKEL St. ELOI angesetzt. Dieser durch mehrere stoß- und spätruppenunternehmen im Polen und Flandernfeldzug hervorragend bewährte offizier führt seine aufgabe wieder mit größter tapferkeit durch. In dem bestreben möglichst genaue unterlagen mitzubringen, dringt er trotz starken feuers weit vor seinem spähtrupp auf WINKEL St. ELOI vor. In dem bald einsetzenden sperrfeuer erhält er eine schwere kopf- und augenverletzung, die nach einige tagen den tod verursacht.

                Gegen mittag erhält das regiment befehl, die sich zum angriff in westlicher richtung bereitstellenden Infanterie-Regimenter 59 und 74 aus der linie der gefechtsvorposten heraus zu sichern und den angriff mit feuer zu unterstützen. Hierzu werden die schweren waffen staffelweise vorgezogen, um möglichst weit wirken zu können. In diesen stellungen wird das regiment von den regimentern 59 und 74 überlaufen und verbleibt dann in den einsatzräumen als divisionsreserve.

                Doch das währt nur ein paar stunden. Um 21.00 Uhr erhält das regiment den befehl, INGELMUNSTER zu besetzen und einen brückenkopf über den Lyskanal zu bilden unter sicherung nach westen. In INGELMUNSTER sollen teile der 30e division liegen, mit denen der ordonanzoffizier sofort verbindung aufnimmt. Die lage ist dort aber nicht geklärt, da noch geschossen wird. Anscheinend ist die stadt vom feind wieder neu besetzt worden. Das zuerst in marsch gesetzte 1e bataillon erreicht den ort gegen 24.00 UHR und bezieht im südwestteil unter ausstellung starker sicherungen unterkunft.

                Ein auf ISEGHEM in der nacht zum 27.5. angesetzter sp¨htrupp unter Leutnant POERSCHKE findet dieses von Belgiern besetzt. Auf nahe entfernung kommt es zu einen feuerkampf, doch gelingt es dem sp¨htrupp, sich ohne verluste vom feinde zu lösen. Während der nachtstunden begibt sich der Regimentskommandeur zum 1e bataillon und befiehlt den sofortigen übergang und den angriff auf den nördlich des kanals liegenden stadtteil.

                Die kanalbrücke ist gesprengt, zum übersetzen stehen schlauchboote der 3e/Pi.19 zur verfügung. Der bataillonsführer, Hauptmann MEINERS, geht mit den ersten teilen auf das nordufer über. INGELMUNSTER macht in der nacht mit den zerschossenen häusern einen unheimlichen eindruck, der durch die stille noch vermehrt wird. Von teilen der 30e division ist im orte nichts mehr festzustellen. Vielmehr wird plötzlich der bataillonsstab aus der dunkelheit auf weinige meter entfernung angeschossen. Die schüsse geben das signal für den feind. Leuchtkugeln steigen hoch. Es schießt in der vorher so stillen stadt aus allen häusern und besonders aus dem schlo$park, doch kann das bataillon bei der dunkelheit den gut eingebauten feind nicht ausmachen.

                Die 1e kompanie dringt beiderseits der hauptstraße vor und setzt sich in den häusern fest, die 2e kompanie säubert park und schloß. Dem bataillon werden jetzt teile der dem regiment zugeführten Panzer-Jager-Abteilung 19 unterstellt. Als diese und die schweren waffen des bataillons übersetzen, beginnt es hell zu werden. Die Belgier erkennen jetzt die übergangsstelle und nehmen sie aus weiter westlich gelegenen häusern unter feuer, so daß eine verlegung der übergangsstelle nach osten erfordlich wird. Ein weiteres vordringen des 1e bataillon und eine erweiterung des brückenkopfes, besonderes nach westen, scheitern an dem starken feindwiderstand

                Inzwischen ist gegen 5.00 Uhr das 2e bataillon heran und wird von Oberst MENKEL links neben dem 1e bataillon zum angriff angesetzt. Die 6e kompanie (Lt. HOHNSCHOPP) setzt als erste über, erreicht am nordufer des kanals entlang stoßend den bahndamm, der Lt Regimentsbefehl nich nach westen überschritten werden darf. Unter absicherung nach westen greift die 6e kompanie jetzt mit linken flügel an der bahn nach norden an, rechts daneben die 5e kompanie. INGELMUNSTER liegt unter starken artillerie- und granatwerferfeuer. Besonders sind bewegungen auf den deckungslosen kleinen brücken in der stadt kaum möglich, da die unter beobachtetem MG-feuer liegen. Die anschliesende planmäßige bekämpfung des feindes mit unterstützung der 3e/Art.Regt19 und der pak schafft luft, so daß die stadt 11.30 Uhr ganz in der hand des regiments ist.

                Der gegen mittag nach INGELMUNSTER kommende Divisionskommandeur befiehlt, daß das regiment die vorbereitung für den abmarsch in westlicher richtung zur weiteren verfügung der division trifft und auf dem nortufer zur sicherung der vom pionierbataillon 19 im laufe des morgens gebauten kriegsbrücke nur ein bataillon beläßt.

                Das 1e bataillon wird wieder auf das südufer herübergenommen, wo auch das 3e bataillon seit den frühen morgenstunden versammelt ist. (Wahrscheinlich ist das 3e bataillon mit teilen ebenfalls in Ingelmunster einsgesetzt gewesen) Den freigewordenenabschnitt des 1e bataillon übernimmt die in reserve gehaltene 7e kompanie. Das herausziehen des 1e und die umgliederung des 2e bataillon nimmt der feind unter artilleriefeuer, wovon einige 15cm. Granaten mitten in den regimentsgefechtsstand schlagen.

                Um 14.20 Uhr ändert sich wieder die lage. Das zum abmarsch in südwestlicher richtung bereite regiment erhält den befehl, ISEGHEM zu besetzen und das nordufer des kanals im verein mit dem unterstellten 3e I.R.26 (30e Div.) zu saübern. Auf dem regimentsgefechtsstand werden 15.00 Uhr die befehle ausgegeben. Hierna soll 3e bataillon südlich des kanals auf ISEGHEM vorstoßen, 2e bataillon soll das am westrand von INGELMUNSTER liegende MANDEL nehmen, das besonderes stark besetzt ist und sich unangenehm flankierend auswirkt, und dann mit floßsäcken des Regiments-Pionierzuges auf das südufer übersetzen. Das dem regiment für diesen angriff unterstellte 3e/Inf.Rgt.26 soll nach weghnahme von MANDEL auf nordteil ISEGHEM durchstoßen. Der beginn des angriffs wird auf 17.00 Uhr festgesetzt.

                16.45 Uhr wird nach kurzer feuervorbereitung des s.IG-Zuges vom 2e bataillon MANDEL genommen. Dem von 3e bataillon unter voraussendung seiner radfahrkompanie vorgetragenen angriff leistet der feind aus dem ostrand von ISEGHEM mit MG- und gewehrfeuer lebhaften widerstand. Der dich dort befindliche Regimentskommandeur setzt pap-geschütze und artillerie ein und führt mit dem kommandeur 3e bataillon an der spitze den angriff. Der feind zieht sich kämpfend von haus zu haus zurück. ISEGHEM wird 18.45 Uhr genommen. Zu gleicher zeit ist das 3e/I.R.26 nördlich des kanals ebenfalls vorgestoßen und das 2e bataillon auf das südufer übergesetzt. Der am kanal eingesetzte feind ergibt sich kampflos. Als der Regimentskommandeur mit teilen des 3e bataillon nach durchstoßen ISEGHEMS an den Lys-kanal gelangt, kommt zu gleicher zeit der adjudant 3e/I.R.26 an das nortufer und meldet die vollzogene inbesitznahme des nordteils von ISEGHEM. Das 3e/I.R.26 bekommt noch den befehl, das nordufer des kanals bis CACHTEM zu säubern, was anschließend erfolgt.

                Nach diesem abwechslungs-, aber auch erfolreichen tage bezicht das regiment mit hereinbrechender dunkelheit in ISEGHEM unterkunft, ohne in der nacht noch vom feind belästigt zu werden.

                Am 28.5., fr¨h 4.00 Uhr, erhält das regiment kenntnis von der kapitulation der Belgischen Armee und gleichzeitig befehl, sich in ISEGHEM zur verfügung der division zu halten.

                Der sieg über die ohne chance tapfer kämpfende Belgische Armee löst überall große freude aus. Hat doch das regiment hieran im verlauf der kämpfe maßgeblichen anteil gehabt.

                Das regiment bleibt bis in die nachmittagsstunden in ISEGHEM. Um 16.00 Uhr wird der weitermarsch angetreten. In geschlossener marschkolonne wird über ROULERS WESTROOSEBEEKE erreicht und in ortsunterkunft zur ruhe übergegangen.

                Während das regiment am 29.5 in WESTROOSEBEEKE bleibt, greift die 19e division weiter an und erzwingt nördlich YPERN den übergang über den Iserkanal. Am 30.5 soll das regiment nachgezogen werden. Die bataillone haben sich gerade in marsch gestzt, als der befehl eintrifft, daß die alten unterkünfte wieder zu beziehen sind. Die 19e division ist aus dem immer enger werdenden einschließungsring um das Englische Expeditionskorps um DÜNKIRCHEN herausgezogen. Für das Inf.Rgt.73 ist damit der kämpferische einsatz im westfeldzug beendet.

     

     

     

    Infanterie-Regiment 73

          Abt. 1a                                                                                Rgt.Gef.Std., 27.5.40

     

    Regimentsbefehl

     

                Das regiment wird mit dem heutigen tage, nachdem es ununterbrocken seit dem 15.5 mittags –also 11 tage lang- mit allen teilen in scharf vorwärtsdrängenden angriffsgefecht gewesen ist, aus der vorderen linie zurückgenommen.

    Das regiment hat gegen die sämtlichen fünf schwierigen und stark befestigten abschnitte der Dyle, des Willebroek-Kanals, der Dendre, Schelde und Lys den angriff in vorderer linie zu führen gehabt; trotz der hardnäckigen gegenwehr gelans es dem regiment, an allen abschnitten durchzubrechen. Bei den abschnitten Willebroek-Kanal, Dendre und Schelde wurde der übergang von unserem regiment als erstem erzwungen. Insbesondere an dem außergewönlich zähe verteitigten Schelde-Abschnitt hat allein das regiment 73 über den rahmen der divisions hinaus den weg geebnet. Dieser kampf an der Schelde wird ein besonderes ruhmesblatt in der geschichte unseres regiments sein. Sowohl der frühzeitige und mehrere tage bis zum 22.5 hartnäckig wiederholte durchstoß des 3e bataillons bei MEERSCHE wie der schwungvolle angriff des 2e bataillons am 22.5 nachmittags auf MERKEGEMHOEK als auch durch flankierung von KERKHOVE her fast unmöglich erscheinende angriff des 1e bataillons aus GRYKOORT haben diesen erfolg des regiments geschaffen, unterstützt von den nie rastenden panzerjägers, dem stets frühzeitigzur stelle gewesenen Rgt.Pi.-Zug und den immer einsatzbereiten I.G.- und Nachrichten-Schützen. Das kostbare blut, das alle diese kämpfe, insbesondere die an der Schelde und an der Lys, gekostet haben, war der schlüssel zu siegen und erfolgen, wie sie einem regiment nur selten beschieden sind. Auch im kampf der letzten zwei tage hat das regiment noch seinen mann stehen und im nichtrastenden ansatz der aufklärung nochmals opfer bringen müssen.

    Diese ununterbrochen 11 tage währenden kämpfe wurden geführt von einer  durch märsche, fast dauerndes tragen des geräts, unregelmäßige verpflegung und tagenlangen mangel an schlaf bis zur äußersten grenze der leistungsfähigkeit beanspruchten truppe, die nach jedem erreichten ziel sich immer wieder aufs neue vorreißen ließ

                Der Herr Kommandierende General und der Herr Divisons-Kommandeur haben mir merhrfach ihre anmerkung über den im Rgt.73 steckenden angriffsgeist angesprochen. Mein dank für das geleistete gilt sowohl allen offizieren, unteroffizieren und mannschaften, die noch in den reihen stehen, als ganz besonders denjenigen kameraden, die ihr leben oder blut für ihr regiment geopfert haben. Der gawaltige waffenerfolg, den das regiment errungen hat und der endgültige sieg, welcher dicht bevorsteht, sind der preis für alle opfer, die gebracht sind.

                Ich bin stolz darauf, an der spitze eines solchen regiments stehen zu dürfen und bin gewiß, daß das regiment auch weiterhin seinen mann stehen wird, bis Deutschlands feinde endgültig am boden liegen.

                                                                                     MENKEL

    Oberst und Regimentskommandeur

                Bis zum 2. Juni bleibt das regiment in WESTROOSEBEEKE. Nach den tagen der körperlichen und seelischen anspannung ist ein ausgiebiger schlaf zunächst das notwendigste. Nachdem die ausgeruhte truppe die erforderlichen maßnahmen zur wiederherstellung der vollen einsatzbereitschaft durchgeführt hat, schaut man sich in seiner umgebung um. Sie ist reich an historischen stätten aus dem großen krieg der väter vor 25 jahren: LANGEMARCK, POELKAPELLE, PASSCHENDAELE. Hier haben in der großen Flandernschlacht 1917 schon einmal soldaten mit der nummer 73 auf den schulterklappen einen verzweifelten, opfervollen kampf gekämpft. Der zufall will es, daß die wahrer der großen tradition der Prinz Albrecht-Füsiliere wieder an der gleichen stelle stehen, diesmal als sieger. Manch einer aus den reihen unseres jungen regiments ist in jenen tagen an ein grab getreten und hat leise gesagt: “Vater, ich bin da!”

     

     

     

    Der Marsch nach Süden

                Die große schlacht in Flandern und im Artois ist zu ende. Der feldzug tritt in seine zweite phase, die zerschlagung der Französischen armee, die sich hinter Somme und Aisne in der sogennanten Weygandlinie zum kampf gestellt hat. Die 19e division tritt als reserve des OKH zum 4e A.K. und soll bis zum 4.6. abends in zwei tagemärschen bis in den raum um Douai herangezogen werden.

                Damit begintt für das regiment eine folge von großen märschen, die es –ohne noch einmal ins gefecht zu kommen – weit nach SüdFrankreich bis uber die Loire führen solte. Von anfang an ist das regiment bemüht, durch verkehrsregelungsorgane, quartiermacherkommandos und eine gute ausschilderung des weges für einen reibungslosen marsch zu sorgen. Von nun an begegnen wir an jeder straßenkreuzung einem richtungspfeil met dem name “MENKEL”, so daß bald das scherzwort die runde macht: “Dieses sagenhafte dorf werden wir wohl nie erreichen.”

                Die schönen tage von WESTROOSEBEEKE sind am 3. Juni zu ende. In aller frühe ist das regiment schon auf dem marsch. Über PASSCHENDAELE, BECELAERE wird um 7.30 Uhr bei WERVICQ die Lys überschritten. Damit sind wir auf Französischem boden. In ROUBAIX wartet die regimentsmusik. In tadelloser ordnung marschiert das regiment an seinem kommandeur vorbei. Das musikkorps, auf fahrrädern und lkw beweglich gemacht, überholt ständig die kolonne, um in größeren orten das regiment vorbeizuspielen. Tagesziel ist nach 48km. ANNAPES, ostwärts LILLE.

     

     

     

     

    20-06-2008, 11:21 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gesneuveld te Bissegem mei '40

    Gesneuveld te Bissegem

     

    In totaal zijn er te Bissegem in mei 1940  twaalf Belgische soldaten gesneuveld en begraven, waarvan 10 van het 3e  Linie. Een dertiende overleed in het Duitse Lazarett en werd later als  Petrus Josephus Timmermans geïdentificeerd en ligt nog altijd te Bissegem begraven (naast de Britse gesneuvelden).

     

    Tiberghien Marcel Maurice, Gent, Berensteenweg 8, geboren Gent 25.01.1920, overleden 24.05.1940, Wevelgemvoetweg, Korporaal militiaan 3e Linieregiment 6e Compagnie stamnummer 103/89190

     

    (misschien deze?) Bouckuyt Albert Joseph, Herzeeuw, Behaeghelaan 55 of Jan Wauterslaan 12, geboren Neuville-en-Ferrain 09.07.1916, overleden 24.05.1940 aan de Wevelgemvoetweg, echtgen. Vertriest Henriette Celine Marie 3e Linieregiment 6e Compagnie.

     

     

    Seldenslagh Hubert Ferdinand, Oostende Ieperstraat 22, geboren Camberwell 12.09.1918, overleden 24.05.1940 Menensteenweg ongehuwd, soldaat militiaan 3e Linieregiment II Bataljon 6e Compagnie, bootmaker

     

    Derudder Louis, Moerkerke Nieuwdorp 33, geboren Moerkerke 05.11.1915, overleden 24.05.1940 Kerkstraat, ongehuwd, soldaat militiaan 3e Linieregiment 6e Compagnie stamnummer 103/85715

     

    Vanrobaeys Leon Maurice, Ledegem Winkel-Sint-Elooistraat 31, geboren te Ledegem 21.03.1920, overleden 24.05.1940 Kerkstraat, ongehuwd, soldaat militiaan 3e Linieregiment

     

    Ghesquiere Lucien Emile, Wervik Kruisekestraat 17, geboren te Wervik 29.04.1920, overleden 24.05.1940 dancing Rubens, ongehuwd, soldaat militiaan 3e Linieregiment

     

    Delrue Aurice Jozef, Oostende Nieuwpoortsesteenweg 643, geboren te Marnies 14.10.1918, ongehuwd, soldaat militiaan 3e Linieregiment 8e Compagnie stamnummer 103/88257

     

    Michiels R. w. Brugge, ongehuwd, onderluitenant 3e Linieregiment, 25 tot 30 jaar, fijn van wezen, 1m90 kleine snor

     

    Faignaert Leon Marie Henri Joseph Cyriel, Kruishoutem Steenweg op Olsene 428, geboren te Kruishoutem 26.08.1910, overleden 24.05.1940, Gullegemsesteenweg huis O. Verschaete, onderluitenant 3e Linieregiment III Bataljon waarschijnlijk stafcompagnie

     

    Barbary Roger Alphonse, Oostende Peter Benoîtlaan 31, beenhouwersgast, geboren la Rochelle 24.09.1916, overleden 25.05.1940 Kortrijkstraat 10 (Leopold Vanackere) echtgenoot Slabbinck Lydia, soldaat militiaan 3e Linieregiment III Bataljon waarschijnlijk stafcompagnie stamnummer 103/85998

     

    Van Deuren Frans, overleden 28.05.1940 Meisjesschool (hier was in die tijd een Duits Lazarett) 1m70 tot 75 slank, zwart haar, stamnummer 149/27926 onderluitenant-militiaan 3e Linieregiment 149/27926

     

    Baudoux overleden 28.05.1940 Meisjesschool 1m70, donker blond, mager, motorvest met kentekesn jagers te paard, kakihemd

    (Baudoux Hubert Florestan Eugène Antoine soldaat-militiaan 2e jagers te paard 2e escadron 140/26394)

     

     

    20-06-2008, 11:26 geschreven door DP


    03-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Belgische krijgsgevangenen te Schilde mei 1940
    Belgische krijgsgevangenen te Schilde mei 1940











    03-07-2008, 09:13 geschreven door DP


    15-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jef Schaumans

    In Memoriam

     

    Jef Schaumans, een 91 jarige oud-strijder uit Itterbeek is overleden.

    Jef Schaumans vocht op 10 mei 1940 aan de Albertkanaal brug van Veltwezelt, vlakbij Eben – Emael. Hij vocht er als reserveofficier bij het 18de linie Regiment. Tijden die gevechten werd  hij  zwaar gewond.

     

    Over de Duitse aanval op zijn stelling en op het Fort van Eben-Emael heeft hij veel opzoekingwerk verricht en heeft er een aantal jaren geleden ook een  boek over geschreven.

     

    Ik zelf te samen met enkele andere geïnteresseerden had  de eer en het genoegen hem,  verleden jaar in september 2007, te ontmoeten in Veltwezelt.  Daar vertelde hij ons zijn verhaal en leidde ons rond op de plaats waar hij vocht en gewond raakte, zie foto’s.





    15-08-2008, 08:32 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto van Belgische DBT granaatwerper
    Foto van Belgische DBT granaatwerper



    15-08-2008, 08:34 geschreven door DP


    15-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag (deel4)

    Daar het nu moeilijker wordt om de chronologische orde van dag tot dag te volgen omdat bepaalde gevechten vier volle da­gen zullen duren, zullen we de frontsectoren apart behandelen.

     

    Sector 1

    24 mei

    In de nacht van 23 op 24 mei trekt Lord Gort, zonder iemand daarvan op de hoogte te brengen, de Britse troepen rond Arras terug. Tengevolge kunnen in de vroege morgen van 24 mei de Duitsers oprukken in de richting van Béthune, St. Pol en St. Omer. De Britten beginnen ook met de ontruiming van hun basis in Le Havre. Het Franse leger begint eveneens tekenen van moedeloosheid te vertonen en de desertie wordt er bijzonder groot.

    Wanneer men de verdeling van de Belgische strijdkrachten bekijkt dan heeft men de Indruk dat ze vooral opgesteld staan om de aanval van het 18de Duitse Leger, aan het afleidingskanaal, op te vangen.Men denkt immers dat het front aan de Leie minder bedreigt wordt. Dat meent men omdat het Duitse 6de Leger, ten zuiden van Rijsel (Fr) in de aanval is getrokken tegen het 1ste Franse leger.Ze willen er de  “Saillant van

    Valenciennes” (Fr) laten verdwijnen.


    Naar het zuiden toe,vanaf Menen, is er  weinig verbinding met de Britse troepen. Door de geringe bezetting en door de inspringende hoek gevormd door de Leie en het front van het B.E.F. in de Franse schuilplaatsen aan de grens.

    Om de verdediging naar het westen te verlengen stelt men de groepering Leroy samen. Generaal-majoor Leroy is de commandant van de infanterie van de 10de I.D., het Grenswielrijders bataljon van Limburg, de wielrijdersgroepen van het 13de en 16de I.D., de compagnie antitank kanonnen 4,7 cm van de 10de I.D. en de

    tanks van het Cavaleriekorps. De compagnie antitank beschikt nog over zeven stukken op pantseraffuit T13, van het Cavaleriekorps zijn er nog drie van de acht Renault-tanks bestaande.  Van de bevelhebber van het IV de

    Legerkorps moet Leroy zijn troepen in Roeselare groeperen.Daarna  moet hij de stelling Komen - Ieper naar het naar het zuidwesten gaan verdedigen, dit om er een eventuele aanval met pantsers  te kunnen opvangen. De Groep Leroy moet zich aan het oude kanaal Komen– Ieper opstellen tot aan Hollebeke en dan via Zillebeke vijver de verbinding verwezenlijken met Ieper . Daar ligt het Motorbataljon van de Ardense Jagers.

    Nog altijd om de verbinding met het Britse leger te versterken, en om de rechtervleugel te verzekeren krijgt de 10de I.D. het bevel zich te verplaatsen naar de streek van Beselare – Zonnebeke.

     
    Het Duitse offensief tegen het Belgische front begint.Generaal von Bock de bevelhebber van de Duitse Legergroep B heeft besloten om aan te vallen inde regio Kortrijk, hij zet het XI de   en IV de Legerkorps in.
    Daarmee wordt het 6de Duitse Leger massaal ingezet.  De Duitse artillerie opent het vuur op de stellingen van
    de 1e en 3e ID. De aanval wordt vooraf gegaan door een systematische artilleriebeschieting en door ononderbroken luchtaanvallen.

    De 1e ID heeft een breed front voor haar drie regimenten. Ieder regiment telt ongeveer 2.500 man. Het 24ste Linie is in stelling te Kortrijk, het 3e Linie te Bissegem en het 4e Linie te Wevel­gem.

    De 3e ID ligt met drie sterk gereduceerde regimenten langs­heen de Leie. Het 1ste Linie bevindt zich te Ooigem, het 25ste te Bavikhove en het 12e te Kuurne.

    Na herhaalde luchtaanvallen gaan de vijf Duitse infanteriedi­visies in de sector van het IVe LK tot de aanval over. Van noord naar zuid de 30ste, de 19e, de 14e, de 18e en de 31ste ID.

    In de sector van de Belgische 3e ID worden alle Duitse oversteekpo­gingen, tot ongeveer 14u.30, afgeweerd.

    Vanaf dat tijdstip begint er zich een bres of te tekenen die door de 19e, 14e  en 18e Duitse Infanterie Divisies

    word uitgebreid. Tegen 20 u.00 is deze bres al 8 km breed en 3 km diep en tegen de avond moet de zwaar belaagde en uitgeputte 3e ID zich achter het kanaal Ooigem - Roese­lare terugtrekken.

    In de sector van de 1ste ID worden de stellingen ook de hele nacht en voormiddag voortdurend bestookt door de Duitse artillerie en de Luftwaffe. Ook hier wordt omstreeks 14u.30 de aanval door de 31ste Duitse ID ingezet. Hier forceren ze de doorbraak te Bissegem tot aan het vliegveld van Wevel­gem. De bres is vier km breed en drie km diep. Maar omstreeks 18 uur slaagt het 1ste Linie en het wielrijders­eskadron van de divisie erin om de bres af te grendelen. Het 3e Linie is zo goed als uitge­schakeld. Het 4e Linie trekt zich al vechtende terug. Ondanks dit alles blijft het 24ste Linie, rond Kortrijk, heftige tegenstand bieden

    Het Belgische oppercommando reageert prompt. De reserve­groep Leroy en de 10e ID word niet naar de lijn Komen - leper verplaatst zoals voorzien, maar wordt ingezet in de meest be­dreigde sector bij St-Katarina en Heule. In de avond wordt het Motorbataljon (Ardense Jagers) vanuit leper naar Ledegem - Menen ge­stuurd.

    De 10e ID stelt zich op langs de lijn Lendelede, Rollegem-Kapelle en Ledegem en het 9e Linie van de 6e ID zal de linker frontlijn van de 10e ID gaan verlengen. Zij zullen worden aangevoerd met camions van het G.Q.G. (Groot Hoofdkwartier). Aan het Mandelkanaal bezet de 9e ID de noordelijke flank van de bres.

    Tegen de avond is deze bres gedicht maar men moet de gehavende 3e ID van de frontlijn weghalen terwijl de 1ste ID met omsingeling word bedreigd

    Het wordt nu duidelijk dat de Duitsers hun aanval zullen richten op leper. Door de inname van die stad  kunnen De Duitsers de Belgische troepen van de Britse scheiden. Daar het front tegenover het XVIIIe Duitse leger minder bedreigd blijkt te zijn, worden daar troepen weggehaald om de wankele Leie-stelling te versterken. Zo wordt ondermeer de 2e Belgische Cavaleriedivisie (CD) ter versterking gestuurd.Ondertussen bouwen spoorwegtroepen, dwars over de bedreigde sector, een antitankversperring op de spoor­weg Roeselare - leper. Een 2000-tal beladen en niet-geëvacueerde goederenwagons, personenwagons en locomotieven worden aan elkaar vastgekoppeld. In deze muur van wagons zijn er openingen voor­zien aan de Meiboom en aan de Zilverberg te Roeselare, de Vierka­venhoek te Moorslede, het station van Passendale - Moorslede, de Zuidstraat en de Zonnebeeksesteenweg te Passendale. In Zonnebeke zijn de Langemarksesteenweg en de lepersesteen­weg volledig afgesloten en alleen aan de Frezenbergstraat is er een opening vrijgelaten van drie meter breed. In de vierhoek Roe­selare – Menen – Komen - leper zijn er geen  troepen aanwezig , noch de Belgen noch de Britten hebben nog iets noemenswaardig ter beschikking.


     





    15-02-2010, 10:19 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ardooienaar Jozef Lievens bij het 3de Linie te Bissegem

    Ardooienaar Jozef Lievens bij het 3de Linie te Bissegem

     

    Tijdens de 18-daagse Veldtocht is Jozef Lievens reserveluitenant bij het 3de  Linie Regiment, II de Bataljon, 8ste  Compagnieën mitrailleurs. Het 3de  Linie behoort tot de 1ste  Infanterie Divisie van generaal Coppens en uiteindelijk  tot het IV de Legerkorps van generaal Bogaerts. Samen met Gaston Van­dooren uit de Zuidmolenstraat in Roeselare maakt hij de aftocht van het 3de Linie mee van het Albertkanaal tot aan de Leie. (G. Vandooren kan het verloop van de gebeurtenissen onderschrij­ven, zoals ze zijn opgetekend in het boek 'Kort­rijk tijdens de tweede wereldoorlog' van Jose Vanbossele).

     

    De aftocht van uit de stellingen aan de Schelde start op 23 mei. Eens de aftocht voltooid strekt het Belgische front zich uit van de Braakman tot Me­nen. Het 3de  Linie is achter de Leie in Bissegem vanaf de Zwingela­restraat tot aan Klein Vollander in Wevelgem opgesteld. Het regiment is al op 22 mei vanaf 17 uur in vier groepen uit Mariakerke bij Gent vertrokken. De eerste bussen komen om 19.45 uur toe aan de Drie Masten in Gullegem, het IIde Bataljon arri­veert rond middernacht aan de kerk van Bissegem. Om 21 uur geeft Kolonel Willems bevel de stellingen te bemannen.


    In eerste echelon:

    -het Iste  Bataljon  van Majoor Versele vanaf Klein Vol­ander (Wevelgem) tot aan de voetweg Kruiskou­ter-Neerbeek.

    -het II de Bataljon van Majoor Heinen, van zodra het ter plaatse zal zijn, vanaf de voetweg tot aan het St.-Janskerkhof

    De 8. Compagnie mitrailleurs van Commandant Burke neemt stelling langs de Menensesteenweg van Bissegem dorp tot het kerkhof van Kortrijk.

    Het verst naar Kortrijk toe liggen de twee secties van onderluitenant Verplaetse uit Waregem, in het midden recht tegenover het bos van het kas­teel van Marke de twee secties van luitenant Lievens en verderop de twee secties van luite­nant Dumon uit Merksem. De 23ste  mei brengen de geallieerden en de Duitsers hun stellingen in orde.

    24 mei. Om 02 uur in de morgen er worden Duitse verken­ners bij het 3de  Linie gemeld.

    Zes uur. De 3de  Compagnie van Oberleutnant Potschat van het I ste  Bataljon van het 17de  Infante­rie Regiment onder het bevel van Oberst Bert­hold graaft zich in aan de rand van het kasteel­park van Marke op 200 meter van de Leie. Luitenant Lievens ziet ze vlak voor zich. Het Duitse I.R. 17 wacht met de artilleriebeschieting om de 8ste  Compagnie van het 3de Linie nicht vorzeitig zu warnen und gefechtsbereit zu machen. Het blijft er inder­daad rustig. Een ballon van de Duitsers stijgt uit het bos van Marke op om de Belgische stellingen te bespieden. Om 11.30 uur schiet de Duitse artillerie in. Stipt om 14.10 uur begint het Duitse artilleriebombardement dat prompt door de Belgische en Britse batterijen vanuit Gulle­gem, Moorsele en Menen wordt beantwoord. Om 14.20 vuren alle wapens. De M.G.-Compagnie  en de zware Flakmitrailleurs op de spoorwegberm dwingen het 3de  om in volle dekking te gaan. Rookgranaten hullen de Leievallei in een dikke, witte rookwolk. Het Iste  bataljon van het Duitse 17de  I.R. gaat ten aanval en de stormboten steken om 14.30 uur van wal. Bij het Iste  bataljon (17de IR.) bijt de 3de  compagnie de spits af. Ze rent vanaf het kasteelpark tot aan de Leie, dit wil zeggen over 200 metere open en vlak terrein. Luitenant J. Lievens geeft aan zijn sectie het bevel tot vuren, maar enkele soldaten zijn zo bang dat ze geen gehoor geven aan zijn bevel. In een 'wroede kolere' neemt hij zelf plaats achter de mitrailleur, maar wordt door een paar Duit­se kogels in de buik getroffen. Bloedend blijft hij alleen achter. Om 15 uur is de Duitse 3de  Compagnie over de Leie en drijft het IIdebataljon van het 3de  Linie achteruit. Om 16.45 uur is het omsingeld door het Duitse  Iste  bataljon van het Duitse 17de  I.R.  De mannen van het 3de worden gevangen genomen en worden naar de pannenfabriek in Mar­ke gebracht.  Duitse Sanitaters (verplegers) vinden de zwaar ge­kwetste luitenant Lievens en geven hem de eer­ste zorgen. 's Anderdaags vertrekken de krijgs­gevangenen te voet naar Spiere en verder naar Ronse, later naar Maastricht en Duitsland. Even voor Ronse rijdt een Duitse Rode Kruiswagen de colonne voorbij. Door het venster kan luite­nant Lievens teken doen naar onderluitenant Verplaetse. In een ziekenhuis in Bergen wordt hij geopereerd en op 16 juni 1940 wordt hij vrijge­laten.

     

    De soldaten hadden veel bewondering voor zijn moed en kordaatheid.



    15-02-2010, 10:38 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het 12de Linie tijdens de Duitse aanval van 24 mei

    Het 12de Linie  tijdens de Duitse aanval van 24 mei

     

    Voorbereiding van de aanval:

     

    De stellingen van het 12de liggen sinds 6 uur onder hevig en ononderbroken vuur, en worden bestookt door automatische wapens vanuit de dekkingen (huizen) van Harelbeke.

    Gevolgen:

    - verliezen (vooral bij de 7de Compagnie)

    - volledige ontreddering van de transmissies per draad en door lopers.

    - desorganisatie van de afsluitingsvuren door verliezen en vernieling van automatische wapens en C47 (= kanonnen), vermindering van het zicht door de rook, veroorzaakt door branden van de vlasvoorraden te Kuurne.

    - absolute onmogelijkheid de reserves te verplaatsen. - volledige afzondering van de steunpunten in eerste lijn.

    Eerste pogingen tot overschrijding: In de voormiddag, ter hoogte van I en II Bataljon: de Duitsers worden teruggeslagen.

     

    De strijd bij het Eerste Echelon:

    14.40 uur – 15 uur: - vorming van een bruggenhoofd op de scheidingslijn van I en II Bataljon.

    15 uur – 16 uur: - uitbreiding van het oorspronkelijke bruggenhoofd. - mislukken van de tegenaanvallen.

    16 uur: Overschrijdingen in het midden van 25 Linie, links en op de grens tussen 12 linie en 25 Linie.

    16 uur – 18 uur: Opruimen van I en II Bataljon en opruimen van 25 Linie.

    17 uur: -overschrijding bij 24ste Linie

    De strijd bij het tweede Echelon:

    16 uur – 18 uur: - de vijand neemt contact met het 2de Echelon en omvleugelt zijn linkerflank (Hulste). - ten gevolge van onvoorziene ontwikkelingen verandert het tweede Echelon zijn oriëntatie.

    20u30: - het linkergedeelte van 24ste Linie is doorbroken. - het rechtergedeelte van het tweede Echelon is ten westen voorbijgestoken.

     

    De toestand stabiliseert zich bij het 12de Linie.

    - het Tweede Echelon (= III Bataljon) heeft een doorlopend front van ongeveer 2000 meter
    - links: de resten (twee pelotons) van II Bataljon van het 2de  grenswielrijders.

    - achter: het I Bataljon van het 2de grenswielrijders.

    - verder: niets.

    - geen verbinding meer met de divisie. 
     

    Te Kuurne biedt het 12de ,onder bevel van Kolonel Yvan Gerard, zeker dapper weerstand.

    Om het tekort aan artillerie op te vangen, schieten de machinegeweren van de tweede lijn over de eerste heen. Zo rukt de tiende compagnie door middel van een tegenaanval, onder een op haar gerichte beschieting, tot vijfhonderd meter vooruit en slaan ze de vijand terug. Eens de nacht gevallen, zal een van haar pelotons door het gebrek aan munitie met de bajonet ten aanval trekken .

    Aan de oever van de rivier (daar waar nu een herdenkingsmonument is opgericht), houdt soldaat Verhaeghe (en niet korporaal  Verhaeghe zoals hij in de volksmond is bekend en zoals het verkeerdelijk op zijn graf staat vermeld), met zijn mitrailleur lange tijd de aanvallers op afstand.  Hij is een Vlaming uit de streek ( Bissegem), die bij zijn Waalse vrienden is gebleven, wanneer tijdens de mobilisatie het derde bataljon, samengesteld uit Vlaamse soldaten, naar een andere eenheid overging. Men vind hem dood op zijn stuk. In de volksmond wordt hij als held beschouwt ,  maar doen al die andere jongens die te Kuurne sneuvelen niet evenzeer hun plicht?


    De derde compagnie, (waarin  Koning Leopold als Prins heeft gedient), is volkomen omsingeld en verdedigt zich tot 19 uur, dit tot hun munitie volledig is opgebruikt.
    Zij laten eenentwintig doden en talrijke gewonden achter op het slagveld. Dit zijn slechts enkele  van de talrijke voorbeelden van de plichtsbewustheid van de mannen van het 12de Linie!


    Het regiment wordt terecht op de dagorder van het leger geciteerd, evenals de derde groep van het derde artillerieregiment, die het steunde.

     

         

     

    Ook de tegenstander  brengt hulde aan de moed van de onzen. In het historisch overzicht van de 14de Duitse infanteriedivisie, kan men de ­volgende passage lezen:  "De aanval op een Belgische elitedivisie is hard en bloedig geweest. Het is  een zeer lastige strijd geworden onder het vuur van de machine- geweren en de artillerie en dit voor elke meter terrein. Nog voordat de Leie word bereikt heeft  het eerste peloton (van de tweede compagnie van het regiment Erdmannsdorff) reeds verliezen  geleden. Door een plotselinge aanval  tracht het nu om zich  meester te maken van de fabriek (de meelfabriek van Harelbeke). Hier en daar is valt er een kameraad gevallen, veel mensenlevens worden vernietigd. De fabriek ligt op een afstand van zestig a zeventig meter.­Het vijandelijk (Belgische) verdedigingsgeschut wordt steeds maar heviger. Als een van onze helmen te zien is, is hij het mikpunt van vijandelijke scherpschutters. De aanval schijnt te mislukken. De Belgen die de laffe terugtocht van de Britten met een buitengewone moed dekken, bieden een verwoede en steeds maar herhaalde weerstand

     

     

    12de  Linie

     

    DE TERUGTOCHT: 

    Het Regiment krijgt om 22.25 uur het bevel tot de terugtocht. De stelling wordt verlaten om 23.15 uur. De terugtocht, die niet door de vijand gestoord wordt, gaat over lngelmunster, Ardooie en Koolskamp.

     

    DE VERLIEZEN:

    Het Regiment is praktisch vernietigd. Verliezen bij benadering:

    - 150 doden

    - 500 gewonden

    - 800 krijgsgevangenen.

    Op 26 mei slaagt men erin opnieuw 20 gevechtstroepen (pelotons) te vormen.

     

    Kolonel Gerard zal later schrijven: "De terugtocht gebeurde in perfecte orde. Het voorbijtrekken van de resten van mijn regiment blijft een van mijn meest ontroerende herinneringen. De fierheid zulke mannen in de strijd te hebben aangevoerd zal eeuwigdurend in onze harten blijven leven. Zij waren met tweeduizend in lijn. Honderd eenendertig werden gedood, meer dan vijfhonderd gewond".

     







    15-02-2010, 10:59 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Getuigenis van Paul Vanoverbeke Kuurne
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Getuigenis van Paul Vanoverbeke

    Paul Vanoverbeke werd geboren te Kuurne op 22 april 1932 in de Kortrijkstraat 63. In 1940 bestond het gezin is uit vier personen,dit waren vader Alfons moeder Maria Coornaert,  zus Lydie en Paul zelf. Bij het uitbreken  van de oorlog liep  de achtjarige Paul  nog school in de gemeenteschool  te Kuurne. 0p 22 mei  zag hij de Belgische soldaten van het 12e Linie Regiment te Kuurne aankomen.

    Paul herinnert zich:  “Zij gingen naar de Leie om loopgraven aan te leggen. Wij werden verwittigd dat we moesten vertrekken,maar enkele buren besloten toch om ter plaatse te blijven.Bij ons thuis lag de kelder aan de achterzijde van het huis, richting de Leie,wij konden de Leie zien van in ons huis. Mijn vader vond het te gevaarlijk om thuis te blijven. Op de 23ste werd mijn moeder, toen ze terugkwam van de W.C ., beschoten. In de vlaskelder van Antoon Vervaecke in de Kortrijkstraat 54 aan de overzijde van de straat werd een schuilkelder ingericht voor een zestal families. Achter het schuifpoortje werden zandzakjes opgestapeld en daarachter werden zes daarachter ruimtes ingericht met opeengestapelde geperste vlasklodden en op de grond de matrassen .In de tweede ruimte met twee uitgangen emmers en kuipen met water.In de derde ruimte waarvan de grand betond uit gestampte aarde was plaats voorzien om zijn behoefte te doen of te roken.Hier was nog een deur en twee vensters.Wij verbleven er vanaf de 23ste  mei tot de nacht van de 24ste  op de 25ste  mei. In de nieuwe gebouwde achtergebouwen waren er ook verschillende families o.a de familie van Napoleon Herman.(die stierf als oorlogsslachtoffer op de 24e.)In de namiddag van de 23ste  begon de beschieting,de nacht was relatief rustig,maar in de morgen van de 24ste  was de hel losgebroken. In de loop van de namiddag hoorden wij stemmen van Duitse militairen.Alfons Derez schoof voorzichtig het poortje een beetje open,maar moest het poortje volledig openen. Bij het zien van de zandzakjes dachten de Duitse soldaten dat er Belgische soldaten waren,wij moesten onmiddellijk uit de schuilkelder komen en warden tegen de muur geplaatst,handen op het hoofd.Mijn vader moest terug in de kelder met een paar Duitse soldaten om de kelder te controleren. Daarna mochten wij terug in de kelder maar het poortje moest openblijven maar mijn vader was zijn grote zaklamp kwijt. Aan beide kanten van de straat  zagen wij de soldaten voorbijtrekken, richting Kortrijk.Er waren ook nog lijf aan lijf gevechten, dit ter hoogte van de Kuurnebrug ter aan het huisnummer 10O. Er sneuvelden vier Duitse soldaten. Dat heb ik niet gezien,maar Jean Decanniere was er getuige van. Bij valavond werd er nog hevig geschoten door de Belgische artillerie.Het huis van Maurice Legein no 68 werd zwaar beschadigd. Er waren gekwetste Duitse soldaten en een tiental gesneuvelden. De gesneuvelden van het 3de  Panzer Jag.abt;18 werden begraven inde tuin van Alfons Desmet no 75.Twee zwaar gekwetste Duitsers werden bij ons in de kelder ter verzorging gebracht,ik heb ze persoonlijk zien sterven.Een riep geweldig om zijn moeder.We hebben de twee bebloede matrassen in de Heulebeek, die achter ons huis liep, geworpen.”Voorheen in de namiddag werd ter hoogte van de Rapid, Kortrijksesteenweg te Harelbeke waar de Leie het dichts bij de baan Gent Kortrijk lag, werd de eerste oversteek van de Leie verwezenlijkt.Dit was rechtover de vlasfabriek van mijn grootvader Vanoverbeke Gustave, Harelbekestraat 80 te Kuurne.Voor de gebouwen was er een lange loopgraaf­ Er sneuvelden vier Belgische en vijf Duitse soldaten(waarvan een met een camera die al vlug verdwenen was).Er was een Belgische soldaat die een ring droeg,later was de vinger afgesneden en de ring verdwenen. (verklaring van mijn nonkel Georges Vanoverbeke Harelbekestraat no 82) De fabriek was volledig vernield. Er was zeer veel schade, dit voor een bedrag van 1.783.129 Bfr (gebouwen:470.085 Bfr - bedrijfsuitrusting: 270.044 Bfr - stocks goederen 1.043.000 Bfr)Twee of drie dagen na de Leieslag ging ik met mijn vader langs de Leie er stond een mitrailleur ter hoogte van de hofstede - roterij Vanhaecke op de trakelweg.Ik heb ook Belgische soldaten zien begraven van de roterij Bonte - Pottie aan’t Champetters kotje. Bij ons thuis viel een obus in de tuin en één in de zijgevel van de schuur van Aloïa Bruggeman. Er was veel schade aan dakpannen,ramen,aan de ruiten van het huis en de serre.Aan de voorkant aan de rolstoors (rolluiken), vensters en de gevel door  dit allemaal door granaatscherven.

    15-02-2010, 11:05 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel 5

    De omsingeling voltrokken ! Er zijn nu twee fronten, met daar tussen in, een brede kloof  die in handen is van het Duitse leger. De Duitse doorbraak tussen Arras en Amiens snijdt nu het geallieerde front in twee. De Britten denken alleen nog aan  terugtrekken, ze hopen om via Duinkerken te ontsnappen. Een van de consequenties daarvan is dat de Luftwaffe boven haar achterhoede nu vrij spel heeft.

    Het front van het Noordelijk Geallieerde leger volgt de lijn ten Zuiden van Boulogne - ten Zuiden van Kamerijk - ten Oosten van Valenciennes - de Schelde tot aan Gent, en van daar, den Westelijke oever van het kanaal Gent-Terneuzen.

    Het tweede front loopt langs de Somme van Abbeville af, volgt dan de lijn Amiens-Laon-Rethel om zich zo verder aan te sluiten bij de Maginot-linie.

    De Duitsers zijn zo diep door gedrongen dat  ze nu de zeekust bezetten tussen Boulogne en Abbeville . Een Frans tegenoffensief, met als uitgangspunt de streek ten Zuiden van St. Quentin, zou dus het front kunnen nog herstellen, maar het Franse leger is in het defensief gedwongen.  De verdere gebeurtenissen zullen dan ook de onmacht van dit leger bewijzen.

    Ondanks hun succesrijke strijd ontvangen de Duitse troepen echter het bevel om de opmars te stoppen. Göring, de euforische bevelhebber van  de Duitse Luftwaffe, wil immers met zijn bommenwerpers  van uit de lucht boven de stranden van Duinkerken tot aan De Panne  de geallieerden de genadeslag toedienen. Maar die beslissing zal tegenvallen want  de Kampfgeschwader beschikken  niet meer over voldoende slagkracht om de job te klaren. Ook de Duitse Jagdgeschwader worden verplaatst, dit om ze op die manier gemakkelijker in de regio Duinkerken te kunnen inzetten.

     

    Onze Belgische piloten vervolgen intussen hun opdrachten. De 1/1 verliest tijdens de derde missie een Fox. Deze is om 17u naar de regio Harelbeke gestuurd maar de bemanning Degreef  en  Meulers verdwijnt spoorloos.Vanuit Zwevezele vliegt de V/1 nog twee missies naar Deinze en Kortrijk,

    Bij Kortrijk voert een Duitse Bf 109 E van de 1/JG 27 een noodlanding uit. Het toestel is voor 60 % beschadigd.

    Onze luchtafweer eist drie toestellen op, waaronder een He 111 die om 16u langsheen de weg Dentergem – Meulebeke crasht. Men vermeldt ook nog twee toestellen te Langemark en een vijandelijk vliegtuig die na een luchtgevecht te  Mannekesvere is neergestort.

    Op 24 mei ontvangt Koning Leopold III de vier ministers die hem nog niet verlaten hebben, dit zijn   de heren Pierlot, Spaak, Vanderpoorten en generaal Denis. In een uiteenzetting van de toestand doet de Koning hun inzien dat het leger weldra tot de overgave zal genoodzaakt worden. Nadat de ministers, in een lange redetwist, technische onuitvoerbare maatregelen voorstellen, wordt de Koning aangezet om per vliegtuig te vluchten. De Koning weigert op dit voorstel in te gaan, daar hij het zijn plicht acht om bij zijn leger en zijn volk te blijven, wat er ook moge gebeuren. Hij vraagt dat een minister bij hem zou blijven, maar geen enkele stemt hier in toe!

     

    15-02-2010, 11:07 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel 6

    25 mei

    In de vroege morgen van 25 mei willen de Duitsers hun succes van de vorige dag uitbuiten. Vanaf 07 u.00 valt de  Duitse 31ste ID in westelijke richting aan, dit is in de buurt van Wevelgem dat door het 4de Linie verdedigd word. Omstreeks 10 u.00 moet dit regiment zich terugtrekken. In Kortrijk wordt het 24ste Linie langs drie kanten hevig aangevallen zodat dit regiment zich moet terugplooien in de richting van Sint-Eloois-Winkel waar het de restanten van het uiteengeslagen 3e Linie en het 1ste Licht Regiment oppikt om samen naar Dadizele te trekken waar het hoofdkwartier van de 1ste ID gevestigd is.
    Het 4e Linie en het wielrijderseskadron moeten zich terugtrekken tot achter de baan Menen -Roeselaen proberen om in verbinding te blijven met de Britten.

    Op dat ogenblik besluit het Groot Hoofdkwartier om een nieu­we sector te creëren naast het British Expeditionary Force (BEF). Het 1ste Legerkorps, met haar commandopost te Westroze­beke, zal zich opstellen ten westen van de baan Menen - Roesela­re, om in verbinding met het IVe LK, iedere vordering in de streek Roeselare - Menen - leper proberen tegen te houden. Ten zuiden van de baan Menen – Geluwe - Geluveld - leper zullen de Britten trach­ten stand te houden. Daarvoor beschikt het 1ste LK over de restanten van de 1ste ID, een groep artillerie en het Motor­bataljon. Daarnaast heeft het nog de 2e Cavaleriedivisie (CD) ter beschikking dat om 07 u.30 van Torhout oprukt naar Dadi­zele -Geluwe om er een defensief front naar het zuidoosten op te stellen. Omstreeks 11u.00 komt het Britse regiment het 12Th Lancers te Roeselare aan. in de namiddag worden ze opgesteld op de baan Roeselare - Menen met een 50-tal pantserwagens en lichte tanks. De 2de  Cavalerie divisie komt omstreeks 13uur aan op de positie Geluwe- Dadizele, het 2de Cyclisten bevind zich in het tweede echelon.

    De 10de I.D., bestaande uit het 3de ,5de en een bataljon van het 6de Jagers te Voet krijgt artillerieversterking. Haar front loopt van Ledegem over Rollegem-Kapelle, Winkel-St-Elooi,  St-Katarina tot aan Lendelede. Het 9de Linie moet als versterking het front naar het noorden komen verlengen, tot aan de Mandel. De infanteristen van het 9de zullen pas aankomen en positie nemen om 13 uur. Onder weg hebben ze, door aanvallen van de Luftwaffe, aanzienlijke verliezen geleden. De mannen nemen stellingen in tussen Winkel-St-Elooi en Izegem. Ze lossen er de wielrijders en de genie van de 10de I.D.af, die daar gepositioneerd waren in afwachting van de komst van het 9de. Het bataljon van het 6de Jagers te Voet gaat in reserve. In het midden, in de ondersector van het 3de Jagers te voet, vallen de Duitsers omstreeks 15 uur  Winkel-St-Elooi aan. Zij slagen er in om hier en daar te infiltreren,maar ze worden teruggedrongen. Om 18 uur trekken de Duitsers zich terug. Meer ten Noorden, voor de stellingen van het 9de Linie, zijn er schermutselingen tussen patrouilles. Om 18u30 meldt men de 10de I.D, vanuit het L .K. ,  dat de commandant van de 6de I.D is aangekomen en dat hij het bevel van het noordelijk deel van de sector op zich zal nemen,  deze bevat het 9de Linie, het
     3de Jagers te Voet en de helft van de artillerie. Ook de komst van het 1ste Grenadiers word gedurende de komende nacht verwacht. De commandant van de 6de I.D., die al zijn diensthoofden, zijn transmissieploegen enz… in zijn oude sector heeft moeten achterlaten bereid  zo goed   en  zo kwaad  als hij kan zijn bevelhebberschap voor.  Dit gebeurt met de beperkte middelen die hij van het IV Legerkorps ter beschikking krijgt.

    Vanaf de middag valt het motorbataljon van de Ardense Jagers aan op de spoorweg Menen – Roeselare.Daar ze een te uitgestrekt front bezetten ,moeten ze uitwijken naar het Noord - Oosten.

    In de namiddag overvleugelen de Duitsers de stad Menen langs het noorden en infiltreren in de bres tussen de Belgen en de Britten. Talrijke uitgedunde Belgische eenheden moeten uitwijken en komen in Beselare en Zonnebeke terecht. De Duitsers achtervolgen deze terugtrekkende groepen, ook hun artil­lerie volgt het gevecht op de voet en blijft ononderbroken vuren. De gemeente Beselare wordt heel zwaar beschoten.

     

    In de buurt van Dadizele weten de Ardense Jagers om 15u20 met ­hun machinegeweren een Duitse jager neer te halen. Op de Kezelberg (Moorsele – Dadizele ) woed er een harde strijd.  De Duitse 14de I.D. bestookt de heuvel met ratelend mitrailleurvuur en  mortierengranaten. De riposterende groene mutsen (Ardense Jagers) opgesteld langsheen de spoorlijn Menen Roeselare lijden zware verliezen mar bijten door . Ook het 4de linie en de lansiers bieden goed weerwerk en pinnen de Duitsers vast op de oostelijke flank van de Kezelberg

    De groep Wielrijders van de 17de I.D. voert verkenningen uit langs de Leie,in de omgeving van Wervik. Tot hun grote verbazing treffen ze er geen Enkele Brits eenheid meer aan! Tengevolge gaat de groep zich opstellen op een front van 6km breed,gelegen tussen Geluwe en Wervik. Op die manier kunnen ze flank van de  2de Cavalerie Divisie beschermen.Omstreeks 16 u.00 wordt ook Wervik fel bestookt met brand - en brisantgra­naten. Meer dan 200 huizen en gebouwen worden vernietigd of zwaar beschadigd.

    Om 17 u.00 vallen de Duitsers het hele front van de 2e CD nabij Menen aan, maar onze cavaleristen en een raak schietende artil­lerie weten de stormloop van de Duitse 18e en 31ste ID te stuiten.

     

    Tegen 22 u.00 valt de aanval op het front van de 2e CD stil, het front is intact gebleven maar de verliezen zijn bijzonder hoog. De cavaleriedivisie krijgt het bevel om zich niet terug te trekken tenzij de toestand echt onhoudbaar zou worden. En bij een eventuele gedwongen terugtocht moet ze zich ten noorden van de spoorlijn leper - Roeselare gaan opstellen.

     

    In de namiddag van 25 mei komt het 4e Lansiers via Oost­nieuwkerke in Passendale aan. De eskadrons worden naar de spoorweg gebracht en opgesteld onder het commando van de 1ste ID. Tegen de avond komt het 31ste Linie van de 15e ID te Poelkapelle aan en gaat posities innemen langsheen de spoorlijn.

     

    Veel burgers verlaten hun huizen. Vooral de mensen die dicht bij de spoorweg wonen want het is duidelijk te zien dat er daar zal worden gevochten. Ondertussen heeft Lord Gort, de Britse bevelhebber, vernomen dat de Duitsers op Menen in de richting van leper marcheren en hij vreest dat het Belgische Leger zich niet meer achter de IJzer zal kunnen terugtrekken, maar integendeel naar het noorden zal geworpen worden. Generaal Alan Brooke, de bevelvoerder van het Britse 2nd Corps, dat ten zuiden van de Leie naar het oosten is opgesteld wilt kost wat kost een communicatielijn naar de kust vrij houden. Maar met het uur wordt die smalle doorgang nog smaller en smaller. Hij besluit om het Britse front naar het noorden te verleggen, langs het oude kanaal van Komen naar leper en dan langs het kanaal leper - IJzer. Hij stuurt er het 12th Lan­cers naartoe. Omstreeks 18 u.00 besluit Lord Gort om de 5th  en 50th divisie, die aangeduid zijn voor een geallieerde tegenaanval, weg te halen in het zuiden en ze naar het Komen – leper kanaal te sturen en nog dezelfde avond word ook de 143th  brigade van de 40th  divisie naar het kanaal overgebracht.
    De 9de I.D.,sedert de nacht van 24 op 25 mei in positie aan de Mandel, dekt met haar twee overblijvende regimenten de rechterflank van het VII de Legerkorps die nu ,door het verdwijnen van de 3de I.D., is blootgesteld.In de loop van de vorige nacht zijn Duitse elementen er in geslaagd om via de hoek gevormd door het Mandelkanaal en de Leie te infiltreren. Dit is gebeurt voor dat de 9de I.D. ter plaatse was. Tegen het einde van de dag, na een reeks schermutselingen, beschikken de Duitsers ten N. van het kanaal over een klein bruggenhoofd dat ongeveer een kilometer diep is. Doch het 13de Linie (8 I.D.) zal er voor zorgen dat dit bruggenhoofd gereduceerd wordt. De mannen van het 13de heroveren brug No 1 van het kanaal.Maar een deel van de vijandelijke troepen  nestelt zich vast in de huizen te N. van de brug.In de loop van de dag slaagt het 13de er ook nog in om een aanval op St-Eloois-Vijve terug te dringen.


     

     

     







    15-02-2010, 11:23 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GASMASKERS OP!

    GASMASKERS OP!

    Zaterdag 25 mei, vroeg in de morgen, komt een bataljon motorrijders (ongeveer 304 man) van de Ardense Jagers vanuit Beitem waar hun "Etat Major" gekantonneerd is, in de richting van Menen aangereden. Daar gaan ze zich opstellen langs de westkant van de spoorweg Menen-Roeselare. Vanuit de colonne van de Etat Major word plots geroepen “Alerte au gaz!” De moto's stoppen en in paniekstemming worden de gasmaskers opgezet. Er ontstaat een verkeersopstopping wanneer nu ook andere colonnes komen opdagen. De verwarring en besluiteloosheid stijgt. Vanuit de achterste gelederen komt een officier zich nader informeren over het motief van de halte, na een bitse woordenwisseling beveelt hij de om  rit voort te zetten: "il n'y a pas de gaz!„Sommigen protesteren, anderen ontdoen zich van hun gasmasker om voorzichtig opnieuw de frisse buitenlucht met die vreemde geur in te ademen. De jongens uit de Ardennen kunnen immers die stinkende geur van rottend vlas, van de "vlasrote",niet thuiswijzen!

    15-02-2010, 11:25 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel7

    De verplaatsing van het 'Schwerpunkt' naar de Frans – ­Belgische kust sleurt een verhoging van de luchtactiviteit boven Vlaanderen met zich mee. Terwijl het Iste  Regiment vanuit Stene enkele observatievluchten uitvoert, probeert de Britse RAF de Luftwaffe te bekampen. De Iste  Groep, van het Iste  Belgisch Luchtvaart Regiment voert vijf missies uit tegen Duitse observatieballons. Bij de tweede vlucht wordt de Fox van Lt Haubert door twee Duitse jagers aangevallen, maar hij lukt er toch nog in om zonder al te veel schade naar Stene terug te keren.

    Tijdens een verkenningsopdracht boven de weg Maldegem - Eeklo wordt de Fox van Vandeweghe en onderluitenant Delbroeck door enkele Flakgranaten ( granaten van de Duitse Luchtafweer ) geraakt.  Maar Piloot Vandeweghe slaagt er toch nog in zijn zwaardbeschadigde Fox over de piste van Stene te taxiën, de twee vliegeniers worden door Generaal Vandenberghe gefeliciteerd.

     

    De Vde en VIde  Groep vliegen elk twee missies. De eerste opdracht van de VI de  Groep zou de begeleidt  worden van zes Britse Hurricanes. Maar aangezien deze niet komen opdagen vliegt de enige overblijvende  Renard  van de groep zijn missie dan maar zonder enige bescherming.

    Die ochtend escorteren de  Britse Hurricanes van het No17 en No 605 Squadron zes Blenheims op

    een verkenningsmissie in de buurt van Gravelines, deze wordt gevolgd door een sweep boven de regio Menen - Kortrijk - Doornik.

    Op 10000 voet boven deze laatste stad bemerkt  RAF piloot P/O Ian Muirhead een Duits vliegtuig ( een Hs 126) op, dit wordt een  makkelijke prooi. Het Duitse verkenningvliegtuig stort om 09u30  langsheen de weg Kortrijk - Menen neer.





    15-02-2010, 11:40 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.25mei




    15-02-2010, 11:49 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Graaf d'Oultremont

    Artikel uit de Krant van West-Vlaanderen geschreven door Ere-luitenant-kolonel Roger R. Verbeke

     













    15-02-2010, 12:18 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel 8
    26 mei


    De Britse Generaal Gort krijgt de toestemming om zijn soldaten van het BEF (Brit­ish Expeditionnary Force) van hetvasteland terug naar Groot-Brittannië te evacueren. Het is een controversiële operatie  want het Franse leger wordt nauwelijks in de actie betrokken. De word de  grootste evacuatie in de geschiedenis, `Operatie Dy­namo', zal in de geschiedenisboeken altijd verbonden blijven met de naam van de Franse havenstad Duinkerken.
    Maar in feitte  zal de kuststrook in kwestie  zich zich tot 31 mei uitstrekken tot aan de Belzische badplaats De Panne.
    Al heel vroeg in de ochtend om 03u30 beukt het Duitse leger in op de geallieerde stellingen tussen Wervik en Geluwe. Tussen de beide plaatsen is een stuk front dat slechts met 300 wielrijders van de 17de I.D. is opgevuld, zij moeten stand zien te houden op een front van 5 km breed.

    In Geluwe zelf houden het 4e  en 5e  eskadron van het 1ste  Lansiers de dorpskom met de weg naar leper, dit tot dat ze bijna omsingeld worden en zich moeten terugtrekken. Zij strijden van huis tot huis. Het Groot Hoofdkwartier besluit om het bevel tot de terugtocht te geven, daarbij zal de rechtervleugel het eerst vertrekken. Dit gebeurt rond 07u.00 en kort daarna al bereiken de voorhoeden van de 31ste Duitse ID Geluwe en Wervik. De helft van het 1ste Lansiers wordt er gevangen genomen. Het 3e eskadron van het 3e Lansiers stelt zich te noorden van Geluwe (langsheen de spoorweg Ieper - Roeselare )

    in carré op om zich zo langs alle kanten te kunnen verdedigen maar na vier uur strijd word deze groep dapperen overrompeld door de Duitse overmacht. 

    Het 2de Cyclisten gaat de verdedigingslijn langsheen de spoorweg Ieper - Roeselare versterken. Bij Dadizele kunnen het 2e  Lansiers en het 2e  Jagers te Paard zich handig uit de strijd losmaken en naar Staden terugtrekken, uiteraard gebeurt dit onder vijandelijk vuur. Het terugtrekken van de 2e Cavaleriedivisie (CD) verloopt zeer moeilijk.

    Omstreeks 06 u.00 wordt de frontsector van het IVe Leger­korps, waarvan het hoofdkwartier zich te Dadizele bevindt, aangevallen. Het 5de Jager te Voet (het zuidelijk gelegen regiment van de 10de I.D.) krijgt het zwaar te verduren.

    Na een grondige artillerievoorbereiding worden ze op gans hun front aangevallen. De strijd wordt hoofdzakelijk op Lede­gem gericht. De Duitsers worden overal teruggeslagen.  Zij hernemen  hun aanvalpogingen even na de middag en rond 19 uur ‘s avonds. De enkele loopgraven die ze er kunnen innemen  worden al even vlug weer furieus door de Belgen heroverd.


    Rond Menen en Wervik opent de Britse artillerie ondertussen het vuur op de oprukkende vijand. Vanaf de hoogte van Ha­lluin (Fr) en Le Colbras (Fr) neemt ze de brug, de Rijselsstraat, de Wer­viksestraat, de weg naar Kortrijk, de Koekuit en de weg naar Geluwe onder vuur. In Wervik viseert de R.F.A ( de Britse artillerie) speciaal de Laagweg en de Hoogweg.
    Van op de zuide­lijke Leie oever volgt het 6Th Black Watch regiment alle Duit­se bewegingen en bestookt ze met zwaar mitrailleurvuur. Onze 1ste ID stelt zich samen met het 4e Lansiers van de 2e CD op langsheen de spoorweg Roeselare - leper. Hier heeft men 2000 treinwagens geplaatst. Tussen de Frezenberg en en de Zilverberg vormen ze een antitankhindernis van twaalf kilometer lang.


     

    In Zonnebeke vinden burgers en vluchtelingen in de loodsen van de steenbakkerij Iweins-Vanbiervliet een reusachtige Britse voorraad aan levensmiddelen. In geen tijd is de hele opslagplaats leeggehaald. Ook de aaneengekoppelde spoor­wegwagons krijgen bezoek van burgers. Ze halen er alles uit wat ze denken te kunnen gebruiken en dit onder het oogluikend toezien van de militairen.

    Aan het Komen - leper kanaal graaft de 143Th Britse brigade zich met drie bataljons in, dit doen ze om de sector Komen - Houthem te verdedi­gen. De 13nd en 17nd brigade stellen zich op achter het kanaal en achter de spoorlijn van Houthem tot Zillebeke. Het 12Th Lancers komt in leper aan en ziet er dat de stad niet verdedigd wordt en dat de bruggen er nog intact zijn. De Britse lansiers besluiten om in de stad te blijven tot dat de infanterie komt opdagen.Tegen de avond bereiken de Duitse troepen de Keiberg in Bese­lare en de Molenaarelst in Zonnebeke en even na 19uur arriveren ze ook op de Drogenbroodhoek te Moorslede. Ze naderen heel behoedzaam tussen de roggevelden en vragen naar de Britse ka­nonnen maar die zijnde dag voordien al weggehaald.


    Aan de vluchte­lingen vertellen ze dat hun divisie, de 14e Infanterie-Division, 's ande­rendaags in de vroege morgen zal aanvallen en dat de vluchte­lingen maar best weer naar huis terugkeren. Aan het kanaal Komen - leper slaagt de 31ste Duitse ID erin om het kanaal te na­deren maar de divisie komt terecht in het vuur van goed opgestelde Britse kannonnen en mitrailleurs. De divisie stopt en krijgt naast zich, aan haar linkerzijde, de 61ste divisie die in de loop van de morgen vanuit Me­nen en Marke is aangevoerd onder aanhoudend Brits artillerievuur. Dezelfde avond bereikt de 18e Duitse ID Zillebeke.

    In de sector van de 8ste I.D. is de Duitse artillerie de gehele nacht blijven vuren, tegen de ochtend wordt er nog intensiever geschoten. Bij het 13de Linie, het rechtsgelegen regiment, komen de Duitsers omstreeks 07 uur uit hun bruggenhoofd en slagen erin om door te dringen tot in Oost-Rozebeke. Het rechtse bataljon wordt frontaal en in de flank aangevallen. Ze verliezen er de helft van hun effectief.De rest stelt zich op in een verbindingslijn met het gezicht naar het zuiden. Bij het 19de Linie, het Links gelegen regiment, word de eerste aanval afgeslagen.
    Omstreeks 08u30 slagen de Duitsers er in om Oeselgem  te veroveren en verder op te rukken in de richting van Wakken. Laatstgenoemde word tegen de middag bezet. Met andere woorden de  toestand verergerd! Tegen de middag is het front duidelijk afgebakend in de zuidelijke omtrek van Meulebeke,Oostrozebeke, Wielsbeke, de Leie tot aan  St-Eloois-Vijve, ten noorden van Wakken.  Op dat moment krijgt de bevelhebber van de infanterie van de 8ste I.D. het bevel vanuit het hoofdkwartier van het Legerkorps, om het bevel te nemen van het 42ste en 44ste Linie en van de Groep Wielrijders van de 13de I.D.. Met deze eenheden moet hij de spoorweg van Tielt naar Ingelmunster en Meulebeke bezetten. Ze moeten zich ook klaar maken voor een tegenaanval inde richting van de Mandel. Voor deze uitval zijn ze de steun van vijf artilleriegroepen beloofd. Maar tegen 15 uur bereikt slechts één bataljon van het 44ste Linie, en dan nog beroofd van haar mitrailleurs, haar bestemming.De ander eenheden zijn onder weg hevig aangevallen door de Luftwaffe en zullen pas in de avond, in stukken en brokken, op hun reisdoel aankomen.

    Gezien de omstandigheden moet de infanteriecommandant van de  8ste  I.D. zijn actie beperken tot het bezetten en verdedigen van twee kilometer spoorweg.Hiervoor gebruikt hij het bataljon van het 44ste evenals de mitrailleurs van een artilleriegroep, een peloton verkenners en zelfs het peloton dat instaat voor de bewaking van het hoofdkwartier van de Divisie.

    De vijf artilleriegroepen concentreren een hels kanonvuur op Meulebeke dat juist door de Duitsers is bezet. Van die kant uit dringen de Duitsers niet meer aan.

    Het 13de Linie trekt haar front terug op de rivier de Mandel. Maar in de sector van de buren, de 9de I.D., zijn de Duitsers (in de richting van Meulebeke) de rivier al overgestoken. De ondersteuningsartillerie van het 13de wordt er onder Duits geweervuur genomen (vanuit het gehucht Paanders).De veraste artilleristen vernietigen vlug hun kanonnen en scharen zich rond de commandopost van het 13de,ze gaan er strijden als infanteristen.


    Bij het 19de Linie worden de twee bataljons die van alle kanten omsingeld zijn geliquideerd, uitgezonderd één compagnie die blijft stand houden ten noordoosten van St-Baafs-Vijve.

    Tegen 16u30 wordt het gene dat overschiet van de 8ste I.D. opnieuw samengesteld, Dit gebeurt achter de Mandel en de Mandelbeek tot tegen Markgem. Bij het 13de is de situatie wankel, de Duitsers zijn al in Marialoop, ten noordoosten van Meulebeke. De overschot van het 19de zit  tezamen met elementen van het 6de  Jagers te Voet geïsoleerd. Tot laat in de avond leveren ze een verbeten strijd. Van het 13de en het 19de schiet er niet veel meer over. Zeven artilleriebatterijen hebben hun stukken moeten vernietigen.

     

    Boven de geallieerde linies dwarrelen  pamfletten waarop de Duitsers de geallieerde soldaten duidelijk maken dat de geallieerde troepen nu volledig omsingeld zijn, psychologische oorlogsvoering noemt men dat.

     

    Het vliegveld te Stene krijgt in de vroege ochtend van de 26ste  een vreemde bezoeker. Om 04uur raast een Wellington bommenwerper er over de landingsbaan en komt achteraan het vliegveldje, dat toch wat te klein is voor dit kaliber bommenwerper, tot stilstand.  De piloot Squadron Leader Glencross van het 37 Squadron steekt te samen met zijn bemanning ( de navigator P/O Cameron, waarnemer Sgt Parkhouse, radioman LAC Clear en de boordschutter AC Stamthorpe) het toestel in brand. Hun Wellington, de L7793, is boven Avesnes door afweervuur geraakt en met doorboorde motor en brandstoftanks hebben ze een noodlanding te Stene moeten uitvoeren. (Het verhaal van de bemanning zal geen happy end kennen. S/L Glencross zal op 28 mei bij bet kelderen van de S.S. Aboukir in bet Noordzeewater omkomen,  en P/O Cameron en Sgt R.C. Parkhouse zullen  nog dezelfde dag sterven, 26 mei, in de inschepingchaos rond Duinkerken.).

     

    Het Belgisch luchtwapen telt op de ochtend van de 26ste mei nog 23 toestellen en vervolgt haar operaties. De I/1 stuurt een Fox naar Eeklo. Een uur later landt het toestel te Stene dit nadat het achtervolgd werd door drie Duitse bommenwerpers. Tijdens de tweede missie dropt de bemanning een kist met zestig granaten boven Duitse infanteristen. Op hetzelfde vliegveld landt er een Fox Hispano van de lV/1, het komt vanuit Tours. Het toestel vliegt een verbindingsmissie maar het raakt vernield bij de landing. De bemanning, bestaande uit OLt Rousseau en Hodeige, is licht gewond.‘s Morgens stijgen zes Renards van de V/1 op te Zwevezele en vliegen naar Lombardzijde. Bij de landing geraken ten gevolge van de slechte staat van het terrein twee vliegtuigen beschadigd. Een missie in de namiddag verloopt zonder problemen. De VI/l voert twee missies uit boven Harelbeke en Roeselare. Om 11u30 verlaten de tien toestellen Zwevezele om de Fox van de l/1 op Stene te vervoegen

     

    Vandaag wordt de opdracht van 25 mei naar de Leiebruggen door het Britse 59th  Sqdn herhaald. bij Bij een van de pontonbruggen haalt het Duitse luchtafweergeschut de Blenheim R3613 omlaag. De machine slaat nabij Waasten tegen de aarde te pletter. Radio AC2 Albert Brogan en zijn waamemer Sgt Gordon Schwindt worden naast hun piloot in de omliggende velden begraven. (In 1941 zullen  de ouders van  piloot P/O R.E. Shaw  nog een tweede zoon ,boven Nederland, verliezen. Na de oorlog zullen de twee broers zij aan zij op de Nijmeegse militaire begraafplaats Jonkerbos in Nederland worden begraven).

     

    Hoewel de luchtgevechten boven de kust nog steeds in hevigheid toenemen, vallen er toestellen zowat overal in België. De hele dag is het een aan- en afvliegen van  Duitse Heinkels en Dorniers ze worden geëscorteerd door de Messerschmitts Bf 110 van ZG 1 en ZG 26.  Deze voeren vooral bombardementsmissies uit naar het inschepinggebied.

     

    De Hurricanes van het RAF 605 Sqdn zijn opnieuw actief boven West-Vlaanderen. Nadat P/O Muirhead boven Oostende een Duits vliegtuig heeft neergehaald, wordt hij zelf geraakt. Met behulp van zijn parachute springt hij uit zijn getroffen Huricane (N2346) en dwarrelt neer boven Oostende. Nabij de zelfde stad storten nog twee Duitse Bf 110 toestellen van de I/ZG 1 neer.



    15-02-2010, 12:58 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.26 mei


















    15-02-2010, 13:02 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. foto van Kortrijk en Lauwe




    15-02-2010, 13:04 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.27 mei






    15-02-2010, 13:38 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waffenstreckung




    15-02-2010, 13:46 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marke mei 1940
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    15-02-2010, 16:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bericht aan de bevolking , Kortrijk mei 1940
    Bericht aan de bevolking , Kortrijk mei 1940



    15-02-2010, 16:10 geschreven door DP


    Tags: Bericht aan de bevolking, Kortrijk 27 mei 1940
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel 9


    27mei

    De militaire impasse is hopeloos voor de geallieerden, de lijn Maldegem-Tielt-Roeselare is door de Duitse troepen doorbroken. Op 50km² (=
     West-Vlaanderen) zitten meer dan twee miljoen inwoners, vluchtelingen en soldaten in de tanggreep van de Duitsers,  ze worden bedreigd door de alles overheersende Luftwaffe.

     

    Leopold III verwittigt Churchill, de Britse generaal Gort en Franse generaal Weygand) dat een kapitulatie nakend is . Churchill dringt aan op het vertrek van  Koning Leopold III. De Franse eerste minister Reynaud vraagt dat alle Belgen in Frankrijk zouden gemobiliseerd worden...

     

     De regering Pierlot verwerpt iedere onderhandeling met de vijand. Daar de koning  (volgens de vluchtende regering van Pierlot) de band met zijn volk verbreekt zijn officieren en ambtenaren dus ontslagen van hun plicht van gehoorzaamheid aan de Koning (radio-toespraak Pierlot).

    Het is de bedoeling dat het Duitse IV e LK met de 61ste en 31ste divisie de doorbraak gaan forceren in de richting van de Kemmelberg. Ondertussen moet de 18e divisie Ieper afzonderen en moet de 14e divisie proberen om Staden te bereiken. Al vroeg in de morgen vallen de Duitsers aan! Aan de Frezenberg, gelegen tussen Zonnebeke en Ieper, ziet met Duitse verkenners te paard. Om 07u00 wordt door aanstormende infanteristen de hindernis van de wagons doorbroken. Vanaf 08 u.30 is de verbinding met leper afgesneden. Ondertussen beschiet de Belgische artillerie Het Hoge (Zillebeke) en later de Frezenberg, ondertussen gaat in Zonnebeke het plunderen lustig door!

    Rond de Frezenberg  spannen de Belgische Lanciers zich in om er hun positie te behouden. De versperring wordt er verdedigt door  de 300 resterende mannen van het 3de Lansiers. Ze beschikken maar over een twaalftal automatische wapens, hiermee kunnen ze uiteraard de Duitse infiltraties niet onderdrukken.

    Te Passendale verliest de antitankversperring van spoorwagens haar doel, want er dagen geen Duitse tanks op, maar wel Duitse infanteristen. Daar de tarwe en rogge, gezien het goede weer,

    nagenoeg op volle lengte staat, kunnen de infanteristen op sommige plaatsen ongezien naderen. En op de koop toe heeft de gemeente Passendale kort voordien de sloten laten uitdiepen zodat de Duitsers  nu ook dit handig weten te gebruiken om te naderen. Vanaf 11u.00 meldt men contact met de vijand. Er wordt een bres geslagen in de spoorlijn, dit gebeurt bij het 31ste Linie die er van Zonnebeke tot Passendale heeft post gevat. De weg naar Passendale ligt open!

    Het IV e Legerkorps zet drie divisies de 61ste, 31ste en 18e in voor de aanval op het Komen - leper kanaal en in de bres tussen leper en Zonnebeke. In de streek van Beselare, Dadizele en Geluwe wordt een nieuwe frisse divi­sie, de 254ste, ingezet. Samen met de 14e divisie ressorteert deze onder het X e Duitse LK dat de inname van het bos van Houthulst tot doel heeft. Het XIe Duitse LK ten slotte, heeft de 19e divisie tegenover Roese­lare, de 30ste en de 255ste ten noorden van die stad liggen.De Duitse aanval van het Xe LK begint met het hevig beschieten van Passendale. De dorpskom krijgt het hard te verduren, de kerktoren wordt vernield. In de loop van de namiddag wordt Passendale ingenomen.

    Diverse tegenaanvallen van de Belgische troepen kunnen de Duitse opmars nog tegenhouden zodat tegen het einde van de dag het Belgische front, weliswaar teruggeplooid in de richting van Poelkapelle, nog steeds een samenhangend geheel vertoont. Alleen bij Passendale is er een bres van twee km geslagen. Roeselare is nog in Belgische handen, het regiment 1ste Grenadiers van de 6e Infanteriedivisie is er in stelling te Rumbeke. Aan het kanaal van Komen - leper moeten de drie Britse briga­des (143Th, 13nd en 17nd) wijken onder de slagen van drie Duitse divisies (61ste, 31ste en 18e ). Omstreeks 19 uur zetten de Britten,met enig succes, een tegenaanval in en tengevolge kunnen ze het Ile Britse korps vrij maken. Een uur later volgt er een tweede tegenaanval deze brengt de Britten tot aan de kanaaloever. In de loop van de nacht komt de 3rd Division onder bevel Montgomme­ry via Mesen en leper, in de morgen van 28 mei zullen ze de lijn ten noorden van leper bezetten.

    Heel in het noorden van onze provincie, aan het kanaal van Gent naar Brugge zijn de Duitsers erin geslaagd een diepe bres te slaan in het front van de 12de ID zodat het hele IIe LK verplicht is om terug te trekken. Tot in de avond slaagt het V e Belgische LK erin om de druk in de richting van Brugge te beperken.

                                                                                                                    

    Het VII L.K. heeft haar nieuwe stelling  op de Mandel van Kachtem tot Ingelmunster (groepering van de 9de I.D.) en van de spoorweg van Ingelmunster tot Tielt (groepering van de 8ste I.D. en 16de I.D.) en aan die van Tielt naar Deinze (groepering van de 2de Divisie Ardense Jagers) bij dageraad ingenomen. Dit front word letterlijk gehouden met wat men nog heeft kunnen optrommelen. Dit front heeft een ongelijke bezetting,heeft geen diepte en met meestal een geïmproviseerde organisatie vanuit het commando. Bij de 9de I.D. gaan de Duitsers aanvallen in de richting van Ingelmunster. Emelgem wordt veroverd.

    Ten westen  rollen ze de verdediging van de Mandel tot Kachtem op, Daar proberen ze te infiltreren in de sector van de 6de I.D.. Naar het noorden toe richten ze zich op het bos Het Veld en verder. Een compagnie van het 8ste en 9de bataljon Genie de Duitsers er tevergeefs tegen te houden. Liester, verdedigt door een groep wielrijders van de 13de I.D. tezamen met elementen van het 4de artillerie Regiment en het 9de Genie, weerstaan verbeten dit totdat ze volledig omsingeld zijn.

    Omstreeks 16 uur  veranderen de Duitsers, die oprukken via de weg van Ingelmunster naar Brugge, van richting. Ze trekken nu westwaarts en veroveren het station van Ardooie. Het dorp wordt verdedigt door  het verdedigingspeloton van het Hoofdkwartier van de 9de Infanterie Divisie, dit te samen met  geïsoleerde elementen die zich bij hen hebben komen aansluiten.Omstreeks 18 u 30 valt Ardooie.  Solitaire Belgische weerstandnesten houden er stand tot 21 uur. De  moedige verdediging van Ardooie door  mensen van achter het front verdient hier zeker en vermelding.

    In de avond valt ook Zwevezele. De bres is geslagen, een gapende opening van 6 a 7kilometer breed. Een zwakke post bestaande uit rekruten en mannen van de Genie zijn geposteerd aan de zuidelijke randen van de Lake Bossen en het noorden van Zwevezele, zij verdedigen er de toegang naar Brugge.

     

    Gedurende de gehele dag is de infanterie, uitgerekt over een enorm front, in de onmogelijkheid geweest om te reageren of om er aanhoudend weertand te bieden. De artillerie van haar kant geeft  de ganse dag het volle pond gegeven. Ze beschiet de aanvallers met moordende concentraties van artillerievuur en vervolgens vechten ze als infanteristen, zoals de mannen van het III/3A te Manegem ( gelegen nabij Meulebeke).

     
    Generaal
    Derousseaux, onder-chef van het Belgisch leger, wordt om 17 uur als boodschapper naar de Duitse militaire overheid gestuurd,  dit om er kennis te nemen van de Duitse militaire voorwaarden (die nadien met de geallieerde overheden moeten besproken worden). Hij verblijft op het Duitse hoofdkwartier te Anvaing tot omstreeks 23 uur. Generaal.Michiels stafchef van het Belgisch leger brengt de geallieerde hoofdkwartioeren van deze missie op de hoogte (o.a. de Franse generaal Champon). Ondertussen word de oorspronkelijke tekst van Derousseaux-mandaat door generaal Raoul Van Overstraeten (militair raadsman van Leopold III) gewijzigd van "plénipotentiaire mandaté" om te onderhandelen naar "parlementaire qualifié pour connaítre les conditions de la cessation des hostilités entre l'Armée Allemande et l'Armée Belge". Derousseaux onderhandelt nog over enkele details (de "eer der wapens" te.betuigen aan het Belgisch leger) op het hoofdkwartier van generaal Walter von Reichenau. Na een telefonisch gesprek met Hitler in Berlijn, eist von REICHENAU de onvoorwaardelijke overgave! "Der Fuhrer verlangt bedindingslose Waffenstreckung". Leopold III overnacht in het provinciaal Hof te Brugge,  hij ontvangt er generaal Michiels, generaal Van Overstraeten, Raoul Hayot de Termicourt advokaat generaal bij het Hof van Kassatie en Hendrik Deman : "il faut accepter!" (Leopold, of Deman?)

    In de Belgisch-Duitse overeenkomst is er geen sprake van van "Kapitulation" wel van Waffenstreckung". Later spreken de Duitsers zelf van "Waffenstillstand", gevraagd door de Koning.


    27 mei lanceert de Luftwaffe een grootscheepse aanval tegen de Franse havenstad. Onder de Duitse bommen sterven vele Britse soldaten, alsook vele Franse burgers.Te Stene verhindert een bombardement  de toestellen van het Belgische I/1 een missie uit te voeren. De V/1 vliegt een opdracht vanop Lombardzijde.De VI/1 vliegt van stene naar Harelbeke en Ursel, waar de waarnemers vanuit hun Renards de Duitse tanks voor Ursel zien staan














    15-02-2010, 16:20 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.27 mei vervolg








    15-02-2010, 16:24 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel 10

    28mei
    Op het hoofdkwartier van Koning Leopold III beseft men al lang dat het voorbij is. Na een uitputtende en moordende veldtocht van 18 dagen is de vlam van het Belgische leger volledig uitgedoofd. Daags voordien had men al contact opgenomen met de Duitsers om over de voor­waarden van een staakt-het vuren te praten. De Duitsers eisen een” onvoorwaardelijke overgave!”.

    Om 05u.00 van 28 mei is het over voor het Belgische leger.België heeft de wapens neergelegd. De Wehrmacht zit verveeld met het grote aantal krijgsgevangenen.

    Maar ondertussen woedt de strijd boven de rest van Frankrijk voort. Diezelfde dag nog  tracht de Franse Generaal De Gaulle om met zijn tanks, tijdens een tegenaanval bij Abbeville, de Duitse opmars te breken. Maar de Luftwaffe heeft nog een enorm potentieel aan Kampfgeschwadern (KG) om Goerings voornemen uit te voeren!

     

    Op dat ogenblik houden vijf Britse divisies de Leie bezet tussen Komen en Armentiers (42nd en 4th) en de lijn Komen – leper-Noordschote (5th, 50th en 3rd).

    Langs de IJzer bevinden zich alleen Belgische troepen die uiteraard ook in de capitulatie betrokken worden.

    De verdedigingslijn van het bruggenhoofd van Duin­kerke op de vaart van Nieuwpoort naar Veurne en van Veurne naar St. Winoksbergen zit nog stevig in Britse handen terwijl de Britse 44Th, 46Th, 48Th en 2nd Divisions zich op Duinkerke terugtrekken.

    Het Britse front aan het Komen - leper kanaal houdt nog de hele dag van stand. In de daaropvolgende nacht worden die eenheden naar de IJzer teruggetrokken onder de bescherming van de Britse 3Th en 50Th Division die zich pas 24 uur later zullen terugtrekken

    Protocol van de  Bedingungslose Waffenstreckung

     

    Tekst van de overeenkomst,( opmerking volgens de tekst is het een overeenkomst tussen twee staatshoofden en niet tussen tweelegerleiders)

    Tussen de opperbevelhebber van het leger, kolonelgeneraal Von Reichenau, in zijn hoedanigheid van afgevaardigde van de Führer en opperbevelhebber van het Duitse leger, en generaal-majoor Derousseaux, in zijn hoedanigheid van afge­vaardigde van de koning der Belgen, is overeen -gekomen als volgt:

    1. De geloofsbrieven van de afgevaardigde van de koning der Belgen zijn nagezien en in orde bevonden.

    2. Het Belgische leger in zijn geheel legt onmiddellijk en on­voorwaardelijk de wapens neer en is als krijgsgevangen te beschouwen. Ten gevolge waarvan, en op verzoek van de bevelhebber van het Belgische leger, de wapenstilstand tussen de Duitse en Belgische troepen van kracht geworden is, op 28 mei 1940 te 05 uur (Duitse tijd) en te 04 uur (Belgische tijd). Dit behelst niet de Duitse operaties tegen de Franse en Engel­se legers die de strijd voortzetten.Om vergissingen te voorkomen, zullen de Belgische troepen zich kenbaar maken door middel van witte vlaggen. Zij staken  onmiddellijk elke verplaatsing, en zullen, langs de kant van de wegen, op latere richtlijnen wachten.

    3. De staf van het Belgische leger gaat de verbintenis aan zonder verwijl aan het Duitse oppercommando de gebieden bekend te maken, waar zich Belgische troepen bevinden. In deze gebieden, en op sommige verzamelpunten, zal het Belgische leger zijn wapens neerleggen, zonder ze te bescha­digen, en zal ze bewaken tot ze aan de Duitse troepen over­gemaakt kunnen worden.Het vertrek van de Belgen zal door het Duitse opperbevel geregeld worden.           De Belgische staf betuigt haar instemming met de onmiddellijke bezetting door het Duitse leger van het gebied onder Belgische soevereiniteit tot en met de kust. Zij zal met eigen militaire middelen waken over de goede staat van de sluizen. Deze zullen ongedeerd en gesloten blijven tot de aankomst van eenheden Duitse pioniers. De kustversterkingen zullen ongedeerd worden overgeleverd.

    Teneinde de bovengenoemde voorwaarden van de capitulatie te authentifiëren, werden de twee exemplaren van het proto­col, in de Duitse taal gesteld, na ondertekening, uitgewisseld tussen de afgevaardigde van de Führer en opperbevelhebber van het Duitse leger en de afgevaardigde van de Koning der Belgen".


    15-02-2010, 16:32 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel 11
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Sector 2

    24 mei

    Nadat ze het Gentse Bruggenhoofd hebben ontruimd betrekken de 2de, 5de en de 4de I.D. stellingen achter het Afleidingskanaal van Merendree tot Deinze. De motivatie is hier, bij sommige eenheden althans, ver te zoeken!  De 4e Belgische infanteriedivisie stelt haar drie linieregimenten op tussen Deinze en het noordwaarts gelegen Nevele, ten westen van het Schipdonkkanaal. Deze divisie heeft een rampzalige terugtocht van aan het Albertkanaal achter de rug. De divisie beschikt nog over 5.300 infanteristen in plaats van de  normale 11.100, over 110 lichte mitrailleurs in plaats van 324, heeft nog slechts 20  zware mitrailleurs in plaats van 144, telt nog 24 kanonnen 4.7 cm in plaats van 60 en beschikt over geen enkele mortier van 76 mm meer waar er normaal 36 moeten zijn.

     Vanuit Gent rukt het Duitse IXe korps onder generaal Geyr op in de richting van Deinze, het 192ste  infanterie maakt vorde­ringen ten noorden van die stad en het 171ste  infanterie ten zuiden.

     
    Bij de 2de Divisie Ardense Jagers, van generaal Ley, vallen de Duitsers, profiterende van de beschutting die Machelen hen biedt, het vooruitgeschoven peloton van de 6de Ardense Jagers aan. Deze zijn in stelling in de Leiebocht  van Gottem. De aanvallers zijn de Duitse 216de  en een deel van de 56ste divisie.

    Tegen 11u15 zijn drie van de vier mitrailleurs buiten gebruik.Na een gevecht met handgranaten word het peloton tot de overgave gedwongen.Van af dat moment steekt een heel  Duits bataljon de Leie over! Dit vijandelijk dat bataljon versterkt is met zware wapens valt tevergeefs gedurende zes uur de verdedigers, geposteerde op de lijn van de Leiebocht, aan.De Duitsers lijden hier zware verliezen door het accurate Belgische artillerievuur.

    Om 17 uur trekken de Duitsers zich terug. Ze instaleren wel wacht- en observatieposten in de boerderijen gelegen tegen de Leiebocht op de linkeroever. Ook aan de Ponthoek (Olsene) in een ondersector van het 4de Ardense Jagers steken de Duitsers de Leie over.

    Maar dankzij tegenaanvallen  van de Ardense Jagers is tegen 21 uur de situatie praktisch hersteld.

    Bij de 12de I.D.heerst er chaos deze  is te wijten aan de elkaar opvolgende aangebrachte wijziging van de bezetten sectoren en ondersectoren.
    De troepen van de divisie hebben verschillende bewegingen moeten maken,dit heeft als gevolg dat ze pas tegen de middag hun definitieve plaatsen innemen.

    Het 23ste Linie word langs de kanaaloever opgestelde, het 2de Linie bezet de eerste lijn te Oostwinkel. Aan de Linkerzijde neemt het 1ste carabiniers stelling.
    Ze stellen hun wapens op achter een versperring die in feite niet veel meer is dan een brede sloot.Bospartijen, bomen en struiken belemmeren hun uitzicht op de overkant.

    Zelfs artilleriewaarnemers, die zich op hun hoger gelegen observatieposten bevinden, bespeuren vaak maar op het laatste nippertje de vijand.  In de sector van de 12de I.D. worden de bruggen in de vroege middag opgeblazen.

    Bij kilometerpaal 19,6, waar de Ronselestraat op het kanaal doodloopt, ligt er nog een loopbrug op het water. Deze passerelle is de verbindingsweg met de voorpost, die 250meter in oostelijke richting de wacht houdt bij en brugje over de Lieve. Als de viand nadert moeten de mannen van de voorpost alarm slaan en dan via de Loopbrug terugkeren naar de eigen linies. Bij de passerelle staan mannen van de genie klaar om deze op te blazen nadat de voorpost gepasseerd is. Omstreeks 18 uur en 18u30 krijgt men het bericht binnen dat de Duitsers er in geslaagd zijn om het afleidingskanaal over te steken. Dit gebeuren vind plaats in de ondersector van  het Gentse 2de  Linie Regiment (zuidelijk) en in het zuidelijk gedeelte van de ondersector van het 23ste Linie.

    Dat de Duitsers hier kunnen overkomen is het gevolg van het feit dat de verwittigingposten, ten oosten van het kanaal gelegen op enkele honderden meters, hun taak niet hebben volbracht! Twee pelotons zijn verdwenen! De Duitse militairen stappen simpelweg het kanaal over op de passerelles die voorzien zijn voor de terugtocht van de mannen van de uitkijkposten! Na bij de vernietigde brug van Stoktevijver zit reserve-wachtmeester Dubrulle, hij is waarnemer voor d 2de groep van het 7de Artillerie.

    Vanuit zijn observatieplaats aanschouwt hij het trieste gebeuren. Rond 18 uur ziet hij Duitsers  nabij de loopbrug, hij meld dit onmiddellijk! De wachtmeester hoort ook, dat de Duitsers met behulp van luidsprekers, de piotten in het Vlaams aanmoedigen om over te lopen en zich over te geven. En inderdaad door zijn verrekijker ziet Dubrulle een aantal Belgische infanteristen, zonder wapens, over de brug rennen!  Gelukkig neemt men vlug de nodige beslissingen!
    De bevelhebber van het 2de Linie vraagt de artillerie om te vuren op Stoktevijver.

    Enige minuten later schuifelen de eerste
    artilleriegranaten al naar hun doel..
    De loopbrug wordt vernielt. Te laat! Gedurende verwarring zijn al heel wat Duitsers over de passerelle gelopen en hebben zich ten westen van het Afleidingskanaal verspreidt. De Belgische artillerie beschiet nu met volle kracht de kanaaloever.
    De bres kan door de troepen in de sector versterkt met het eskadron wielrijders van de divisie, worden gedicht.
     
    De 12de I.D. plant een tegenaanval.Deze aanval is gepland voor morgenvroeg, bij dageraad.Hij zal uitgevoerd worden door het Eerste Bataljon (I Bat) van het 22ste Linie.

    Het bataljon moet zich tegen 02uur opstellen ten westen van de kasseibaan Ronsele – Oostwinkel.
    In de zone van het V Legerkorps heeft de vijand contact nabij Balgerhoek (6de  I.D.).

    In de zone van het Cavaleriekorps zij er contacten met de Duitsers op de overgangspunten van het Leopoldkanaal, tussen de Braekman en Strooibrug( ten noorden van Maldegem) De Duitsers dringen er niet aan.

    15-02-2010, 16:52 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel 12

    25 mei

    De twaalfde infanteriedivisie bezet het afleidingskanaal van de Leie tussen Ronsele en het kanaal Brugge-Gent. Twee regimenten ervan, het 23ste en 2de  Linie, liggen langs het afleidingskanaal, het 22ste Linieregiment bevindt zich in tweede lijn.
    De vorige avond is een sterk detachement van de 208ste Duitse infanteriedivisie erin geslaagd de waterlijn over te steken langs een niet vernielde loopbrug en zijn zo in de ondersector van het 23ste Linie  geraakt en hebben er een bruggenhoofd van zeshonderd meter breed gevormd.


    Bijgestaan door een eskadron van de wielrijders van de divisie en ondersteund door de kanonnen van het 7de Artillerieregiment, is het Eerste bataljon van het 22ste Linie gelast de oever langs  Belgisch zijde te zuiveren.De mannen van het 22ste staan klaar voor de aanval.


    Om 4u 10 's morgens barsten de kanonnen los! Twintig minuten later wordt  aanval ingezet.De piotten rukken op in de richting van het kanaal. Majoor Feyerick, een ancien van 14-18,stapt kalm maar vastberaden mee met zijn mannen. De weerstand is hardnekkig. De twee linkercompagnies worden tot staan gebracht, terwijl die van rechts en de Wielrijders vooruitgaan. Rond 09 uur komt men op honderd meter van het kanaal, dit dankzij de   de steun van de T13 tank van de Wielrijders. Hij heeft al meerdere vijandelijke machinegeweren het zwijgen opgelegd. Maar de T 13 wordt geraakt en de drie bedieners ervan zijn gewond . De tank moet zich terugtrekken. De Duitse belager  stelt zich opnieuw agressief op, maar gelukkig komt de kleine gevechtswagen terug! De bemanning  bestaat uit de chauffeur en Luitenant Osselaer, die als kanonnier dienst doet. Hij schiet vlug en richt uitstekend! Zelfs zo goed dat zes zware machinegeweren, het ene na het andere, buiten gevecht worden gesteld.

    De twee andere compagnies rukken opnieuw op. Ondertussen valt, langsheen de oever, het Eerste bataljon van het 2de  Linie, onder het bevel van Majoor Lardinois, op zijn beurt naar het noorden toe aan. Het 4.7mm antitankkanon  van de T 13 vernielt van zijn kant de loopbrug, wat de aanbreng van vijandelijke versterking belet. Weldra steken de Duitsers van het bruggenhoofd ( mannen van het I.R.309) de armen in de lucht, zodat 235 man, onder wie vijf officieren, in Belgische handen vallen.

    Deze schitterende actie kost het leven aan achtenveertig Belgische militairen, waarvan vijf officieren. Een van hen is de bevelhebber van het overwinnende bataljon, namelijk Majoor Feyerick hij is dodelijk getroffen  door een granaatscherf.

    Getuigenis:

     

     

    Vehaal van Wielsbekenaar Robert Vandenberghe van de 2e Compagnie van het 22ste Linie regiment: Robert is van de klas 1931 en word terug opgeroepen wanneer de oorlog dichtbij is. Hij ondervindt de gevechten van mei ‘40 aan de lijve.In het Oost-Vlaamse Ronsele, bij Zomergem gelegen, maakt hij in de voorste gelederen „De Slag van Ronsele" mee. De grote slag die aan het Schipdonkkanaal, een afleidingskanaal van de Leie, uitgevochten word situeert zich in de driehoek, Leischoot-Stoktevijver-Rijvers.

     

    Op 25 mei komt het er tot een bloedige en driftige strijd, het dodencijfer is niet gering.

    “We zijn aanvankelijk met vijftien officieren die het bevel voeren over de manschap­pen van het bataljon. Vijf ervan worden gedood, vijf anderen worden gekwetst en de overige vijf officieren komen heelhuids en zonder kwetsuren uit de slag".Luitenant Robert Vandenberghe links en luitenant Bauwens rechts, ieder met hun peloton in eerste lijn, rukken op. “Vooruit!”roepen de officieren. Kogels fluiten hen om de oren. De soldaten volgen aarze­lend de bevelen op. De officieren geven richtlijnen.Vingers omklemmen krampachtig het koude metaal van de geweren. “Vooruit!” roepen de officieren hun mannen toe.

    Tussen twee korenvelden in moet een landweg overgestoken worden. Aan de overzijde ligt een diepe sloot, die hen nieuwe beschutting zal bieden. Zachtjes wordt overeengekomen om de veldweg over te steken.Luitenant Bruynseraede wordt geraakt, twee soldaten brengen hem weg uit de vuurlijn. Luitenant Vandenberghe denkt dat hij de mitrailleursnesten gelokaliseerd heeft, want na iedere mitrailleuruitbarsting heeft hij het terrein nauwkeurig in het oog gehouden. “Oprukken!" brult hij. Hij gaat op kop, de mannen volgen. Een schot, een man is geraakt en valt. De aanval valt stil. Enkele mannen roepen;”Luitenant! We hebben geen patronen meer! "

    Lt. Vandenberghe merkt de manschappen, die onder het bevel van Luitenant Bauwens aan de aanval hebben deelnamen, op. Ze zijn totaal in de war want hun luitenant is gesneuveld.

    Lt. Vandenberghe voegt de ontredderde mannen aan zijn eigen peloton toe. Het is 11 uur wanneer ze het kanaal bereiken.Twee gevechtsgroepen is alles wat rest van het peloton van luitenant Vandenberghe, plus nog enkele mannen van het peloton van luitenant Bauwens.

    Bezorgd kijkt de luitenant om zich heen, hij ziet zijn gedecimeerde rangen. Hij tuurt naar de nog overblijvende,uiterst ver- moeide en uitgehongerde manschappen.

    Al sinds zes uren vechten ze . Hij wacht op de aflossing die maar niet komt op­dagen.

    Luitenant Vandenberghe spreekt van, als de schemering   intreedt" en noemt 18.00 uur als aflossingstijd door eenhe­den van het 2e Linie  maar in feite weet hij het zelf niet. Daags voor de capitulatie vallen zijn soldaten in Duitse handen. Hij word als krijgsgevangene naar Duitsland gedeporteerd en komt vrij in september 1940, samen met andere Vlaamse reserve-officieren.

     


    Bij de 4de  I.D. slaagt het Duitse 192ste IR (onder bevel van Oberst Wolf) erin het Schipdonkkanaal in de buurt (ten zuiden) van Meigem over te steken.
    Dit gebeurt in de ondersector van het 15de Linie. Hier ondervinden de Duitsers beschamend weinig tegenstand!
    Het 15de Linie stort in elkaar, velen geven zisch over of vluchten weg.
    Oudere officieren, anciens van die andere oorlog, zien machteloos toe hoe hun bataljons uit elkaar vallen.

    Kapitein Commandant Locks wil met zijn 7de compagnie nog de tegenaanval inzetten, maar hij wordt samen met luitenant Mutsaers in verdachte omstandigheden neergeschoten.
     

    De Duitsers vorderen vlug, het Belgische artillerie vuur komt hier nogal laat opgang.
    Ze vormen  een stevig bruggenhoofd en  vallen noordwaarts het 7e Belgische Linieregiment en zuidwaarts het 11e  Linieregiment in de rug aan.In de eerste lijn van het 7e linie worden het 1ste en 2e batal­jon letterlijk weggevaagd maar nog voor de tweede lijn worden de Duitsers door de 10e en 11e compagnie teruggeslagen.


    Bij het 11e linieregiment wordt het 3e bataljon(III Bat), dat zich in de in eerste lijn bevindt, omsingeld Het II Bat. Loopt al vlug met de armen omhoog  de Duitsers bataljon tegemoet! Wanneer het 1ste  bataljon (I Bat) tot de aanval overgaat om het 3e (III Bat) te ontzetten, plaatsten de Duitsers een aantal krijgsge­vangenen voor hun eigen troepen zodat de Belgische aanval mislukt. Om 10 u.35 is bet derde bataljon van het Duitse 192ste IR nog amper één kilometer van Vinkt verwij­derd. Omstreeks 14u.45 voeren Duitse vrachtwagens verster­kingen aan. Twee compagnies gaan zich in de korenvelden verschuilen om zo het moordende vuur van ons 1ste Ardense Ja­gers (3e bataljon) te ontvluchten. De Belgische artil­lerie, die al de hele campagne door voorbeeldig heeft gestreden en bewijs heeft geleverd van hoge nauwkeurigheid in het schieten, schiet een aantal Duitse vrachtwagens kapot zodat de rest zich ijlings terugtrekt.

    De Duitse infanteristen sluipen ondertussen naar het dorp Vinkt toe en om 19 u.40 rukken ze het dorp binnen maar bijna ogenblikkelijk worden ze er terug uitgekegeld.

    In de loop van de gevechten herhaalden de Duitsers hun snode daad van in de voormiddag. De geneeskundige compagnie van het 15e linie is in handen van de Duitsers gevallen en deze 25 man worden gedwongen om met oomhooggeheven handen voorop te marcheren tot dekking van het Duitse offen­sief. De Belgische artillerie blijft echter onverminderd vuren, een Belgische apotheker en sergeant worden gedood. Gebruik­makend van de paniek slagen de overige Belgische krijgsgevan­genen er in om te ontkomen.

    Enkele uren later herhalen de Duitsers nogmaals deze criminele daad nu op de baan naar Nevele toe.

    Een peloton krijgsgevangen van het 11e linie dient hier als levend schild. Sergeant Put uit Hasselt (het 11e  linie is een bijna volledig Limburgs regiment) moet te samen met veertien mannen een Duitse aanval tegen de Belgische stellingen dekken. Achter iedere Belg stapt een Wehrmacht-soldaat met het geweer in de aanslag. Een van de Belgen zwaait met een witte vlag en moet luidkeels roepen: “Niet schie­ten! We zijn Belgen". De commandant van het 3e bataljon van het 1ste Ardense Jagers, Raymond Dhuren, (hij zal later sneuvelen) neemt geen risico's. Hij laat de Duitsers met hun levend schild naderen tot op een 40-tal meters om dan des te dodelijker te kunnen vuren. De tragedie die zich daar afspeelt laat zich blindelings raden. Negen Limburgse militairen zijn dood en een blijft zwaar gewond ter plaatse liggen. Sergeant Put en vier van zijn lotgenoten geraken heelhuids uit deze vuurzee.Ondertussen dwingt het  krachtig Belgische artillerievuur de Duitsers tot de aftocht. 

    Te Nevele moedige de Jagers te Voet de burger aan om het dorp, dat nu middenin de gevarenzone ligt,  te verlaten. Een Belgische tegenaanval  kan hier een aantal krijgsgevangenen bevrijden.


    In de loop van de dag neemt de Duitse 56ste Infanterie Divisie meer dan 5000 gevangenen.Het zijn vooral mannen van het 7de ,11de en 15de Linie en het 8ste Artillerieregiment. De 4de I.D. is van de kaart geveegd, dit ondanks het feit dat ze weinig of niet gevochten heeft.

    Luitenant Buron

    Dat de Ardense jagers keihard   weerstand bieden op 25 mei is een feit, uiteraard kost dit hardnekkige verzet mensenlevens.

    Een van hen die zijn opdracht tot het bittere einde vervult is  reserve - luitenant Buron van de 7de Cie van het 1ste Ardense Jagers.

    Nadat de bevelhebber van de Cie, kapitein-commandant Dhuren, dodelijk gewond is afgevoerd neemt Lt.  André Buron het commando van de compagnie over.

    Kort nadat hij het bevel heeft overgenomen, omstreeks 18 uur, beschiet de Duitse artillerie opnieuw de posities van de 7de Cie. Op dat ogenblik bevindt de compagnie zich ten oosten van Vinkt.

    Op dat tijdstip bevindt de luitenant zich bij   een C 4.7 /T 13 die zijn Cie moet ondersteunen. Terwijl Buron de nodige bevelen heeft aan de onderofficier van de tank, ontploft er nabij hem een Duitse artilleriegranaat, de explosie en de rondvliegende hete en alle doorborende  granaatscherven van het vijandelijk projectiel worden hem fataal.


















    15-02-2010, 17:14 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Luitenant Buron




    15-02-2010, 17:16 geschreven door DP


    19-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 1

    18° Linie Regiment


     

    Historisch verslag – van 1939 tot 1941



    Tweede Wereldoorlog


     

    Opgedragen ter nagedachtenis van alle gesneuvelden van het 18° Linie Regiment,

    Aan de oud-strijders en oudgedienden van dat regiment,

    Aan hun bevelhebber Kolonel Stafbrevethouder DUEZ

    En als blijvende herinnering aan mijn vader, Albert Van Holderbeke, oud-strijder van het 18° Linie Regiment

     

     

    Met dank aan iedereen die mij enige informatie en inlichting dien aangaande overgemaakt heeft.

     

     

     

    Parijs / Gent , 9 maart 2004 Roland Van Holderbeke

     Adjudant-majoor b.d.

     

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 2

    INHOUDSOPGAVE 

     

    1.        Inleiding

     

    2.        Op de stelling – de aflossing

     

    3.        10 en 11 mei 1940 aan het Albertkanaal

    ·          Bijlage : Vroenhoven, uittreksel geografische kaart IGN/NGI

    ·          Bijlage : Vroenhoven, de brug en de schuilplaats M

     

    4.        10 mei 1940 – De slag

    ·          Bijlage : Verdedigingsplan 18° Linie Regiment

     

    5.        De Slag – vervolg

     

    6.        2° Echelon

     

    7.        Op de CP

     

    8.        De verliezen

     

    9.        Slotbeschouwingen

     

    10.     De hergroepering in België

    ·          Bijlage : Uittreksel geografische kaart IGN/NGI - Poperinge - Hazebrouck

     

    11.     Naar Frankrijk

     

    12.     Bretagne – Morbihan

     

    13.     Tot in het departement van de Gers

     

    14.     De repatriëring

     

    15.     Ervaringen – enkele ooggetuigenverslagen

     

    16.     Gesneuveld voor België

     

    17.     Een man van het 18° - Roland Ansquer

     

    18.     Capitaine Aviateur Glorie (in Nederlands en Frans)

     

    19.     Adjudant Depotter

     

    20.     WO II – Chronologie der gebeurtenissen van 10 mei tot 30 juni 1940 (uit Engelse encyclopedie, in Engels)

     

    21.     De Duitse Aanval in het Westen

     

    22.     Het Duitse leger in 1940 (Naar het Westen, algemeenheden, deels in het Duits)

     

    23.     De Duitse stormdivisies voor Vroenhoven-Veldwezelt : 4 Pz Div en 3 Pz Div (grotendeels in het Duits)

     

    24.     Fotogalerij

     

    25.     Index plaatsnamen

     

    26.     Over mijzelf, mij contacteren

     

    27.     Bronvermelding, verwijzingen naar Websteks (Links)

     

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 3

    I - WO II – 18° Linie Regiment

     

    Meidagen 1940 – Albertkanaal

     

    Meidagen 1940 : De belevenissen van mijn vader, Albert Van Holderbeke tijdens de eerste twee dagen van de Tweede Wereldoorlog, frontsoldaat aan het Albertkanaal te Vroenhoven.

     

    Tijdens meerdere gesprekken met mijn vader heb ik zijn getuigenis en zicht op de gebeurtenissen bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog genoteerd, tevens aangevuld natuurlijk met zijn eigen belevenissen in die bewuste meidagen. Mijn vader is slechts over de meeste belevenissen beginnen praten na 1970, dus vijfentwintig jaar na het einde van de oorlog.

    Over zijn krijgsgevangenschap, zijn latere vlucht naar Frankrijk en zijn gevangen name daar en deportatie naar Duitsland hebben we in onze jeugd bijna nooit iets gehoord, alleen enkele brokstukken. Was de wonde nog te diep ? Hij is slechts veel later en dat beetje bij beetje losgekomen hierover. Dat vormde een apart deel van zijn leven en het is slechts rond de jaren 1985 dat wij, zijn kinderen, zo langzaam een volledig inzicht kregen van zijn beproevingen en belevenissen van 1940 tot 1945, maar dat is een gans ander verhaal.

     Onmiddellijk na de oorlog is mijn vader toegetreden tot de Oud-strijders en is jarenlang (tientallen jaren) secretaris geweest van de lokale afdeling NSB te Waarschoot (tot aan zijn dood op 87 jarige leeftijd in maart 2002). Hij was een zeer gekend en geliefd man in die middens en erbuiten ook ver buiten de gemeentegrenzen. Jaarlijks bezocht hij nog de herdenkingsplechtigheden en nam er aan deel te Vroenhoven, Kortrijk, Nieuwpoort, Gent, aan de Leie, Ronsele, Zelzate enz. om er maar enkele te noemen. Hij was actief lid van de verbroedering van het 18° Linie Regiment, zijn laatste eenheid tot aan zijn overlijden.

     

    Eventjes teruggaan in de tijd.

     

    Albert Van Holderbeke was milicien geweest van de klasse ’35, hij had zijn opleiding en militaire dienst gedaan bij het 9° Linie Regiment, dat gekazerneerd was in het Klein Kasteeltje te Brussel. Als hoofddienst van die eenheid stonden de wachten aan de koninklijke paleizen op het programma, afgewisseld met infanterie en schietoefeningen oefeningen en kampperiodes, deze meestal in Leopoldsburg.

     

    Alvorens tot de reconstructie van de Meidagen 1940 over te gaan, eerst enkele algemene inlichtingen

    over de toestand van bepaalde eenheden van het Belgisch Leger in die periode.

     

    Enkele inlichtingen en bedenkingen genoteerd door Kolonel Stafbrevethouder DUEZ,

    Commandant van het 18° Linie Regiment over de mobilisatie en het uitbreken van de oorlog.

     

    Uit de persoonlijke archieven van mijn vader. De teksten die volgen stammen van juni 1946 tot juli 1947 en zijn bijna integraal overgenomen, enkel aangepast aan de nieuwe spelling, hier en daar echter in de oorspronkelijke staat gelaten om de sfeer van die tijd te kunnen behouden.

    Cursief gedrukte teksten zijn bijkomende persoonlijke opmerkingen. .../... betekent een sprong in de tekst.

     

    De mobilisatie

     

    Bij de mobilisatie moest het Linie Regiment de volgende eenheden vormen : Het , het 18°, 39° en 59°.

    Zegge en schrijve 13 bataljons, waarvan twee klein-geschutsbataljons, bovendien twee divisiepelotons kanonnen van 47en, ten slotte nog speciale vestingseenheden (de zogenaamde mitrailleurscompagnies).

    De ervaring van 1914 had aangetoond dat de ontdubbeling van een actieve eenheid naar twee gelijkwaardige eenheden veel moeilijkheden meebracht.

    In 1939 werd besloten dat er uit ieder actief regiment vier gelijkvormige regimenten moest spruiten, aangevuld met nog een reeks speciale eenheden. Dit kon slechts gepaard gaan met een zeer lange voorbereidingsperiode om enig nut te hebben.

    Het 9° Linie dat onder andere het 18° Linie moest vormen, moest dit doen met de lichtingen van de Klassen 1935, 34, 33 en 32 (mobiliteitsreserve). Het kader zou voor de helft uit officieren en onderofficieren van het actieve kader bestaan.

    Op 25.08.1939 werd fase A (mobilisatie van de reserve van het 9° Linie) bevolen tegen de 26° en al op 31 augustus de fase B (mobilisatie van het 18° Linie) tegen 1 september.

    Het centrum van de mobilisatie-kantonnementen van het 18° Linie lag te Ganshoren, al het toebehorende tuig (boedels, kleren, uitrusting, wapens, gerij) was te Zellik “gestald en geborgen”.

    De mobilisatietermijnen omvatten slechts DRIE dagen, t.t.z. dat de 17 compagnies van het 18° Linie Regiment in die zeer korte tijdspanne dienden bijeengebracht, uitgerust en van kaders voorzien te worden.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 4

    Afgezien van het te Zellik opgeslagen materieel moest de eenheid nog paarden, auto’s, vrachtwagens, moto’s en rijwielen ter aanvulling ontvangen.

    De paarden en de vrachtwagens door de commissies geleverd voldeden op verre na niet aan de gestelde vereisten :

    -          onder de paarden waren er ultra lichte akkerpaarden

    -          onder de vrachtwagens waren er waarlijk al te ouderwetse : meer dan de helft ervan dagtekenden uit de jaren 1925 tot 1933. Dat was geen tuig om te velde te trekken.

    Dank zij de bedrijvigheid en de toewijding van het personeel, evenals trouwens de lange zonnige dagen, was het regiment vanaf ‘s middags 3 september paraat.

    Het bestond uit :

    -          Ongeveer 3500 man (kader en troep samen)

     

    De bewapening begreep onder meer :

    -          48 zware Maxim-mitrailleuses

    -          108 mitrailleurgeweren

    -          81 granaatwerpers

    -          12 kanonnen 47

    -          8 mortieren

     

    De paardenvoertuigen :

    -          90 wagens en 176 paarden

     

    De motorvoertuigen :

    -          46 vrachtauto’s

    -          2 personenauto’s

     

    Bovendien waren er 300 rijwielen, 7 sidecars en 21 motorwielen.

     

    Kol SBH DUEZ schrijft verder : “onze inrichting en de voorbereiding waren tot het uiterste gedreven” wie zou het hen nu nog kunnen nadoen of wagen het te doen, in amper DRIE dagen ?

    Verder schrijft hij (uittreksels) :

    “Ons leger was beter uitgerust dan in 1914, maar behoudens het kanon 47 was de bewapening en de uitrusting onzer infanterie verouderd; onze vliegtuigmiddelen waren niet aangepast. We hadden geen modern wapen tegen vliegtuigen. Ons doelmatigst wapen was de Duitse mitrailleuse Maxim, oorlogsbuit uit 1914-1918.”

    “Al onze gevechtswagens waren nog paardengerij.”

    “De mobiliteit van de infanterie was nog altijd die van 1918.”

    “Massieve getalsterkte in de compagnies”

    “Onveranderde uitrusting van de onveranderde infanterist, en de last die hij draagt, weegt steeds circa 34 kg, hoewel er in de gelederen een aanzienlijk gedeelte manschappen van kleine gestalte te vinden is”

     

    De kolonel vervolgt :

    Het hoeft geen betoog dat alles niet kon worden gedaan tot in de puntjes op drie dagen, duur van de mobilisatietermijn. Ook werden de volgende dagen benut om de inrichting van de eenheden volledig bij te werken.

    De commandant van de Divisie was haastig zijn grote eenheid marsvaardig te zien.  Enkele dagen later, op een prachtige dag legt het regiment met de overige regimenten van de divisie zijn eerste mars af, langs de Willebroekse vaart tot aan de toegangen van Vilvoorde.

    De volgende zondag geeft het regiment te Ganshoren zijn eerste feest.

    Op 11 september echter verlaat het regiment zijn mobilisatiekantonnement met bestemming Brussel, waar het de infanteriekazerne betrekt. De eenheden houden oefeningen, sommigen gaan naar de schietbaan.

    Deze wederaanpassingsperiode is van korte duur: vanaf 18 september wordt het regiment op de stelling Koningshooikt – Waver ingezet.

    Het is het begin van de “mars naar het Oosten”. Het moreel is zeer goed.

     

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 5

    Op de stelling Koningshooikt – Waver

     

    Terwijl het regiment te Brussel legerde, hadden de bataljons- en regimentsstaven opdracht ontvangen binnen de stelling K – W over te gaan tot verkenningen van de ondersector Leuven. De buitenrand van de stelling was afgebakend door de spoorweg en liep van het rangeerstation in het Noorden, tot het kasteel van Heverlee, ten Zuiden. Het 1° en het 3° bataljon lagen in eerste lijn, terwijl het 2° bataljon den tweeden echelon ten Oosten van Leuven moest bezetten.

    .../...

    Het regiment vatte dus vastberaden de arbeid aan ten einde zo spoedig mogelijk gereed te zijn. .../...

    De aangewende inspanningen werden van hogerhand naar waarde geschat. De werken vorderden. Weldra werd de leiding ervan opgenomen door de commandant van de infanterie der divisie, en de korpscommandanten van het 2° karabiniersregiment en het 18° Linieregiment werden gelast de bezettingen te verkennen, vervolgens de werken op de stelling Koningshooikt en Tildonk in te richten.

    Zeer belangrijke werken waren ondernomen in die stelling, ondermeer een tankafweerdijk vlak tegenover Haacht. Van Keerbergen tot Tildonk waren talrijke schuilplaatsen in opbouw. Een hulptroepenregiment, een compagnie der Genie, opgeëiste burgerarbeidskrachten waren aan het werk. Het is een laag land. De aarde is met water verzadigd en leent zich geenszins tot bewerking. De streek is feitelijk zeer weinig geschikt voor militaire operaties. Ze dekt echter tegelijkertijd Leuven en Mechelen en de aanzienlijke moeite die eraan werd besteed, bewijst hoe groot belang het commando aan de lijn K – W hechtte.

    Het welslagen van de Duitse aanval op Polen bleek dag tot dag stelliger : meteen nam het gevaar voor ons in gelijke mate toe. Ook baarde het geen grote verrassing toen wij vernamen dat de divisie weldra meer oostwaarts zou worden gebracht. Na onverdroten gewerkt te hebben aan het weerbaar maken van een stelling tot verdediging waarvan men zich geroepen meent, is het teleurstellend de positie te verlaten om elders te gaan. Toch trekken we oostwaarts. Allen voelen het aan dat het beter is de strijd aan te binden op de grenzen dan wel binnen in het land.

    In twee nachtelijke etappen verplaatst de divisie zich van Leuven naar het Albertkanaal. Het regiment kantonneert te Scherpenheuvel en ’s anderendaags vertoeft het in de omgeving van Tessenderloo.

    Bij goed weer afgelegde marsen, doch niettemin afmattend wegens de slechte toestand van de steenwegvlakken op ’t einde der etappen.

     

    Vergeten we hier vooral niet dat onze Infanterie toen nog Infanterie te voet was!

     

    Aan het Albertkanaal te Kwaadmechelen

     

    Kolonel SBH DUEZ vervolgt :

    De aankomst aan het Albertkanaal was een gebeurtenis : allen waren nieuwsgierig die veelbesproken vaart te zien, welke als hindernis tegen een eventuele aanval moest dienen.

     

    Tot hier het eerste deel.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 6

    II - Aan het Albertkanaal te Kwaadmechelen

     

    Kolonel SBH DUEZ geeft nu een algemeen zicht op de sector toegewezen aan het 18° Linie Regiment, de werken die zij er uitvoeren en de verdedigingsmogelijkheden van zijn sector.

    Hij vervolgt :

    De aankomst aan het Albertkanaal was een gebeurtenis : allen waren nieuwsgierig die veelbesproken vaart te zien, welke als hindernis tegen een eventuele aanval moest dienen.

    In het westelijke gedeelte van de Regimentsondersector lopen de kanaaloevers gelijk met de aanpalende grond, terwijl ze in het oostelijke gedeelte merkelijk hoger reiken. Anderdeels ligt een uiterst gewichtig kunstwerk, de sluis van Kwaadmechelen, in het oostelijke gedeelte. De baan kruist het kanaal aan de sluis, waarvan zij de brug bereikt door middel van twee belangrijke opritten.

                    De dijken bestaan uit ontzaglijke massa’s aangebracht zand waarin niet mag worden gegraven en die het naburig moerassige terrein overheersen.

    Betonschuilplaatsen bieden mogelijkheid vuur af te geven ter hoogte van het watervlak. Om meester te zijn over het kanaal, moet men de dijken in zijn macht hebben en zich bijgevolg ongedekt opstellen, wat, zich onvermijdelijk blootgeven is aan de luchtwaarneming. Daar het terrein benoorden het kanaal anderdeels plat is, schijnt het voor de hand te liggen dat de aanval noodzakelijk zou gesteund worden door het vliegwezen dat zijn infanterie veel dichterbij kan beschermen dan de artillerie, die wegens de verspreiding van de schoten een betrekkelijk diepe veiligheidszone vereist. Daaruit volgt noodzakelijkheid “den eersten echelon”, die zich over 3500 meter ontwikkelt, van een voldoende bezetting te voorzien en een sterk verdedigden “tweeden echelon” te hebben, die beter kan worden gecamoufleerd. Bovendien blijft de baan, zelfs de vernielde brug, een aanvoerweg. De verweermiddelen moeten er dus in de diepte worden geëchelonneerd.

                    Om zich tegen een inval te vrijwaren, bevindt zich het peloton Verkenners zich op de voorposten te Gestel, en terwijl er ten Oosten van de brugoprit een stuk land onder water wordt gezet, leggen wij ten Westen, met behulp van boomstammen, een tankhindernis aan. Een met mitrailleuses versterkt peloton vormt het bruggenhoofd en verdedigt door het vuur de tankhindernis en het blanke gebied (naderhand werd de hindernis nog versterkt door een mijnenveld).

                    De zuidelijke invalswegen van de sluis worden door een convergerend vuur van drie pelotons bestreken. Achterwaarts, in «den tweeden bataljonsechelon» wordt de omgeving van het belangrijke kruispunt Genendijk tot een antitankcentrum ingericht. De compagnie die het verdedigt, ontvangt vier kanonnen 47 en vier secties Mi tot versterking.

                    De actie van al de automatische wapens wordt samengeordend voor het verweer tegen laag trekkende vliegtuigen, terwijl de wederzijdse steun van de echelons verzekerd is.

                    Nu de verdeling van de middelen door de commandant van de divisie goedgekeurd is, wordt het werk aangevat.

                    Ieder bataljon is gestadig in zijn kwartier en zal de stelling verdedigen die het heeft ingericht.

                    De commandoposten, de kanonnen 47 en de mitrailleuses zullen in bombardementsschuilplaatsen worden ondergebracht, de mitrailleurgeweren op de dijk zullen tegen de waarneming en de uitwerking van de lichte wapens worden beschermd. Het werk wordt onverdroten voortgezet : het is een zware taak omdat de lage grond noodzaakt boven het grondpeil aan te hogen, wat een ontzaglijk volume grondwerk betekent.

     

                    Allen herinneren zich de inrichting van de arbeidsplaatsen : op het bruggenhoofd, ten Oosten, de versteviging van de dijk en de onderwaterzetting; ten Westen, de antitankhindernis. Om de boomstammen van 0,35 tot 0,50 m doorsnede te verleggen, werd hulp gevraagd en bekomen van de tractors der artillerie. Na enige dagen moesten de tractors echter terug : het materieel diende gespaard. De geestdrift en de armen onzer infanteristen volbrengen dan maar alleen het werk dat voor de tractors te aanzienlijk was.

     

    Op de stelling : gevechtsplaatsen en verbindingsloopgraven duiken allengskens op. Er komen hoe langer hoe meer kunstmatige hindernissen en de permanente schuilplaatsen worden letterlijk met prikdraad omgeven en overdekt : ze zijn ongenaakbaar. Voor ieder kanon van 47 is een wachtschuilplaats en verschillende schietstellingen voorzien : de vlam van ’t schot is te lichtend dan dat er aan kan gedacht de stelling te camoufleren. Er dient bij verrassing gehandeld en dadelijk van plaats veranderd. De batterij van 7/6, in een laaggelegen terrein, kwijt zich aan een zware taak en brengt, na grote inspanning, modelstellingen tot stand.

    Met het vellen, zagen en vervoeren van de boomstammen alsook het bouwen van de schuilplaatsen worden gespecialiseerde ploegen belast.

     

                    Het regiment blijft van oktober tot einde maart in de sector. De inrichting van de stelling is niet zijn enige taak : het trekt de wacht op, houdt tactische oefeningen, beoefent de sport, vormt een muziekkapel, richt talrijke cursussen en feesten in. Deze veelvuldige bedrijvigheid kost zowel het kader als de troep geweldig veel moeite, en een vreselijk barre winter voert de spanning ten top.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 7

    De winter van 1939 naar 1940 moet wel vreselijk geweest zijn voor onze soldaten aan het Albertkanaal.

     

                    Beu gewacht op barakken, bouwde het regiment zelf stallen en bergplaatsen, zo niet waren paarden en wagens, bij het eerste vriesweer, verloren.

                    Er valt te kampen om de barakken één voor één te krijgen, terwijl er in ’t begin van de winter nochtans vele manschappen onderdak vinden in schuren :

    20 % in het I° en het IV° Bon;

    50 % in het II°;

    60 % in het III°.

     

    In sommige schuren dringt een ijzige wind door de wanden. In ginds kantonnement, is men er bij 20° onder nul slechter aan toe dan op wacht aan ’t kanaal omdat er in de wachtpost een brasero staat en men tussen twee wachten in geen gevaar loopt te ontwaken met bevroren voeten.

    De gezondheidstoestand blijft goed, beter dan in garnizoen, dank zij het leven in open lucht en het overvloedige voedsel dat de eenheden op ’t ogenblik van de grote koude, nog verbeteren door verdeling van spek, ’s ochtends, en van warme drank, ’s avonds.

                    Op ’t einde van de winter boezemen de stevige inrichtingen van de Ondersector vertrouwen in. Maar de maanden in Gestel, te Genedijk of in de schuren te Klein-Vost en Tessenderloo zijn, ondanks het goede onthaal van de bevolking en de moeite om het “soldatenuurtje” in te richten, langdurig voorgekomen en velen wensen te veranderen van sector.

    Te Leuven hadden we slechts lichte inrichtingen nagelaten. Hier, integendeel, verlaten we stevige inrichtingen die onder uiterst pijnlijke omstandigheden werden gebouwd.

     

    Wat zal een verandering van sector ons aanbrengen ?

     

    De machten die elkaar in ’t Westen waarnemen, zullen weldra handgemeen worden : de staten behouden zulke mensenmassa’s slechts onder de wapens om een beslissing door geweld af te dwingen. Daar een aanval door de linie Maginot te duur zou kosten, moeten we er ons aan verwachten dat ons land tot slagveld zal dienen. Dit is nochtans de mening van de meeste Belgen niet. De neutraliteitspolitiek, aangekleefd uit vrees en ook met de hoop ’s lands grondgebied andermaal aan een verwoesting te onttrekken, heeft de openbare mening in slaap gewiegd. Deze mening oordeelt dat hoe meer tijd er verloopt, hoe groter de kansen we hebben aan de oorlog te ontsnappen.

     

    Men had dus niets geleerd uit de ervaring van 1914, wat ook blijkt uit zijn hieronder volgende uiteenzetting. Niet alles wat volgt heeft direct iets met de mobilisatie te maken, maar ik vind persoonlijk dat zijn beschouwingen zeer zinvol zijn en waard zijn hier volledig weer te geven.

     

    De lange mobilisatieperiode drukt zwaar. Een gedeelte der opinie komt er zelfs toe, de mobilisatie als nutteloos te beschouwen. De gemobiliseerden klagen : velen lijden zware stoffelijke verliezen. De geringe soldij en de landbouwverloven geven bovendien aanleiding tot misnoegdheid. Maar door den band blijft de geest van de troep bevredigend, want ondanks de voortdurende wijzigingen aan het stelsel der permissies behoudt het gezonde verstand de bovenhand : het gevaar is klaarblijkend. De alarmtoestand in november en januari is in de geest der bedachtzaamsten geprent gebleven. Overal waar men is, dient men op zijn hoede te zijn en zich in te richten, op gevaar af de mobilisatie-inspanning te ontzenuwen. De noodzakelijkheid van het inrichten, het is te zeggen de handeling die er toe strekt door allerlei uit te voeren werken de waarde van de bezette positie te verhogen is des te gebiedender daar de aanvaller in het begin de overmacht van de middelen zal hebben, vermits hij zijn aanvalspunt kiest en dus dáár zijn geweldigste middelen kan samentrekken.

     

    In dat opzicht is de neutraliteit een verzwakking, want de hoop die ze onderhoudt, niet meegesleept te worden in een conflict, spoort er toe aan niet al de gepaste voorzorgen te nemen. Zij die ze nemen “overdrijven” wordt er gezegd. Barst evenwel een aanval los, dan breekt hij door, en zij die de nodige voorzorgen hadden moeten nemen, worden als kortzichtig bestempeld en dragen de verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen. Diengaande is de oorlog van 1914-18 rijk aan lessen. Herinneren we aan het gemis van defensieve inrichtingen in 1916 te Verdun, welke streek te machtig georganiseerd werd geacht om een aanvalstoneel te worden. Kort voor de aanval nog, bestonden er plans in groten getale, maar weinig werken. Daar men, bij defensief, altijd middelen tekort komt, worden deze bezuinigd ten nadele van de sterk geoordeelde stellingsdelen, ten einde zwakke posities te verstevigen. Deze strekking de waarde van de stellingen gelijk te schakelen, vergroot nog de bezwaren van de zogenaamde opstelling “en cordon” en is een troef in ’t spel van de aanvaller. Wanneer deze een front doorbreekt dat de naam heeft machtig te zijn, baart hij de verrassing, die in een oorlog fundamenteel is.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 8

    Tegelijkertijd heef hij krachtig vat op het moreel van de verdediger. Wordt het een verplichting zeer uitgestrekte fronten te bezetten, dan dient er in berust op de minst belangrijke punten zwak te zijn, ten einde reserves voorhanden te hebben, die naar de aanvalspunten kunnen gezonden. Noodzakelijkerwijs volgt daaruit een eventuele afstanddoening van terrein op die punten, doch de gebeurtenissen in de lente en zomer van 1918 bewezen dat het stelsel doeltreffend is om de aanval te stuiten. De troepen in linie waren degelijk bewapend en beschikten over depots levensmiddelen en munitie evenals over een goede uitrusting van het slagveld.

    Ze waren in de strijd verhard. Toch werden ze overrompeld, omdat ze uitgerekt waren. Hun weerstand vertraagde echter de vijandelijke opmars en verschafte de nodige tijd om belangrijke reserves aan te voeren en de vijandelijke vooruitgang te beperken.

    Op grond van die les wisten we dus welk het allerminste was waaraan we ons moesten verwachten, en, gelet op de ontwikkeling sinds 1918 van de motorisering en het vliegwezen, was het wel werkelijk een minimum.

    De ervaring toonde ook aan dat een bijvulling van krachtsmiddelen diende nagestreefd door de inrichting van het terrein, wat een groot verbruik aan kostbare materialen betekent. De chef, die tot plicht heeft zijn troep in de beste condities het gevecht te zien aanbinden, kan de factor kosten niet in overweging brengen.

     

    Maar wordt er altijd naar hem geluisterd ?

     

    Wie is er dan verantwoordelijk voor de misrekeningen?

     

    Te recht werd gezegd dat een stelling, hoe stevig ze ook zij, als waarde slechts die van haar verdedigers heeft. Deze waarde hangt af van vele elementen : inrichting, bewapening, opleiding, morele macht. De eerste twee werden vroeger onderzocht (de mobilisatie). De opleiding was niet verwaarloosd geworden. In een geteisterde wijk werden de gevechtsoefeningen gehouden en de volledige cyclus er van was doorlopen. Maar het schieten was niet voldoende beoefend.

    Behoudens een periode om te vuren met het kanon 47, met de Mi tegen laagtrekkende vliegtuigen en om de werking van de automatische wapens na te gaan, was er, ondanks herhaald aandringen, geen onderricht in het schieten gegeven. Zo werden, bij voorbeeld, geen schietoefeningen met de mortier 7,6 A, met het geweer of met het pistool gehouden.

    Gelet op het getal gemobiliseerde manschappen was het munitieverbruik dat diende voorzien, misschien niet verenigbaar met de bestaande voorraden en de beschikbare schietinstallaties.

    Het was een jammerlijke leemte.

    Schietoefeningen zijn van hoog belang voor de soldaat te voet. Hij moet voldoende kunnen schieten om een knappe schutter te worden en vertrouwen in zijn wapens te verwerven. Om stevig in ’t gevecht te staan, moet de infanterist ervaren zijn in het schieten en granaatslingeren. Is zij het niet, dan verzwakt haar moreel, naarmate de tegenstander veld wint.

     

    Onze munitieverdeling in vredestijd was al onvoldoende om zelfbewuste schutters te vormen. Het jaarlijkse verbruik aan patronen stemde overeen met de voorraad die in de loop van het jaar moest worden afgekeurd wegens transformatie van het buskruit.

    Deze bedeling was merkelijk geringer dan die in de naburige landen, bovendien was en groot gedeelte onzer schietinstallaties ver van modern. Het onderricht in het schieten en in het gevecht op korte afstand was onvoldoende. Het slingeren met scherpe granaten was in vredestijd afgeschaft geworden wegens de ongevallen .

     

    De aflossing – April 1940

     

    Tegenover het Zuiden, in April 1940.

    Einde maart, verneemt het regiment dat het weldra zal afgelost worden. De divisie gaat met rust, heel betrekkelijke rust, omdat de periode zal worden te baat genomen om de eenheden weer op dreef te brengen.

    Enige ouderen uit de oorlog van 1914-18 herinneren zich de toenmalige rustperioden en steken de draak met de illusies van hun jongere makkers. Zeer lieftallig had de commandant der divisie, als beloning voor de inspanningen van het regiment om de ondersector KWAADMECHELEN in te richten, ons de keuze van de kantonnementen gelaten : de kust of Waterloo. De kust werd gekozen, immers de meeste manschappen waren uit Vlaanderen, maar ten slotte moesten wij, om ons onbekende redenen, naar WATERLOO.

     

    Dat komt mij zeer bekend voor, dat heb ik zelf meermaals in den huidige ABL ook nog meegemaakt.

     

                    De aflossing geschiedde bij heerlijk weer, in kleine groepen trokken de bataljons naar de zone van Diest, vanwaar zij naar de streek van HALLE-WATERLOO spoorden.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 9

    Het 2° bataljon, dat in onze oude sector het slechtst gelegerd was, ligt thans te HALLE, het 1° te ’s GRAVENBRAKEL en het 3° en 4° te WATERLOO.

                    Nauwelijks is het regiment geïnstalleerd of de bezettingsverkenningen van de stelling tegenover het Zuiden, in tweede linie, namen een aanvang. Er vielen bovendien veel zaken te doen : een herziening van de uitrusting en de voertuigen was noodzakelijk.

     

    Zoals je verder zult lezen, het was helemaal niet rooskleurig gesteld met de uitrusting, maar laten we de

    kolonel SBH DUEZ verder vertellen.

     

    De tenues waren versleten : ze hadden in vredestijd gediend, werkelijke dienst en wederoproeping, en werden sinds 1 september 1939 voortdurend gedragen, zo in ’t kantonnement als bij oefeningen en de grondwerken op de stelling. Of het er droevig mee gesteld was ! Uit de depots kwamen ons sommige versterkingen toe in ... burgerkledij ! Het enige kledingsstuk dat ze hadden was een pet !

     

    De wederopgeroepenen van SEPTEMBER 1939 voor wie er klederen op maat dienden gemaakt – ze konden niet meer in hun tenue van vredestijd – hadden in MEI 1940 die klederen nog niet ontvangen.

                    De schoenen bleven drie weken in herstelling ! Natuurlijk was het tweede paar snel afgelopen, ten gevolge van de voortdurende marsen.

     

                    Sommige voertuigen waren over de twintig jaar oud en daar ze in de parken bleven staan, had de verrotting ze aangegrepen : geval van de munitiewagens de 1/6 mortieren.

                    Er waren pakwagens aan de eenheden toebedeeld, doch wijl het reisgoed ten gevolge van de nieuwe voorschriften (soldatenuurtje, avondcursussen) hoe langer hoe omvangrijk werd, was het de eenheden niet mogelijk drie achtereenvolgende etappen af te leggen, zonder een groot deel van hun bagages in de verschillende betrokken kantonnementen achter te laten.

     

                    De uitrusting was disparaat. Er bestonden drie modellen : twee dagtekenden uit de oorlog van 1914-1918. Bezuinigingshalve, stellig ! Maar hoe kon de gewapend aantredende troep het vereiste streng eenvormige en onberispelijke uitzicht bieden ?

                    Machtiging werd verleend een regimentskapel samen te stellen, maar het mocht de staat niets kosten. Vanwaar moest het geld komen ?

                    Zelfde toestand op sportgebied.

     

                    Al die luttele onaangenaamheden volgden uit de mobilisatie van een te grote getalsterkte ten aanzien van de begrotingsmogelijkheden. De eenheidscommandanten werkten ze weg voor de behoeften van de Zaak, daar zij wel wisten dat hoe uitgebreider ons militair apparaat was, hoe meer kansen we hadden de tegenstrever in bedwang te houden.

     

                    Edoch, verre van de moeite te erkennen die het kader zich op gebied van vindingrijkheid en onbaatzuchtigheid getroostte, werden er aan hogerhand onverpoosd nieuwe eisen gesteld : de bureelratten heersten. Ze deden zich zelfs de vergoedingen toekennen ten koste van diegenen die op stelling waren !

                   

    Wij ontvingen geen kaarten op voldoende schaal voor de terreininrichtingswerken. Om het nodige te hebben, moest een vergroting op het 5000° worden getekend, gefotokopieerd en ... de rekening met eigen geld betaald !

                    Toch deed dit alles geen afbreuk aan een onuitputtelijke goedwilligheid; vrolijk werd alles ’t onderste boven gezet bij de tijding dat het regiment zou deelnemen aan de revue op 8 april te Brussel.

                    Onze kapel blonk er wonderbaar uit. Niemand kon geloven dat het een muziekkorps van en reserve-eenheid was.

                    Onze paarden waren in puike staat. Zowel onze paarden- als autovoertuigen maakten een goede indruk, dank zij de miserie overdekkende opschildering.

                    En de troep, blakend gezond, zielsgelukkig in de lente en tevens Brussel weer te zien, was uitstekend geluimd. We waren gewaarschuwd dat er aan hogerhand en groot belang aan de revue werd gehecht : een mooie prestatie van de troepen kon een heilzame invloed op de gebeurtenissen uitoefenen !

                    Daar we naamloos aan de revue deelnamen, werden we, zodra de wapenplechtigheid geëindigd was, terug naar onze kantonnementen vervoerd.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18de Linie Regiment 10

    Maar het regiment had geenszins de tijd zich aan zijn nieuwe legerplaats te wennen. Tot versterking van de dekking tegenover het Zuiden wordt het I° bataljon naar Pepingen, het III° naar Broedhout-Alsput, het IV naar Rukelingen gezonden, terwijl het II° te Halle blijft. Voor dit laatste bataljon heft de zaak ditmaal en schaduwzijde : zijn mitrailleurs trekken voortdurend de wacht op. Verkenningen, bezettingswerken en – oefeningen worden van lieverlede hervat. De troep, en zelfs de kaders vragen zich af wat dit alles betekent. We moeten allerwegen het hoofd kunnen bieden, akkoord ! Maar tegenover her Zuiden ? Een zo ver IN het land !

     

                    Door maar steeds hier en overal het hoofd te willen bieden, draait men ten slotte “zot”.

     

                    Ook zijn de liefhebbers van de rustperiode heel gelukkig te vernemen dat wij wederom een sector gaan bezetten. Waar ? De voornaamste belanghebbenden weten het altijd het laatst. De regimentsstaf weet het, maar mag niets zeggen. Het regiment krijgt de toelating zijn ondersector te kiezen : hij kiest dien ten Zuiden (Kanne), doch deze keuze valt al zo even min mee, als die ter zake van de rustzone (kust).

    Hogere bevelen beslissen er over.

     

                    Er wordt niet voorgeschreven verkenningen uit te voeren. De plaats is nochtans blootgesteld. Het regiment vraagt verkenningen te doen. Het dringt er op aan en wordt er ten slotte toe gemachtigd, maar slechts tot de bataljonsechelon. En het feit dat de verkenningen bescheiden moeten zijn, bevestigt de mening dat het oord is blootgesteld.

     

                    Geen betere aanvalsgelegenheid voor de goed ingelichte vijand dan een aflossing op een blootgestelde plaats. Zulks was het geval met de aflossing van de Fransen door de Britten te Nieuwpoort in 1917 : de Duitse aanval sloot alle mogelijkheid uit nog een offensief in te zetten, dat het bruggenhoofd Nieuwpoort als uitgangspunt zou gehad hebben.

     

                    Maar is in een onzijdig land, in een streek vol vijandige agenten, de hoop gewettigd dat een aanstaande aflossing niet zou geweten zijn ? Is het dan niet beter dat de voor de verdediging aansprakelijke chefs al op de hoogte zijn van de getroffen schikkingen, en het terrein kennen wanneer de troepen tot de aflossing overgaan?

                   

    Wat ware er gebeurt zo de vijand daags na onze aankomst in de sector had aangevallen, terwijl wij geen verkenning zouden verricht hebben ?

     

    Het scheelde maar ACHT dagen.

     

    Mogen wij, de uitvoerders, die zo vaak werden gehekeld door lieden wier dienst te velde hen tot bescheidenheid zou moeten aansporen, mogen wij ons verstouten deze vraag te stellen : was de aflossing van de 5° divisie door de 7° divisie wel noodzakelijk op dat ogenblik ?

                   

    Was de overrompeling van Denemarken en Noorwegen geen teken dat de beslissing weldra in het Westen zou worden gezocht ?

     

                    Was de divisie die de sector had ingericht niet helemaal aangewezen om hem te verdedigen?

     

    Ik dacht dat het nuttig en ook nodig was in de voorgaande tekst het relaas van de regimentscommandant Kolonel SBH DUEZ volledig weer te geven, in zijn eigen bewoordingen. Wat volgt is de beschrijving van de sector waarin het regiment terecht is gekomen alsook de gebeurtenissen op 10 en 11 mei 1940.

     

    Door allerlei omstandigheden en onbegrijpelijke beslissingen van het opperbevel enz... zullen we zien dat het daar niet goed kon aflopen.

     

    Maar laten we opnieuw  de Kolonel aan het woord voor “de Stelling en de Slag aan het Albertkanaal”.

     

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 11

    III - 10 en 11 mei 1940  -  DE SLAG

     

    Door Kol SBH DUEZ, commandant 18° Linieregiment

     

    Den 10n en 11n MEI 1940, op de stelling aan het Albertkanaal, tegenover Maastricht.

     

    STAAT VAN DE ONDERSECTOR.

     

    Eenparig verbaasd en teleurgesteld waren de kaders en de troep van het 18° toen ze in de ondersector van Vlijtingen aankwamen.

    Zo het Regiment in de Ondersector van Kwaadmechelen een moeizame en stevige ingerichte stelling had verlaten, vindt het in zijn nieuwe Ondersector slechts onbeklede grondwerken, geen enkele schietstelling die tegen de waarneming uit de lucht en de aanvallen van de lichte wapens van het vliegwezen is beschermd, geen verbindingsloopgraven.

    De ganse en enige waarde van de stelling bestaat in de hindernis welke door de diepe kanaalgracht wordt gevormd.

    Het commando heeft aan de hindernis zulk een belang gehecht, dat er in de sector een grote bezuiniging van middelen werd doorgevoerd : de divisie is over een front van twintig kilometer uitgerekt en, afgezien van enige schuilplaatsen voor het wachtpersoneel, werden er praktisch geen materialen op de stelling verwerkt.

    De wachtdienst (één dag op drie), bij prangende koude, is zeer hard gebleken : tussen het af- en optrekken van de wacht, is feitelijk slechts één dag verpozing, heel betrekkelijke verpozing.

    Bovendien loopt het front van de ondersector over 4 Km 600.

    De werken die konden worden uitgevoerd boezemen dus maar weinig ontzag in. Op ’t einde van de winter zijn de onbeklede grondwerken ingestort. Het afgeloste regiment had er voor gezorgd de glooiingen weer te vlakken en de ingestorte aarde ter zijde te werpen, waardoor brede grachten openbleven.

    Ik kan mij goed de teleurstelling voorstellen, een uiterst goed ingerichte stelling zoals ze hadden opgebouwd in Kwaadmechelen niet terug mogen innemen en deze onmogelijke toestand waarin ze nu terechtkwamen moeten aanvaarden.

    De gevechtsplaatsen werden stelselmatig van de woonhuizen verwijderd, om het personeel aan de uitwerking van het artillerievuur te onttrekken en zoveel mogelijk de schade aan private eigendom te beperken : het vliegwezen kan ze dus gemakkelijk ontdekken.

    De telefoonlijnen zijn geen grondlijnen maar luchtlijnen, vaak aan de eerste de beste paal vastgehecht. De ganse winter door waren de lijnen aan weer en wind blootgesteld, en de draden zijn in slechte staat. De telefonistenseiners hebben hun handen vol met het onderhoud van het permanente net.

    Het fort van Eben-Emaal heeft op de heuvel van Montenaken een waarnemerpost. Het is een eenvoudige planken schuilplaats met een luchtdraad verbonden aan een betonschuilplaats in de naburige sector !

     

    De waarde van de stelling berust dus :

    1. Op de belangrijke hindernis uitgemaakt door de kanaalgracht waarvan het watervlak is verdedigd door drie betonschuilplaatsen met twee verdiepingen, voorzien van de mitralleuses, zoeklichten, voorraden munitie en verbanden. Maar de schuilplaatsen zijn van boven, noch er omheen beschermd door prikkeldraad.
    2. Op de vuursteun van het fort Eben–Emaal waarvan de kazematten Ma 1 en Ma 2 de ondersector van het regiment flankerend bestrijken.
    3. Op de verdedigers, wier tegenwoordigheid in deze op een hachelijk ogenblik blootgestelde ondersector in zich sluit, dat zij het vertrouwen van het commando bezaten.

    Doch de waarde der hindernis kan maar ten volle gelden voor zover de brug te Vroenhoven vernietigd is. Een post Grenswielrijders die schuilplaats M (bewapend met een kanon 47 – zie kaart) bezet, is belast met de ontbranding op bevel van het V.I.C. (1) of van het legerkorps of op initiatief van de postcommandant (zo pantserwagens willen doorbreken).

     

                    Die post hoort onder het commando van de Grenswielrijderscompagnie te Lanaken, en niemand van het regiment dat de ondersector bezet, is er toe gemachtigd de postcommandant bevelen te geven. Eerst NA de vernietiging van de brug, komt de post der Grenswielrijders onder het bevel van de commandant van de ondersector.

     

    Een nog al ingewikkelde situatie daar te Vroenhoven lijkt mij zo.       

     

    (1)     V.I.C. : vooruitgeschoven inlichtingscentrum afhankelijk van het Groot Hoofdkwartier.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 12

    Gelet op de belangrijkheid der hindernis, hoeft het geen betoog dat een aanval op de stelling slechts onder begunstiging van een verrassing mogelijk is. Ook wordt aan de wachttroepen stipt vereist dat ze waakzaam zouden zijn. De korpscommandant, die de overval op de schuilplaats M vreest, waarschuwt dat de verrassing goed mogelijk uit achterwaartse richting kan komen, en legt ten strengste op wacht- en naderingswoorden te eisen van om ’t even wie ’s nachts en uit welke richting ook de schildwacht nadert.

    Het commando doet talrijke oefeningen houden. Daar het verkeer op de stelling – zelfs voor de vreemdelingen – open is, worden de aanwijzingen betreffende de verweermaatregelen, welke door de werken zelf al versterkt werden, jammer genoeg bevestigd door de bezetting van de gevechtsplaatsen. Waarlijk, de vijandige spionage heeft het gemakkelijk ! Later zal blijken dat er wel degelijk verraad en spionage gebeurd is op die plaats.

    Ondanks verscheidene aanvragen ontving het regiment zijn voorraad munitie niet. Daaruit volgt dat, onder meer, ieder fuselier slechts over 60 patronen beschikt. Wegens de landbouwverloven zijn de getalsterkten met 15 % geslonken.

    Tot gevolgtrekking mag gezegd worden dat, zo het verdedigingsplan het verweer ter plaatse tot het uiterste voorziet, de vereisten waaraan een goede definitieve stelling moet voldoen, op verre na niet vervuld zijn. Het grote nadeel voor ons ligt hierin, dat onze schikkingen niet alleen bekend en gekend zijn doch tevens duidelijk zichtbaar zijn voor het vliegwezen, vooral de plaatsen der kanonnen 47.

    Bij vergelijking van onze steunpunten met die van 1918, welke verdedigd werden door in de strijd geharde soldaten, is de gevolgtrekking formeel : onze terreininrichting is in den dop, is rudimentair, terwijl de orders, zij, dezelfde zijn, als die welke voor de verdediging van gestabiliseerde fronten werden gegeven.

     

    BEZETTINGSOPSTELLING

     

                    De ondersector heeft 4 Km 600 breedte. Het Noordkwartier – zonder brug – strekt zich over 2 Km 400 uit. Het Zuidkwartier – met de brug te Vroenhoven – is 2 Km 200 breed. De linkerflank bestaat uit de heuvel van HEES, ontzaglijke massa die een hoogvlakte van 800 x 500 m. vormt; de rechterflank, uit de driekantige 600 m langen heuvel van Montenaken, wiens bovendeel eveneens vlak en naakt is. Tussen beide hoogvlakten liggen de dorpen Kesselt en Vroenhoven. Als noordrand van Vroenhoven hebben we de weg en de brug. Ten zuidoosten van Kesselt, voortreffelijke natuurlijke dekkingen en uitstekende vuuractie op 1000 m in de richting van de brug.

                    In tweede echelon zijn de dorpen Hees, Lafeld en de Lafelderberg, welke langs de weg naar Tongeren ligt en deze beheerst, de natuurlijke steunpunten waartegen de verdediging aanleunt.

                    De bij het verdedigingsplan vastgestelde opstelling mag geen enkele wijziging ondergaan zonder de voorafgaande instemming van het legerkorpscommando. Er bestaat een wacht- en bezettingsopstelling. Deze laatste wordt dadelijk tot stand gebracht bij wezenlijken alarm, al dan niet de brug te Vroenhoven vernietigd is. In dit laatste geval dient een voorbereid artillerievuur aangevraagd.

                    De opstelling, die niet lenig is, steunt op de vernietiging van de brug. Er zijn, zoals elders, slechts twee echelons achter de brug, en er zijn geen voorposten vermits we tegen de grens liggen (de enige gevechtsgroep ten Oosten van ’t kanaal is slechts een eenvoudige alarmpost).

    De dosering van het vuren naar de brug rust op de aan de steunpunten gegeven versterkingen in Mi en kanonnen 47 : de zuidoostelijke flank van Kesselt versterkt met vier secties Mi en twee kanonnen van 47, bevuurt de toegangswegen en uitwegen der brug.

    Te Vroenhoven zelf versterken drie kanonnen van 47 en twee secties Mi de actie in de richting van de toegang tot de brug. Er dient echter opgemerkt dat de weg bij de brug gezoomd is met huizen; uit dien hoofde zijn alleen frontale acties mogelijk. Op de vier sectie M. 7c8 van de Zuidsector zijn er drie in ’t kwartier Vroenhoven.

     

    De uitgestrektheid van het front eensdeels, het bestaan van vier lokaliteiten in de ondersector anderdeels, verplichten er toe de lokaliteiten slechts op de rand aan de meest blootgestelde zijde te verdedigen : geval voor Kesselt, Hees, Lafeld, waarvan de keel, onbezet, openligt voor de ondernemingen van de vijfde kolom en de parachutisten.

    Alleen te Vroenhoven legt een achterpeloton vuur op de rand. De compagnies te Kesselt en te Hees zijn ieder over zes steunpunten verdeeld. Deze verbrokkeling, onvermijdelijk wegens de uitrekking van het front, begunstigt de niet-rechtstreekse bescherming tegen de aanvallen, maar maakt het de commandanten van de kleine eenheden zeer moeilijk en geeft de verdedigers de indruk afgezonderd te zijn.

    De C.P. van ondersector (2) ligt 1400 m achter den tweeden echelon op een stuk der dwarsstelling Rosmeer-Vlijtingen-Vroenhoven.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 13

    (2) C.P. van ondersector : Commandopost van de Ondersector. Het is de plaats van de regimentscommandant die niet alleen over het 18° het bevel voert : hij is verantwoordelijk voor het inzetten van al de verdedigingsmiddelen in de Ondersector.

    De C.P. is geen steunpunt, doch een schuilplaats onder metaalplaten, op de binnenkoer ener bakkerij, onder tegenaan een tuin.

    De rechtstreekse-steungroep ligt naar RIEMST op, en de commandant van die groep is niet bij de commandant van de Ondersector : hij is er vertegenwoordigd door een verbindingsofficier.

     

     “In 1918 is de defensieve opstelling, te Merkem bijvoorbeeld, wat genoemd wordt de «vierkante divisie», het is te zeggen de drie regimenten naast elkaar en, bij ieder regiment, de drie bataljons het één achter het ander”.

    Er bestaat een voorpostenzone, waarvan de verdedigingswaarde reëel is. Wanneer de stormloop vóór den tweeden echelon van Langewade komt uitsterven, zal het derde bataljon (het piket) dat in de diepte beschikbaar is, kunnen overgaan tot de tegenaanval welke de artillerie heeft voorbereid.”

     

     

    Het commando, de lessen bij Riga indachtig, had de leiding van de verdediging gewijzigd, en onze artillerie was, als gevolg van de nieuwe schikkingen daags vóór de aanval verplaatst geworden.

    Het was nog een geluk voor ons. De Duitse artillerievoorbereiding woelt dus onbezette stellingen om : de ongedeerde verbindingen en batterijen zullen voor de tegenaanval beschikbaar zijn.

     

    Nog enkele bedenkingen van Kol SBH DUEZ alvorens dit deel af te sluiten.

     

                    In 1940 , ’t is te zeggen na twee en twintig jaar, heeft de verdedigingstactiek geen wijzigingen ondergaan. Er werd weliswaar geen gevecht geleverd, maar de vorderingen van het vliegwezen en de motorisering mogen niet onbekend zijn.

                    Zij die streden in 1914-1918, weten dat onze verdedigingsdoctrine te stram is, dat bovendien de middelen in ’t begin van een conflict noodzakelijk geringer zullen zijn dan die op ’t einde van de eerste wereldoorlog : niet aan de strijd gewende soldaten en ontoereikende uitrusting van het slagveld.

                    De chefs weten dat de eerste stoot uiterst geweldig zal zijn, dat onze minderwaardigheid zal worden goedgemaakt door de onverwoestbare wil, “Te zijn of niet te zijn” heeft de commandant van de divisie gezegd.

     

     

    In bijlage :

    -          enkele foto’s van de brug te Vroenhoven en de bunker “schuilplaats M”

    -          Een uittreksel uit de geografische kaart van het IGN/NGI met Vroenhoven en omgeving.

     

     

    Volgend deel :

     

    De aanval op 10 mei 1940, aanval van zweefvliegtuigen op het kwartier te Vroenhoven

     

    Kaart van de verdedigingsopstelling van het 18° Linieregiment in de ondersector Vroenhoven.

     

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Bijlage 18de linie
     Bijlage 18de linie





    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 14

    IV   -   10 & 11 Mei 1940 – De Slag

     

    10 Mei 1940 – De aanval door zweefvliegtuigen op het kwartier te VROENHOVEN.

     

    Het bevel tot wezenlijk alarm de 10° mei te 0 uur 16 bij de regimentsstaf ontvangen, wordt dadelijk aan de bataljons en aan de geneeskundige en administratieve compagnies medegedeeld. Door de divisie te 0 uur 50 per telefoon bevestigd, bevestigt het regiment dit bevel op zijn beurt, schriftelijk, aan de onderhorige eenheden. (Noodzakelijke voorzorg omdat een alarmoefening sinds verscheidene dagen was aangekondigd).

                    De eerste echelon te 2 u. 45 op zijn plaats. Het overige volgt, en te 3 u. 45 meldt de CP van de middelsector, die van 2 u. af op zijn plaats was – met gelegde verbindingen – dat de ganse opstelling gevechtsklaar is, verbindingen tot stand gebracht, die met de artillerie inbegrepen.

                    Omstreeks 4 u. 20 wordt de stelling en de kantonnementen op geringe hoogte overvlogen door geruisloze grote vliegtuigen “die op vleermuizen gelijken”. Het is nog duister. Het zijn zweefvliegtuigen die het eerste daglicht afwachten om op hun objectieven neer te strijken.

                    Bij het krieken van de dag komt een massa vliegtuigen de grens over. Ze vliegen in dichte formaties, de ene boven de andere, en een groep ervan vormt een hakenkruis. De ooggetuigen zeggen dat de hemel vol vliegtuigen was.

                    De troepen van de stelling openen het vuur op de laag trekkende toestellen, de zweefvliegtuigen. Sommige eenheden melden dat ze er neergehaald hebben. Het is dus ongegrond te insinueren dat de troepen geaarzeld hebben het vuur te openen.

                    De kantonnementen, de CP I en III, de kruispunten worden met bommen aangevallen en gemitrailleerd.

                    De zweefvliegtuigen landen zodra zij hun objectieven kunnen bemerken, tussen 4u. 30 en 4 u. 45. Op dat ogenblik worden de kantonnementen te Vroenhoven, Kesselt, Hees, Vlijtingen, Lafeld met bommen verwoest. Had het commando niet tijdig gealarmeerd, dan zouden onze troepen uitgemoord geworden zijn, vooral die in de kantonnementen. Hoewel er niet veel bommen op de huizen zelf terechtkwamen, worden de dorpen vernield. Huizen staan in lichtelaaie, andere zijn ingestort en versperren de kruispunten waarop de vijand het vooral had gemunt. Barakken, voertuigen, stallen, magazijnen van de eenheden zijn getroffen.

                    Reeds eer de dag is, zijn zweefvliegtuigen neergekomen op de gevechtsplaatsen van de 1° Cie en het linker voorpeloton van de 2°. Eén nabij de CP van de 1° Cie, twee op het achterpeloton, twee op het rechter voorpeloton, één achter de schuilplaats B, één achter de schuilplaats A, één op iedere uiterste groep van het Noord peloton der 2° Cie, één achter dit peloton, één op het kanon 47 nr 2, dat omver ligt, één juist ten Oosten van de brug, op de oostelijke oever aan het kanaal, verscheidene benoorden en bezuiden de brug, maar aan de overzijde (ten Noorden van de weg). Die nauwkeurige landingen bewijzen dat de grond zichtbaar was toen de toestellen daalden.

                    Uit ieder zweefvliegtuig traden een vijftiental mannen, allen met mitrailletten en granaten gewapend.

    Op enige ogenblikken tellen de twee gevechtsgroepen van het rechter voorpeloton der 1° Cie, die benoorden de brug liggen en over twee mitrailleurgeweren en geweren beschikken, negen doden en acht gekwetsten.

                    De vijand, sluipend achter de dekkingen langs de weg, valt in de rug de schuilplaats M aan, waaruit de brug kan worden opgeblazen. Terwijl de sergeant, commandant van de schuilplaats (Sgt Crauwels, Postcomd van de Grenswachters), die door het kanonschietgat bemerkt heeft wat hij meent drie over de brug stappende officieren te zijn, beslist de brug te doen springen, gaat de soldaat F.M. (fuseliermitrailleur), gewaarschuwd door de schildwacht van de schuilplaats, de post uit om deze achterwaarts te verdedigen, doch wordt door de aanvaller neergeschoten. Binnen de schuilplaats legt de sergeant, met een aansteker, vuur aan de twee lonten Brickford der springinrichting. Daarna gaat het ganse personeel, zoals geordend, naar de benedenverdieping. Terstond daarop doet een geweldige ontploffing de schuilplaats daveren, die door de vlammen wordt vernietigd. De munitiekisten springen. Nadat de in de rug optredende vijand de F.M. had neergeschoten, brak hij de deur van de schuilplaats open en wierp een springlading in de doorgang waar de springinrichting zich bevindt. Deze wordt in gruizelementen gegooid door de ontploffing welke een kuil maakt, waarvan het ontsnapte personeel, wanneer het in de morgen de schuilplaats verlaat zich de oorzaak niet kan verklaren.

                    In hun haast hebben de Duitsers verwaarloosd de uitslag van hun aanval op de benedenverdieping na te gaan (inderdaad, het personeel zat gevangen als ratten in een val, er was enkel een uitweg naar boven, dat de Duitsers niet verder doorgedrongen zijn heeft hun leven gered, de schuilplaats of beter bunker, moet wel heel stevig gebouwd zijn).

                    De springinrichting en de brandende lonten worden verpulverd, eer de vlam de tussenlading heeft kunnen genaken. De brug zal dus niet springen. De sergeant postcommandant, één van beide korporaals en de F.M. zijn gedood. De aanval werd zo knap voorbereid, zo snel en krachtdadig doorgedreven dat de Duitsers niet meer dan een kwartier nodig hadden om hun aanval tot in de puntjes uit te voeren. De wanverhouding aan middelen verpletterde het verweerpersoneel op zijn gevechtsplaatsen. (zie later ook de “beschouwing genie”over de te vernielen brug).

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 15

    Maar, dit is het enige succes van de bemanningen van de zweefvliegtuigen of parachutisten niet. De compagniescommandant wordt in zijn CP gedood. De groepen van het achterpeloton van de 1° Cie worden met mitrailletten en granaten overmeesterd.

                    Van de twee rechtergroepen van het peloton aan de brug, ten Zuiden van de weg opgesteld, ligt de ene onder het zweeftoestel waarvan de bemanning van vlakbij aanvalt; de andere spant zich in om zich los te werken en zich weer bij de pelotonscommandant te voegen.

                    Het linkervoorpeloton van de 2° Cie wordt door vijf zweefvliegtuigen bestookt : één landt op de groep uiterst links, één op de groep uiterst rechts, één in ’t centrum op het kanon 47, dat het omverwerpt, één achter de schuilplaats A valt te pletter op de rand van het hellend vlak. De adjudant bij de sectie Mi nr 5, meent een neergeschoten zweefvliegtuig voor te hebben, doch er ratelt een mitraillette uit. Dadelijk legt de sectie Mi er vuur op, doch het vuur kan lastig worden afgegeven, daar de sectie in de rug beschoten wordt uit de richting van Mi nr 8, die in een gevecht met de bemanning van het achter het peloton gedaald zweefvliegtuig is gewikkeld. En midderwijl, beschut door de glooiing der kanaalgracht, bekampt de bemanning uit het zweefvliegtuig dat neergekomen is achter de schuilplaats, deze laatste in de rug.

                    De officier, commandant van de schuilplaats, staat buiten. Hij ziet de vijand de trap opkomen, trekt zijn zwaar pistool uit, maar de vijand lost mitraillettevlagen.

                    De officier bereikt de deur van de schuilplaats, is aan de hand gekwetst, struikelt, breekt zijn voet, maar het gelukt hem toch de deur te sluiten. De Duitsers bestoken gelijktijdig de deur en, daar ze op het dak van de schuilplaats geklommen zijn, van daar de schietgaten waarin ze granaten proberen te slingeren. De “vorken” waarvan de schuilplaats voorzien werden, zijn niet breed genoeg om de vijandelijke lanceerbuizen van de schietgaten verwijderd te houden. Die buizen kaatsen op de vorken terug en aldus verhoogt de slingerkracht.

                    De bovenverdieping wordt ontruimd. Op de benedenverdieping kan het personeel niet snel genoeg slaghoedjes in de granaten steken. Het was overbodig de kwartiercommandant op te bellen, er was geen stroom meer. De oproep tot de kazerne te Lanaken, werd in het Duits beantwoord !

    De vraag om vuur, tot het fort van Eben-Emaal gericht, lokt het volgende antwoord uit : “Het fort levert slag, het gaat slecht, maar we zullen het mogelijke doen voor het vuur ...”

                    Terstond daarop schudt een hevige ontploffing de schuilplaats “als een schip”. Binnenin wordt het een slachting. Maar nogmaals verwaarloost de vijand de benedenverdieping, en de ontkomende, onder wie de officier en de sergeant, slagen erin zich buiten de schuilplaats te slepen.

                    De bemanningen van de zweefvliegtuigen wordt door middel van valschermen voorzien van radiotoestellen en springladingen. Met rode panelen bakent de bemanning de plaatsen af die ze bezet, en zodra het goed helder is, valt het vliegwezen in duikvlucht al aan, wat niet door de zijnen is bezet. Het peloton Mi voor grondverweer, dat in het linker peloton van de 2° Cie was opgenomen en dat op de zweefvliegtuigen had gevuurd, wordt geweldig onder handen genomen. Terwijl zijn stellingen ter hoogte van de grond waren toen het regiment in de ondersector is aangekomen, werd er haast gemaakt om beschutte schietstellingen te bouwen. Maar die stellingen worden door de Stuka’s woedend en hardnekkig met bommen bestrooid.

                    Te 8 uur oordeelt de chef van het linkervoorpeloton van de 2° Cie dat er niets meer weerstaat tussen de CP van de 1° Cie en Mi nr 5. Deze bestrijkt nog de toegangen naar de brug, maar de patronen voor karabijnen en zware pistolen zijn op !

                    Juist dan duiken de van schuilplaats A komende ontsnapten uit de kanaalgracht op. De adjudant bij Mi 5 deed ze bijna bevuren : “ze zagen zwart, hun gelaat was vol bloedende kloven, hun haar was verbrand, ze uitten jammerklachten”.

    ...             De sergeant van schuilplaats A, op de stelling gekomen, ziet een FM op een Stuka schieten, doch de schutter wordt in de rug getroffen door een uit een ander vliegtuig geloste kogelvlaag.

                    Op dat ogenblik is de ganse 1° Cie en het linker voorpeloton van de 2° Cie buiten strijd.

                    De schuilplaatsen M en A zijn sinds 5 uur ’s morgens in vijands handen. De gevangenen werden oostwaarts van het kanaal afgevoerd. Het kanon 47 nr 3, waardoor de weg overlangs werd bestreken, is tot omstreeks 10 uur in actie.

                    In de CP van I slaan enkele mannen, onder de leiding van de commandant der 7c6, een aanvalspoging af, gewaagd door de bemanning van een in de onmiddellijke nabijheid geland zweefvliegtuig, dat vuur heeft gevat. Twee naar de CP gebrachte vijandelijke gekwetsten verklaren dat ze van Keulen komen en dat het aanvalsbevel daags te voren te 13 uur ontvangen werd. Een bode van de 2° Cie brengt te 6 uur in de CP een verslag. De commandant van I (eerste bataljon) beveelt de 2° Cie tegen aan te vallen, de bezette school van Vroenhoven in te nemen en vervolgens de brug, die niet gesprongen is. Het voorziene artillerievuur, zo de brug niet mocht springen, wordt gevraagd en bekomen. Een bode van de 3° Cie (heuvel van Montenaken) komt om mond- en schietvoorraad te vragen.

                    De CP wordt door vliegtuigen en artillerie beschoten. Enige elementen zetten tegen de CP een tweede aanval in. Een patrouille drijft de vijand terug, die enige doden op het terrein achterlaat.

                    Te 10 uur hevig luchtbombardement op de CP. Een torpedo treft doel, en te 11 uur wordt een nieuwe plaats betrokken in de loopgraven om de oude CP.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 16

    Te 10 uur 25 maakt de bataljonscommandant de chef van de zuidersector een vraag tot tegenaanval over, ten einde de brug in te nemen ; dit verzoek komt niet ter bestemming.

                    Wat is er geworden van het bevel dat de commandant van het I aan de 2° Cie heeft gegeven ?

                    De aanval moest gelijktijdig worden ingezet op een geluidssein namelijk een Mi-vlaag, door het rechter-voorpeloton en het achterpeloton af te vuren. Het rechtervoorpeloton wacht lang op dit sein en besluit, ten slotte, alleen op te rukken. Wanneer zijn groepen zich blootgeven, ondergaan ze hevig frontaal vuur uit de huizen van Vroenhoven die door de vijand bezet zijn, en flankvuren, op de oostelijke kanaaloever af gegeven. Het kanon 47 nr 1 beschiet een huis op die oever, maar het onbeschutte personeel wordt buiten strijd gesteld door de kruisvuren van de vijand die de dekkingen van Vroenhoven en de oostelijke kanaaloever bezet. Het peloton zelf, in die vuurschaar gekneld, is aan de grond genageld en zal zich eerst bij het vallen van de nacht kunnen loswerken.

                    Te 12 uur ontketent het achterpeloton, door een sectie 7c6 gesteund, de tegenaanval op de school. Maar de projectielen van de 7c6 vallen vijftig meter vóór de stukken ! Toch gaat de tegenaanval door. De Duitsers komen echter uit hun grondverschansingen en verhinderen zo onze mannen veld te winnen.

    De pelotonscommandant stopt de aanval en bezet weer zijn vertreksstellingen. Kort daarop wordt hij gedood ; de commandant van de 2° Cie wordt gekwetst.

                    De compagnie mortieren was bewapend met stukken van 7c6A (recuperatiematerieel van het Duitse leger van 1914-1918). De in niet-waterdichte kisten bewaarde bommen hadden sinds september 1939 al de weersinvloeden ondergaan. De compagniescommandant twijfelde aan de ballistieke hoedanigheid van het buskruit en had, zowel als de korpscommandant, herhaaldelijk gevraagd dat er verificatieschietingen mochten worden gehouden in het Kamp van Beverlo, dat op 15 km van Tessenderloo ligt. Het antwoord luidde dat er schietoefeningen zouden worden ingericht ... ... .

                    Onze stukken 7c6A konden de vuuropdracht niet vervullen uit de schietstellingen welke voorzien waren door het afgeloste regiment, dat echter over FRC-stukken beschikte. De nieuwe stellingen waren op eigen initiatief aangelegd.

                    Het personeel van de sectie die moet ingrijpen op de brug, is uiterst verrast bij het krieken van de dag in de rug beschoten te worden uit de oude stellingen. Daar zijn de Duitsers. Ons personeel trekt ten aanval ; de officier eist de vijand op, zich over te geven. Twee mannen steken de armen omhoog, maar een derde is blijven liggen en schiet, met zijn mitraillette de officier dood.

                    Sinds zijn aanval bij dageraad werd de vijand versterkt door valschermspringers, die overal en vooral de vernieling van de transmissiemiddelen beogen : de aan de bommen ontsnapte draden worden doorgesneden. De op de loer liggende valschermspringers schieten op alles wat in hun bereik komt. Zo krijgt de commandant van de Cie 7c6 een kogel in het gelaat, en moet zich laten “achteruitvoeren”, nadat hij zijn commando had overgegeven aan een officier die kort daarop zelf gedood zal worden.

     

                    Op het einde van de morgen brengt de vijand, die de gevangenen aanvankelijk ten Oosten van het kanaal had afgevoerd, hen terug naar de schuilplaats M, waar ze aan onze vuren zijn blootgesteld. De vijand zet gevangenen uit op de randen van de brug, en zijn infanterie overschrijdt het kanaal tussen twee rijen gevangenen.

                    Alzo sneuvelen verscheidenen der onzen door Belgische kogels, die uit de zuidoostelijke flank Kessel komen.

     

                    Op het einde van de morgen van de 10 mei beschikt de vijand over een bruggenhoofd, 1000 m breed op 600 m diep. Al hebben we nog elementen van de CP van het I tot het Noorden van de heuvel van Montenaken, de vijand heeft zich stevig in al de dekkingen van Vroenhoven genesteld.

                    Het vijandelijke vliegwezen heeft het volstrekte meesterschap in het luchtruim : al wat verroert, wordt met bommen en mitrailleurvuur aangevallen.

     

    Om u zelf een duidelijk beeld van de situatie te schetsen is het nodig het verdedigingsplan van de ondersector Vroenhoven bij de hand te hebben. Dit verdedigingsplan vindt u  in bijlage.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 17

    V  -  10 & 11 Mei 1940 – De Slag - vervolg

     

    De vijand die uit de bruggen te Veldwezelt en Vroenhoven oprukt, valt de beide flanken van het Noordkwartier aan :

     

    Het dalen van valschermspringers, na de aanval door de zweefvliegtuigen, werd niet tot het kwartier Vroenhoven beperkt : tussen 4 u 45 en 5 u 30 geschiedden landingen tussen de eerste en de tweede echelon, in het noordelijke onderkwartier van de tweede echelon, achter de tweede echelon op de weg naar Tongeren, en diep binnen in de stelling.

    Te 5 u 25 wordt het Noordkwartier overvlogen door een groot aantal vliegtuigen. Enige bommen vallen in het kwartier en in de omgeving van de CP van het bataljon.

    Te 7 u 30 komt er een einde aan het overvliegen en de valschermspringers dalen op de heuvel van Hees en naar de brug van Vroenhoven.

    Te 8 u 20 seint het III° met de radio dat de bruggen te Veldwezelt en Vroenhoven in ’s vijands handen schijnen te zijn.

    De CP van de middelondersector vraagt aan het Zuiderkwartier een verslag over de toestand aan de brug en bepaalt nader, te 9 u 04, met de radio : “Er u om ’t even hoe van te verzekeren of de brug opgeblazen is. Is ze in de macht van de vijand, ze heroveren en doen springen”. Deze radiotijding wordt door een bode bevestigd en te 9 u 15 in het I° ontvangen.

    Op dat ogenblik valt het vijandelijke vliegwezen Lafeld aan, waar de CP / II° is gevestigd ; het centrum van de gemeente wordt vernietigd.

    Te 10 u 10 komt in de CP van de middelondersector het radioverzoek van het I° toe om vuur E.34 bis te bekomen. Dit verzoek wordt aan de artillerie overgemaakt, en daar bedoeld vuur datgene is wat in geval van “niet-springen” van de brug werd voorzien, was de ganse divisie te 10 u 12 ingelicht. Het vuur werd afgegeven.

    Te 10 u 45 meldt het III°, per bulletin, aan de middelondersector, die bedoeld document eerst te 13u 05 ontvangt, dat de Noordcompagnie, welke de heuvel van Hees bezet, bij tussenpozen heftig wordt beschoten en dat bovendien, infanterie van op de brug te Veldwezelt deze compagnie bevuurt welke een aanval tegemoet ziet.

    Een ander tegelijkertijd ontvangen bulletin bericht dat dezelfde compagnie, de enige die nog in verbinding is met het bataljon, verscheidene automatische wapens buiten gebruik heeft, vijftien mannen buiten gevecht in één peloton en dat de heuvel van Heest ononderbroken blijft beschoten.

    De Cdt van het III° beveelt aan de Middencompagnie het Noorden te bewaken, en aan de Noordcompagnie, zelfs in geval van omsingeling, te weerstaan.

    De commandant van de ondersector richt aan de commandant van het III° een boodschap waarin hij het aan te vragen artillerievuur in herinnering brengt en de D.L.O. bevel geeft de flankerende sectie te verwittigen, die uit eigen beweging moet vuren indien zij de vijandelijke infanterie bemerkt.

    Te 15 uur ontvangt de Middelsector van de commandant van de tweede echelon (die te Lafeld is) een voorlichtingsbulletin van 14 u 10 luidend : “Voortdurende beschieting van het III/18 door vliegtuigen”.

    Omstreeks 15 uur richt de vijandelijke infanterie zich benoorden de weg naar Tongeren, doorheen de vroegere gevechtsplaatsen van de 1° compagnie naar de wegvertakking Lafeld-Veldwezelt. De Cdt van de OS had, heel in ’t begin van de namiddag de Cdt van de Cie 47 doen nagaan of de Zuidoostelijke flank van Kesselt door het luchtbombardement geteisterd was. Deze officier bracht verslag uit : de flank is ongedeerd, de wapens zijn ter plaatse. De vijand kon dus niet in groten getale vóór dit front defileren. Feitelijk, omstreeks 10 uur had de keuronderofficier, commandant van het buitenrangspeloton der 13° Cie, met twee onderofficieren en zes man zware verliezen toegebracht aan de bemanning van een zweeftoestel, een vijftiental man die de weg naar Lafeld naderden : de overlevenden trekken zich terug in de richting van het kanaal.

    Omstreeks 15 uur hervatten de Duitsers hun poging, ditmaal met machtige groepen. Ze bewerkten het groepje mannen die hun het hoofd bieden, en te 16 u 30 wordt de chef van het buitenrangspeloton met twee mannen gevangen genomen vlak vóór de toegang van de weg naar Lafeld. De gegradueerde was zwaar door een geweerkogel en een granaatscherf gekwetst.

    De beweging op Lafeld is de verdedigers van het Noordkwartier niet ontgaan.

    Twee bulletins, het ene van 13 u 45, het andere van 13 u 50, worden aan de Cdt van de OS gezonden, die ze eerst te 20 uur zal ontvangen. De bulletins vermelden : “Bombardement artillerie naar heuvel van Hees en weg Vroenhoven-Veldwezelt. De vijand bezet het terrein bezuiden de Zuidcompagnie. Ik geef bevel hem naar het kanaal terug te dringen. Ik hoor geweervuur in de richting heuvel Hees, dat onmogelijk kan worden genaderd. Zal weldra zonder munitie zijn”. ....”Ik verneem van bode 10° Cie (Noord) dat de vijand de omgeving van de brug te Veldwezelt bezet. Er werden omstreeks 13 uur rijtuigen opgemerkt”.

    De vijand bleef ook aandringen langs de weg naar Tongeren. Een nieuwe aanval, omstreeks 11 uur door enige bijzonder doorbijtende elementen gevoerd, wordt door de CP / I° afgeslagen.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 18

    De vijand hervat de beschieting met kanon en vliegtuig. Twaalf gegradueerden en verbindingssoldaten naar voor gestuurd, zijn niet teruggekomen : de vijandelijke valschermspringers versperren de weg tussen de CP / I° en de achterste stellingen van de eersten echelon.

    Een volgende boodschap van 14:25 uur bereikt de Cdt van de OS te 20:20 uur :

    “Zonder nieuws 1°, 2°, 3° Compagnies. CP vernietigd. Alle verbindingen afgesneden. Zijn afgezonderd. Werden door detachementen valschermspringers aangevallen. Weerden aanval af. Zal alles in het werk stellen om verbinding met de compagnies te bekomen”.

    Van 15 tot 16 uur bombarderen en mitrailleren de vliegtuigen de loopgraven van de CP / I°.

    Te 16 uur bezetten vijandelijke elementen de hoeve van de CP en, uit de vensters op de verdiepingen van een villa aan de noordzijde van de weg, mitrailleren zij de verdedigers. Een vijandelijk kanon van 5c7 komt in actie. De CP is omsingeld. De geheime documenten worden vernietigd of verborgen.

                    Te 17 uur staakt de CP de weerstand, de munitie is op. De Duitse officier die de aanval heeft geleid, kijkt verbaasd slechts twintig verdedigers aan te treffen ; hij verklaart dat zijn compagnie vier en een half uur moest strijden om de CP te overwinnen.

    De vijand bereikt dus wegpaal 96,200 op de weg van Tongeren te 17 uur, bijna tegelijkertijd als hij de toegang van de weg naar Lafeld aan wegpaal 96,200 op de weg van Veldwezelt bereikt.

    Die toestand is natuurlijk de commandanten van de tweede echelon noch van de OS bekend. Laatstgenoemde zal hem eerst kunnen inzien te 20 uur, wanneer hij het bulletin van 13:45 van de commandant van het Noorkwartier ontvangt.

    Wanneer een peloton van de Divisie-Wielrijderseskadron, dat met vier kanonnen 47  T 13 moet gesteund zijn, te 17:55 de commandant van de OS bericht dat de Cdt der Divisie het te Lafeld te zijner beschikking heeft gesteld, geeft de Cdt van de OS het pelotonshoofd het bevel in verbinding te treden met de Cdt van de tweede echelon en de Cdt van het Zuidkwartier, op wie de verantwoordelijkheid van de verdediging van de brug rust, ten einde volgens hun aanwijzingen de elementen te verjagen die op de westelijke kanaaloever vaste voet mochten gekregen hebben.

    Er dient inderdaad opgemerkt dat het regiment vanwege het Zuidkwartier geen bericht ontving dat de brug verloren was en de 1° Cie verpletterd werd. Blijkens de inlichtingen welke een bode van het Zuidkwartier naar de Cdt van de tweede echelon bracht, is de brug gesprongen, maar zou de beschieting zware verliezen toegebracht hebben aan het bataljon te Vroenhoven, dat aan de tweede echelon versterkingen vraagt. De OS reageert dadelijk door te verbieden de tweede echelon te ontbloten en door de toestand onder de aandacht van de divisie te brengen, wat op een vraag om versterkingen neerkomt. Ook wordt het peloton van de Divisie-Wielrijderseskadron over Lafeld naar Vroenhoven gezonden.

    Vooraleer de strijd aan te binden en wachtend op zijn kanonnen 47, doet de Commandant van het Wielrijderspeloton een verkenning in de richting van Vroenhoven, maar hij wordt gestuit door een hevig vuur uit de dekkingen en de huizen in de omgeving van de wegvertakking Lafeld-Vroenhoven. Het kost hem veel moeite zich los te werken en terug te keren naar Lafeld, waar hij op zijn kanonnen van 47 wacht. Dit peloton van T 13, op weg naar Lafeld, wordt opgemerkt door een waarnemingsvliegtuig, en enige ogenblikken later stelt een luchtaanval drie stukken buiten gebruik. Eén enkel kanon 47 geraakt te Lafeld.

    De Cdt van de OS ontvangt te 20 uur een bulletin van 15 uur, gezonden door de Cdt van het Noordkwartier :

    “De vijand heeft mijn Zuidcompagnie overvleugeld en bezet met zwakke elementen de weg Veldwezelt-Vroenhoven. Ik heb voorgeschreven hem te verjagen, maar ik kom munitie te kort. Ik word voortdurend door de artillerie en het vliegwezen bestookt. In front word ik niet bedreigd, maar wel in de richtingen N.O. en Z.O. (de vijand komt van de bruggen). Thans wordt de heuvel van Hees geweldig beschoten”.

    De commandant van de OS schrijft te 20:05 aan het II° (ter kennisgeving aan de 7° D.I.) voor :

    Onmiddellijk het Wielrijderspeloton en de T13 in te zetten tegen de elementen welke de commandant van het Noordkwartier heeft aangewezen.

                    Het Wielrijderspeloton trekt onder hevig vuur naar de wegvertakking. Het moet stoppen, door het vijandelijke vuur overheerst. De T13 komt in actie, vernietigt een door de vijand bezet huis aan de wegenknoop, maar de richter wordt zwaar gekwetst aan het oog, de sergeant aan het voorhoofd en de T13 moet achteruit. De vuuractie van het peloton is in zulke minderheid, dat het zich pijnlijk loswerkt om omstreeks 20:24 uur terug te Lafeld te zijn.

                    Te 20:35 uur ontvangt de OS een inlichting van 19:15 uit het Noordkwartier : “Ik meen dat de heuvel van Hees bezet is. De Zuidcompagnie weerstaat”.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 19

    Te 21:40 uur brengt de Cdt van de OS, langs de inlichtingsofficier van het 18°, verslag uit over de toestand, aan de commandant van de divisie :

    -          De vijand benut de twee bruggen ;

    -          Er is strijd op de tweede echelon en de Cdt van de OS beschikt over niets om dat echelon te steunen ;

    -          Verbinding met de artillerie bestaat niet. De divisie zou ze op zijn best in actie stellen ;

    -          De verdediging van de CP is ingericht.

    In werkelijkheid is de toestand veel erger.

                    De vijand, die de bruggen veroverd heeft en de linkerflank van het I° ingedeukt heeft, oefent drukking uit op de beide flanken van het III° en staat voor de tweede echelon. Is een front van 4,6 Km, achter een hindernis zoals de indrukwekkende kanaalgracht, normaal voor de eerste echelon welke uit twee bataljons bestaat, dan wordt hetzelfde front voor een enkel bataljon met zwakke verdedigingswerken en zonder hindernis, overdreven, des te meer daar bedoeld bataljon het peloton luchtdoelmitrailleurs aan de brug te Vroenhoven had geleverd, welk peloton er natuurlijk iet in gelaagd was terug te komen.

    .....           Toch bestaat de tweede echelon de 10°, te 21 uur : valschermspringers waarmede de 6° Cie (Noord) het aan de stok heeft, het vijandelijke contact met de verdediging van Lafeld, zijn, althans niet onmiddellijk, onrustbarend voor de tweede echelon.

                    De aanval op deze echelon is tegen dageraad te verwachten.

                    Daar de vijand de brug te Vroenhoven echter te 5 uur overmeesterde, is hij op twaalf uren slechts 800 meter op de weg naar Tongeren, en 1100 meter op de weg naar Lafeld vooruitgekomen.

                    Terwijl de verdediging op het einde van de dag de tweede echelon steeds op zijn plaats waant, heeft de aanvaller hem op ’t einde van de namiddag krachtdadig aangetast.

     

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 20

    We leren nu al dat:

    -          Er zeer slechte verbindingen waren tussen de eenheden onderling en zeker met de hogere echelon ;

    -          Er een hemelgroot gebrek aan munitie was ;

    -          De mortieren praktisch niet bruikbaar waren;

    -          Het bevel tot ontsteking van de vernielingen van de bruggen niet gedelegeerd was aan de eenheden in lijn, maar behouden werd bij het hoger commando van het Legerkorps;

    -          Er geen elektrische ontsteking voorzien was aan de bruggen, onverklaarbaar, maar waar;

    -          Er is nergens sprake van enige Geniesteun ter beschikking van de Sectorcommandant;

    -          Er geen adequate luchtverdediging aanwezig was op het terrein ;

    -          Er geen directe steun vanwege de Belgische Luchtmachtvoor de grondtroepen was;

    -          De artilleriesteun voor de vernieling van de in handen gevallen bruggen nul was;

    -          Men niet opgewassen was in materieel en manschappen tegen die overmacht van met zweefvliegtuigen gelande strijders en parachutisten, die beter uitgerust, betere communicaties en bevoorradingen hadden ;

    -          Niettegenstaande dit alles er krijgshaftig verweer gebeurde en kleine groepen echte heldendaden verwezenlijkt hebben .... tot de laatste kogel gestreden hebben.

    -          De eerste dag van de oorlog er al oorlogsmisdaden gebeurden door de aanvaller: het gebruik van krijgsgevangenen als menselijk schild op de brug te Vroenhoven;

    -          De verrassing totaal was, de bescherming naar voor was ingesteld, maar naar achter bijna niet bestaande was. Zie ook onder deel XXI;

    -          Het belang dat de Duitse aanvaller had getoond aan zijn voorbereiding, opleiding en tactische ingesteldheid van zijn aanvallende troepen (allen specialisten genie-valschermspringers);

    -          De doelgerichte luchtsteun door het Duitse Vliegwezen aan de aanvallende grondtroepen en de doeltreffendheid van hun bombardementen.

     

    -          De 7de Infanteriedivisie moest de oversteek van het Albertkanaal tussen Lixhe en Briegden tot elke prijs beletten. Het 2de Karabiniersregiment verdedigde het gebied rond de bruggen van Veldwezelt, Briegden en Gellik; het 18de Linieregiment de brug van Vroenhoven. De bruggen zelf werden door het korps grenswielrijders onder kapitein Giddelo verdedigd. Maastricht, dat nauwelijks verdedigd werd door de Nederlanders, was de zwakke plek in de stelling. Verder belemmerde het 60 cm hoge koren op de open akkers het zicht. De verbindingen waren slecht zodat er voortdurend communicatieproblemen waren. Bij de eerste aanval was de telefooncentrale van de kazerne in Lanaken vernietigd, zodat van hogerhand geen bevel tot opblazen der bruggen gekregen kon worden. Het bevel tot vernietigen van de bruggen moest door een fietser die van Ternaaien kwam, 2,5 kilometer verder, worden overgebracht.

     

    Elke brug werd verdedigd door een bunker met een anti-tankanon van 47 mm, twee mitrailleurs en een schijnwerper, alles naar voor gericht. Aan de achterzijde was de bunker nauwelijks verdedigd. In de ganse zone van de 7de divisie stonden 22 bunkers. De soldaten in de bunkers werden volledig verrast door de zweefvliegtuiglandingen van de Sturmabteilung Koch van de 7de Fliegerdivision. Kapitein Giddelo van de Grenswielrijders sneuvelde vrijwel direct. Toen de commandant van het 1e Legerkorps uiteindelijk het bevel tot vernietigen gaf, waren de bruggen al in Duitse handen. Ook enkele Belgische vliegtuigen slaagden er niet in de bruggen alsnog te vernielen. Ze werden vrijwel allemaal door de Duitse Flak neergehaald. Zie verder deel XVII..

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 21

    VI  -  10 & 11 Mei 1940 – De aanval op de 2° echelon

     

    De vijand valt de tweede echelon aan om zich een doortocht naar Tongeren te banen.

     

                    Daar hij op 12 uur tijd slechts 800 meter verder over de brug van Vroenhoven was gevorderd, in zijn rechterflank werd gehinderd door de vuren uit het zuidoostelijke front van Kesselt, en meer in ’t bijzonder door de vuren van de sectie Mi op 1100 meter benoorden de brug en die er uitzicht op heeft, zet de vijand op de baan Tongeren een aanval in om zijn in ’t begin van de dag verworven succes uit te buiten.

                    Van dageraad af was de tweede echelon in actie geweest : valschermspringers ten Noorden tegen de 6° Cie, bemanningen van zweefvliegtuigen en valschermspringers ten Zuiden tegen de 7° Cie.

                    Twee zweefvliegtuigen die vóór de 7° Compagnie landden, worden met het kanon 47 bestookt. Het ene wordt vernietigd. De uitslag van het vuur op het andere, dat achter een haag is gevallen, kan niet worden nagegaan, daar de in verkenning gezonden patrouille het aan de stok heeft met het vliegwezen.

                    De bombardementen sinds het aanbreken van de dag door het vliegwezen uitgevoerd, houden nu en dan op en beginnen dan weer. Ze duren 30 tot 45 minuten. In de tussentijd komen er verkenningsvliegtuigen over.

                    De telefoonverbindingen zijn afgesneden.

                    Op vier renboden in de morgen naar CP / II° gezonden, komt er één enkele terug.

                    Het kanon van 47 dat de weg verdedigt, het enige kanon van het steunpunt van de compagnie, wordt door een luchtbombardement buiten gebruik gesteld.

                    Omstreeks 16 uur, artillerievuur op het steunpunt van de 7° Cie, 15 slagen van 150 komen terecht op het steunpunt vóór de compagnie ; het centrum van de valpunten ligt omstreeks wegpaal 95.

                    Omstreeks 18 uur wordt het vliegwezen bedrijviger, bombardeert en mitrailleert het zonder ophouden. Het rechter peloton, dat onbedekt op de Laefelderberg ligt, wordt meer in ’t bijzonder bevuurd.

                    Onder bescherming van die bombardementen welke het personeel verplichten zich in te kuilen, heeft de aanvaller veld gewonnen en de dekkingen op het kruispunt van wegpaal 95200 bereikt, in welke dekkingen hij geleidelijk is binnengedrongen.

                    Omstreeks 20 uur breekt en nieuwe geweldige luchtaanval los, terwijl het vuur van talrijke automatische wapens in de dekkingen wordt samengetrokken op het voorste steunpunt der compagnie.

                    Met mitraillet en handgranaat treedt de vijand op, gesteund door bombarderende en mitraillerende HEINKELS.

                    Het gelukt een vijandelijke groep doorheen het steunpunt te dringen en zelfs de CP van de compagnie voorbij te gaan :noodlottig gevolg van onze minderheid in het gevecht met handgranaten ; uitslag van de afschaffing van het slingeren met scherpe granaten in vredestijd.

                    De 7° compagnie wordt op haar linkerzijde voorbijgegaan, in t centrum doorboord.

                    Bij het vallen van de nacht werken de overblijvenden van de twee noordpelotons der compagnie zich pijnlijk los langs het Noorden van de baan, onder het vuur van de elementen die ze reeds bezetten.

                    Het Zuidpeloton, dat de beweging op zijn linkerzijde heeft ingezien, vuurt de ganse nacht in de richting van de baan. Het wordt de 11 mei tussen 4 uur en 04:30 uur op zijn stellingen omsingeld en gevangengenomen.

                    Omstreeks 23:30 uur bereiken twee Franse pantserauto’s het kruispunt naar Veldwezelt. Ze binden er de strijd aan : één van de pantserauto’s wordt buiten actie gesteld, de andere trekt zich terug omstreeks 00:30 uur en neemt zijn gekwetsten mee.

                    De 5° Cie (Lafeld) welke de avond van de 10° mei streed, een aanval afsloeg en sinds 03:30 een tijd bedaring had, wordt te 6 uur, door infanterie en pantsertuigen, plots in front en in flank bestormd. Te 06:15 wordt de compagniecommandant in zijn CP gevangen genomen.

                    Te 06:00 uur eveneens, wordt de 6° compagnie (Noord) aangevallen.

                    Het voorpeloton en de CP weerstaan wanhopig. De pelotonschef, aangemaand zich over te geven, weigert en sneuvelt heldhaftig (zie afzonderlijk verhaal). Te 8 uur is de CP van de compagnie omsingeld. De 1° Sergeant-Majoor der compagnie, tweemaal gekwetst, sneuvelt manmoedig. Te 08:30 eindigt de weerstand.

                    Omdat de baan van Tongeren, de 10° ’s avonds, ter hoogte van de tweede echelon bemeesterd, ’s nachts onder het vuur blijft van een peloton en eerst de 11°, bij dageraad door de vijand wordt ontzet ; de aanvaller moest 24 uren strijden om 2 Km vooruit te geraken, ondanks de ingezette verpletterende machtsmiddelen, ondanks het aanvankelijke welslagen van zijn aanval door zweefvliegtuigen, ondanks zijn geharde troepen en hoewel de bruggen van Vroenhoven en Veldwezelt niet opgeblazen werden.

                    Laten we er aan herinneren dat onze fuseliers slechts over 60 patronen per man beschikten, terwijl de ouderen van 1914, te Luik, er 120 hadden !

                    Het op beide flanken bestormd Noordkwartier weerstaat hardnekkig.

                   

    De laatste weerstandselementen van de ondersector worden de eerste uren van de dag, de 11 mei, overrompeld.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 22

    De krachtsinspanning van de aanvaller naar de tweede echelon toe, langs de baan van Tongeren, wordt bemoeilijkt door de aanwezigheid op zijn rechterflank, en op goede afstand, van de verdedigers in de zuidoostelijke randen van Kesselt. Ook oefent hij regelmatig drukking uit zowel in de richting van de baan van Tongeren, als naar Kesselt toe.

     

    Op 10 mei, te 21:55 uur zendt de commandant van het Noordkwartier een bulletin (op 11 mei te 2 uur in de ondersector toegekomen) :

                    “ De Zuidcompagnie schiet niet meer. Een naar die compagnie gezonden verkenner zegt dat de vijand langs de zuidoostelijke uitwegen van Kesselt ligt. Ik hoor uit het zuidwesten naar mij schieten. De 10° Cie (Noord) meldt mij dat een vijandelijke troep, één compagnie sterk, uit Veldwezelt komt en zuidwaarts oprukt ; dat hij een peloton op de baan inzet. Ik verneem tegelijkertijd dat dit peloton omsingeld is. Mijn stafpersoneel en enige opgenomen mannen bevinden zich gedeeltelijk naar het Westen, gedeeltelijk naar het Oosten gekeerd op de baan. Ik verneem daar even (22 uur) dat het middenpeloton van de zuidcompagnie een dwarsstelling bezet, rechts van de middencompagnie, naar het zuidoosten gekeerd. Ik zal u zolang mogelijk inlichtingen overmaken.

    Kolonel, het III / 18 heeft zijn plicht gedaan”.

                   

    Te 23:32 uur, nieuw bulletin, eveneens op 11 mei te 2 uur in de ondersector toegekomen :

    “Noordcompagnie : zonder nieuws van het linker voorpeloton ; rechter voorpeloton gedund, vervoegt zich bij het linkerachterpeloton, Middencompagnie ; het achterpeloton ligt schrijlings op de baan, naar het Noorden gekeerd.

    Middencompagnie : blijft een half voorpeloton met elementen van een peloton van de 9° Cie (zuidcompagnie). Twee achterpelotons blijven ter plaatse.

    Zuidcompagnie : zou gevangen genomen zijn, geen contact mogelijk ; ik dek mij zuidwaarts met mijn seiners”

     

    De druk op de Zuidcompagnie, wier vuren hinderend waren voor de benutting van de brug, werd op het einde van de dag, door een vijandelijke opperofficier met de kijker gevolgd.

    Te 23:30 werd de verdediging van het Noordkwartier dus teruggedrongen op de Middencompagnie.

    En de uit Veldwezelt komende vijand heeft, sinds 21:55 uur het achterpeloton van de Noordcompagnie omvat dat, naar ’t Noorden gewend, post had gevat. Die overvleugelende beweging bedreigt de linkerzijde van de 2° echelon, 6° Cie, en verklaart het verslag van 23:45 uur van de commandant van die eenheid :

    “Uiterst erge toestand. Zonder munitie. Wij lijden zware verliezen. Zijn met omsingeling bedreigd. Toch weerstaan ter plaatse in onze CP”.

     

    Van de drie kanonnen 47 waarover de 6° Cie beschikte, werden er feitelijk twee buiten dienst gesteld door een hevige luchtaanval op Hees, op ’t einde van de namiddag. Eén enkele bom heeft zes mannen gedood en vier gekwetst.

    De mening van de commandant van het Noordkwartier dat hij omsingeld was, strookt dus wel met de werkelijkheid.

    Op 11 mei, omstreeks 7 uur ’s morgens, op het ogenblik dat het overblijvende peloton van de Noordcompagnie van de tweede echelon bezwijkt, ziet de commandant van het Noordkwartier de achterpelotons van de middencompagnie overrompeld worden, en omstreeks 07:30 uur neemt een vijandelijke pantserauto hem in zijn CP gevangen.

    Omstreeks 7 uur eveneens, ziet de commandant van de rechtercompagnie van het Zuidkwartier de massa pantsers over Vroenhoven aanrollen ; vruchteloos zal hij proberen te ontkomen. De Rechtercompagnie had in de nacht van 10 op 11 mei het rechter voorpeloton van de middencompagnie opgenomen, terwijl het achterpeloton van dezelfde eenheid – peloton waarvan de chef gedood werd – overrompeld werd op 10 mei omstreeks 18:00 uur, kort na de val van de CP / I°.

    Om 06:30 werd Lafeld ten Noorden en ten Zuiden voorbijgestoken door formaties pantsers, gevolgd door infanterie, die naar Riemst oprukten.

    19-02-2010, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel13
    26 mei sector 2

    In de nacht van 25 op 26 mei valt het 3e Ardense Jagers aan vanuit haar stellingen en bereikt zonder enige tegenstand de baan Vinkt – Nevele. De aanval is ingezet om 01u40 van aan e Poekebeek, aan de ene kant en aan de andere kant van aan De kasseiweg  van Lotenhulle Naar Vinkt. De aanval valt in een leegte  de Duitsers hebben het terrein verlaten,dit waarschijnlijk tengevolge van het voorbereidend vuur van de Belgische artillerie. De baan van Vinkt naar Nevele wordt zonder moeilijkheden bereikt . De commandant van het 3de  Ardense Jagers, neemt het bevel van de regio Vinkt. Dit gebied is bezet door zijn bataljons en door twee bataljons van het 1ste Ardense Jagers. Deze eenheden zijn in twee echelons opgesteld. Tegen het einde van de voormiddag verplaatsen de twee bataljons van het 1ste Ardense jagers vanuit het tweede echelon zich. Ze gaan de positie Vinkt – Aarsele verbinden. Hier hebben ze voeling met de 2de Divisie Ardense Jagers en staan ze terug onder het bevel van het 1ste Ardense Jagers. Tegen 16 uur, neemt de bevelhebber van de 1ste Divisie Ardense Jagers het bevel over van de sector van de 4de Infanterie Divisie.
    De Duitsers voeren er een lichte aanval uit, maar ze worden teruggeworpen.

    Omstreeks 05 u.40 breekt de Duitse furie los. Vijandelijke vliegtui­gen en artilleriestukken bestoken de Belgische stellingen die ongeveer langsheen de baan Deinze - Aalter lopen. Tussen de beschieting door  zorgen priesters in uniform hier en daar nog voor wat geestelijke troost. De hoofdactie begint voor de stellingen van het 6de Ardense Jagers. Rond 06u30 wordt Gottem en haar omgeving hevig beschotten door de Duitse kanonnen. Om 08uur word de schootsafstand verlengt, de aanval komt op gang!De Duitsers dringen Gottem binnen. Veel Belgische steunpunten worden overmeesterd en uitgeschakeld. Het gaat er hevig aan toe, vooral rond de commandopost van het 3de Bataljon(III Bat) van het 6de Ardense Jagers wordt er hevig gevochten. Iedereen vecht mee zowel koks , ordonnansen als de mannen die instaan voor de transmissie nemen deel aan de oorlogshandelingen. De Duitse vooruitgang ten noorden en naar het westen toe gestopt. Langsheen de hopeloze weerstand van het 6de Ardense Jagers glijden de Duitsers door in zuid westelijke richting,naar de ondersector van het 4de Ardense Jagers. Tegen 14uur slaagt een infiltratie in de richting van Terdonk.De commandant van het 2de bataljon (II Bat) van het 6de Ardense Jagers, die geen contact meer heeft met zijn overste, trekt zijn troepen terug in de richting van de De Flesch ( drie kilometers ten oosten van Tielt.Om 11 uur ruimt het 1ste Jagers te Voet de Duitse posten in Nevele op en kan ze ook alle Duitse aanvallen verder afslaan.
    Wanneer tegen de middag de Duitsers geen voet meer vooruit geraken, luwt de strijd.
    De 56ste Saksische divisie wordt uit de frontlijn wegge­haald en vervangen door de Hamburgse 225ste divisie. Dit is een kers­verse divisie die de vuurdoop nog niet heeft ondergaan. Haar bevelhebber is generaal Schaumburg. Deze divisie brengt drie regimenten in lijn. Het 377ste met haar hoofd­kwartier te Meigem moet Vinkt veroveren, het 376ste gaat de noordelijke sector aanvallen terwijl het 333ste dekking zal geven.De machtsverhouding is ongeveer de volgende: tegen­over een bataljon Ardense Jagers staat een volledig regiment Duitsers, wat neerkomt op één tegen drie.
    De ganse dag beuken de Duitsers ongenadig in op onze stellingen maar deze begeven niet. Zelfs tijdens de nacht van 26 op 27 mei zullen de Duitse artilleristen onverpoosd zware granaten blijven afvuren op Vinkt en haar omgeving.Bij de 5de I.D., met haar front van aan de Poekebeek tot aan het kanaal, worden alle vijandelijke aanvallen afgeslagen. Rond 16uur worden de Duitse voorbereidingen om over te steken in de richting van Nevele verpletterd door het  Belgische artillerievuur. De avond en de nacht verlopen kalm. Men profiteert van die kalmte om te reorganiseren en om de spreiding van de artillerie te herzien.Bij 2de I.D. en 11de I.D. verloopt de dag relatief rustig. De 12de I.D. daarentegen wordt gedurende de loop van de morgen frequent, op verschillende plaatsen van haar sector, gebombardeerd. Vooral de commandoposten van de bataljons en de regimenten worden geviseerd. Tegen 13uur worden de beschietingen intenser en omstreeks 16 uur gaan de Duitsers tot de aanval over. Ze steken het kanaal over ter hoogte van de brug van Oostwinkel, ( de noordelijke ondersector bezet door het 23ste Linie ). Ze slagen er in om diep door te dringen, dit zowel in de noordelijke als de zuidelijke richting. Tegen het einde van de namiddag lijken de twee bataljons van het 23ste Linie , die zich in de eerste lijn bevinden, verloren. De tweede lijn die bestaat uit drie compagnie steunpunten en de commandopost, houdt gedeeltelijk stand tot rond 19u30. Het 23ste bestaat niet meer!
    Terwijl die gebeurtenissen zich afspelen in de noordelijke sector, steekt de vijand eveneens het kanaal over voor het linkerbataljon in de ondersector van het 2de Linie. Ze worden gestopt voor het bataljon in tweede lijn. Het 22ste Linie dat zich in het derde echelon bevindt dicht de bres achter het 23ste Linie ten westen van Oostwinkel dat al bezet wordt door de Duitsers. Toch is er een bres tussen het 22ste  en het 2de Linie, deze opening bevindt zich in het beboste gebied ten zuidwesten van Oost-Winkel. Omstreeks 19u30 beveelt de commandant van het IIde  L.K. de 11de I.D. om twee bataljons van het 29ste Linie, onder het bevel van hun commandant, over te plaatsen naar de sector van de 12de I.D.. Dit in het vooruitzicht van van een tegenaanval op het front Ronsele – Oost_Winkel. De twee bataljons zetten zich gedurende de nacht in beweging.. Een weinig later verneemt men dat het 1ste Carabiniers, regiment ten zuiden van de 18de I.D., aan haar rechterkant bedreigt wordt door de doorbraak bij Oost-Winkel en aan haar linkerkant word ze belaagt door de Duitsers die het kanaal ten zuiden van Balgerhoek zijn overgestoken. De Carabiniers hebben het bevel gekregen om zich terug te trekken op de lijn Maldegem – Vinkt. Deze terugtocht sleept een deel van het 22ste Linie met zich mee. Zone van het V de L.K.. Bij de 18de I.D. valt de vijand in de ochtend het hele front aan.
    De aanval wordt overal afgeweerd uitgezonderd op één punt ten zuiden van Balgerhoek.Hier kunnen de Duitsers gebruik maken van de verwarring, door de dood van alle officieren van een compagnie van het 7de Jagers te Voet, over te steken en door te dringen tot in de tweede lijn. Een spontane tegenaanval in het begin van de namiddag stopt tijdelijk de aanval.De Belgische kanonnen maken het de Duitsers lastig. Ook de artillerie van de aanpalende 17de I.D. gaat nu haar vuur concerteren op de bedreigde regio, want in de sector van de 17de I.D. heerst immers de kalmte.De vijandelijke opmars word gestopt, maar infiltraties tot aan Maldegem en zelfs er over kunnen niet vermeden worden.Een tegenaanval vanuit de derde lijn mislukt.De bevelhebber van het Legerkorps neemt de voorbereidingen om een tegenaanval in de flank op te zetten. Deze moet uitgevoerd worden door het de 39ste Linie, ze moeten bij de dageraad van de 27ste mei doorsteken van uit de sector van de 17de I.D..
    Intussen verslechtert de situatie aan de rechterflank, dit tengevolge de ht buiten strijd zetten van het 23ste Linie.. Bij de 17de I.D. is het de ganse morgen relatief rustig.Maar gedurende de namiddag infiltreren Duitse elementen, vanuit de sector van het 18de I.D.,achter de verdedigers. Rond 19uur is Adegem In Duitse handen. Vervolgens vorderen de Duitsers verder naar Maldegem.Hierbij wordt het 8ste Jagers te Voet( rechts gelegen regiment) met omsingeling bedreigd. De bataljons voorbehouden voor de linkerkant van de sector snellen ter hulp en plaatsen zich tussen Maldegem(incluis), waarvan de verdediging versterkte wordt, en Strobrugge. De vijand word voor Maldegem gestopt.In de zone van het Cavaleriekorps , bevinhet 1ste Gidsen zich te Retranchement(NL) het 1ste Jagers te Paard in St-Anna ter Muiden (NL) en het 4de  Cyclisten in Sluis (NL). Het 1ste Cyclisten vestigt zich te Middelburg. Verkennigen wijzen uit dat Dat Aardenburg en Sint-Jan in Remo in Duitse handen zijn.















    19-02-2010, 08:30 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel14

    27 mei sector 2

    In de vroege morgen breekt, na een tussenpose, het Duitse artilleriegeweld weer los maar nu slechts voor een korte tijd. Er komt een adempauze tot 07 u.30. Op dat tijdstip hamert de Duitse artillerie opnieuw met volle kracht en geweld in op de stellingen van de Ardense Ja­gers. Dit inferno duurt tot rond 08 u.45. De kanonnen zwijgen, het uur van de infanterie is aangebroken.Ten zuiden van Vinkt stormt het 192ste IR vooruit maar word met grote verliezen tot staan gebracht. Het 377ste IR wordt even voor Vinkt uiteengeslagen en ten noorden van Vinkt ondergaat het 376ste IR het zelfde lot. De 225ste I.D telt ruim 100 doden onder hen 11 officieren.Onze artilleristen worden spijtig genoeg, door kolonel Robert de korpsoverste van het 3de Ardense Jagers,  verkeerd ingelicht! De kolonel krijgt de verkeerde inlichtingen binnen en denkt dat  oostelijke gedeelte van Vinkt verloren is. Tengevolge vraagt aan de tweede groep  van de 19e artillerie om een concentratie van 120 artilleriegranaten op de oostelijk kant af te vuren. Vanaf 10 u.25 regent het er granaten afgevuurd door het 19e artillerie. Een voltreffer vernielt het torenuurwerk van de kerk en doet de klokken luiden.Veel van die artilleriegranaten komen echter terecht in de linies van de Ardense Jagers, die zich onder dekking van een T-13 rupswagen op Vinkt hebben teruggetrokken. Doordat Bel­gische artillerievuur op de eigen rangen, breekt de veer bij de Ardense Jagers die zich nu ijlings achteruit trekken en de Duitsers tot in de dorpskom laten komen. Omstreeks 14 uur is het hele dorp door de Ardense Jagers geëvacueerd. De Belgen laten 39 gesneuvelden achter­, waaronder een officier. De Duitsers tellen 170 gesneuvelden.Door dit misverstand is er een bres ontstaan en even na 15 uur waagt het Duitse 377ste IR zich in het dorp, ze zijn furieus om de hoge prijs die is betaald.Ze beweren dat ze door burgers beschoten zijn! Hier en daar zijn. ze misschien wel beschoten door militairen die op hun vlucht al gedeeltelijk of al helemaal hun uniform hadden weggegooid en burgerkledij hadden aangetrokken Of door geïsoleerde schutters van de Ardense Jagers die de spreuk van hun regiment,”Résiste et Mords” nogal letterlijk opnemen.  De wraak van het regiment is bloedig, wreed en afgrijselijk in een serie acties worden 86 burgers, tussen de 13 en de 89 jaar en van beide geslachten, koelbloedig vermoord. Het is geen mili­taire terechtstelling maar wel een beestachtige slachtpartij, nadien zal men slechts met heel veel moeite de slachtoffers kunnen identifi­ceren, zo erg zijn sommigen toegetakeld. Bijgehaalde krijgsge­vangenen moeten vervolgens de eerste elf slachtoffers be­graven.Veel van de slachtoffers dragen sporen van bajonetsteken in de hartstreek. Een van de vermoorden draagt zijn portefeuille op de borst, men telt er acht bajonetsteken in.

    Wanneer op 27 mei de slag om Vinkt nog in alle hevigheid woedt, sluiten de Duitsers in de kerk van Meigem een aantal burgers op. Een ontploffing in de kerk kost aan 27 mensen het leven.  Wat is de oorzaak van die explosie? Wel de 27ste mei, rond 16 uur word de rechter zijbeuk van de kerk  jammerlijk getroffen door een te kort geschoten Belgische 75 mm artilleriegranaat! ( nadien beweren de overlevenden uit de kerk dat Duitse soldaten vanaf het oksaal granaten hebben gegooid in het kerkschip waar de opgesloten burgers opeengepakt zaten. De Duitsers zullen steeds volhouden dat een Belgische obus in de kerk was ingeslagen en dat is correct, want specialisten van de Koninklijke Militaire School vonden in het puin de scherven van de Belgische 75mm granaat terug.)Gedurende de achttiendaagse veldtocht gebeurt het wel vaker dat de Duitsers de burgerbevolking in een kerk bijeen brengt. Men mag aannemen dat ze hier een stelregel toepassen van het Landoorlogregelment van Den Haag(Dit is een internationale overeenkomst van 1907,  ondertekend door alle “geciviliseerde”naties,om de oorlog Humman te houden !?) In het volkenrecht is het een algemeen aanvaard principe dat men in oorlogstijd het mogelijke moet doen om te voorkomen dat er burgerlijk slachtoffers vallen. De bevelvoerende officier moet in dergelijke situatie de nodige maatregelen treffen. Zo gaat hij bijvoorbeeld de burgers eventueel onderbrengen in een veilige plaats. Een kerk is zo een  zogezegde beschutte plaats, want volgens artikel 23 van het verdrag mag een kerk niet beschoten worden. Bij de 225ste Duitse I.D.zijn er nog een groot deel officieren die deze conventie respecteren.Maar uiteraard is dit naïef, want in de 20ste eeuw kan men nog moeilijk beweren dat een kerkgebouw een veilig onderkomen biedt, in tegendeel!. Trouwens dit was al zo tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarin de kerktorens zonder pardon door de artillerie bestookt werden. Kerktorens zijn immers ideale uitkijkposten, dit is trouwens de reden waarom het Belgische leger tijdens hun terugtocht in vele dorpen of steden de kerktorens, watertorens enz. opblazen .In Vinkt zelf begint de echte moordpartij om- streeks 18 uur. De Duit­sers houden er een klopjacht.  Huisdeuren worden ingebeukt en ze sleuren de bewoners de straat op. Vier­enveertig mannen worden op- gepikt en meegenomen om gefusilleerd te worden. Als bij wonder overleven vier van hen de fusillade. Twee slagen er in om gedurende de nacht te vluchten.  Twee anderen  zullen ‘s anderendaags levend van onder de doden uitgehaald worden... en van de Duitsers clementie krijgen.Deze massa-executie is door de hogere  Duitse legeroverheid bevolen en solidair uitgevoerd door tientallen soldaten die op het ogen­blik van de feiten niet meer de ,hitte van de strijd" als excuus kunnen inroepen. In Vinkt zal men in elk geval nooit meer geloof kunnen hechten aan de mythe van het onkreukbare Duitse leger dat, zuiver en ruiterlijk vecht... maar wiens mis­daden wel al te vaak op de rug van de SS wordt afgeschoven. Naast deze collectieve slachtpartij worden in de loop van de dag ook nog eens zeventien weerloze burgers vermoord. Onder de zeventien ongelukkigen bevindt zich hoog bejaard echtpaar van respectievelijk 84 en 76 jaar, dit samen met hun verstandelijk gehandicapte dochter.Ook twee ontwapende krijgsgevangenen vallen onder de kogels van het zelfde groepje Wehrmacht-beulen.















    19-02-2010, 09:02 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel 15

    27 mei sector 2 (deel2)

    In Deinze gaat het er ook hard aan toe. Bewoners worden er uit hun kelders gehaald en worden als levend schild gebruikt, tegen de Belgische kogelregen, bij de berging van de zwaar gewonde Duitse officier; Oberst Wolff. Dit gebeuren vind plaats onder het bevel van Oberartz dokter Held(A.R.156). De burgers moeten op de straat blijven.Maar wanneer de Duitse artillerie opnieuw de Belgische stellingen gaat beschieten , slaat een Duitse obus te kort in! 29 inwoners van Deinze komen om!

    In de namiddag is het ook tijd voor de teruchtocht van de laatste bataljons die nog aan het Afleidingskanaal van de Leie zitten.In Maldegem wordt een voorziene tegenaanval afgelast.

    Ten noorden van Maldegem verweren de mannen van het 9de Jagers te Voet zich nog verbeten. Ten zuiden van de stad zijn de Belgische troepen zich echter al over een breedte van 10 km aan het terugtrekken, dit in de ricting van Oedelem – Beernem.

    Deze sombere dag kent toch nog een merkwaardig wapenfeit! Tijdens de tegenaanval te Knesselare zorgt de kordate houding van de gemengde groepering er nog voor, om in die moeilijke uren een niet onaanzeinlijke buit aan zware wapens te veroveren maar ook om een 150 tal Duitsers krijgsgevangen te maken.  Die gebeurtenis is zeker een vermelding waard.  De mannen van het 1ste en 4de Carabiniers – Wielrijders, het 7de eskadron van het 1ste Jagers te Paard en de steungroep van het 17de Artillerie behalen hier een succes waartoe de grotere en veel beter bewapende Frans en Britse eenheden niet eens in staat toe zijn  geweest.





    19-02-2010, 09:11 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leieslag deel 16

     


    28 mei sector 2

    Dinsdag, op dag van de  wapenstilstand, worden nog negen mensen vermoord. Deze keer zijn het vluchtelingen op weg terug naar hun streek, naar hun huis, naar hun familie! Het noodlot laat hen echter op het verkeerde moment door Vinkt passeren. De Duitsers verzamelen alle vluchtelingen op een grote weide. Men schat het aantal op ongeveer 1.500. Deze mensen moesten lijdzaam toekijken hoe vijf onschuldige burgers, op be­schuldiging van spionage, een schop in de hand ge­duwd krijgen. Eerst moeten ze zelf hun graf delven, vervolgens worden ze neergeschoten Naast deze vijf worden er nog vier anderen op af­zonderlijke plaatsen vermoord, dit nadat de capitulatie al was ondertekend!

    Een landbouwer die naar zijn aardappelveld trekt word opgepakt en rugwaarts aan een legerwagen gebonden, de paarden van de wagen worden met de zweep opgejut. Na een tiental meter rolt de man al over de stenen. Pas op 31 mei zal men het lijk van deze doodgemartelde man op een weide terugvinden, een barm­hartige Samaritaan heeft hem een kogel door het hoofd gejaagd.

     

    In totaal zij op 27 en 28 mei 51 Vinktenaren en 35 vluchtelingen als slachtof­fer van deze Duitse barbarij gevallen . Onder deze laatste zijn er mensen bij vanuit Vilvoorde, Schaarbeek, Lier, Mechelen, Spa, Antwerpen, Melsbroek, Gent, Anderlecht, Aalst en uit vele ge­meenten in de buurt van Vinkt.

     

    Na  de wapenstistand worden er al vlug verzin­sels verspreid om de verantwoordelijkheid van de nederlaag op de rug te steken van  een klein landje, dit vooral om de aandacht af te leiden van de blunders en de onmacht die ver­antwoordelijk zijn voor de beslissende doorbraak in Frankrijk.

    Wat de Belgen immers niet weten, is dat men in Parijs al op 25 mei op het hoogste niveau overwoog of het niet beter zou zijn om met Duitsland vredesonder­handelingen te beginnen..

    Het is zeker  gelogen als men beweert  dat het nieuws van de wapenstilstand bij ons overal met verslagenheid is vernomen. Zeer velen, en dit niet alleen onder de bevolking of onder de vluchtelingen maar ook in het leger, zijn opgelucht dat het constante levensbedreiging afgelopen is. De kille werkelijkheid van de bezetting zal pas later aangevoeld worden.

    Afgezien van uit­zonderingstoestanden zoals die ondermeer in Vinkt, schijnt al­les er op te wijzen dat ook de Duitsers enkel vrede, orde en rust willen. Ze delen aan de vele vluchtelingen de rookwaren en het voedsel uit, dat in buitgemaakte legervoertuigen of in de no dampende veldkeukens word aangetroffen. En niet weinig gemobiliseerde Belgen geloven de Duitsers wanneer die beweren dat ze enkel nog een eindje moeten mee op te stappen om dan een stempel of een papiertje voor hun `Entlassung' af te halen. Velen volgen gedwee. Maar al vlug blijkt dat de tocht alsmaar verder en ver­der gaat, dit tot dat alle vluchtkansen verkeken zijn. De reis naar een krijgsgevangenkamp in Duitsland is begonnen.

    Ondanks alles spannen onze legeraanvoerders zich uitermate in om de Belgische vaandels en standaarden uit de handen van de vijand te houden. Van de 125 em­blemen valt slechts één regimentsvaandel in Duitse handen.

    Veel generaals en officieren voelen zich ge­roepen om hun opperbevelhebber in gevangenschap te vol­gen, dit nadat Koning Leopold III zelf in een pathetische oproep verklaard heeft dat hij het lot van zijn leger wil delen!

    Wel schokkend zijn de gedetailleerde Belgische bevelen inzake het keurig afleveren van wapens en voertuigen aan de vijand, en het verplichtend samenhouden van de troepen in afwachting van verdere orders van de bezetter. De weinigen die de moed hadden om de sprong naar Engeland te wagen, worden door sommige generaals als `deserteurs' gebrand­merkt. Anderen maken van de gelegenheid gebruik om naar huis terug te keren, meestal in een geleend of gepikt burgerpak De stoutmoedigsten nemen een wapen mee naar huis, hoewel zij beseffen dat bij een zorgvuldige con­trole door een Duitse wachtpost dit fataal kan worden.

     

    Lange rijen vluchtelinge trekken terug huiswaarts.Voor de meesten is de oorlog voorlopig voorbij ( dit denken ze toch!). Maar in de Belgische kuststreek vechten de Duitsers nog enkele dagen,  zowel op de grond als in de lucht,  door tegen Britse en Franse troepen.Op 31 mei valt het strand van De Panne onder het artillerievuur van de Duitse troepen.De Britten vluchten in de richting van de Noordfranse havenstad Duinkerken.Op 04 juni valt Duinkerken. In Frankrijk beginnen op 18 juni de besprekingen van de capitulatie, de wapenstilstand gaat pas in op 25 juni om 00u25.

    19-02-2010, 09:15 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vroenhoven Geo kaart
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    19-02-2010, 10:09 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Bijlage deel 4






    19-02-2010, 10:21 geschreven door DP


    24-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leiebrug van Ooigem en Desselgem door Bernard Delange

    Leiebrug van Ooigem en Desselgem tot tweemaal toe vernield:

     

    Geschreven door Bernard Delange

     

    Zo is de Leiebrug van Ooigem en Desselgem tot tweemaal toe vernield. Uit mijn bijdrage "Bewogen geschiedenis van de Leiebrug in Desselgem" De Gaverstreke. Dit jaar verschijnt een andere kijk vanauit Ooigem in Leiesprokkels. Kunt u de informatie bevestigen of verbeteren en aanvullen ?
     
     De Leiebrug van Desselgem-Ooigem heeft geen van beide wereldoorlogen overleefd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef de brug nog overeind tot op woensdag 16 oktober 1918, toen de Duitsers de ijzeren Leiebrug lieten springen om de oprukkende Engelsen achter de rivier te houden. De Tweede Wereldoorlog bracht voor de Leiebrug reeds onheil op 23 mei 1940, toen de geallieerden probeerden de optocht van de Duitsers te stuiten door stelling te nemen achter de Leie en de Leiebruggen dynamiteerden.
     
    Op 23 mei 1940 werd de gemeentelijke Leiebrug van Desselgem en Ooigem door het Belgisch leger vernietigd om de oprukkende Duitsers een tijdlang op te houden achter de Leie. Die dagen werd trouwens een bloedige veldslag geleverd in de Desselgemse Leikant. Een monument op het kerkhof van Desselgem herinnert aan achttien plaatselijke oorlogsslachtoffers en vier vermoorde vluchtelingen uit Aalst. Daar is geen herinnering meer aan de vier in Desselgem gesneuvelde Belgische militairen. Maar er zijn hier in de Desselgemse Leikant vooral veel Duitsers gesneuveld, van wie volgens getuigen het merendeel onmiddellijk is afgevoerd. Toch zijn er nog tientallen gesneuvelden achtergebleven en her en der begraven. In het Waregems stadsarchief is nog een lijst bewaard met 106 namen van in Desselgem begraven en nadien weer opgegraven Duitse soldaten.

    De Belgische soldaten van het 1e Linieregiment, die zich in de Desselgemse Leikant bevonden, waren reeds op dinsdag 21 en woensdag 22 mei 1940 bezig met de Leie over te trekken, ondermeer ook ter hoogte van de strook tussen het sas van Ooigem en de verdwenen Broekstraat. Er lag daar een bootje. De Duitsers waren vanuit Deerlijk aan het naderen tot aan de Gentseweg en het Belgisch leger had de opdracht gekregen om binnen de zogenaamde operatie Dynamo de Duitsers op te houden achter de Leie. Bedoeling was zoveel mogelijk tijd te winnen om het Britse expeditiekorps toe te laten om terug te keren naar Engeland.
     

    Binnen het kader van de expeditie Dynamo legden de genietroepen op 23 mei 1940 ‘s morgens springladingen aan onder de Leiebruggen van Harelbeke en Desselgem. Die donderdagvoormiddag omstreeks 10 uur in de voormiddag werd de omgeving opgeschrikt door een oorverdovend lawaai. Getuigen zagen nog de daarmee gepaard gaande stofwolk van het springen van de Leiebrug tussen Desselgem en Ooigem . Helemaal onverwacht kwam die hevige knal niet, want de mensen van de Ooigemstraat en de Plaetse in Desselgem en wellicht ook elders werden wel vooraf verwittigd. Ze werden aangeraden om hun ramen te beveiligen met plakband. De knal kwam niettemin angstaanjagend over.
     
    We willen u hier een deel uit de getuigenis van Marcel Biebuyck over de Leieslag van mei 1940 niet onthouden, dit ter aanvulling van de belangrijke bijdragen hierover van Etienne Ducatteeuw in onze vorige jaarboeken van De Gaverstreke:
    “De gedynamiteerde brug was er een van het ijzeren type, waarbij het staal met klinknagels aan elkaar geklonken zat. De brug was na het springen nog in dergelijke staat dat een avonturier met enig acrobatenwerk er nog kon in slagen om de overkant te bereiken. Maar niemand die er toen nog aan dacht om te spelen. Intussen waren in de namiddag nog een drietal Belgische soldaten op zoek om over de Leie te geraken. We konden hen verwijzen naar het bootje dat daar aan de wijnhandel Debrabandere voor een overtocht kon zorgen. Terwijl die soldaten daar rondliepen hadden we onze handen vol om onze koeien, die nog te grazen stonden in de weide aan de overkant van het sas, nog vlug in de stallen te drijven. Dat was niet zonder gevaar, want zelf was ik die voormiddag al driemaal het doelwit geweest van de Belgische soldaten. Die hadden zich ingegraven aan de overkant van de Leie en schoten blijkbaar zonder aarzelen op al wat bewoog aan de overkant.

    Voor de bewoners van de Leikant werd het die donderdag al erg gevaarlijk wegens die beschietingen door de Belgen vanuit de overkant. Zelf hielden we ons wat koest binnen en in de stallen, maar het meest nog in de kelder. Toch bleven we nog op de hoeve aan de Leie tot de zaterdag, wanneer we de hevigste gevechten konden ontlopen om te kunnen gaan schuilen bij de familie Alfons Vandesompele in de Knokstraat. We mochten pas de maandag even terugkomen om de koeien te melken. Er waren heel wat slachtoffers in de Leieslag. Dat er minder slachtoffers waren in het westelijke deel van Desselgem, tussen de Terlindenstraat en de Ooigemstraat, is te verklaren in het feit dat dit een open vlakte was en dus door de Duitsers werd gemeden. Als ze zich daar zouden wagen zouden ze een schietschijf worden voor de Belgen aan de overkant van de Leie. Toch zijn er ook hier slachtoffers gevallen. Zo werden er een zestal Duitsers begraven aan de Leiebrug ter hoogte van het huidige 'tank'monument.

    Er is ook een Duitse soldaat gesneuveld in de bloementuin van de familie Lambrecht van het Munkenhof. Een Duitse soldaat sneuvelde op de meers ter hoogte van het sas van Ooigem naast de vroegere hoeve Biebuyck. Op de overgang tussen de meersen van Biebuyck en Meerschman sneuvelden vier Duitsers. Een Belgische luitenant bloedde dood tussen de Terlindenstraat en Desselgem Plaetse. Er werd nog een Duitser begraven in een obusput nabij de woning van de familie Harinck. Tenslotte sneuvelde een 44-jarige oud-strijder uit de Eerste Wereldoorlog…”
     
    Het bericht op dinsdagmorgen 28 mei 1940 dat koning Leopold III de slachtpartij beëindigde en capituleerde, kwam voor velen als een opluchting. Dat was zeker het geval voor veel soldaten, die de uitputting nabij waren. Een groot aantal kwam te voet terug langs het kanaal Roeselare-Leie en kon daar op een paar honderd meter van het sas van Ooigem op grondgebied Wielsbeke via een noodbrug de Leie oversteken naar Desselgem. Sylvére Devlaeminck getuigt hierover dat hij op dinsdagavond 28 mei al was aangekomen in Ooigem en daar na wat nachtrust het kanaal overstak over de sluisdeuren. Even verder, richting Wielsbeke, hadden de Duitsers al een noodbrug geslagen over de Leie, waar vluchtelingen en Belgische militairen onder toezicht van Duitse wachten de rivier konden oversteken.
     
    De Leiebrug tussen Ooigem en Desselgem bleef tijdelijk buiten dienst, maar nogal vlug moet het mogelijk geweest zijn om de Leie daar over te steken, eerst met een overzetdienst en later met een voetgangersbrug. Zoals hierboven reeds aangehaald kon aanvankelijk gebruik worden gemaakt van de tijdelijke hulpbrug tussen de vroegere Broekstraat in Desselgem en de zijdreef ter hoogte van wijnhandel Debrabandere in de Ooigemstraat in Wielsbeke. De nog in Desselgem overblijvende Duitse troepen hebben daar in mei 1940 de Leie overgestoken.


    Het peil van de Leie lag er toen uitzonderlijk laag bij. Mogelijks was dit een gevolg van het laten springen op 23 mei omstreeks 11.45 u. van de Leiebrug in Sint-Eloois-Vijve. De afstand tussen het sas en de brug was maar 38 meter, zodat het niet ondenkbaar is dat de sasdeuren defect geraakt zijn door de explosie. Het kan ook bewust geregeld zijn door het vooraf openen van het sas of het ophalen van de schutbalken op de Barrage. Nader onderzoek moet ons hierover meer zekerheid geven. De Leie was dus leeggelopen en op sommige plaatsen niet breder dan een grote beek. Dat wordt ook bevestigd door Marie-Christine Martens van de Juliaan Claerhout-kring in Wielsbeke.

    Voor meer informatie over de aanleg van een nieuwe brugverbinding tussen Ooigem en Desselgem kunnen we verder gebruik maken van documenten uit het archief van het Bestuur voor Waterwegen in Kortrijk. We hebben kunnen vaststellen dat de werkzaamheden van de dienst “Bruggen en Wegen” van het toenmalig “Ministerie van Openbare Werken en Werkverschaffing” gewoon is doorgegaan tijdens de Duitse bezetting. We vonden er alvast een aantal documenten omtrent de aanneming tot het Bouwen eener Voorloopige Brug te Desselgem in 1940 en een reeks herstellingswerken nadien wegens Averijen aan de noodbrug van Desselgem. We kunnen ook nog terugvallen op enkele documenten uit het archief van Desselgem, die handelen over oorlogsschade. Die stukken bevinden zich nu in het stadsarchief in Waregem. 

    Door oorlogsomstandigheden was de voorlopige brug of noodbrug uit 1940 geen lang leven toebedeeld. De Duitse troepen hebben de houten noodbrug vernield achtergelaten bij hun vertrek in september 1944. Daarover hebben we op het ogenblik weinig informatie. In latere documenten wordt ook nergens verwezen naar de nood om de voorlopige brug eind 1944 te herbouwen. Bij de afhandeling van het dossier voor de bouw van de huidige brug ziet men deze steeds als vervanging voor de in mei 1940 vernielde brug en vinden we geen enkele allusie op de grondige renovatie in 1944-1945 van de toen gebruikte houten brug.
     
    In tegenstelling met de oorlogssituatie in mei 1940 werden in september 1944 eerst de dorpen aan de rechterkant van de Leie bevrijd. De Duitse troepen zaten nog in Ooigem, terwijl de Engelsen al een hoofkwartier hadden ingericht op het Munkenhof. In het kasteel van Ooigem was een Duitse ziekenboeg ingericht, en de Duitse majoor-geneesheer wenste zich op vrijdag 8 september samen met 39 gewonde soldaten over te geven. Met bemiddeling van kasteelheer Charles Verhaeghe, Valère Vindevogel en Remi Peers werden ze die dag overgevaren naar het Munkenhof met een ijzeren boot, die aan het sas gemeerd lag.

    24-03-2010, 11:49 geschreven door DP


    11-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welk Duits regiment op 25 mei 1940 te Merendree?
    Welk Duits regiment op 25 mei 1940 te Merendree?
     
    Vraag van  Kurt De Bruyne, wie kan ons verder helpen alle info welkom

    Geachte,

    Vandaag ben ik via het internet op jullie gegevens gestoten. Mijn naam is Kurt De Bruyne uit Hamme bij Dendermonde / St-Niklaas. Momenteel ben ik mijn grootvader zijn oorlogsgebeuren aan het reconstueren met het oog op een uitgave bij de Heemkundige Kring hier in Hamme. Dit evenwel volledig belangeloos. Ik heb namelijk het geluk gehad de familie te leren kennen waar hij tijdens zijn krijgsgevangenschap in Oostenrijk moest gaan werken en die hem tevens heel dierbaar waren. Iets waar vele andere families niet in slagen, daar zij geen adressen hebben van die Duitse of Oostenrijkse families.

    Ik ben ondertussen al in Evere geweest, op aanraden van iemand die ook in deze materie is begaan. En daar heb ik zijn persoonlijk dossier alsook copy's van de velddagboeken van de IIe groep van het 9e Artillerieregiment. Maar van de 6e batterij, IIe groep van het 9e Artillerieregiment (ofte 6/II/9A) hebben we
    er 2 gevonden. We hebben beiden op copy, het 2e velddagboek hebben we fotografisch moeten overnemen omdat het in potlood op kleine velletjes stond. Het interessante is dat hier ook de mobilisatie stond in beschreven. Het ene is alvast van luitenant Verlende, de commandant van mijn grootvader. Volgens hetgene ik heb kunnen uitmaken heeft hij ook in de regio gezeten waar jullie info over zoeken, namelijk in de Vaartstraat in Hansbeke. Is dit correct?

    Ik wou even melden dat ik bijna zeker voor 90% weet hoe de krijgsgevangenschap verlopen is, wat mijn grootvader betreft. Hij is op 24 mei om 6u 's morgens aangekomen aan Hansbekeveer (kant Zomergem) een uur later heeft hij positie genomen in de Vaartstraat te Hansbeke (gevonden aan de coördinaten die in het velddagboek stonden). En dus is hij in ondersteuning van het 6e linie gekomen (dit moeten we nog uitspitten). Het 'Lyskanal' van De Vos - Janssens meldt in voetnoot 21 dat een Duitse 'Morgenmeldung van 25 Mei 1940' meldt dat er 25 Belgische krijgsgevangenen van het 6e linie genomen zijn. Volgens de kaart in dat boek lagen zij net voor de Vaartstraat. Ongetwijfeld is hij één van die 25. Zijn Duitse krijgsgevangenkaart meldt: 'Krijgsgevangen op 25 Mei te Tielt'. Dit is ongetwijfeld rudimentair, maar Tielt ligt als grote stad vrij dicht bij Hansbeke. Volgens mij klopt de theorie. Hij heeft ooit tegen zijn collega-krijgsgevangene verteld dat zij opgesteld stonden in een boomga
    ard en de Duitsers hen bij verrassing hebben krijgsgevangen genomen. Het enige wat ik nu zoek is welk Duits infanterieregiment van het Duitse 56e Leger hem heeft krijgsgevangen genomen. Van welk regiment is die 'Morgenmeldung'? Heeft u hier soms weet van, want het zijn de dezelfde Duitse troepen die op 25 mei 1940 in Merendree waren?

    Met vriendelijke groet,

    Kurt De Bruyne
    Kerkstraat 34
    9220 Hamme

    11-11-2010, 07:23 geschreven door DP


    26-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie Regiment 23

    VII  -  10 & 11 Mei 1940 – Op de CP van het 18° (Middensector)


    De gebeurtenissen op de Commandopost (CP) van de Middensector in de nacht van 10 op 11 mei 1940, de terugtrekking van de CP op 12 mei.

     

    Kolonel SBH DUEZ beschrijft nu de gebeurtenissen van beide dagen aan het front beleefd op zijn CP en de terugtrekking van zijn CP. Men merkt wel dat de originele tekst in het Frans opgesteld werd. Bepaalde zinsneden of uitdrukkingen zijn soms moeilijk te begrijpen en maken het noodzakelijk de originele Franse tekst ter beschikking te hebben, tekst die ik gelukkig heb. Maar om zo getrouw mogelijk bij de originele vertaling te blijven heb ik hem bijna integraal overgenomen, alleen waar echt nodig heb ik de tekst voor de duidelijkheid aangepast.

     

    De bewegingen worden onzeker gemaakt door het volstrekte meesterschap in de lucht en de onverbiddelijke strijdlust, door het vijandelijke vliegwezen betuigt. Deze actie met die der valschermspringers gecombineerd, heeft de verbinding in de war gestuurd, de verplaatsingen van de renboden tot het uiterste vertraagd en het waarnemingsstelsel ontwricht.

    Ze heeft de werking van de artillerie volledig verlamd : zo heeft de uitvoering van het vuur E 34 bis, door het Zuidkwartier gevraagd, – de brug was nog niet opgeblazen – tot gevolg gehad dat de batterij die het vuur moest afgeven, op twee en een halve minuut tot zwijgen werd gebracht !

    De 10° mei, omstreeks 15:00 uur, komt een bom op de CP van de Middensector terecht en verbrijzelt de centrale der Transmissietroepen.

    Het nadeel opgeleverd door de verbreking van de transmissies wordt omvangrijker, doordat een der eerste bommen, de 10°, de E.R.T.R.-post van de steungroep heeft vernietigd en doordat de CP van die groep niet bij deze van de Ondersector is gevestigd.

    De artillerie zal slechts ’s nachts kunnen vuren, dat verklaart waarom de D.L.O. bevel ontving persoonlijk naar de groep te gaan om de verbinding eerst door E.R.T.P., daarna door draad opnieuw te verzekeren, en waarom de groep met aandrang werd verzocht de verbinding op het einde van de dag (17:00 uur) weer tot stand gebracht te hebben.

    Wanneer er wordt gemeld dat de telefoonlijn hersteld is, wordt ze beproefd, maar reeds is ze stom !

    Daardoor komt het dat de verbindingsofficier, gezonden om verslag uit te brengen over de toestand op het einde van de dag, aan de divisie zal vragen de steungroep zo goed als het kan aan te wenden ; aldus wordt die groep weer ingeschakeld in de gezamenlijke actie tegen de bruggen.

    De traagheid der transmissies blijkt sprekend uit het feit dat de Ondersector te 20:30 uur bericht ontvangt, dat de I / 14 A te 20:00 uur een vernietigingsvuur op de bruggen te Veldwezelt en Vroenhoven zal leggen! Van 20:15 uur tot 23:00 uur en in de laatste helft van de nacht tot vóór dageraad, buldert de ene artillerie tegen de andere op.

    De naar de divisie gezonden inlichtingsofficier was onder meer belast met de boodschap : “Er is strijd op de tweede echelon. Zonder middelen om dat tweede echelon te steunen”.

    De commandant van de Ondersector hoopte dat hij in de nacht één of meerdere verbindingsofficieren zou ontvangen hebben, die hem het aanrukken van versterkingen tegen dageraad komen berichten zijn. Hadden de Geallieerden niet aangekondigd dat, mocht België aangevallen worden, het antwoord “bliksemsnel” zou flitsen ?

    Er was geen vertegenwoordiger van de divisie op de CP, hetgeen, gelet op de omstandigheden, geboden ware geweest.

    De inlichtingen van 23:45 uur de 10° en van 02 uur de 11° mei toonden hoe erg de toestand was.

    Groot was het ongeduld toen de inlichtingsofficier te 02:30 uur terugkomt met een bevel waarbij drie compagnies fuseliers ter beschikking van de Ondersector worden gesteld met de opdracht “hem van valschermspringers te zuiveren”.

     

    Volgens de in de nacht ontvangen inlichtingen heeft de toestand zo geëvolueerd dat het mag gezegd, dat het tweede echelon niet meer veilig is. Ingerichte eenheden en valschermspringers bevinden zich tegenover ons. Dorpen, Hees waarschijnlijk, Kesselt stellig, moeten herwonnen worden. Het is zaak een tegenaanval in te zetten en door te drijven. Bij toepassing van de regel dat de tegenaanvalstroepen dienen geposteerd op een terreinlinie die men zeker is vóór de vijand te kunnen bezetten, beslist de commandant van de Ondersector de compagnies fuseliers te posteren op de dwarsstelling Rosmeer-Vlijtingen-Riemst, waardoor de artilleriestelling nog gedekt is.

    Te 03:00 uur vertrekt de officier die het bevel naar de commandant van de versterking moet brengen drager van een kaart op het 20.000° met aanwijzing van de opstelling die vóór dageraad (05:00 uur) ten uitvoer moet zijn gebracht.

     

    Te 03:45 meldt een bulletin van 02:55 van de commandant van de tweede echelon :

     

    “Bij de 6° Cie biedt één enkel steunpunt (weg van Hees naar het Oosten) nog weerstand, het heeft veel gekwetsten en zal waarschijnlijk zonder munitie vallen”

    “Te 01:00 uur worden de stellingen van de 7° Cie, de CP onder meer, door de vijand bezet. Ik vrees omsingeld te zijn, daar de 7° verdwenen is en de 6° er slecht voorstaat. Zonder nieuwe munitie weet ik niet hoe wij zullen standhouden. Wij zullen het onmogelijke doen”.

     

    De commandant van de ondersector verheugt zich over de beslissing die hij te 03:00 uur trof. Het is gebiedend noodzakelijk dat er versterking komt. Zij zal maar juist tijdig op de gekozen lijn kunnen worden ingezet. De doorgang Vlijtingen-Riemst zal moeten worden verdedigd door het peloton verkenners en de sectie Mi van het 11° die van haar stelling ten N.O. van Vlijtingen dient teruggetrokken zodra de fuseliers van de 11° Cie de oostelijke toegangswegen naar dit dorp zal bezetten.

     

    Maar te 04:14 komt de officier terug die de bevelen naar de commandant van het versterkingsbataljon is gaan brengen : Hij heeft de majoor niet gevonden, noch op de plaats door de divisie aangewezen, noch binnen een straal van 400 meter in de omgeving van het aangewezen punt.

    De commandant van de Ondersector vindt de zaak zo buitengewoon, dat hij de officier oplegt schriftelijk rapport over zijn opdracht uit te brengen.

    De gevolgtrekking is verblindend : de vijand is doorgebroken, doorgebroken bij ons weten, sinds 1 uur ’s morgens, zegge sinds langer dan DRIE uren en, terwijl wij hoopten hem een nieuwe versperring, weliswaar zwak, maar toch nog een beschutting voor de artillerie, in de weg te leggen, moeten wij vurig verwachtte versterking derven. De commandant van de Ondersector vraagt zich af wat hij nog vermag.

    Het ergste is, dat de vijand sedert het midden van de nacht de weg naar Tongeren heeft overmeesterd. De tijd ontbreekt om te Riemst, bij het krieken van de dag een element, hoe zwak het ook zij, tegenover hem te stellen.

    De 10 mei te 21:55 nam het III° afscheid. Het II° nam afscheid op 11 mei te 02:55. De chefs van de beide bataljons zijn beproefde frontsoldaten van 1914-18.

     

    Ter plaatse in de CP weerstand bieden ? Zulks komt er op neer, een afgezonderd punt op een front van 4,6 Km te bezetten, wat zelfs de vijand niet zou verhinderen de straatweg Lafeld-Vlijtingen te bezigen. Dat zal de vijand niet vertragen, die ons zelfs links kan laten liggen.

    En wat zal de divisiecommandant zeggen, hij die versterking heeft, in ieder geval reeds drie compagnies fuseliers die misschien door andere zullen worden gevolgd, indien de commandant van de ondersector lijdzaam in zijn CP blijft en er zich langzaam laat vangen ? Wie is zó aangewezen om versterkingen in te zetten, als de commandant van de Ondersector, die piekfijn op de hoogte is van de situatie en het terrein en zijn inrichting grondig kent ?

    De gezamenlijke actie in de Ondersector leiden is onbetwistbaar de eerste opdracht van de ondersectorcommandant. Op hem rust de taak de vijand vooreerst te betomen, en zo het Commando hem daartoe de nodige middelen verschaft, de tegenstander terug te slaan.

     

    De commandant van de Ondersector neemt te 04:30 uur (11 mei) de beslissing het personeel van zijn CP terug te trekken op ’s Heerenelderen, bestuursechelon van de CP, en een kleine omweg te maken om zelf even aan te lopen bij de divisiecommandant, ten einde hem op de hoogte van de toestand te stellen.

     

    De beslissing de CP te verplaatsen om van elders anders uit de aangekondigde middelen nog te kunnen inzetten, was des te gegronder, daar het na de oorlog werd uitgemaakt dat de commandant der versterkingscompagnies zich in de streek bevond en dat een vergissing van de Staf der Divisie in de aanwijzing van de plaats van dien commandant, oorzaak was dat hij niet werd gevonden.

     

    Had de Staf der Divisie die vergissing niet begaan, dan zou de dwarsstelling Rosmeer-Vlijtingen-Riemst door de versterkingscompagnies bezet geworden zijn, terwijl de CP van de Ondersector op zijn plaats te Vlijtingen ware gebleven.

     

    Wij verlaten de CP te 05:00 uur, nadat de nodige maatregelen zijn getroffen.

     

    De Ondersectorcommandant die de stelling van de I / 14 A doorschrijdt, stelt deze eenheid op haar hoede. Vervolgens wendt hij zich naar de ravitailleringplaats om er bevel tot terugtrekken te geven. Hij richt zich dan zuidwaarts en, daar hij te 07:30 een vijandelijke groep heeft opgemerkt die ten Westen van Herderen naar Tongeren stapt, begeeft hij zich recht naar de CP van de 7° ID.

    Het vijandige vliegwezen bewaakt de streek aandachtig : de opmars vordert zeer langzaam en het groepje is over meer dan één kilometer uitgerekt, wanneer de ondersectorcommandant in de divisie aankomt. Zijn eerste woorden tot de officieren, die hem tegemoetkomen, zijn : “Wij hebben de commandant van de versterkingen niet gevonden. Hebt u versterkingen?”. Het antwoord luidt ontkennend.

    Door de commandant van de divisie ontvangen, zet de commandant van de Ondersector hem de toestand uiteen.

    De Divisiecommandant vraagt : “Wat bent u voornemens ?”

    Antwoord : “Ik heb de elementen van mijn CP naar ’s Heerenelderen gezonden, vanwaar ik meende te kunnen inzetten, hetgeen u me zou gegeven hebben”.

    De generaal raadpleegt zijn kaart, keurt de opstellingsplaats goed en zegt : “Met hetgeen u er hebt heengezonden en hetgeen daar zal terugkeren, zult u de noordoostelijke en oostelijke toegangswegen naar Tongeren, op de lijn Werm-Membruggen-Genoelselderen, verdedigen. Ik trek het Hoofdkwartier van de D.I. terug op Piringen

     

    Bij gemis aan versterkingen kan er slechts kwestie van zijn, de vijandelijke vooruitgang zo goed mogelijk te vertragen door trachten terug te keren naar K.W. Terwijl de divisiecommandant naar het Legerkorps gaat, begeeft de commandant van het 18° Linieregiment zich naar ’s Heerenhelderen.

    Hij kwam er aan, om 09:45 uur. Het dorp is leeg. Een burger zegt dat er al Duitse pantserwagens zijn doorgetrokken, die uit het Zuiden kwamen.

    Omstreeks 11 uur wordt het vliegwezen zeer bedrijvig boven de weg Tongeren-Bilsen.

    Ofwel hebben onze telefonistenseingevers van het peloton verkenners, het wachten moe (ze hadden het dorp omstreeks 07:30 / 8 uur moeten bereiken); zich teruggetrokken, ofwel werden zij uiteengeslagen en wellicht door de pantsers gevangen genomen.

    Het is klaarblijkelijk dat ’s Heernelderen vermeden wordt.

    Er komt niets door. Aan verschillende zijden horen wij kogelvlagen uit automatische wapens ratelen. Valschermspringers strijken neer. Juist zoals de 10°, is het Duitse vliegwezen beslist heer en meester, de ganse dag.

    In feite werd, te 11 uur, juist toen het van de CP / 18° overblijvend groepje zich naar Wijngaard-Bossschen terugtrekt, een officier van de 4 Rav (IV / 18) met een of twee voertuigen gevangen genomen door een pantserwagen, aan het kasteel van ’s Heerenelderen, in het park waarin hij zich schuilhield, wat verklaart dat wij hem niet gezien hebben.

    Ten Westen van Wijngaard-Bossschen, eerste ontmoeting met de Belgische gemotoriseerde troepen : een officier van de Lansiers verklaart dat zijn troep noord-oostwaarts in contact is gekomen.

    Te 13:50 gaan wij een gemotoriseerd kanon van 47 voorbij, dat bij paal 17,600 op de weg Kerniel naar Gors-Opleeuw is geposteerd.

    Te 14 uur, bij het kruispunt benoorden paal 17, waarschuwen terugkerende burgers ons dat pantserwagens uit Borgloon op ons afrukken ; die wagens komen van achteren en tasten de verdediging in de rug aan.

    Wij verbergen ons in een boomgaard. Enige ogenblikken later daagt een pantserwagen op en bekogeld ons terwijl een tweede pantserwagen het kanon 47 in de rug bestookt. Het personeel van dit stuk wordt gevangen genomen, eer het zelfs zijn wapen heeft kunnen omkeren.

    Uitgestrekt in de boomgaard, op 30 m van een pantserwagen, tot de duisternis invalt, slagen wij er in omstreeks 20:45 te ontkomen. Onder begunstiging van een terreinplooi in de vijandelijke stelling, sluipen wij om de pantserwagens heen en omstreeks 23 uur overschrijden we de weg van Kerniel naar Kortessem, in het licht van de lantaarns van een op post geplaatst vijandelijk voertuig.

    Dwars door de velden, ons richtend op de Poolster, geraken wij omstreeks 24 uur, te Wellen, en op 12 mei te 00:15 uur trekken wij, een tweede maal door de linies van onze gemotoriseerde troepen, die aan de Herk post hebben gevat.

    Bij dageraad bereiken we Sint-Truiden, nadat wij op 24 uren 52 kilometer hebben afgelegd, waarvan 5 door veld en moeras, in de nacht.

    Te 8 uur zijn we te Leuven.

    Wij vervoegen er ons te 11 uur , op de Cesarsberg, bij de 7° D.I. : de hergroepering van de divisie, waarvoor Vilvoorde aanvankelijk was aangewezen, zal op de Heisel geschieden, waar wij te 13:30 uur aankomen (12 mei 1940).

     

    Tot hier het relaas van de kolonel SBH DUEZ, de commandant van het 18° Linieregiment over de meidagen 1940, (10, 11 en 12 mei).

     

     

    26-02-2011, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie de terugtocht van Bretagne tot in het Gers-departement

    XIII  -  18° Linieregiment – de terugtocht van Bretagne tot in het Gers-departement

     

    De 18° juni, te 3 uur ontvangen we de vertrekorder.

    De divisie gaat ten Zuiden van de Loire en zal inkwartieren in de streek :

    LEGE – ROCHESEVIERE – VIEILLEVIGNE – MONTAIGU;

    Reisweg : MALESTROIT  –  PEAULE  –  LA ROCHE BERNARD  –  HERBIGNAC  – 

       SAINT-NAZAIRE (veerpont) – LEGE.

    Te 06:45 uur vraagt het regiment dat aan de diensten orders voor de bevoorrading in levensmiddelen en benzine zouden worden gegeven, alsook voor de geneeskundige zorgen ; vraagt orders, om de lastwagens van het Autopeloton, leeg, de infanterie tegemoet te laten komen, tussen Malestroit en St-Nazaire, en, indien het niet meer mogelijk is de overtocht met het veer te maken, de infanterie langs Nantes om te leiden. In het laatste geval zouden de vrachtwagens van het 20 A, Trans.K. en Sanitaire Dienst, moeten gebruikt worden.

    Te 8 uur meldt de divisiecommandant dat het marsorder voor de beweging richting van Saint-Nazaire, een beperking inhoudt : de infanterie mag in geen geval de brug over de Vilaine, te Roche-Bernard overschrijden.

    De generaal hecht geloof aan een verdediging van Bretagne, vlak naar het Oosten, en het zou kunnen gebeuren dat de Bretoense havens niet meer toegankelijk zijn, indien wij ons ten Zuiden van de Vilaine verplaatsen.

    De Stafchef en de commandant van het regiment worden respectievelijk naar BREST en SAINT-NAZAIRE gezonden om inlichtingen in te winnen over de mogelijkheden van een eventuele inscheping.

    Van zodra de generaal te Légé (Loire Atlantique) zal aangekomen zijn zal hij de haven kiezen, daarbij rekening houdend met de inlichtingen die hij uit Brest en Saint-Nazaire moet ontvangen.

    De divisiecommandant zal ons ’s middags bevestigen, dat we ten Noorden van de Vilaine moeten blijven en dat hij, in de loop van de voormiddag van de 19° juni een bezoek zal brengen aan de beide regimenten. De infanterie is op 100 km van de divisiestaf.

    In plaats van een bezoek te brengen, “kuist” de generaal “zijn schop af” naar veiliger oorden, zijn infanterie in de steek latend, zoals we later zullen zien !

    ’s Middags verklaart de Admiraal, Bevelhebber van de Basis van Saint-Nazaire, dat we 24 uren te laat zijn voor de inscheping. De « JEAN-BART » moet ’s nachts vertrekken, maar er is geen sprake van, nog verschillende duizenden soldaten mee te nemen. Daardoor zouden ten andere, deze laatsten tijdig te Saint-Nazaire moeten zijn, en om daar te geraken, zou men moeten kunnen gebruik maken van de door de Britten achtergelaten vrachtwagens, waarvoor nog chauffeurs moeten gevonden worden.

    Spijtig, dit had een flinke basis kunnen zijn voor een grotere Belgische eenheid in Engeland, samen met de latere Brigade Piron. Het heeft niet kunnen zijn, was het DUEZ gelukt over te zetten met de twee regimenten, hij was er wel degelijk ingevlogen in 1944.

    In de loop van de namiddag wordt de infanterie tegengehouden op de baan tussen La Roche-Bernard en Péaule. De tocht geschiedde in tamelijk moeilijke omstandigheden : lange etappe, geen ambulantiewagen.

    Bij het aanbreken van de dag waren de diensten van de divisie en het 20 A rechtstreeks ten Zuiden van de Loire gebracht : de infanterie was noch met levensmiddelen noch met benzine bevoorraad geworden.

    Een persoonlijke oproep van de korpsoverste aan de Generaal die de Subdivisie van Vannes onder zijn bevel had (Fr), heeft voor gevolg dat we ’s avonds 800 broden van 1 kg en 700 dozen pastij ontvingen : dit voor 2500 manschappen (2° Kar. en 18° Li).

    De Stafchef, terug uit Brest, komt langs te La Roche-Bernard. Er is evenmin mogelijkheid in te schepen te Brest als te St-Nazaire : de Britten hebben alles benut wat zeeklaar was.

    De korpsoverste vraagt opnieuw aan de Stafchef van de divisie, de infanterie te doen afhalen door de vrachtwagens van de divisie.

    Voor de nacht van 18 op 19 juni wordt bivak opgeslagen. Als een stortvloed stromen Franse troepen langs La Roche-Bernard naar Nantes. Men krijgt de indruk dat Bretagne leeg loopt. Een Franse militaire vrachtwagen komt de 19° om 4 uur voorbij en meldt de aanwezigheid van Duitse pantsers te Rochefort-en-Terre, op 15 km ten Noorden van Péaule !

    Vruchteloos proberen we, van uit de gendarmeriepost van La Roche-Bernard, over Nantes, in verbinding te komen met Légé. Daarentegen vraagt men voortdurend aan de gendarmerie : “Niets ergs bij u ?”. Dit zijn peilingen. De korpsoverste vraagt telefonische verbinding met de subdivisie te Vannes ; na verscheidene pogingen antwoordt Vannes, dat de militaire centrale verlaten werd.

    Het is 10:30 uur, 19 juni 1940.

    Er blijft maar één uitweg : de Franse autocolonnes te voet volgen naar Nantes toe. Maar de afstand naar Légé is zo lang, dat we absoluut van de divisie de beslissing moeten afdwingen, autovoertuigen naar de infanterie toe te sturen. Slechts aldus kunnen we Légé ’s nachts bereiken.

    De infanteriecolonne zet zich onmiddellijk in beweging en het korpsgerij wordt gebruikt om de verplaatsingen te versnellen.

    De korpsoverste vertrekt naar Légé. Onderweg verneemt hij dat de Fransen het opblazen van de brug te Nantes voorbereiden ; hij haast zich en, om niet belemmerd te worden bij het doortrekken van de stad, volgt hij de lanen die de stad omringen, daarbij geleid door een officier van het regiment.

    De brug over de Loire wordt te 12:50 uur overschreden. Ze is gans vrij, maar een vernielingsinrichting is inderdaad aangebracht geworden. Alles is rustig in de omgeving van de brug.

    Te 13:15 uur biedt Légé ons meer dan een ontgoocheling : Het brengt ons een gevoel van bitterheid.

    Geen spoor van de divisiestaf. Een inwoner geeft ons de raad, inlichtingen in te winnen bij de handelaar in ijzerwaren : zijn dochter is bediende op de “mairie”. En zo is het dat we vernemen dat het Hoofdkwartier te 5 uur vertrokken is naar PONS (Charente Maritime). Een blik op de kaart : PONS is op 180 km. We zijn dus aan ons zelf overgelaten.

    Bedankt, die fijne nieuwe generaal, best dat we zijn naam niet weten, zo maar twee infanterieregimenten aan hun lot overlaten, ’t was zeker ook één van die salonofficieren. Ik kan de verbittering en de woede van de kolonel DUEZ best begrijpen.

    Terwijl we onze opzoekingen doen te Légé, brengen automobilisten die uit Nantes komen, de tijding dat de Duitsers reeds ’s morgens in de stad waren. We spreken dit tegen, wat verontwaardiging opwekt. We moeten ons nochtans vlug bij de klaarblijkelijkheid van de talrijke getuigenissen neerleggen : de Duitsers waren in de vroege voormiddag in het centrum van de stad en in het begin van de namiddag waren ze op enkel km ten Zuiden van de brug over de Loire gekomen.

    Op het einde van de namiddag heeft het verkenningspeloton La Roche-sur-Yon nog niet bereikt, plaats die als contactpunt werd aangewezen : dit is een aanvullende inlichting. Anderzijds, bevestigen automobilisten ons te Légé, op het einde van de namiddag, dat de Duitsers VIAIS (10 km ten Zuiden van Nantes) bereikt hebben en dat moto’s naar het Zuiden trekken in de richting van La Roche-sur-Yon (Vendée).

    Hachelijke toestand ! De korpsoverste heeft het vaandel in zijn wagen. De infanterie is, op zijn best beschouwd, op 45 km van Nantes, ten Noorden van de Loire ; de divisiestaf bevindt zich 180 km ten Zuiden van Nantes ! De doortocht over de Loire is afgesneden !

    We hebben de keuze : ofwel ons aan de Duitsers overleveren, ofwel de divisie vervoegen, indien dit nog mogelijk is.

    De korpsoverste verlaat Légé, te 19 uur en gaat naar La Roche-sur-Yon, waar hij bij de stadsoverheid verzoekt aan de infanterie-elementen van de 7° I.D., die de Loire zouden kunnen hebben overschrijden, de richting PONS aan te duiden.

     

    Alleen het Installatiepersoneel van het 18° dat gevangen werd genomen te Nantes, en in burgerkledij naar het Zuiden kon ontsnappen, en een groep van een 200 manschappen – geleid door de officierwerktuigkundige – konden, op aanwijzing van de bevolking, ’s nachts, bij Nantes, de Loire met de veerpont overtrekken. (De Duitsers rukten Nantes binnen onder de kreten van “Friede”. Ze bevrijdden de krijgsgevangenen, waarvan het grootste aantal, einde juni, naar het land terugkeerden).

                   ’s Avonds wordt het stadsbestuur van LA ROCHELLE op de hoogte gebracht van de richting die de eenheden van de 7° I.D. moeten nemen.

    De 20° juni, te 12:15 uur, brengt een soldaat van het Wielrijderseskadron ons, te Saintes, een bevel dat ons moest bereiken de 19° ’s avonds. De motorrijder heeft onderweg een zwaar ongeval gehad. Tussen Saintes en Nantes bedraagt de afstand 190 km.

    Bij onze aankomst te PONS, de 20° juni te 13:30, vernemen we dat de divisiestaf te 14 uur vertrekt naar BEAUMONT DU PERIGORD (Gers), 140 km verderop.

    In de loop van de 21° juni komt een deel van de Staf van het 18° en het detachement, dat de Loire per veer heeft overgestoken ons vervoegen.

    De divisie blijft de 21°, 22°, 23° juni in de streek. Al de gemeenten zijn ingenomen door Franse troepen, waarvan de officieren ons zeer kameraadschappelijk behandelen. De Fransen weten evenmin als wij, waarheen ze kunnen gaan om te ontsnappen aan de gevangenneming.

    Onze divisiestaf is in contact gebleven met het Ministerie van Landsverdediging, en , op ons verzoek, vertrouwen we te Frontenac (Gironde) ons vaandel toe, aan het kabinet van het ministerie.

    Eindelijk, de 24°, de laatste etappe, die ons te CAZAUBON ( Gers) brengt. Wat overblijft van het 18° Linieregiment, een gedeelte van de Staf en de 1° Cie legeren in het domein van le Bégué, reeds bezet door Franse troepen.

    Zeer moeilijke materiele toestand. Pijnlijke morele situatie. We voelen de gruwel van de nederlaag aan ; het is alsof in onze borst, in plaats van ons hart, een zware steen ligt.

     

    Opm :

    Wanneer de kolonel over de “divisie” spreekt, meent hij meestal de Staf van de Divisie en niet de gehele 7° I.D., maar dat zult u wel al gemerkt hebben.

    26-02-2011, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linieregiment Wachten repatriëring

    XIV  -  18° Linieregiment – Wachten – repatriëring.

     

    Twee bekommernissen staan op het dagorder :

    -        het lot van België

    -        Ons eigen lot

     

    De oud-strijders van 1914-18 zegden, op het IJzerfront : « Als het moet, zullen we ons terugtrekken tot aan de Pyreneeën, maar we zullen niet opgeven ».

    Bij klaar weer kan men vanuit Cazaubon (Gers), in de verte de Pyreneeën zien !

     

    Maar de Franse en Belgische legers zijn niet meer bij de oorlog betrokken.

    Het Engelse leger heeft zich, overhaast, zonder zijn materieel over het Kanaal teruggetrokken.

    Blijft nog : Engeland en zijn vloot.

     

    Zoland dit land de overmacht op zee kan bewaren, zal men, om het te verslaan, het langs de lucht om moeten innemen. Door zweefvliegtuigen vervoerde infanterie kan niet volstaan : men zal moeten beschikken over artillerie, pantserwagens, munitie, voldoende bevoorrading om enkele dagen stand te houden en en keten van transport te kunnen vormen.

    Naar wat in 1940 bekend was, was de Duitse luchtvloot niet bij machte, een operatie van zulk een omvang te ondernemen : verschillende divisies zouden ineens aan de overzijde van het Kanaal moeten gebracht worden.

     

    Maar zou Engeland er kunnen toe komen zijn maritime verbindingen te handhaven, ondanks de luchtmacht en de onderzeese bedreiging van de Duitsers, die beschikten over de Altlantische kust van Noorwegen tot de Pyreneeën ?

    Moest Engeland daarin slagen, dan zou de oorlog des te langer duren, daar Duitsland, door een akkoord met Rusland, zijn beste krachten kon wijden aan de oorlog in het Westen.

    De officieren van de Franse vloot beschouwen de oorlog niet als beëondigd : « Het leger is verslagen, maar onze twee vloten, de Engelse en de Franse, beheersen de zee : het is dus niet gedaan ».

    In juni 1940 waren er aldus ernstige redenen te hopen : het meesterschap van de zee betekent : beschikken over de middelen van twee grootmachten.

    Zij die hoop bleven koesteren waren klein in aantal, in vergelijking met degenen die, steeds aan de grond gehecht, de bestaande toestand aanvaardden.

     

    Voor de eersten zou het conflikt onvermijdelijk van lange duur zijn en kon er dus geen spraak zijn van krijgsgevangenschap. Indien de overtocht naar Engeland onmogelijk bleek, was het evenmin aangeduid naar België terug te keren, vooraleer te weten of de terugkerende manschappen zouden gevangengenomen worden of niet.

     

    De Frans bladen verklaren dat er geen sprake kan zijn manschappen, die bestemd zijn om de gevangenenkampen te vullen, terug te zenden in de bezette gebieden.

    Vandaar de zeer moeilijke en lange onderhandelingen, die ongeduld opwekken in de ranen van hen die een terugkeer naar het land, en onder gelijk welke voorwaarden, boven alles stellen.

     

    De vijand maakt natuurlijk propaganda om de uitgewekenen er toe aan te zetten terug te keren ; geruchten doen de ronde ; ze vermengen tegelijkertijd de bedreiging (verbeurdverklaring van de goederen van de afwezigen) en de vleierij (bijzonder bestuur voor België).

     

    Maar hij is wel op zijn hoede verbintenissen aan te gaan, alhoewel hij niet de gewoonte heeft die te houden ; zodanig dat, moest op dit ogenblik de regering of zelfs Engeland, een welkdanige aanwijzing hebben gegeven, de afreizen naar het Zuiden, zonder twijfel zo talrijk zouden geweest zijn als deze naar het Noorden.

     

    De officiele houding was, helaas, in dit ogenblik tegenovergesteld ; zij had de terugkeer naar het Vaderland in het oog.

     

    Volgens een afvaardiging door de Minister naar Brussel gezonden – en dit kon enkel gebeuren met de toestemming van de regering – en die terugkwam op 20 juli, zouden de troepen van de 7° I.D. bij hun aankomst in België, niet geïnterneerd worden.

     

    Het nationale feest van 21 juli 1940 wordt te Cazaubon en te Barbotan gevierd in een atmosfeer van diepe droefheid. De groep der optimisten groeit aan. Hij heeft nochtans en tegenstander : Hoeveel jaren zal men nodig hebben om de Duitse macht te ondermijnen ? Zal Engeland niet het eerst bezwijken ?

     

    Een contakt tussen Belgen en Duitsers, op de scheidingslijn bij Mont-de-Marsan (Landes), verbaast beide kampen : de « pantsers » van Mont-de-Marsan zijn dezelfde die de 7° I.D. de 11° mei op het Albertkanaal hebben aangevallen, namelijk deze van de 4 Pz Div. Ze begrijpen noet hoe we hier gekomen zijn. Ze zeggen dat ze vanaf Gembloux, geen enkel schot meer hebben gelost.

     

    Opslagplaatsen met wapens en munitie worden opgericht. Wapens en munitie moeten aan de Franse overheid worden overhandigd, het bewaken van de vervoermiddelen en van de uitrusting wordt toevertrouwd aan de Belgen. Slechts een klein aantal zal op officiële wijze in Frankrijk kunnen blijven. (slechts enkelen zullen erin slagen Engeland te bereiken).

     

    De materiële moeilijkheden zijn groot. Op een bepaald moment schijnt het dat de Regering zich in de onmogelijkheid zal bevinden soldij en keukenvergoeding, bij gebrek aan deviezen, uit te betalen.

     

    De morele moeilijkheden zijn niet minder groot. Onze neutraliteit is de oorzaak dat onze Regering, bij gemis aan overeenkomsten met de naburige grote Staten, verplicht is de Belgische troepen terug te zenden naar het bezet gebied. Kan men een pijnlijker toestand indenken, zo voor wie dit moet toepassen, als wie dit moet ondergaan ? maar de regering zelf zit veilig en wel in London.

     

    Op de trein gebracht, de 23° augustus te Manciet, overschrijdt de 7° Infanteriedivisie de scheidingslijn te Vierzon. Een afgevaardigde van het Belgische Rode Kruis verzekert ons dat we niet zullen geïnterneerd worden.

     

    We komen terug, niet enkel met de hoop, maar ook met vertrouwen.

    De oorlog in het Westen is NIET ten einde.

     

    We zijn  te Brussel de 26° augustus 1940, te 14 uur, na een reis van drie dagen.

     

    Allen kunnen huiswaarts keren zonder verontrust te worden.

     

    We hebben onze adressen uitgewisseld.

     

    We hebben afspraak genomen voor de hersamenstelling van het regiment.

     

     

     

     

    Kolonel SBH DUEZ

          Bevelhebben 18° Linieregiment

    26-02-2011, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Enkele foto's van de gesneuvelden van het 18de Linie Regiment

    En er zijn er nog zoveel meer … .

     

    Overleden te Maastricht : meestal zwaar gewonden, overleden ten gevolge van hun opgelopen kwetsuren, overleden in het hospitaal te Maastricht.

     

    Mijn oprechte verontschuldiging indien sommige namen verkeerd genoteerd zijn, de schrijfwijze werd overgenomen zoals vermeld in 1946 in het blad van de verbroedering van de oudgedienden van het 18° Linieregiment.



















    26-02-2011, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een man van het 18de Linieregiment OLt Roland ANSQUER

     

    XVII - Een man van het 18° Linieregiment – OLt Roland ANSQUER

     

    Door Kapitein G. VERNIERS, verschenen in het blad van de Vriendenkring der Oud-strijders van 1940 van het 18° Linieregiment in 1947, naar het "Dagboek over de Veldtocht" van Cdt de Leu de Cécil, commandant van de Noord Compagnie van de 2° echelon van het 18° Linieregiment.

     

                   De tactiek toegepast door de Duitse aanvaller in 1940 spaarde zomin de reserve als de vuurlinie. Op 10 mei, van dageraad af, werd de tweede echelon van het 18° Linieregiment even krachtig aangevallen als de eerste.

                  

    Na zweefvliegtuigen en parachutisten, woedden de ganse dag moordend geweervuur en bombardementen die weliswaar de grond omwoelden, maar de moed van de verdedigers niet aan het wankelen konden brengen.

     

                   De lentenacht was kort. Hij scheen eindeloos lang. Elke lichtpijl toonde aan hoe de vijand uitbreiding gaf aan zijn aanvalsschikkingen.

     

                   De 11 mei, te 5 uur 's morgens, bezwoer commandant de Leu de Cécil, commandant van de Noord compagnie van de 2° echelon, onderluitenant Ansquer, ten aller prijs stand te houden tot er geallieerde hulp zou opdagen. Jammer genoeg kon hij zijn pelotonschef de gevraagde schietvoorraad niet laten geworden.

     

                   Gedurende die zonderlinge kalme minuten welke aan het gevecht voorafgaan, heeft Roland Ansquer stellig zijn gans leven in ogenschouw genomen en de balans van zijn middelen opgemaakt.

     

                   Hij was licentiaat in de sociale en politieke wetenschappen. Om de schitterende uitslagen van zijn militaire studies had de Minister van Landsverdediging hem gelukwenst.

     

                   Zijn jonge vrouw had hem pas vijf of zes dagen geleden een dochtertje geschonken. Anderen hadden daarin een reden tot verzwakking gevonden. Ansquer putte er meer dapperheid uit.

     

                   Hij had niet op de officiersster gewacht om zich van zijn militaire plicht bewust te zijn. Reeds als korporaal verbaasde hij zijn makkers door zijn wilskracht en zijn zin voor bevelhebberschap. Het 9° Linie regiment behield van hem een wonderbare herinnering. De bedrieglijke kalmte van de mobilisatie had zijn karakter niet verzwakt. Een klaar kijkende wilskracht en een gaaf moreel voerden zijn strijdvaardigheid ten top. En daar zou het op aankomen !

     

                   Te 6 uur ging een Duits bataljon ten aanval over. Te 7 uur kon er op het rechterpeloton niet meer gerekend worden. Het reservebataljon en het peloton Ansquer weerstonden kranig.

     

                   Te kwart over zeven was het peloton van onderluitenant Ansquer omsingeld. Geen hulp te verwachten ! Weldra zou er een tekort aan munitie zijn. Tot het punt gekomen waarop de stem hoorbaar was, gebood de aanvaller de jonge officier zich over te geven.

     

                   - "U zult zien, riep Ansquer, hoe een Belgische officier zich overgeeft !"

     

                   Hij stapte op de borstwering van de loopgraaf, greep een mitrailleurgeweer en loste zijn laatste patroonhouder op de vijand.

     

                   Hij sneuvelde, met kogels doorboord.

     

    Er bleef op de stelling geen enkele kogel meer over.

     

    Roland Ansquer werd provisorisch begraven te Vroenhoven, het heeft echter geduurd tot 1986 vooraleer men zijn graf terug gevonden heeft. Na langdurig zoeken door zijn broer André en het echtpaar Coddens die na een jarenlange kruistocht langsheen de administraties van Binnenlandse Zaken, de Provincie en het Gemeentebestuur, het bijna opgegeven hadden, kon het graf gevonden worden vooral door het speurwerk van het echtpaar Kwanten uit Hees. De graven van drie gesneuvelden werden ontdekt, dit van Roland Ansquer, André Coddens en Marcel Vandenberghe. Er schijnt nogal wat tegenwerking geweest te zijn van voornoemde “officiële” instanties. Volgens het Belang van Limburg van 13.05.1986 : Eens de ontdekking van de graven bekend, werden de officiële instanties plots heel wat inschikkelijker en hebben er voor gezorgd dat voor de drie soldaten een ereperkje werd aangelegd op het nieuwe kerkhof naast het monument voor de gesneuvelden.

     

     

     

     

    26-02-2011, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Capitaine Aviateur / Kapitein Vlieger André Glorie

    XVIII   -   Capitaine Aviateur / Kapitein Vlieger André Glorie

     

    Le Capitaine-aviateur GLORIE André naquit le 8 septembre 1908. Il s’engagea en 1928 comme volontaire de carrière à l’Aéronautique Militaire.

    Kpt.Vl. GLORIE André werd geboren op 8 September 1908. Op 29 mei 1928 werd hij als vrijwilliger opgenomen in het Militair Vliegwezen

    Il fut incorporé dans le cadre du personnel navigant comme soldat élève-pilote de la 55ème promotion. Peu après, il passa l’examen pour le grade de caporal et fut nommé le 30 octobre 1928. Le caporal André Glorie entra à l’Ecole de Pilotage de Wevelgem le 19 janvier l929 où il obtint le brevet élémentaire. André Glorie fut breveté pilote militaire le 15 juin 1930 et fut nommé sergent deux semaines plus tard.

    Op 19 januari 1929 vervoegde korporaal GLORIE de militaire luchtvaartschool te Wevelgem waar hij het elementaire vliegbrevet kreeg. Op 15 juni 1930 verkreeg hij het brevet van militair piloot en twee weken later werd hij sergeant.

     

    Il fut alors muté au 1er Régiment d’Aéronautique, Vème Groupe, 1ère Escadrille puis joignit le 3ème Régiment d’Aéronautique le 23 novembre l933. Le sergent Glorie fut nommé adjudant-aviateur le 31 décembre 1933 .

     

    Hij werd dan overgeplaatst naar het 1ste Rgt Aéronautique, Vde. Gr, 1ste Smaldeel Op 23 november 1933 vervoegde hij het 3e Rgt Aéronautique. en werd Adjudant Vlieger op 31 december 1933.

    Il fit mutation pour le 1er Régiment d’Aéronautique, 1er Groupe, le 19 mars 1934. André Glorie fut promu sous-lieutenant la même année et lieutenant le 26 juin 1937. Enfin, il fut nommé au grade de capitaine-aviateur le 26 septembre 1939. Cette année-là, il lui fut décerné la Croix de Chevalier de l’Ordre de Léopold Il avec sabres et fut fait Chevalier avec sabres dans l’Ordre d’Orange-Nassau.

     

    Op 19 maart 1934 muteerde hij naar het 1ste Rgt Aéronautique, 1e Gr en in hetzelfde jaar werd hij bevorderd tot de graad van Onderluitenant Vlieger. Hij werd Luitenant benoemd op 26 juni 1937 en eindelijk Kapitein op 26 september 1939. Dat jaar verkreeg hij de eervolle onderscheidingen van Ridder in de Orde van LEOPOLD II en van Ridder met sabels in de Orde van ORANJE-NASSAU.

     

    Le Capitaine-aviateur Glorie fut muté administrativement au Centre de la Réserve et de l’Instruction, le 11 mai 1940.

    Op 11 mei 1940 ging hij administratief over naar het Centrum van de Reserve en van de Opleiding.

     

     

    Les destructions

    De vernielingen

    Le 9 mai 1940, une grande partie de l’Armée Belge était en position sur le canal Albert et sur la Meuse. Les forces étaient constituées par les III, IV, V et VII Corps, par le IIIème Corps de cavalerie et par la 2ème Division des Chasseurs Ardennais. .Par la suite, ces troupes furent renforcées par de nouveaux détachements qui prirent position sur le canal et à la frontière orientale de la province de Liège et des Ardennes. Il y avait également quatre divisions à l’arrière et une ceinture symbolique le long de la frontière française ainsi qu’à la côte.

    Op 9 mei 1940 was het grootste gedeelte van het Belgisch leger opgesteld achter het Albertkanaal en de Maas. Deze strijdkrachten bestonden uit het IV, V en VII Korps. Als cavalerie vonden we het IIIe Korps alsook de 2e divisie Ardeense Jagers . Deze troepen werden gedekt door verder opgestelde detachementen die hadden plaats genomen op de grenskanalen en op de Oostgrens van de provincie LUIK en van de Ardennen. Eveneens waren ongeveer 4 divisies achterop gelegen, en een symbolische gordel was langs de Franse grens en langs de kust opgesteld.

    Aucun pays ne mit en place un programme de destruction d’ouvrages stratégiques aussi important que la Belgique. Avant le début des hostilités, le pays avait pris les mesures nécessaires pour la destruction de 800 ouvrages importants. Ce nombre fut même doublé pendant la mobilisation en incorporant dans le programme, la destruction des voies de communication de grand intérêt.

    Geen enkel land had zo’n grote inzet getoond in het domein van de vernielingen. België had reeds de nodige voorbereidingsmaatregelen genomen betreffende 800 belangrijke vernielingen vóór de oorlog begon.Tijdens de mobilisatie werd dit cijfer zelfs verdubbeld door de vernielingsvoorbereidingen van belangrijke wegen

    Un demi pourcent de ces destructions ne purent être effectuées pour diverses raisons et parmi elles, trois ouvrages importants:
    — le viaduc de Butchenbach, situé à 13 km de Malmédy, dont l’équipe de destruction fut anéantie par des éléments de la cinquième colonne;
    — et les ponts de Briegden, Veldwezelt et Vroenhoven, sur le canal Albert.

    Slechts een half procent van al deze vernielingen kon niet worden uitgevoerd door allerhande omstandigheden. Bij de voorname vernielingen konden er slechts drie niet uitgevoerd worden
    — De viaduct van BUTCHENBACH, gelegen op 13 Km van MALMEDY waar de vernielingsploeg werd aangevallen door elementen van de 5e colonne.
    - De bruggen van Briegden, Veldwezelt. en Vroenhoven

     

     

    Les ponts de Veldwezelt et de Vroenhoven

    De bruggen van Veldwezelt en van VROENHOVEN.

    Le pont de Veldwezelt, situé à 200 m de la frontière hollandaise, sur la route Maastricht-Hasselt, avait une longueur de 115 m et une largeur de 9 m. C’était un ouvrage métallique.

    De brug van Veldwezelt op de weg van MAASTRICHT naar HASSELT was gelegen op 200 m van de Nederlandse grens en was 115 m lang. Het was een ijzeren brug met als breedte 9m.

    Le pont de Vroenhoven sur la route Maastricht-Tongres, à 400 m de la frontière hollandaise, était construit en béton. Il avait une longueur de 117 m et une largeur de 9 m. Les deux ponts étaient minés et sévèrement gardés, même en temps de paix.

    De brug van VR0ENH0VEN op de weg van MAASTRICHT naar TONGEREN Nederlandse grens en was van beton. Haar lengte was 117 m en de breedte 9 m.

    Des mines étaient placées dans des chambres aménagées dans chaque pilier. Elles étaient reliées au bouton de mise à feu installé dans un fortin, à travers des puits souterrains. Le fortin en béton était à 20m de la route, du côté ouest du pont.

    Deze bruggen waren gemijnd en reeds in vredestijd scherp bewaakt. De brug van VROENHOVEN had mijnkamers in elke pijler. De ladingen waren verbonden door de schachten van een onderaardse schuilplaats en kwamen uit op een ontstekingsknop. De schuilplaats, die ook van beton was, lag op 20 m van de weg ten westen van de brug.

     

     

    L’attaque allemande du pont de Vroenhoven

    De Duitse aanval op de brug van VROENHOVEN.

    Au début de l’attaque, le sergent qui était responsable de la défense du pont, sorti du fortin accompagné de quelques soldats, pour faire feu sur les avions.

    Bij het begin van de Duitse luchtaanval op de brug van VROENHOVEN, verlieten de sergeant, die verantwoordelijk was voor de verdediging van de brug, en enkele soldaten de schuilplaats om op de vliegtuigen te vuren.

    Entre autres moyens utilisés pour l’attaque, des planeurs entrèrent en action ce qui était une nouveauté pour l’époque. Surpris par la brutalité et 1a soudaineté de l’assaut, le sergent et ses hommes se réfugièrent dans le fortin et le mécanisme de mise à feu des mines qui se trouvait à l’entrée du fortin, fut allumé.

    De aanval werd onder andere uitgevoerd door middel van zwevers, wat voor die tijd een nieuwigheid was. Verrast door de brutale aanval, snelden de sergeant en zijn mannen naar de schuilplaats. De sergeant stak de lont van het ontstekingsmechanisme aan die zich aan de ingang van de bunker bevond.

    Dès que le sergent eut refermé la porte blindée, les allemands y placèrent une charge creuse qui, en explosant ouvrit une brèche dans la porte, tua le sergent et deux soldats. D’autres explosions suivirent qui allumèrent un incendie à l’intérieur du fortin et qui y firent exploser les munitions entreposées.

    Onmiddellijk nadat de sergeant de gepantserde deur achter zich had gesloten plaatsten de Duitsers er een holle lading tegen die ze tot ontploffing brachten. Deze ontploffing maakte een grote opening in de deur en doodde de sergeant en twee van zijn mannen. Deze ontploffing werd gevolgd door andere. Alles in de bunker stond in brand en de munitie ontplofte.

    Quelques soldats d’une unité proche qui se trouvaient près du fortin, surpris également par l’attaque, cherchèrent un abri. Une dizaine furent tués et il y eut plusieurs blessés.

    Enkel soldaten van een nabije eenheid werden door de aanval in de buurt van het fortje verrast en zochten een schuilplaats. Een tiental werden gedood en enkelen gekwetst.

    C’est le 18ème Régiment de Ligne qui assurait la défense genérale du pont, qui reçut l’assaut principal des troupes ennemies amenées par planeurs ou larguées par parachute. Désorientés par l’attaque venant d’une direction imprécise et par l’utilisation de moyens encore inconnus, les défenseurs furent rapidement submergés non sans lourdes pertes. En même temps, des avions du type Stuka attaquèrent les positions arrières empèchant ainsi l’intervention de renforts.

    Tijdens de activiteiten op de brug vielen de troepen uit zwevers, gevolgd door parachutisten, het l8de Linie Regiment aan, die de steun vormde van de brug. In de war gebracht door deze verrassingsaanval komende van een onbekende richting en met onbekende middelen, werden de verdedigers volledig beheerst door de vijand. Dit na zware verliezen. Tezelfdertijd voerden vliegtuigen van het type STUKA aanvallen uit op de achterlinies zodat elke tussenkomst van versterkingen uitgesloten werd.

    La destruction du pont ne put être effectuée et il tomba intact aux mains de l’ennemi.

    Dit alles had tot gevolg dat de brug niet was gesprongen en in de handen van de vijand viel.

     

     

    La mission

    De opdracht.

    Le III° groupe du 3ème Régiment d’Aéronautique replié à Aalter, entre Bruges et Gand, reçu l’ordre le 10 mai dans la soirée, de bombarder les ponts qui n’avaient pas été détruits. Un peloton de trois Fairey Battle fut affecté à chaque pont. Les avions furent immédiatement préparés et reçurent chacun une charge de huit bombes de 50 kg. Leur fusée fut réglée pour une explosion immédiate et leur largage était effectué au moyen d’un système électrique. Le personnel apartenait à la 5ème Escadrille.

    De IIIe groep van het 3e “Régiment d’aeronautique” die gelegerd was op het vliegveld van AALTER, tussen BRUGGE en GENT, kreeg op 10 mei in de avond opdracht de niet vernietigde bruggen te bombarderen. Een peloton van drie FAIRY BATTLES werd voor elke brug aangeduid. De vliegtuigen werden paraat gemaakt. Elk toestel kreeg een lading van acht bommen van 50 Kg mee. Deze bommen werden afgesteld voor een onmiddellijke ontsteking en werden door middel van een elektrisch mechanisme gelost. Het personeel behoorde tot het 5e smaldeel.

    Etant donné l’heure tardive, la mission fut reportée au jour suivant. Une défense fut prévue et fut fournie par le 1° Groupe du 2ème Régiment d’Aéronautique replié à Beauveohain. Deux pelotons de trois Glosters furent affectés à cette mission. Ils décollèrent de Beauvechain le 11 mai entre 5h35 et 5h50 tandis que les Fairey Battle s’envolèrent d’Aalter entre 5h45 et 6h00.

    0mwille van het late uur werd de uitvoering van de opdracht uitgesteld tot de volgende dag. Een verdediging werd voorzien. Deze werd uitgevoerd door de 1ste groep van het 2e “Regiment d’Aeronautique” die zich te BEVEKOM bevond. De GLOSTERS verlieten BEVEKOM op 11 mei tussen 5 H 35 en 5 H 50; de bommenwerpers verlieten AALTER tussen 5 H 45 on 6 UUR.

     

     

    L’exécution

    De uitvoering

    A l’aube du 11 mai, deux pelotons de Fairey Battle commandés par le Capitaine Glorie décollèrent de l’aérodrome d’Aalter. Ils avaient pour mission la destruction du pont de Vroenhoven afin d’arrêter l’avance rapide des forces allemandes. Les avions mirent le cap sur l’objectif, certains à basse altitude pour éviter le repérage par la Luftwaffe omniprésente. Au-dessus de Tongres, les avions furent pris sous le feu nourri d’une troupe allemande motorisée et encaissèrent déjà plusieurs coups. Les pilotes dévièrent vers le nord pour éviter la mitraillade et bientôt, approchèrent de leur objectif, le pont de Vroenhoven.

    In de ochtend van 11 mei 1940 steeg het 2e peloton Fairey Battles, geleid door Kapitein Glorie op van het vliegveld van AALTER. De opdracht bestond in het vernietigen van de brug van Vroenhoven, om de opmars van de snel oprukkende Duitse troepen te stuiten. De vliegtuigen vlogen in volle vaart naar het objectief, daarbij soms rakelings over de grond scherend om de alom tegenwoordige LUFTWAFFE te vermijden. Boven TONGEREN, werd de formatie door een oprukkende gemotoriseerde Duitse colonne zwaar onder vuur genomen. De vliegtuigen kregen de volle lading. Om dit wespennest te ontwijken, draaiden de piloten naar het noorden. Even later naderden ze de brug van Vroenhoven

    Là, l’enfer les attendait! Une mer de feu s’abattit sur les Fairey Battle.

    Daar wachtte hen de hel ! Een zee van vuur wierp zich op de FAIREY BATTLES.

    Avec un grand mépris du danger, le Capitaine Glonie se dirigea le premier sur l’objectif tandis que son équipier, le Sous-Lieutenant Van den Bosche s’activait à la visée. Hélàs, les bombes ne se décrochèrent pas de l’avion. Le deuxième avion piloté par l’Adjudant Delvigne attaqua le pont à son tour et, cette fois encore, les bombes ne purent être larguées.

    Met ware doodsverachting wierp Kapitein GLORIE zich als eerste op het doel. Co-bemanningslid Onderluitenant VAN DEN BOSCHE deed alles om zo goed mogelijk te mikken, doch op het moment van het lossen van de bommen gebeurde er niets. Toen maakte het tweede toestel, bestuurd door Adjudant DELVIGNE, zich klaar voor een duikvlucht, eveneens zonder resultaat.

    Enfin, le troisieme avion réussit le largage de ses bombes qui tombèrent dans le canal après avoir effleuré le parapet du pont. Elles ne causèrent aucun effet par suite de leur trop faible puissance explosive.

    Tenslotte stormde de derde BA:TTLE op de brug af, liet zijn bommen los, doch deze scheerden rakelings over de reling en vielen in het water. Door hun geringe ontploffingskracht liep de brug geen schade op.

    Entre-temps, le Capitaine Glonie et l’Adjudant Delvigne avaient fait demi-tour. L’avion du Capitaine Glorie n’était plus qu’une épave criblée de balles et de l’huile bouillante éclaboussait le poste de pilotage. Néanmoins, avec la même détermination, le Capitaine Glorie attaqua le pont une seconde fois afin d’y larguer ses bombes. Peu avant, il avait donné ordre au Sous-Lieutenant Van den Bosche d’abandonner l’avion; il eut la vie sauve quoique sérieusement blessé.

    Ondertussen had Kapitein GLORIE, steeds met dezelfde onverschrokken moed, rechtsomkeer gemaakt, gevolgd door Adjudant DELVIGNE. Zijn BATTLE was echter nauwelijks meer dan een zeef en een brandend wrak. Kokende olie spoot op de cockpit maar ondanks dit alles ging Kapitein GLORIE voor de tweede maal op de brug om er zijn bommen af te gooien. Op zijn bevel sprong Onderluitenant Van den Bosche uit het vliegtuig en wist zich te redden dankzij zijn parachute, doch niet zonder zware verwondingen op te lopen.

    Le Capitaine Glorie s’abattit quelques instants plus tard près de Vlijtingen. L’Adjudant Delvigne et son equipier, le Sergent Maes, qui avaient suivi imperturbablement leur leader, subirent le même sort.

    Kapitein GLORIE stortte even later nabij VLIJTINGEN neer. Adjudant Delvigne en sergeant MAES, die met hun BATTLE hun aanvoerder onverstoorbaar gevolgd hadden, ondergingen hetzelfde lot.

    26-02-2011, 00:00 geschreven door DP

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Duitse leger in 1940 tegenover België

    Het Duitse leger in 1940 tegenover België

    Organisatie

    De gevechtstroepen die we voor Vroenhoven vinden zijn deze van de Duitse 4 Pz Div, gevolgd door deze van de 3 Pz Div. Maar hoe was de Commandoketen opgebouwd ?

    Als Oppercommando was er de Heeresgruppe B, daar onder hadden we het 6° Armee (6°Leger), dat als ondergeschikte eenheden o.a. het XXVII Corps onder zijn bevel had. Dat Corps was dan weeral onderverdeeld in Divisies en speciale steuneenheden.

    De 4° Pz Div en de 3° Pz Div, hingen niet bepaald direct af van het Corps, maar wel meer direct van het 6° Leger. Ze waren de stoottroepen van dat leger die, zoals we hieronder verder zullen zien, hun sporen het jaar ervoor in Polen hadden verdiend, ze waren dus elitetroepen, aan het gevecht gewoon. Niet voor niets werden ze ingezet, op wat het Duitse Commando voor de zwakke schakel van het Westelijk front hield, de Nederlandse – Belgische – Luxemburgse grens. De Franse Maginotlinie kon niet met een rechtstreekse aanval uitgeschakeld worden, dus moest een omweg door België en Luxemburg er voor zorgen dat men Frankrijk kon aanvallen in de flank. Nederland moest er aan geloven (nog volledig neutraal in WO I en niet meegesleurd in het oorlogsgeweld), om de mogelijke geallieerde ravitailleringroutes via Rotterdam uit te schakelen.

    Een beetje meer uitleg, over de commandoketens, hun ontstaan, hun inzet tot 1941, hun bevelhebbers, hun samenstelling enz … volgt hieronder.

     

    Heeresgruppe B

     

    1. Levensloop:

    Opgericht op 12 Oktober 1939 door de naamsverandering van de uit Polen naar het Westen verlegde «Heeresgruppe Nord». De «Heeresgruppe Nord» was de noordelijkste Legergroep bij de aanval op Frankrijk, en greep Nederland en België aan. Bij het tweede deel van de veldtocht tegen Frankrijk, werd deze «Heeresgruppe» als meest Westelijke Legergroep van der Kanaalkust uitgaande aan de Somme ingezet. De Heeresgruppe stootte door tot Paris en de Atlantische kust, wat de naam meekreeg van «Blitzkrieg».

    Op 16 August 1940 volgde de verplaatsing naar Ostpreußen. Bij het begin van de veldtocht tegen Rusland werd de Heeresgruppe in Heeresgruppe Mitte omgedoopt.

     

    2. Voornaamste bevelhebbers:

    12. Oktober 1939 Fedor von Bock

     

    15. Juli 1942 Maximilian Freiherr von Weichs

    verder ook o.a. op 14. Juli 1943 Erwin Rommel (zie hieronder)

     

    3. Samenstellingen:

    a) Heeresgruppentruppen

    Heeresgruppen-Nachrichten-Regiment 537 (1. Aufstellung)

     

    b) Legers onder zijn bevel 

    Datum (van …)

    Armee

    November 1939

    4. Armee, 6. Armee, 18. Armee

    Mai 1940

    6. Armee, 18. Armee

    Juni 1940

    9. Armee, 6. Armee, 4. Armee, Panzer-Gruppe Kleist

    Juli 1940

    7. Armee, 4. Armee

     

    6. Armee (6° Leger)

    1. Einsatz und Unterstellung:

    Opgericht op 10 oktober 1939 door de naamsverandering van het „Armee-Oberkommandos 10”.

    Op 2 februari 1943 door de capitulatie te Stalingrad vernietigd.

    2. Kommandeure:

    10. Oktober 1939 Generalfeldmarschall Walter von Reichenau

    verder ook o.a. vanaf 1. Januar 1942 Generalfeldmarschall Friedrich Paulus die er te Stalingrad mee zou ten ondergaan.

     

     

    3. Samenstellingen 6° Leger:

    a) Armeetruppen 1940

    Höh. Arko 310

    Korück 585

    Armee-Nachrichten-Regiment 549

    Armee-Nachschubführer 541

     

    b) Unterstellte Einheiten

     

    Datum

    unterstellte Armeekorps /Divisionen

    10. Oktober 1939

    XXIII. AK

     

    VI. AK

     

    III. AK

     

    3. Infanterie-Division
    23. Infanterie-Division
    3. Gebirgs-Division

    17. Infanterie-Division

    10. Mai 1940

    XXVII. AK

     

    IV. AK

     

    XI. AK

     

    VI. AK

     

    XXXX. AK

     

    3. Panzer-Division (zie afzonderlijk blad)
    4. Panzer-Division (zie afzonderlijk blad)
    SS-Verfügungstruppe

     

     

    XXVII. Armeekorps (27.)

     

    1. Einsatz und Unterstellung:

    Aufgestellt am 26. August 1939. Im Juni 1944 bei der Heeresgruppe Mitte vernichtet.

     

    1939

    Datum (van ...)

    Armee

    Heeresgruppe

    Ort

    September

    Armee-Abteilung A

    C

    Niederrhein

    Oktober

    4. Armee

    B

    Niederrhein

    Dezember

    6. Armee

    B

    Niederrhein

     

    1940

    Datum (van ...)

    Armee

    Heeresgruppe

    Ort

    Januar

    6. Armee

    B

    Niederrhein, Belgien

    Juni

    7. Armee

    C

    Oberrhein

    Juli

    12. Armee

    C

    Ostfrankreich

    September

    1. Armee

    C

    Ostfrankreich

    November

    1. Armee

    D

    Ostfrankreich

     

    2. Kommandeure:

    26. August 1939 General der Infanterie Karl Ritter von Prager

    6. November 1939 General der Infanterie Alfred Wäger

    23. Dezember 1941 Generalleutnant Eccard Freiherr von Gablenz

    3. Gliederung:

    a) Korpstruppen

    Arko 27, ab 1930 Arko 127

    Korps-Nachrichten-Abteilung 427

    Korps-Nachschubtruppen 427

    Ost-Bataillon 427

    Korps-Sturm-Abteilung 427

    b) unterstellte Divisionen

    1. September 1939 : 16. Infanterie-Division, 69. Infanterie-Division, 211. Infanterie-Division, 216. Infanterie-Division

    8. Juni 1940 : 213. Infanterie-Division, 218. Infanterie-Division, 211. Infanterie-Division, 239. Infanterie-Division.

     

     

    26-02-2011, 00:00 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poelkapelle Dutsers bekijken de Britse Tank uit WOI
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Poelkapelle mei 1940 Duitsers bekijken de Britse tank uit WOI

    26-02-2011, 14:20 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e Linie deel24

    VIII  -  Meidagen 1940 – 18° Linieregiment

     

    De verliezen

     

    I.                  In de loop van 10 en 11 mei heeft het regiment zware verliezen geleden.

     

    De verlofgangers en het personeel van de ravitailleringplaatsen, hulp- en commandoposten, echelons voor levensmiddelen en bagages niet meegeteld, waren er ongeveer 2400 strijders op de gevechtsstellingen.

     

    Wij hebben 156 doden en ongeveer 300 gekwetsten gehad.

     

    Op iets meer dan 24 uren van de 10° omstreeks 04:30 uur tot de 11° omstreeks 07:00 uur, betaalt het regiment de zware tol van 20 % van zijn strijdende getalsterkte.

     

    Wij hopen te Vroenhoven een gedenkplaat te kunnen aanbrengen, waarop de namen prijken van 156 helden die aan het Albertkanaal sneuvelden ; wij zouden aldus hun nagedachtenis eren en ter plaatse zelf waar zij hun offer brachten, de herinnering eraan bestendigen.

     

    (Deze teksten werden genoteerd in 1946-47. Het monument ter herinnering aan de gesneuvelden werd er ondertussen geplaatst, niettegenstaande sommige tegenwerking van bepaalde groeperingen, maar dank zij het doorzettingsvermogen, eigen aan de oud-strijders van dat 18° Linieregiment die elk hun steentje hebben bijgedragen om dat monument te betalen. Een jaarlijkse “bedevaart” van de oudgedienden naar Vroenhoven vindt nog telkenjare plaats).

     

    II.               Volgens het Rode kruis te Maastricht zouden er over de 300 van onze gekwetsten aldaar verzorgd zijn.

     

    De H.P. (medische hulppost, nu als HuP afgekort) van het I / 18° werd de 10° om 18:00 uur ingenomen en die van het II / 18° op 11 mei, te 06:30 uur.

    Nopens de H.P. van het III/18° kwam geen enkele inlichting toe.

    De H.P. van het I° en II° waren opgepropt met gekwetsten. Er kon geen nauwkeurige opgave van hun aantal verkregen worden.

    De regiments H.P. was nabij het kruispunt van Vlijtingen gevestigd. Op verzoek van het Hoofd van de Gezondheidsdienst van het regiment werd er toegestaan de H.P. 200 meter te verleggen, mits op de vroegere plaats het nodige personeel te laten om de brancardiers de nieuwe H.P. aan te wijzen. De afvoer werd uiterst bemoeilijkt :

    -        over dag door de beschieting van al wat bewoog door het vijandelijke vliegwezen ;

    -        ’s nachts door de slechte staat van de wegen die, vooral op de kruispunten, door luchtbombardementen ondersteboven waren geworpen.

    Er dient opgemerkt dat, zo de verzorging van de gekwetsten op het personeel onzer H.P. rustte, de afvoer de taak was van degene der tegenstanders die het terrein in zijn macht had : zulks verklaart de afvoer van onze gekwetsten naar Maastricht.

     

    III.             Toestand op 14 mei (na de hergroepering)

     

    Getalsterkte :

    Officieren : 19

    Adjudanten : 9    

    Onderofficieren : 59    

    Korporaals en soldaten : 674 (waarvan ¾ verlofgangers zijn, dus zonder uitrusting en wapens).

     

    Wapens :

    Geweren : 133     – Mitrailleurgeweren : 3     – D.B.T. : 2     – Pistolen : 62     – Mitrailletten : 4.

     

    Gerij :

    Paarden : 20      – Caissons Mi : 6      – Keukenwagen : 1      – Keukenvolgwagen : 1        

    – Gevechtswagen : 1

    – Autowagen : 1     – Wagens : 13     

    – Motorrijwielen : 10     – Zijspannen : 2     

    – Tractor : 1

    Munitievoorziening 10 en 11 mei 1940.

     

    Vóór de 10° werd de ravitaillering  driemaal gevraagd :

    (ravitaillering = aanvulling van de mars voorraad om hem tot de gevechtsvoorraad op te voeren).

    Eerst per telefoon

    Dan schriftelijk

    Opnieuw met de telefoon.

    De 9°, eer hij met eendaagse permissie gaat, beveelt de korpscommandant een herinneringsschrijven op te stellen tegen dat hij terugkomt.

              Luidens het alarmdossier moest het I.M.P. (Infanterie Munitiepeloton) anderhalf uur na het alarm vier munitiecaissons naar her ravitailleringsoord van het regiment zenden. Ze zijn er nooit toegekomen. Op verzoek van de officier voor het materieel, vertrekt de officier werktuigkundige met een wagen op zoek naar het I.M.P. Dit laatste werd met bommen bestookt, zijn caissons zijn vernietigd. De corvee van het 18° laadt allerhande munitie op de wagen dien ze heeft meegebracht. Zij brengt ze naar het ravitailleringsoord dat niet meer op de plaatsen is welke het regiment dat ons in de Ondersector was voorafgegaan, voor de winter had gekozen.

              In stede van een ravitailleringsoord, dat uit een kwartier per bataljon bestond, te vinden op overdekte plaatsen in schuren en loodsen, moest het in boomgaarden omheen de vroegere plaatsen gezocht worden.

    (De originele Franse tekst luidt : « Au lieu d’emplacements à couvert dans les granges et les hangars, le L.Rav. qui comportait un quartier par bataillon, était réparti dans les vergers autour des anciens emplacements. »)

              De 10° ‘s morgens, valt de vijand de oude standplaatsen met bommen aan (07:30 – 11:00 uur en 15:00 – 16 :15 uur). Hij merkt de verplaatsing eerst laat in de namiddag.

              Te 12:30 komt de officier werktuigkundige terug met een wagen munitie uit het I.M.P.

              Te 18:30 aankomst uit Brussel, van een geladen wagen van het Autopeloton voor infanteriemunitie, begeleid door een officier van het Vervoerkorps (Luitenant Bernard).

    Van 18:15 uur tot 19:30 uur wordt het ravitailleringsoord hevig aangevallen met bommen. Het laden en lossen kan echter doorgaan, en volgende wagens rijden weg :

              20:15 uur – één geladen gevechtswagen van het I / 18°, begeleid door sergeant Keppens, van de 4° Cie;

              20:25 uur – Twee geladen caissons van het II / 18°, begeleid door sergeant Kickens ;

              20:35 uur – de met bommen voor mortieren 76 A geladen caissons der 15° Cie, begeleid door

          sergeant De Mol.

              In ’t begin van de namiddag waren al vertrokken :

    12:45 uur – twee munitiewagens voor het II / 18° ;

    13:00 uur – verscheidene wagens voor het I / 18° ;

    13:15 uur – één wagen voor het III / 18°.

    Maar tussen het ravitailleringsoord en de bataljonsechelons is het Duitse vliegwezen heer en meester !

              Te 21 uur wordt bevonden dat er in de omgeving van het ravitailleringsoord valschermspringers vertoeven : mitraillettevlagen, wagen van de officier werktuigkundige door granaten buiten dienst gesteld.

              De 11° om 01:00 uur is de toestand onhoudbaar geworden : paarden liggen met opengereten hals. Onze muzikanten zijn niet gewapend.

              Het ravitailleringsoord word verplaatst en versterkt in twee colonnes (paarden- en motorvoertuigen), met al wat nog rollen kan, naar ’s Heerenelderen, waar het den 11° te 02:00 uur toekomt.

              De bataljonscommandanten hadden aan de eenheden kleine hoeveelheden munitie bezorgd, die ze hadden afgenomen uit hun onderscheidenlijke commandopost. Anderdeels hadden de eenheden uit de in kantonnement liggende ransels der verlofgangers de munitie dezer laatsten doen nemen.

     

              Maar het staat vast dat deze kleine hoeveelheden munitie niet konden volstaan en dat het gebrek aan schietvoorraad voor de eenheden en ernstige hinder is geweest in het krachtdadige beleid van de verdediging : er moest zuinig omgegaan worden met de munitie die, ten andere, den 11° ’s morgens in sommige steunpunten ontbrak, terwijl het noodzakelijk ware geweest naar willekeur te vuren met de op de stelling zelf aangelegde schietvoorraad.

    Herinneren wij er ons nog eens aan dat elke fuselier slechts over 60 patronen beschikte !

     

    Proviandvoorziening :

              De 9° hebben de eenheden hun leeftocht voor de 10° ontvangen, en bij het alarm blijven de keukenwagens in de kantonnementen om het voedsel voor de dag voor te bereiden en uit te delen. De kantonnementen zijn niet ver van de eenheden, waarvan sommige in de dag de dozen vlees van het rantsoen reservelevensmiddelen doen halen. Het is zeker, anderdeels, dat er levensmiddelen ter plaatse kunnen worden gevonden.

              ’s Avonds (10°) moeten de keukenwagens terug naar de levensmiddelenechelon te Herderen, waar de proviandwagens reeds staan. Maar er zal geen voedselvoorziening zijn te Herderen, dat hevig wordt geschoten en de 11° ’s morgens de prooi der vlammen wordt.

              De proviandsectie van het P.A.RA. zal den 10° en den 11° vergeefs wachten op het bevel naar Jesseren, divisiestation, te trekken om er voorraad op te doen.

     

    Bagages :

              De eenheden hadden een deel van hun bagagewagens moeten afstaan. Er was bepaald dat, bij alarm, de afgestane voertuigen zouden vervangen worden door wagens, die het Legercorps zou leveren. Daar dit gerij niet afkwam, hebben de eenheden getracht ter plaatse op te eisen, maar bij de eerste bommen hadden de eigenaars van wagens deze gebezigd om de beschoten gemeenten te ontvluchten.

     

     

     

    Conclusies nopens de dagen van 10 en 11 mei 1940

     

    In onderstaand hoofdstuk geeft de kolonel vrij zijn mening van alles wat er verkeerd is gegaan de eerste dagen van de oorlog, maar ook er voor, de voorbereiding, de algemene toestand van het leger, de trekken lessen enz ... Diegenen onder u die ooit tot de Dekkingsstrijdkrachten te Kassel behoord hebben kunnen zich die tijd zeker in herinnering brengen, het Belgische Leger had NIETS geleerd uit de Tweede wereldoorlog, vele fouten begaan voor 1940 werden gewoon na 1945 verder gezet. Gelukkig voor ons is het nooit tot een gewapend conflict gekomen.

    De kolonel laat zich ook uit over de, wat wij nu noemen : “bureauhengsten”, en men merkt zeer goed zijn afkeer voor deze groep, ook daar schijnt het heden ten dage niet veel veranderd te zijn, we hadden steeds “twee” legers, dat van de BSD(Belgische Strijdkrachten in Duitsland) met het 1(BE) Corps (de operationele troepen) en dat in België (met de bureaustrategen), waaronder wij, de “mannen van Duitsland” soms erg te lijden hadden.

     

    Maar laten we hem zelf aan het woord voor zijn conclusies en beschouwingen :

     

    1. Zijn de bruggen niet gesprongen, dan moet de oorzaak daarvan toegeschreven worden aan de schikkingen door het commando getroffen. (Het “commando” wordt op het echelon Grote Eenheid uitgeoefend. In ons leger dient onder “Grote Eenheid” verstaan : Divisie Legercorps).

     

    Geen enkele bijzondere maatregel verhelpt het gebrek aan voorposten, noch ondervangt het bezwaar dat de Duitse grens in de nabijheid loopt van dit gevoelig strategisch punt : Tongeren, waar doorbraak de omsingeling van de ganse verdedigingsstelling Luik nasleept.

    Niet alleen zijn er geen bijzonder voorzorgen genomen, maar er bestaat zelfs geen elektrische ontsteking, terwijl een dergelijke inrichting wel is aangebracht op en hindernis zoals de Ourthe, in het binnenland !

    De tweede dag na de aankomst van de 7° D.I. in de sector, gaat de commandant van de divisie ter plaatse de schikkingen na, die de vernielingen van de bruggen beogen.

    Hij oordeelde dat die schikkingen onvoldoende waren.

     

    De gebeurtenissen hebben het bewezen :

    -        de aanval van het vijandelijke vliegwezen op de kazerne der Grenswielrijderseenheden te Lanaken heeft het transmissiestelsel vernield van het bevel dat het Groot Hoofdkwartier van een vooruitgeschoven inlichtingencentrum moest geven ;

    -        het bevel tot vernieling dat van het Legercorps over de Divisie uitging, werd bij het 18° te 17:15 uur ontvangen, terwijl het bevel voor wezenlijk alarm te 00:16 uur was toegekomen.

    -        Indien het bevel tot vernieling samen met het alarmbevel was gegeven geworden, en het ware bepaald rechtvaardig geweest voor de sector van de 7° D.I., dan zouden de bruggen gesprongen zijn.

    -        Bovendien heeft het commando beschikt over VIER uren, van 00:16 uur tot 04:30 uur (begin van de aanval) om een speciaal bevel uit te vaardigen.

    -        Had er, tenslotte, een elektrische ontsteking bestaan, dan zou de brug te Vroenhoven, ondanks de acties der zweefvliegtoestellen, gesprongen zijn op initiatief van de postoverste der grenswielrijderseenheden.

    -        Er is noch verraad, noch sabotage, noch schuld van de ter plaatse zijnde troepen geweest. De vijand gebruik makend van onze neutraliteit en van het gebrek aan doeltreffende maatregelen tegen de verspieding, heeft de door ons commando genomen schikkingen op zijn gemak kunnen bestuderen en een aanval procedé bijwerken om ze te verijdelen.

    In 1918, te Socx, zei generaal Leman tot maarschalk Jacob dat de hachelijkste stond welke hij te Luik had beleefd, die was waarop hij, na zijn bevel tot uitvoering van vernieling om het schootsveld van de forten te ontruimen er zich aan verwachtte uit zijn commando ontheven te worden wegens het heftige protest van de burgerlijke overheden : “zodat ik werkelijk eerder een zucht van verlichting heb geslaakt wanneer ik de schending van onze grens heb vernomen.”.

              Dàt is het werkelijke uitzicht van de fameuze bruggenkwestie.

    “Tel est l’aspect véritable de la fameuse question des ponts”

     

    1. Heeft het feit dat de bruggen niet gesprongen zijn, een beslissende invloed op de latere verrichtingen uitgeoefend ?

     

    De gezamenlijke maatregelen door het commando getroffen, bezetting van de terreinafscheidingen (de Herk, de Gete), hebben de vijand verhinderd zijn sprong van het Albertkanaal naar de Gete uit te voeren. Onze lichte troepen bezetten de Gete. De vijand heeft er geen slag geleverd : onze troepen konden zich op bevel terugtrekken, wat aantoont dat de voor de bezetting van de stelling K.W. overwogen schikkingen van dat ogenblik af genomen waren of op het punt stonden genomen te worden.

              De dekking had bijgevolg haar opdracht vervuld : de vijand verplichten een machtige aanval in te zetten om door te breken, tot het uiterste weerstaan om de aanval te vertragen.

              Het is evenwel niet betwistbaar dat de vijand het onmetelijke voordeel heeft gehad, op het einde van de morgen van de 10° mei, de uit de zweefvliegtoestellen ontscheepte bemanningen snel te kunnen versterken met infanterie die van begeleidingswapens was voorzien. Deze bemanningen waren door een machtig vliegwezen beschermd, doch zouden ’s nachts niet uitermate blootgesteld zijn geweest ?

              Anderdeels zouden deze bemanningen, aan hun eigen middelen overgeleverd, hun bruggenhoofd niet hebben kunnen uitbreiden en op het einde van de dag, de 10°, de tweede verdedigingsechelon niet hebben kunnen aanvallen.

    Deze verrichting, voor zover er tijdig over doorgangsmiddelen kon worden beschikt, ware eerst den 11° mogelijk geweest.

    Indien de bruggen vernield waren geweest, zou de vijandelijke aanval onbetwistbaar vertraging hebben ondergaan.

    Misschien afgeleid, indien het wegens de diepte van de kanaalgracht onmogelijk bleek veldbruggen te slaan ?

    Reden te meer, zo de gracht een volstrekte hindernis werd, ook volstrekte zekerheid te hebben nopens de vernieling van de bruggen.

     

    1. Het niet-vernielen van de bruggen stelde de tegenstander in de mogelijkheid sneller veld te winnen dan het commando het voorzien had : in de nacht van 10 op 11 mei trekt de 4° Div. Panzer over de bruggen te Vroenhoven en Veldwezelt en wordt zij door de 3° Div. Panzer gevolgd.

     

    Deze beide divisies vormden het XVII° Pantserlegerkorps, twee Pantserdivisies op de tien waaruit het Duitse leger toen bestond, zijn over de bruggen te Vroenhoven en te Veldwezelt gekomen.

     

    Deze snelle opmars had ernstige gevolgen :

    -        De massa van de infanterie en de artillerie van de 7° D.I. viel in ’s vijands handen, terwijl het commando, dat de stelling op het Albertkanaal als een dekkingsstelling beschouwde, voornemens was het bevel tot terugtrekken na 36 uren weerstand te geven ;

    -        De troepen in linie benoorden en bezuiden de bruggen bevonden zich in een hachelijke toestand en konden zich slechts uiterst verzwakt bij het gros van het leger vervoegen, wat had moeten vermeden worden, vermits het zaak was zoveel krachten mogelijk op de gevechtsstelling terug te brengen.

     

    IV.            De volkomen ontoereikendheid van de verdedgingsinrichtingen.

     

    Trots de lessen van de veldtochten van 1914-1918, en 1939 in Polen, het schreeuwende gebrek aan munitie, het niet-vernielen van de bruggen zijn evenveel factoren die de duur van de weerstand op beslissende wijze hebben verminderd.

    Daar het commando de verantwoordelijkheid voor deze toestand draagt is het niet te verklaren waarom het regiment de toelating niet heeft verkregen “Albertkanaal” op zijn vaandel te zetten ?

    Zijn verliezen, 156 doden en meer dan 300 gekwetsten op 24 uren, zijn weerstand ter plaatse onder hopeloze omstandigheden zijn beslist hogere aanspraken dan die van eenheden welke een vermelding op hun vaandel bekomen, terwijl ze met de vijand slechts in contact zijn geweest en op het bevel tot terugtrekken hebben kunnen wachten, daar er geen krachtige aanval tegen hen was ontketend.

     

    Hier is de kolonel SBH DUEZ wel erg verbitterd, en volgens mij volledig ten rechte !

     

    V.              Het Commando heeft niet geloofd aan een aanval op het front van de 7° D.I.

     

    Er werd overdreven bezuinigd op de middelen. De Infanteristen van het 18° Linieregiment moesten het bekopen ! Nu, trots alles hebben zij stand gehouden, zelfs dan wanneer hun minderheid aan het onwaarschijnlijke paalde.

    Terwijl hun ouderen te Luik, in 1914; werden aangevallen door infanterie die hen van voren aangreep, terwijl hun ouderen de wezenlijken steun van de artillerie der forten mocht ervaren, zijn onze infanteristen, den 10n mei 1940, overal tegelijkertijd van vlakbij bestookt door in het gevecht geharde en uitmuntend bewapende troepen die, komend uit op de gevechtsplaatsen zelf landende zweeftoestellen, hen onder hun vuren verpletteren.

    De aanval door de zweeftoestellen wordt voortgezet door de massa optredend en uiterst strijdlustig Vliegwezen, dat onverpoosd de weg baant voor de infanterie en de pantserwagens.

              Arme Infanteristen ! Hem alleen worden bovenmenselijke taken gevraagd. Hem beoogt de kritiek der genen die strijden van verre of die manoeuvreren.

              Moet het dan altijd gebeuren, om Marc Leclerc in het Voorwoord van “La passion de notre Frère le Poilu” na te spreken, dat zij die niets verricht hebben, het hoofd des te hoger opsteken, daar zij zich dieper hadden verscholen toen het gevaar vóór de deur stond ?

     

    VI.            Volgens het verdedigingsplan hadden de in Linie zijnde troepen tot opdracht ter plaatse te weerstaan tot het uiterste.

     

    Het commando geeft zulk een bevel, hetzij om de tijd te hebben de versterkingen te verzamelen op een stelling achter de aanvalsstrook, tenzij om de versterkingen de tijd te laten naar de aangevallen stelling te snellen om ze te ontzetten, hetzij tenslotte om de vijand gedurende een gestelden tijd de toegang tot een bijzonder gevoelig punt of gebied te ontzeggen.

     

    Het commando heeft echter tot plicht de met een dergelijke opdracht belaste troepen de stoffelijke middelen te bezorgen om te kunnen strijden onder niet overdreven omstandigheden van minderheid : zonder de middelen worden de bewuste troepen snel overrompeld en vallen zij in massa in ’s vijands handen, die over zulke feiten de grootste bazuin opsteekt ten einde het moreel van de verdediger te schokken.

     

    Deze conclusie, van 11 mei af, klaarblijkend voor hen die strijden, wordt door de ganse Veldtocht van 1940 bevestigd. De Duitsers ondervinden het tot hun scha en schande in 1944 en 1945.

     

    Zonder te zeer van het geschiedkundige overzicht van het Regiment af te wijken, mogen wij zeggen, hoe verbazend het ook kan zijn, dat de Tweede wereldoorlog, deze les in de Krijgskunde heeft bekrachtigd : wanneer men op het slagveld klaarblijkend het onderspit moet delven, is het in ’s vijands kaarten spelen niet te manoeuvreren om aan de vernieling te ontkomen, ten einde later, onder gunstiger omstandigheden, de strijd opnieuw te kunnen aanbinden.

     

    VII.           Op ’t einde van dit hoofdstuk uiten wij een vurige wens : dat diegenen die ons volgen eenmaal in de toestand niet verkeren, dien wij op 10 en 11 mei 1940 hebben beleefd.

     

    « En terminant ce chapitre nous formons un ardent souhait : Que ceux qui nous suivent ne soient pas un jour placés dans la situation que nous avons vécue les 10 et 11 mai 1940 »

     

    Wij hebben niet alleen het recht doch ook de plicht te vragen dat onze effectieven in zulke verhouding tot de begrotingsmiddelen zouden staan, dat ons leger, zo voor het verweer als voor de aanval, met moderne gevechtstuigen kan worden bedeeld.

    Een stevige mobiele kleine macht gaat boven een onvoldoend uitgeruste en tot de nederlaag gedoemde massa.

    Een Minister van Landsverdediging is geen tovenaar. Met de kredieten die wegens de achtereenvolgende begrotingsbesnoeiingen werden beperkt kan hij slechts en leger met beperkte effectieven behoorlijk inrichten. Dit leger zal ’s lands grondgebied slechts kunnen dekken in het bestek van de overeenkomsten met de grote buurstaten. Mogelijk schenkt die oplossing geen algemene bevrediging, maar men moet in de feiten berusten.

    In zulke kwestie moet het geweten der militaire oversten tot uiting komen. Dan nog moeten de oversten, om met gezag te spreken, gediend hebben te velde, het is te zeggen bij strijdende eenheden.

    Hoe waar hij hier spreekt, een man naar mijn hart, maar weinig gevolgd door zijn “oversten”.

    Al te dikwijls echter, in ons leger, hebben zij die zouden moeten kunnen spreken, slechts diensten te velde vervuld en heel bescheiden praktijk van het commando uitgeoefend.

    Zij kiezen medewerkers van hun slag : de anderen zijn « hinderend ».

     

    Dit euvel dient aan de kaak gesteld.

     

    Eveneens dient aangeklaagd, de vrees voor de verantwoordelijkheid en de bekommernis zich schuil te houden achter reglementsbepalingen die praktisch altijd in gebreke zijn op crisisogenblikken.

     

    Deze geestesgesteldheid doodt het initiatief en baart sleur.

     

    Wat er precies behoeft, is tegenwoordigheid van geest en moed. De formules mogen niet schematisch zijn. Zij moeten het mogelijk maken rekening te houden met de gebeurtenissen die het tegenstreven tot stand brengt.

    Sinds lang is het gekend dat het welslagen hem toelacht die zich het snelst aan de toestand kan aanpassen.

    Onze « voorspellers » vergeten al te dikwijls dat het oorlogsspel met zijn treeën wordt gespeeld. Zij stellen hun leerlingen binnenskamers op en bejegenen de vijand als een nulliteit, terwijl voor ons, Belgen, en in de huidige stand van zaken, de vijand is die het initiatief zal hebben.

     

    Zo het hard valt altijd als mikpunt te moeten dienen, is het in ieder geval onaannemelijk dat de verantwoordelijken voor het ontoereikende een twijfel laten bestaan, waaronder de strijder te lijden heeft : het is diep onrechtvaardig en het is een laagheid.

     

    Juli 1947.

     

     

    Maar hier is het verhaal van het roemrijke 18° Linieregiment nog niet ten einde, de oorlog gaat door, het regiment, of wat ervan overblijft hergroepeert zich en zet de strijd verder, trekt zich later terug naar Frankrijk : “ Van de uitwegen van Maastricht tot aan de voet van de Pyreneeën “.

    Nog enkele inlichtingen over het 18° Linieregiment :

     

    -        De teksten van de kolonel SBH DUEZ dateren uit de periode van mei 1946 tot juli 1947

    -        Het schokkende verhaal van Adjudant Depotter is verschenen in het tijdschrift “het Leger – de Natie”

    -        Het dodental werd op 157 bepaald in plaats van de 156, vermeld in de memoires van de Kolonel SBH DUEZ. Het verlies aan krijgsgevangenen liep op tot 65 % van de getalsterkte.

    -        Op 15 mei 1949, had de plechtige inhuldiging plaats van het dodenherdenkingmonument voor de gesneuvelden van het 18° Linieregiment te Vroenhoven. Dit monument werd bijna gans bekostigd door de giften van de overlevenden van het Regiment.

    -        Jaarlijks grijpen sindsdien in de maand mei herdenkingsplechtigheden plaats te Vroenhoven (Vroenhoven, Veldwezelt, Kesselt, Vlijtingen en het omliggende.

    26-02-2011, 15:42 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e linie deel 25

    IX  -  WO II – Slotbeschouwingen van Kol SBH DUEZ

     

    Om het even welke eenheid, zelfs gehard in de strijd, zou het op de 10° en 11° mei 1940, niet langer hebben kunnen houden dan de troepen van de 7° I.D., ten aanzien van de kracht van de aangewende middelen en van de nieuwe techniek van de aanvaller. Er is geen tactische verrassing geweest, daar het voorziene defensieve stelsel was opgesteld, maar er was wel een technische verrassing.

     

    De aanvaller heeft noch het Vliegwezen, noch de Pantserwagens uitgevonden. Hij heeft hun gecoördineerde benutting op punt gesteld. In de plaats van een open infanterieaanval, gedekt door de artillerie    – handelswijze die al in 1918 ouderwets was – heeft hij het voor een door vliegtuigen ondersteunde aanval met strijdwagens verkozen. Vandaar de vlugheid van die actie die, door de radiotelefonische verbinding in klare taal tussen pantsers en vliegtuigen, tot het uiterste werd opgedreven. De aanvaller neemt, daarenboven, wel acht, een weerstandsnest dat een kanon bezit, niet frontaal aan te vallen met pantsers. De strijdwagens vragen de hulp aan de vliegtuigen, en als deze komen, wijzen ze hun doel aan, door er lichtende kogels op af te schieten. Het incident is voorbij in minder tijd dan men het beschrijven kan.

     

    Anderzijds, is het idee een doorbraakmacht te vormen door het gebruik van speciale troepen, ook niet nieuw, verre van daar.

     

    Zo kan men bevestigen dat de macht van de vijand in grote mate de resultante was van de zwakte van de bondgenoten; de ganse veldslag van 1940 is er het bewijs van.

     

    De gevolgen van het nijpende gebrek aan middelen en de overdreven uitspreiding over het terrein zijn, voor het 18° Linie, nog erger doordat de vijand komt over twee bruggen, Veldwezelt en Vroenhoven, en doordat het gewicht van deze dubbele actie de linkervleugel van het regiment inklemt, en deze door het defensieplan en door de zwakte, gedwongen is tot een passieve verdediging. Het regiment heeft een zware tol betaald !

     

    Maar op geen enkel ogenblik werd zijn wil tot weerstand gebroken.

    Noch de 11° mei, noch later.

     

    Dat de dwarsstelling Rosmeer-Vlijtingen-Riemst de 11 mei, niet werd verdedigd, hing niet van hem af.

     

    Waren de gebeurtenissen in Frankrijk, in de maand juni, niet zo beslissend geweest, dan had men het regiment, vanaf juli, kunnen herinzetten.

     

    In juli 1940, richtte 1° Sergeant-majoor PAESMANS, ondanks het verbod van de bezettingsoverheid, een Vriendenkring op, met behulp van enkele verkleefde makkers, om hulp te bieden aan de oud-strijders van het regiment en aan hun families.

    Deze Vriendenkring verschafte aan 1200 oud-strijders de gelegenheid kontakten met elkaar aan te knopen.

     

    De gevechtsorder voor gans het kader werd in het geheim opnieuw opgesteld. De hogere overheid werd op de hoogte gebracht, en dit, op het ogenblik zelf dat ze gebruik kon maken van het volbrachte werk.

     

    Inderdaad, het 18° had zo direct kunnen wederopgeroepen worden op het einde van de oorlog, opnieuw uitgerust, had ons leger opnieuw en onmiddellijk een grote slagvaardige eenheid kunnen hebben.

     

    Maar het leger van 1940 had een slechte naam.

    Er moest een nieuw leger, met een betere geest, met meer geestdrift worden opgericht !

    Een groot veldheer heeft nochtans gezegd dat de geestdrift, op het slagveld, smelt als sneeuw onder de zon !

    Wat men nodig heeft, is een diepe overtuiging, ondersteund door sterke materiele middelen. Indien het mogelijk is het publiek te verschalken, is het een andere zaak de vijand te bedriegen over de waarde van de legermacht waarover men beschikt.

    De huidige manier van oorlogsvoeren laat niet meer toe – materiele steun en moreel principe moeten samen beschouwd worden – zoals eertijds, een minderwaardigheid in bewapening te verhelpen door het inzetten van een groot aantal manschappen. Het toepassen van deze moderne handelswijze ontwikkeld een zo grote kracht en gaat zo snel, dat de moedigste man spoedig verpletterd wordt.

    Men heeft dus grote behoefte aan ernstige hulpmiddelen, en dat ogenblikkelijk.

    Niets is duidelijker in dit opzicht, dan de ommekeer die zich heeft voorgedaan in de Angelsaksische landen, voor wat de opvatting van de nationale verdediging betreft.

    Deze landen zijn ten huidige dage beschermd door een actief leger, opgesteld buiten het nationaal gebied, op de plaats zelf van het gevaar. Het is vanzelfsprekend dat deze legers over de nodige moderne middelen moeten beschikken.

    De verdediging van het nationaal grondgebied zelf wordt verzekerd door de territoriale legers, gevormd door oud-strijders en door manschappen die hun actieve dienst achter de rug hebben. Deze organisatie beschermt het land : indien ze goed is opgevat, moet ze spionage en iedere actie van de vijfde colonne lam leggen. En dit is wel het minst dat de bevolking het recht heeft te eisen.

     

    Indien een land, klein als het onze, een ononderbroken weerstand wil bieden aan een aanval te lande     – wat een minimum aandeel is in de algemene inspanning voor het behoud van de vrede – mag het zich niet verschuilen achter een neutraliteit, die het volledig afzondert.

     

    Er zijn overeenkomsten nodig, die aan het land ten minste één goed gekozen basis in het buitenland bezorgen, alsook twee verbindingslijnen naar die basis, met vervoermiddelen, en vooral een realistisch operatie-plan, dat rekening houdt met de omvang en de snelheid van de moderne oorlogsvoering.

     

    Ofwel, moet men aan het land, in de algemene verdedigingsopstelling, een plaats aanwijzen, met de verzekering dat die niet zal beschouwd worden als een onbeduidend iets, maar wel als een deel van het geheel, dat als dusdanig voordeel trekt uit de steun, waarover de grote machten beschikken.

     

    De tweede formule is beter aangepast aan de mogelijkheden en aan de waarschijnlijke evolutie van de organisatie van de Vrede. Maar het vaststellen van de ongetwijfeld zware lasten, zal niet meer alleen van ons afhangen.

     

    Gans deze kwestie is een regeringszaak. De kamers moeten stelling nemen, want het is hun beslissing dat het budget en het jaarlijks contingent – met andere woorden : de waarde van ons militair apparaat – afhangen.

     

    Daarvoor is tijd nodig : het is niet voldoende op het laatste ogenblik een krediet te stemmen voor het onontbeerlijk materieel.

     

    Wat ook de aangewende middelen zijn, deze zullen slechts doeltreffend zijn indien ze gebruikt worden door vastberaden mensen die de sterke overtuiging hebben een rechtvaardige zaak te verdedigen.

     

    Het is de taak van de ganse staat die overtuiging te vormen en te onderhouden

     

    Mogen zij die ons land besturen de rechte weg vinden !

     

    Wat ons betreft, we hebben in pijnlijke omstandigheden een zaak gediend die uiteindelijk heeft gezegevierd ; keren we ons naar de toekomst en plaats van naar het verleden.

     

    Stellen we ons als taak : vechten, zelfs indien we er moeten onder lijden, opdat de volgende generatie, indien ze genoopt wordt ons land met de wapens te moeten verdedigen, niet zoals wij het slachtoffer zouden worden van een al te groot gebrek aan hulpmiddelen.

     

                                                                                   Juli 1947.

    26-02-2011, 15:45 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e linie deel 26

    Aanhangsel 1

     

    Aanmerkingen van de bevelhebber van het 18° Linieregiment

    In zijn hoedanigheid van Stafbrevethouder.

     

                   De beoordelingen van dit geschiedkundig overzicht zijn gematigd, want de volgende punten werden niet, of ternauwernood aangeraakt :

     

    1. Te acht uur ’s morgens beschikten de mitrailleuses, die de brug onder vuur hielden, niet meer over munitie, en er was geen opslagplaats op de stelling.

     

    1. Het afnemen van elementen van de 2° echelon, heeft dit zeer verzwakt.

    ·        Het peloton Mi tegen vliegtuigen werd vernield aan de brug

    ·        Mi en FM waren in een kantonnement gebracht achter het front voor een cursus die door de divisie was ingericht. Het was de divisie die de bevelen had moeten geven om dit instructiecentrum te ontbinden, opdat de wapens terug op de gevechtsposten zouden kunnen komen op het alarm.

     

    1. Het ganse provoostschap was de 11 mei ’s morgens verzameld onder beschuttingen, oostwaarts van de commandopost van de divisie ; dus onbenut.

     

    1. De accumulatoren van het regiment waren de 9° mei teruggenomen. Dus geen radioverbinding tussen het regiment, de divisie en de aanpalende infanterieregimenten.

     

    1. De aanwezigheid van vijandelijke agenten die de telefonische draden doorknippen en de afzonderlijke verbindingsmannen aanvallen. Ze doden ’s nachts de paarden van de Rav.

     

    1. Onze motorestafetten zijn weerhouden op de divisie ; de verbinding moet ’ s nachts en te voet gedaan worden door officieren van de regimentsstaf (Verheust en Pladel).

     

    1. Geen afgevaardigde van de divisie op de regimentsstaf.

     

    1. De commandant van de steungroep was niet in de buurt van de Staf van de Ondersector, zoals reglementair voorzien ; verbinding te voet, dus uiterst traag.

     

    1. ’s nachts onvoldoende tussenkomst van de artillerie, alhoewel legerkorps en divisie weten dat de vijand de bruggen benut. Daar ze overdag door het vliegwezen verhinderd werd in actie te treden, moest de artillerie dit ’s nachts inhalen. Het is slechts nu en dan dat men een schot hoorde (te lang en ten Zuiden van de brug; geen observatie).

     

     

    Aanhangsel 2

     

    Antwoord aan

    Histor. Legersectie

        45/271                                                                                                                                     Brussel, 11 februari 1945

    van 11-2-45

     

     

    Kolonel S.B.H. DUEZ, Cdt van het 18°

    Aan Kolonel S.B.H. Baron VERHAEGEN

    Hoofd van de Historische Legersectie

     

    Betreft : Militaire inlichtingen betreffende de veldtocht 1940.

     

                   Gelieve hieronder de antwoorden te vinden op de vragen, in uw in rand vermeld nummer.

     

    1. Namen van de officieren van het steunpunt te Vroenhoven :

    Kommandant VAN BENEDEN                    gesneuveld

    Luitenant STEVENS

    Luitenant VAN MALE DE STRAIN            terug uit krijgsgevangenschap

    O/luitenant DE POORTERE                         krijgsgevangen

    1. Had de kommandant van het steunpunt het gezag om tussen te komen bij het opblazen van de brug ?

    -        NEEN

    1. Had men u machtsoverdracht of recht op controle gegeven daaromtrent ?

    -        NEEN

    De ontstekingsorder moest komen hetzij van het Algemeen Hoofdkwartier (door tussenkomst van de CRA en de bevelhebber van de Grens-wielrijders-kommandant te Lanaken) hetzij door de bevelhebber van het 1° Legerkorps.

    De gegradueerde van de Grenswielrijders, hoofd van de schuilplaats M, mocht het initiatief nemen de brug op te blazen , in geval pantsers probeerden over de brug te komen.

    De post van de Grenswielrijders kwam eerst onder bevelen van de commandant van de Ondersector, na het vernielen van de brug. Deze schikking was het voorwerp van een onderzoek ter plaatse, door de bevelhebber van de 7° I.D., de Infanteriecommandant 7° I.D. en mijzelf, de dag na ons aankomen in de sector.

    Onmiddellijk werd, door een rapport van de 7° I.D. aan de commandant van het Eerste Legerkorps, advies uitgebracht dat aantoonde dat de voorgeschreven schikkingen van het Algemeen Hoofdkwartier niet van aard waren de vernieling van de brug te verzekeren.

    De gebeurtenissen hebben dit bewezen :

    -        De aanval van het vijandelijke vliegwezen op de kazerne te Lanaken heeft het transmissiesysteem, dat het bevel van het Hoofdkwartier moest overbrengen vernield.

    -        Het bevel tot vernieling gegeven door de 7 I.D. werd ontvangen te 7u15, terwijl het bevel tot wezenlijk alarm ontvangen werd te 0u16.

    -        Voor mijn vertrek met verlof, de 9° mei had ik bevel gegeven aan Luit. Kol. DE MAN een ronde te doen naar de schuilplaats M, te 0u30, en deze officier was daar, als het alarmbevel toekwam. De laatste elementen Cointet werden geplaatst.

    1. Ik heb het verdedigingsplan niet meer in mijn bezit, maar ik meen te mogen bevestigen dat alle voorgeschreven schikkingen voor de verdediging waren genomen te 3u45, ogenblik waarop volgend telefonisch bericht werd gezonden naar de Staf van de 7°I.D. :

    « Eerste en Tweede echelons ter plaatse

    Verbindingen met de artillerie verzekerd ».

    Bijgevoegde schets geeft de verdeling van de krachten op het terrein.

    Een gevechtsgroep, geplaatst op korte afstand aan de overzijde van de brug en voorzien van purperen vuurpijlen, moest het signaal geven in het geval dat de vijand naderbij kwam ; om dan, ten Zuiden van de brug, met een vlot het kanaal over te steken, onder bescherming van schuilplaats A, en zo de stelling te vervoegen.

    Daarenboven was een peloton Mi tegen vliegtuigen geplaatst ten Zuiden van schuilplaats M. Na vernieling van de brug, moest dit peloton, dat afgenomen werd van het bataljon in tweede echelon, deze echelon vervoegen.

    Normaal vuur van de artillerie was voorzien vóór de eerste echelon en in het bijzonder in de omgeving van de brug. Dit vuur werd afgegeven door I/20 A, de artillerie van het Legerkorps, een flankerende sectie te Montenaken en de kazematten Ma I en Ma II van het fort van Eben-Emaal.

     

    Een speciaal vuur van I/20 A was voorzien in geval van een aanval zonder vernieling van de brug.

     

    1. Sergeant Crauwels heeft gepoogd de brug op te blazen. Eén van zijn korporaals deed opmerken dat er geen pantsers op de brug waren ; doch de sergeant die drie officieren op de brug gezien had, maar die te dicht bij de schuilplaats waren om er tijdig met het 47-kanon te kunnen op schieten, legde vuur aan de twee Bickfort-wieken en, volgens de voorschriften, ging het personeel naar de benedenverdieping.

     

    Maar zweefvliegtuigen waren neergekomen in het steunpunt : hun bemanning vernielde de twee gevechtsgroepen ten Noorden van de weg met behulp van automatische wapens en granaten, gleed door de dekkingen langs de weg en viel de schuilplaats M in de rug aan. De fuseliermitrailleur, gelast met de verdediging van de achterzijde van de schuilplaats komt buiten, maar wordt neergeschoten.

           Een hevige ontploffing doet de schuilplaats daveren, en deze wordt overweldigd door de vlammen.

           Een diepe kuil op de plaats van het ontstekingsdispositief en de snelle wijze waarop de gebeurtenissen zich hebben afgespeeld, laten toe te zeggen dat de aanvaller een springlading heeft geworpen die dit dispositief heeft vernietigd ; daardoor werd, op het laatste ogenblik, het opblazen van de brug verijdeld.

     

           Schuilplaats A (ten Zuiden van de brug) en schuilplaats B (te Noorden) werden op dezelfde wijze achteraan met springladingen aangevallen.

           Het grootste deel van de bemanning van deze schuilplaatsen is aan de vernietiging ontkomen omdat ze zich in de benedenverdieping bevond, en de vijand, overhaastig, na een lading te hebben geworpen, snel naar een ander objectief ijlde.

           Indien men een elektrische ontsteking had voorzien, dan zou, ondanks het gebruik van zweeftoestellen, de brug opgeblazen zijn geworden.

    Had men het vernielingsbevel gegeven aan de post M, vóór 4 u. 15, dan ware de brug gesprongen (eerste zweeftoestellen overvlogen de stelling rond 4 u. 20).

     

    1. Wat betreft de reactie bij het vernemen dat de brug niet werd opgeblazen, zult ge al de nodige inlichtingen vinden in het velddagboek, in 1941 aan de Organisatie voor het Demobiliseren van het Leger overhandigd. Het buiten gebruikstellen van het ontstekingsstelsel van de schuilplaats, legde de verplichting op toevlucht te nemen tot een reservedispositief in de brugpijler van de naar ons gerichte oever; maar de vijand was in het bezit van beide oevers van het kanaal en hield deze onder hevig vuur, daarin gesteund door verpletterend en ononderbroken meesterschap van het luchtruim. Onze manschappen, uitgestrekt op een front van 4 Km en gedund door de landbouwverloven waren op één lijn opgesteld, m.a.w. zonder mogelijkheden tot doelmatige weerstand, door gemis aan reserves. Ze waren ternauwernood in voldoende aantal om het terrein te houden. De pogingen tot reageren werden verpletterd door het hevige vuur van de vijand, die verstoken was in de huizen, terwijl onze troepen ongedekt waren opgesteld, onderworpen aan de slagen van een waakzaam vliegwezen.

     

    Kolonel S.B.H.  DUEZ.

     

     

    De “speciale springladingen” waarover de Kolonel SBH DUEZ het heeft, waren speciaal voorbereide «Holle ladingen», zowel gebruikt op het Fort van Eben-Emaal als op de bunkers en schuilplaatsen op de diverse bruggen. De Duitse vijand was dus zeer goed ingelicht en had de aanval zorgvuldig voorbereid. De eerste aanvalsgolf van de troepen geland met de zweefvliegtuigen en de parachutisten waren bijna uitsluitend genie specialisten wat er op wijst hoe zorgvuldig de aanval en het te gebruiken materiaal werd voorbereid.

    Ik kom hier later nog op terug bij de bespreking  van de vijandelijke toestand en zijn organisatie.

     

     

     

     

    Aanhangsel 3.

    Ik denk dat het ook van groot belang is een toespraak, gehouden door de kolonel SBH DUEZ, integraal op te nemen in dit geschiedkundig overzicht van het 18° Linieregiment, in het bijzonder op de gebeurtenissen op 10 en 11 mei 1940 op stelling aan het Albertkanaal. Na de oorlog heeft men getracht de schuld in de schoenen te schuiven van de 7° I.D. met in het bijzonder het 18° Linie, hoewel, bewezen, de schuld veeleer te vinden was bij het Oppercommando van het Leger en bij de Belgische politiek.

     

    Toespraak gehouden door de Korpsoverste van het 18°,

     bij de inhuldiging van het gedenkteken te Vroenhoven

    De 15° mei 1949.

     

    Het herinvoeren van de verloftoelating, door de radio, de 9° mei 1940 ’s avonds, aangekondigd, had een atmosfeer van neutraliteit en optimisme geschapen, toen plots in de eerste minuten van de 10° mei, het algemeen alarm werd gegeven. (1)

    Alle voorgeschreven schikkingen waren genomen al vóór het begin van de aanval. Maar het Opperbevel beschouwde de Kanaalgracht als een zo belangrijke hinderpaal dat het, op dit front, een besnoeiing van middelen had doorgevoerd die naderhand overdreven is gebleken. (2)

    De divisie had de ontoereikendheid van de maatregelen voor het vernielen van de bruggen gesignaleerd (3)

                   De weerstandsorganisaties waren rudimentair. Ondanks drie aanvragen werd het regiment niet bevoorraad ; daardoor beschikten onze bedienaars van geweren en mitrailleurgeweren, slechts over de helft van de munitie voorzien bij het gevecht. Dit was des te erger, daar op de stelling, noch opslagplaats van levensmiddelen noch van munitie, bestond. (2)

                   Ik had de verdedigers er op attent gemaakt dat, om te lukken, een aanval alhier, bij verrassing zou moeten gebeuren en dat die misschien wel van de achterkant van de brug zou kunnen komen. (4)

                   Maar hoe dit zou gebeuren, kon men niet voorzien, zo niet ware het geen nieuw procédé geweest.

                   De aanval begint met een vlucht van zweeftoestellen die neerdalen op de gevechtsplaatsen zelf.

    De verdedigers menen met laagtrekkende vliegtuigen te doen te hebben, schieten en melden weldra enige toestellen te hebben neergehaald en zelfs krijgsgevangenen te hebben genomen; wat een logenstraffing is van sommige insinuaties volgens dewelke de verdedigers zouden getwijfeld en geaarzeld hebben het vuur te openen.

                   Het is eveneens ongegrond te beweren – ter ontlasting van de Legerstaf die het geheel van de vernielingen centraliseerde – dat de orders voor het ontsteken van de brugvernielingen in ruime mate werden gedecentraliseerd. Wel integendeel !

                   Noch de bevelhebber van de divisie, noch de korpsoverste, noch de bataljons-, compagnie-, of pelotonscommandanten, die nochtans ter plaatse waren, hadden het recht bevelen te geven aan de Grenswielrijders die de schuilplaats aan de brug bezetten. Deze Grenswielrijders, steunend op de hun opgelegde voorschriften, weigerden elk bevel dat niet uitging van de Legerstaf of van het Legerkorps, door bemiddeling van de bevelhebber van de Grenswielrijderscompagnie te Lanaken.

                   De postoverste, een sergeant, (Sgt Crauwels), mocht echter de brug opblazen in geval pantsers de doorgang poogden te forceren.

                   Geen van deze gevallen doet zich voor. Nochtans, daar de sergeant, afkomstig uit Vroenhoven, Duitsers op de brug ziet, besluit hij deze op te blazen. (5)

                   Daartoe moet hij twee meter lange, traagbrandende Bickfordwieken aansteken. Maar, vooraleer de vlam het gewenste punt bereikt, werpen de Duitsers een springlading in de schuilplaats en vernielen alzo de ontstekingsinrichting. (6)

     

                   De brug springt niet !

     

                   Het was een grove fout van de verantwoordelijke overheid geen elektrische ontsteking te hebben voorzien, als men weet dat voor de secondaire hindernissen in het binnenland, wel met een dergelijk systeem werd uitgerust. (7)

                   Het initiatief van de sergeant zou de Duitsers belet hebben het voordeel uit te baten dat ze verhoopten door het gebruik van hun zweefvliegtuigen. Ze zouden een tegenslag geboekt hebben, die aan de eerste oorlogsdagen een gans andere wending zou hebben gegeven.

                   De aanval met zweeftoestellen wordt aangevuld door de luchtmacht die de dorpen en elke gevechtstelling, die niet in ’s vijands handen is, in duikvlucht met bommen aanvalt.

                   Om deze Stuka’s te bevechten beschikt de verdediging slechts over de Maxim-mitrailleuses, daterend uit de oorlog 1914-18, over lichte machinegeweren, waarvan de kenmerken dezelfde zijn als deze van 1914-1918, en over het geweer, repetitiewapen zoals het model 89.

                   De vijandelijke luchtmacht, meester in het luchtruim, is zo groot in getal, dat ze straffeloos de geïsoleerde durft aan te vallen, die om zich te verplaatsen, van dekking tot dekking moeten lopen. (8), (9)

                   De verdediging is dus genoopt te strijden in een niet te beschrijven minderwaardigheids-omstandigheden. Ze wordt onophoudelijk bestookt met bommen en is aan de grond genageld.

                   Niettemin volbracht ze haar zending. Alhoewel de brug niet werd opgeblazen en spijts de ontoereikendheid van de defensieve organisaties en van de munitievoorraad, zal de vijand, die nochtans het voordeel van een materiele overmacht heeft en over sterke pantsers beschikt, nog vermeerderd door het feit dat zijn troepen in de strijd gehard zijn, slechts 800 m vorderen in 12 uren. Hij zal in het totaal 24 uren nodig hebben om 2 km vooruit te komen.

                   Maar op dit ogenblik, de 11° mei te 5 uur, levert hij een samengebundelde inspanning van de luchtmacht met een pantserdivisie. Wat overblijft van het regiment wordt overweldigd. (10)

                   Het is ook met recht dat op de 15° mei 1940 de 7° Infanteriedivisie aan het dagorden van het Leger vermeld wordt. Maar het is te betreuren dat deze citatie, in tegenstrijd met de traditie van 14-18, er niet aan toevoegt dat het woord «Albertkanaal» op het regimentsvaandel mag prijken.

     

    WIJ waren er nochtans !

     

                   Het gedenkteken dat we vandaag onthullen geeft er getuigenis van. Het brengt hulde aan de oud-strijders van het 18°, aan hen die op de 10° mei 1940, ’s morgens vroeg, de eerste grote schok ontvingen en hun leven offerden voor de verdediging van hun haard, van onze nationale instellingen, van de vrijheid.

                   Het gedenkteken is eveneens een hartverscheurende getuigenis van de echtheid van wat hier gebeurde.

                  

                   Het is tenslotte een waarschuwing ; we hebben, in geweten, de plicht te vragen dat ons leger, geroepen om ons te verdedigen, in bezit zij van en bewapening, gelijkwaardig aan deze van de gebeurlijke aanvaller.

                  

                   Zonder protest iets anders aannemen, zou fout zijn : zij die we vandaag eren en die ons hun zonen nalieten, zouden ons het verwijt doen aan onze plicht tegenover de komende generaties, te kort te schieten.

     

     

     

    Hieronder mijn persoonlijke opmerkingen :

    (1)   Onvoorstelbaar hoe de politiek (regering) die dit beslissen kon en de Hogere legerleiding die het toeliet, zich zo kon vergissen in het dreigende gevaar van een inval in België en meer dan 1/3 van zijn troepen in de eerste lijnen met landbouwverlof stuurde.

    (2)   Absolute verkeerde interpretatie van de Hoogste legerleiding, met recht door de Kolonel ergens met de naam voorzien van bureel ........

    (3)   Zoals naar gewoonte, het Hoger commando legt de adviezen van de divisie naast zich neer. Het is nochtans een deugd zijn ongelijk toe te geven en zorgt zelfs voor het nodige respect bij zijn ondergeschikten.

    (4)   Ook hier valt het woord van de kolonel in dovemansoren, hij zou, spijtig genoeg voor de vele slachtoffers gelijk krijgen.

    (5)   Onbegrijpelijk voor mij is, dat de Staf van het Legerkorps geen Verkenningstroepen had uitgezet op de “vijandelijke” of oostelijke oever van het Albertkanaal. Het is de sergeant in zijn schuilplaats M die als eerste bemerkt dat er zich vijanden OP de brug bevinden.

    (6)   Als we dat omrekenen op de huidige “trage lont”, die misschien wel iets sneller brandt : 1 cm / seconde, dan komen we aan de ongelooflijke tijd van 200 seconden of 3 minuten en 33 seconden of meer, alvorens de tussenlading bereikt wordt ! De kracht van de ontploffing van de vijandelijke granaat heeft de pyrotechnische aanzetting weggeblazen en daardoor de uitwerking gestopt. Dat was een staaltje van precisie en kwam werkelijk op het juiste ogenblik. Eens de tussenlading bereikt was deze gesprongen en was de brug waarschijnlijk ook de lucht ingegaan.

    (7)   Inderdaad, een elektrische ontsteking had meteen de brug doen springen, ze wordt immers samen met de pyrotechtnische ontsteking in werking gesteld. Zoals we elders anders lazen, was er een reserve ontsteking voorzien, in de eerste pijler, plaats die ontoegankelijk was, dus ook verkeerd gekozen.

    (8)   Dergelijke belangrijke objectieven als bruggen, moeten steeds beschermd worden door afdoend luchtafweergeschut. Het ZWAKKE punt bij het Belgisch Leger, niet enkel in 1940, maar nu nog steeds, buiten de Mi .50, beschikken de eenheden over geen luchtafweergeschut. Het huidige 14 A alleen kan niet veel uitvoeren ter bescherming van gans het Leger.

    (9)   Bezat het Belgisch leger dan geen eigen Luchtmacht om tussen te komen en de grondtroepen te steunen? Er waren nochtans vliegvelden in de omgeving genoeg! Twee vliegtuigen zouden uit Ursel (Aalter) vertrekken om te proberen de bruggen te bombarderen. Zoals al eerder vermeld, had de vijandelijke spionage de vrije hand gehad en hadden zijn agenten grondig werk verricht : het Duits aanvallend leger en luchtmacht wisten verduiveld goed waar de opstellingsplaatsen waren en hoe de verdediging in mekaar zat.

    (10)Pantsers ? Daar had de regering of het Oppercommando van het leger nog nooit horen van spreken, er waren geen antitankwapens of althans niet in voldoende aantal in het Belgisch Leger. Objectieven als bruggen moeten speciale bescherming genieten met degelijke antitankwapens. Men heeft na 1940 echter niet veel geleerd, tientallen jaren dacht men dat een fuselier een pantserdivisie ging tegenhouden met zijn energagranaat. Wie onder u er ooit mee gevuurd heeft weet dat dit niet zo eenvoudig zou geweest zijn, in volle gevecht rechtstaande of geknield vuren op een tank die al tot op minder dan 75 m genaderd moest zijn wou men enig doel treffen. En wat met de schiettraining ? Te duur om met echte granaten te oefenen, dus ..... geen training.

     

     

     

    Op 12 september 1964 komt de kolonel heftig tussen bij de hoofdredactie van een krant, naar aanleiding van commentaar in de politieke kroniek van deze krant, rond het verschijnen van een boek in 1964, waarin de 7° Infanteriedivisie in een slecht daglicht wordt gesteld en de schuld van de desolate toestand aan het Albertkanaal in de schoenen wordt geschoven.

    Hier geef ik slechts enkele uittreksels, de kolonel DUEZ heeft een volledig historisch overzicht van 48 Blz. aan de krant overgemaakt. Hij vernoemt echter nergens de naam van de hoofdredacteur noch de naam van de krant (is weggelaten op het getypte exemplaar, vermoedelijk op het origineel met de hand geschreven, zoals gebruikelijk voor de aanhef en de beleefdheidsformule).

     

    Hieronder enkele uittreksels van zijn brief :

     

    .../...

                   Het doel van dit historisch overzicht was, een op documenten gesteund relaas op te maken, over de gebeurtenissen van mei, juni, juli en augustus 1940. De beoordelingen er van zijn gematigd en bleven zoveel mogelijk in het kader van het regiment.

    .../...

    Bij de inhuldiging van het gedenkteken ter gedachtenis van hun gesneuvelden, heb ik in een toespraak de feiten terechtgezet, en dit in aanwezigheid van officiële personaliteiten en van vertegenwoordigers van de pers.

    .../...       

    Het is niet aan mij de verdediging op te nemen van het Legercommando ; ik meen nochtans de aandacht te mogen trekken op het feit dat het niet het leger was dat de verantwoordelijkheid droeg van de neutraliteitsverklaring en van de mythe van en verdediging aan de grens.

     

    Deze twee politieke beslissingen hadden voor gevolg een overdreven verspreiding over verschillende honderden kilometer langs onze grenzen, zodat men, verplicht overal te zijn, tenslotte nergens was. De openbare mening, op het dwaalspoor gebracht door de mythe van de verdediging op de grens zelf, werd natuurlijk sterk teleurgesteld door de gebeurtenissen van de 10° mei. Maar we mogen niet vergeten dat in 1918, troepen die nochtans in de strijd gehard waren en beschikten over sterke stellingen, niettemin overrompeld werden.

                   Anderzijds wordt de militaire overheid vaak sterk gehinderd door de zorg geen schade toe te brengen aan de burgerbevolking (zie : bruggenkwestie) als ze bepaalde schikkingen zou willen nemen.

    .../...

     

    Uittreksel uit de toespraak van de Cdt PLATEL ter gelegenheid van de 20° verjaardag van de inhuldiging van het monument der gesneuvelden van het 18°  te Vroenhoven :

     

    Uw korpsoverste, die tot zijn grote spijt verhinderd is hier persoonlijk aanwezig te zijn, heeft me gelast u hier zijn groet te brengen. Met de diepste waardering buigt hij neer voor hen, die hun leven hebben geofferd in gevechten waarin we, als gevolg van politieke dwalingen, in een jammerlijke minderwaardigheid verkeerden.

     

    Weet allen dat uw korpsoverste, zoals hij het in het verleden zonder ophouden heeft gedaan, tot zijn laatste levensadem de verdediging zal opnemen van allen die op 10 en 11 mei 1940 hun zending van opoffering zo moedig hebben volbracht.

     

    De Verbroedering van het 18° Linieregiment was en is nog steeds, één hechte groep van oud-strijders, heeft een grote bloei gekend en heeft of had veel onderafdelingen in de provincies Oost- en West-Vlaanderen. Gezien de ouderdom van deze oud-strijders, is het ledenaantal sterk afgenomen de laatste jaren, maar wie nog enigszins kan, neemt nog elk jaar deel aan de herdenkingsplechtigheden in de maand mei te Vroenhoven en omgeving.

     

    26-02-2011, 15:49 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e linie deel 27

    X  -  WO II – De hergroepering va het 18° Linieregiment

    En van de 7° Infanterie Divisie

     

    Korte samenvatting van wat de commandant van het 18° Linieregiment heeft kunnen recupereren van zijn regiment na de terugtocht van het Albertkanaal tot achter de lijn K.-W.

     

    Toestand op 14 mei van het 18 ° Li Regt

    Getalsterkte :

    Officieren : 19

    Adjudanten : 9    

    Onderofficieren : 59    

    Korporaals en soldaten : 674 (waarvan ¾ verlofgangers zijn, dus zonder uitrusting en wapens).

     

    Nemen we de volle getalsterkte van het regiment: 3500 mannen, - 157 doden, - 300 gekwetsten, dan ontbreken er niet minder dan 2282 manschappen of 65 %, deze zijn gevangen genomen op de stellingen aan het Albertkanaal of waarvan sommige nog ronddolen in kleine groepjes ergens tussen de lijnen.

     

    Wapens :

    Geweren : 133     – Mitrailleurgeweren : 3     – D.B.T. : 2     – Pistolen : 62     – Mitrailletten : 4.

     

    Gerij :

    – Paarden : 20      – Caissons Mi : 6      – Keukenwagen : 1      – Keukenvolgwagen : 1        

    – Gevechtswagen : 1

    – Autowagen : 1                 – Wagens : 13     

    – Motorrijwielen : 10       – Zijspannen : 2     

    – Tractor : 1

     

    De hergroepering van de 7° Infanteriedivisie

    Hier kan ik niet meer op de oorspronkelijk Franse tekst teruggrijpen en neem ik de Nederlandse tekst integraal over, sommige uitdrukkingen klinken dus iets onbekend of vreemd, maar om de zin niet te schenden en de gedachtegang van de Kolonel SBH DUEZ volledig weer te geven, heb ik de teksten integraal overgenomen, zoals gebruikelijk zijn mijn persoonlijke opmerkingen of verduidelijkingen cursief weergegeven.

     

    De weg van Leuven naar Brussel kruist de K.-W.-stelling en het aanzien van deze stelling verwekt heel wat hoop. De Britse troepen zijn er reeds opgesteld en hun talrijke versterkingen zijn op komst.

    Het 9° Linieregiment zag in 1914, de eerste geallieerde troepen slechts na twee maanden oorlog, in oktober, in de omgeving van Brugge. Ditmaal zal het hart van het land sterk verdedigd worden. De dekking heeft haar taak volbracht.

     

    Maar wat blijft er over van het Regiment ? En van de Divisie ?

     

    Een zeer snelle reorganisatie is dringend nodig. We ondergingen een harde slag. Dat gebeurt wel meer in oorlogstijd. In maart 1918 kwam een Britse divisie terug van het front aan de Somme en was gesmolten tot 600 geweren; het werd terug ingezet in de sector Ieper, te Polygon Wood, om een ongedeerde divisie vrij te maken en naar het slagveld te zenden.

     

    Wat blijft er ons nog over ?

     

    In de regimentaire parken en opslagplaatsen is er niets meer.

     

    Heeft het commando een reserve aan materieel, uitrusting, en bewapening kunnen samenbrengen, sinds de mobilisatie van 1939 ? Of zullen we enkel beschikken over de versterkings- en onderrichtingsbataljons ?

     

    Diegem, Vilvoorde, de Heisel worden beurtelings aangeduid als centra voor het hergroeperen van de Divisie. Een verzameloord voor de geïsoleerden is voorzien te Grimbergen en een ander is in werking op de Heisel.

     

    Van zodra het Algemeen Hoofdkwartier de standplaatsen voor de eenheden heeft bekend gemaakt, stelt de Divisie de lijst op van de kantonnementen.

     

                  

    Naarmate ze aankomen worden geïsoleerden naar de eenheden gezonden :

     

    Hoofdkwartier 7° I.D., provoostschap, Wielrijderseskadron                            Heisel

    2° Regiment Carabiniers                                                                           Neder-over-Heembeek

    18° Linieregiment                                                                                      Laken (ten N. Van de spoorweg)

    2° Regiment Grenadiers                                                                            Jette

    Transportkorps – Rav Cie – Intendance                                                 Wemmel

    20 A                                                                                                              Gehucht Bos

    De Genie             (o.a. 6 Gn Bn)                                                                Mutsaert

    Reparatie atelier voor voertuigen                                                                          Asse

    Transmissietroepen – Compagnies 47                                                    Strombeek-Bever

     

                   Door de divisiecommandant belast met organisatie van de hergroepering van de 7° I.D., is de bevelhebber van het 18° Linie zeer verbaasd deze opdracht te ontvangen; deze is toch de taak van de Divisiestaf. Hij vat echter het werk aan en bezoekt de 13° en 14° mei de kantonnementen.

                  

    Reeds de 13° mei ’s avonds, blijkt het dat slechts, enkele groepjes van de elementen die zich op de steunpunten bevonden, terugkwamen, en dat het grootste gedeelte der manschappen bestaat uit verlofgangers, waarvan de uitrusting en de wapens in de kantonnementen zijn gebleven.

                   Het 20 A heeft meer één stuk en een vijftal vrachtwagens kunnen redden. Er bestaat een kern in elke eenheid. De diensten zijn in staat te functioneren.

     

    De 7° I.D. werd dus niet totaal vernietigd.

                  

    De 14° mei worden onderrichtingen gegeven voor de hergroepering van de infanterie-eenheden.

                  

    De 15° mei, ’s morgens, krijgen de divisiecommandant en de infanteriecommandant van de divisie nieuwe commando’s. Ze verdelen het personeel van de Staf onder elkaar, en de bevelhebber van het 18° Linie, gans alleen, wordt gelast met het verplaatsen van de divisie naar de Westoever van de Dender. Nu begrijpt hij waarom hem de hergroepering van de divisie werd opgedragen.

    Dat WAAROM, wat hij denkt, geeft de kolonel DUEZ spijtig genoeg niet op en het zal nooit duidelijk worden.

     

                   Het bevel wordt ontvangen op 15 mei om 11:15 uur.

     

                   Reeds om 12:35 uur : de beweging van de troepen is georganiseerd, de eerste mondelinge bevelen gegeven.

                   De Infanterieregimenten zullen hun vertrekpunt (begin van de Keizer Karel- en Wemellaan) voorbij gaan tussen 21 en 22 uur.

                   Het is niet zonder hartbeklemming dat het 18° Linie, dat Ganshoren verliet in september 1939 om naar het Oosten op te rukken, deze gemeente weer moet verlaten, deze maal naar het Westen.

                   Maar er is zo veel te doen om, wat overblijft van de divisie samen te houden, dat er geen tijd overblijft om na te gaan wat men voelt.

                   Het Wielrijderseskadron, het Provoostschap, het Installatiepersoneel, gaan de Infanterie vóór.

    De gemotoriseerde elementen verplaatsen zich ’s nachts.

                   De 16° mei, ’s morgens, is de divisie (toch ongeveer 3500 man = dus geslonken tot de sterkte van één regiment) verzameld ten Westen van de Dender :

     

    Te Wanzele :      het 2° Regiment Karabiniers

         Smetlede :      het 2° Regiment Grenadiers

         Serskamp :    het 18° Linieregiment

         Heibrug :       de compagnies 47

         Boskant :       Provoostschap, Geniebataljon, Transmissietroepen

         Burst :            20 A, Vervoerkorps, Intendance

         Lede :             Wielrijderseskadron en de Geneeskundige Compagnie

     

    In etappen van 35 tot 40 km bereiken de troepen hun kantonnementen (inderdaad, de infanterie ging toen nog overal heen TE VOET); maar nauwelijks aangekomen, geeft het Hoofdkwartier bevel, de infanterietroepen te Serskamp, om 13 uur, per spoor naar Lichtervelde te sturen. Het is onmogelijk de paardenvoertuigen op de trein te brengen; het station van Serskamp bezit geen oprit. Een colonne van 42 paarden en 22 voertuigen moeten de verplaatsing maken langs de baan.

    Te 18:30 uur zijn we in de omgeving van Lichtervelde.

    Te 20:30 uur geeft de bevelhebber die het verzamelen van de geïsoleerden tot taak heeft, te Sint-Andries zijn orders.

    De hergroepering van de 7° I.D. moet in grote orde geschieden. Niet meer tot vechten in staat, wordt zijn hoofdkwartier afgeschaft (wat in feite al gebeurd was). Nu komen we dus te weten, waarom de commandant van het 18°, Kol DUEZ, het bevel had gekregen als verantwoordelijke voor de hergroepering. De divisie moet de geïsoleerden die te Lichtervelde aankomen, in zijn eenheden opnemen.

    Te 21 uur wordt een onthaalcentrum voor de geïsoleerden opgericht, men schrijft nog steeds de 16° mei.

    Men maakt gebruik van de dag van 17 mei om de kantonnementen, de hergroepering van de geïsoleerden, het opstellen van de toestand der eenheden, te organiseren. Deze toestand wordt voortdurend gewijzigd, door het aankomen van manschappen uit gans het leger en waarvan het aantal op 17 mei om 19 uur, op ongeveer 3000 wordt geraamd.

    Vanaf de 13° mei versmelt het geschiedkundig overzicht van het 18° Linieregiment dus met dit van de divisie : is het niet de Staf van het 18° Linie die beide eenheden in handen heeft ? De korpsoverste, sinds 13° mei ’s avonds, geholpen door een stafofficier van het 18°, hergroepeert de divisie, terwijl zijn adjudant-majoor het regiment hergroepeert.

    De 17° mei ’s morgens neemt de korpsoverste een nieuwe adjunct uit de regimentsstaf. De huisvesting moet georganiseerd worden, men moet beheren, betalen, voeden en uitrusten, en dit met geïmproviseerde eenheden, met infanterietroepen, die juist het meest hebben geleden.

    Nochtans verloopt alles vlot, dank zij de samenhorigheid die verworven werd sinds september 1939.

     

    Inderdaad, een staaltje van organisatiekunst en korpsgeest, wanneer men het gesol van het Commando met die eenheid ziet en de zeer korte tijdspauzes die er telkens maar ter beschikking waren en dit sinds hun mobilisatie en TE VOET en met het Duitse oorlogsgeweld er boven op, wij zouden het hen niet kunnen nadoen, zelfs nu niet in vredestijd en met gemotoriseerde eenheden !

     

    De kantonnementsorder van de 17° mei, ’s middags, vermeldt nauwkeurig de toestand, het te bereiken doel, de aan te wenden middelen.

    En dit was een geluk, want de hoop zich in de streek te reorganiseren verzwindt en een nieuwe verplaatsing moet worden vooruitgezien (18° mei).

    Te 06:15 uur (dus 18 mei 1940), verneemt de divisie (in feite het 18°), per telefoon, dat het Transportkorps bevel ontving naar TOURS te vertrekken. Dit zou een ramp betekenen ! Wat doen om de divisie en de geïsoleerde troepen te doen leven, zonder T.K., zonder zijn levensmiddelensectie, zonder de brandstofsectie van zijn ravitailleringpeloton (P.A.Ra.).

    De staf van de “hergroepering van de geïsoleerden van het Leger”, wordt daarop waakzaam (opmerkzaam) gemaakt en bericht te 7 uur dat de troepen zich moeten klaar maken voor een verplaatsing, dat het T.K. NIET naar TOURS moet vertrekken, maar toch bereid moet blijven voor een verplaatsing.

    Te 07:15 geeft de divisie aan de eenheden, langs hun afgevaardigden om, het voorbereidend bevel : «Klaar zijn voor een verplaatsing».

    De bevoorrading in levensmiddelen, benzine en geld is voorzien.

    ’s Middags komt de tweede adjunct terug van een verbindingszending bij de Staf voor de hergroepering van de geïsoleerden van het leger : er moet een stationscommandant worden aangeduid in het vooruitzicht van een inscheping.

    Van zodra het voorbereidend bevel was aangekomen werd de verplaatsing langs de weg, ’t zij naar VEURNE, ’t zij naar BERGUES bestudeerd.

    Nauwelijks heeft de stationscommandant ons verwittigd dat er geen trein beschikbaar was, als, te 14 uur, een afgevaardigde van de Staf Hergr. Geïsoleerden meedeelt : « Zich klaar maken, nog deze avond, per trein naar Frankrijk te evacueren ».

    Anderzijds wordt de commandant voor de hergroepering van de Divisie telefonisch ontboden bij de Staf voor de Hergr. Van de geïsoleerden van het Leger, en telefoneert van daaruit, te 14:25 uur aan zijn adjuncten, dat de generaal zo dadelijk terugkwam met orders van het Algemeen Hoofdkwartier en dat men de eenheidsbevelhebbers en de afgevaardigden op de hoede moet brengen. (vermoedelijk bedoelt hij hier, op de hoogte moet brengen).

    Te 15:15 uur ontvangt de divisie volgende mondelinge bevelen :

    -        te voet naar de grens gaan, algemene richting Poperinge ;

    -        zich in verbinding stellen met de stations ;

    -        tucht, orde en vlugheid ;

    -        vier dagen levensmiddelen voor al de troepen die in Frankrijk aankomen.

     

    Te 15:45 uur worden aan de eenheden de mondelinge orders tot vertrekken gegeven.

    Te 16:10 uur schriftelijk bevel gestuurd voor de verplaatsing Lichtervelde – Poperinge.

     

    Te Lichtervelde doet het gerucht de ronde dat de onderwaterzetting van de IJzerstreek werd bevolen. Dit gerucht wordt bevestigd door een Genieofficier.

    Te 17 uur is de divisie op zijn vertrekpunt : mijlpaal 7,500 van de weg Torhout-Roeselare.

    De autovoertuigen van de 7° I.D. en de geïsoleerden komen er te 18:50 uur voorbij en de kop van de infanteriecolonne een uur later.

    Het installatiepersoneel, onder de leiding van een door de divisie aangeduide officier, heeft zich onmiddellijk naar Poperinge begeven.

    Orders werden gegeven voor de bevoorrading, in het station te Poperinge, in levensmiddelen en benzine (plus twee dagen reserve levensmiddelen).

    Te 20:30 uur geeft de bevelhebber van de hergroepering van de divisie, aan de staf voor de hergroepering van de geïsoleerden, kopij van het order van 16:10 uur.

    De 19° mei, om 1 uur ’s morgens verneemt de divisie, te Poperinge, door zijn afgevaardigde in het station, dat de stationschef nota genomen heeft van de aanvraag van transportmiddelen, maar dat hij niet het flauwste idee heeft, wanneer hij deze te onzer beschikking kan stellen.

    Te 06:30 uur zet het Wielrijderseskadron zich op weg naar STEENKERKE, en dit op grond van een telefonisch ontvangen order, waarvan de oorsprong niet kon worden nagegaan. Gelukkig maar dat de divisie dit tijdig bemerkt en het kan tegenhouden.

    Te 8 uur telefonisch verslag aan de Staf van de hergroepering van de geïsoleerden, met namelijk inlichting van Franse oorsprong : « Het onderwaterstellen is aan gang sinds gisteren ».

    Men vraagt aan de divisie « bij de Franse officieren of bij de tolburelen inlichtingen in te winnen met betrekking tot de te nemen richting en de punten waar de geëvacueerde troepen de Franse grens kunnen overschrijden ».

    Wat betekent dat we Frankrijk moeten bereiken langs de baan !

    Het station van Poperinge deelt mede, en dit wordt schriftelijk bevestigd, dat alles wat vóór Hazebroek ligt, vastzit door de treinen met versterkings- en instructietroepen en met vluchtelingen.

    Te 08:50 komt de bevoorrading in levensmiddelen en benzine in het station van Poperinge aan.

    Het Plaatscommando deelt mede dat de Franse Overheid de grens heeft gesloten voor de troepen van het Veldleger.

    Anderzijds vernemen we dat de wegen die naar de grensposten lopen, over verschillende km vastzitten door de compacte massa’s rijtuigen met burgerbevolking.

    Er moet een beslissing genomen worden, en vlug !

    De wens van het Belgisch Commando, uitgedrukt in de ontvangen orders, is wel ons het land uit te zenden, zelfs langs de baan.

    We bezitten er de middelen toe, want we beschikken over 354 autovoertuigen en de getalsterkte bedraagt 3.500 man.

     

    Te 08:30 uur ontvangen de afgevaardigden volgende orders :

     

    1.                     De eenheden zullen hun bevoorrading in levensmiddelen en benzine afhalen aan het station te Poperinge.

    2.                     Na ravitaillering zullen de eenheden, geleid door de bevelhebbers te Lichtervelde aangeduid, zich naar de grens begeven en er zelf de doorgangspunten zoeken.

    3.                     Algemene richting : Kassel, Wassen, Boulogne, Montreuil.

    4.                     Eerste contactpunt met de divisie : Kassel (Mairie) of, als deze er niet kan blijven : Boulogne (Mairie).

     

    Te 09:20 uur kunnen we telefonisch de Staf van de hergroepering van de geïsoleerden bereiken en op de hoogte brengen van de gegeven orders.

     

    Antwoord : Verslag zenden of telefoneren, van zodra het grootste gedeelte de grens heeft overschreden.

     

    De divisie vertrekt te 09:45 uur (19 mei).

     

    Al wat ons werd verteld over de belemmeringen in de omgeving van de grens, bleek weldra ver beneden de werkelijkheid. 

    26-02-2011, 15:52 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18e linie naar Frankrijk

    XI  - Naar Frankrijk

     

    19 Mei 1940 - De divisie vertrekt te 09:45 uur.

     

    Het Wielrijderseskadron opent de mars. Het is meer dan ooit het woord dat past. Het vergt twee uren werk en geduld om, door middel van kleine verplaatsingen, een weg te banen door die niet te beschrijven opeengedrongen massa rijtuigen met burgers, die de toegang tot de grenspost van ABEELE totaal verspert.

    De eenheden, die te Proven gekantonneerd waren, zullen waarschijnlijk gemakkelijker de grens hebben kunnen overschrijden langs Houtkerke.

    Te 12:30 (nog steeds 19 mei) is de divisie te KASSEL (Cassel). Daar is niet de minste militaire overheid. Geen verbinding mogelijk met het Belgische telefoonnet.

     Een bericht, aangeplakt aan het museum, en bevestigd door de Franse gendarmen, geeft AMIENS aan als richting voor de Belgen.

    De divisie had de kust als algemene richting aangegeven, en dit juist om het belangrijke knooppunt Amiens te vermijden.

     

    Het is dus nodig :

    1.      Contact te nemen met de Franse Militaire Overheid te Amiens, maar die stad ligt ver weg;

    2.      Langs Boulogne te gaan om aan de eenheden die uit Proven komen de nieuwe richting aan te duiden;

    3.      ’s Avonds een dienst in te richten langs de baan Kassel-Abeele (voor de wagens van het A.P.Rav.) en de andere langs de weg Amiens-Kassel-Boulogne om alle eenheden samen te brengen.

     

    De Staf van de divisie blijft op de Grote Markt te Kassel van 12:30 uur tot 17 uur en volgt het voorbijtrekken der eenheden.

    De Staf van het 2° Regiment Karabiniers blijft ter plaatse tot de morgen om de geïsoleerden te hergroeperen.

    Te 18 uur is de divisiestaf te Boulogne. Geen enkel element heeft zich op de “Mairie” gemeld. Men vindt daar een bericht dat AMIENS als richting aangeeft.

    ’s Nachts wordt Boulogne hevig door de Duitse luchtmacht gebombardeerd ; de club van de Britse officieren wordt getroffen.

    De 20° mei ’s morgens wordt de Wapencommandant van Boulogne op de hoogte gebracht van de toestand van de 7° I.D.

    Deze verklaart dat het verboden is de richting AMIENS te nemen, dat men de weg Abbeville – Neufchatel – Rouen moet volgen ; dat alles, door de wegregelingscommissies, zal worden samengedreven naar Abbeville.

    We zullen dus Abbeville moeten bereiken om daar de eenheden van de divisie te verzamelen. Naar het zeggen van het uitrustingsdiensthoofd, dat we te Boulogne ontmoetten, zou de regering naar Le Havre gaan;  de inrichtingen van de basis nemen de weg naar Frankrijk; vrachtschepen geladen met uitrusting varen langs de kust, maar men weet niet waar ze zijn.

    Voor de « ouderen » zijn al deze schikkingen, de richting Rouen inbegrepen (Rouen die in 1914-18 de zetel was van de Algemene Legerinspectie), vertrouwd, als men zo zeggen mag.

    Omstreeks de middag trekken we, te Montreuil, een colonne autovoertuigen, onder andere de 20 A, voorbij.

    Maar rond 13 uur, te NOUVION, worden al de verplaatsingen langs de weg naar Abbeville, omgelegd naar Saint-Valery. Abbeville werd hevig aangevallen door het vijandelijke luchtwezen dat, op zoek naar andere objectieven, gans de streek blijft overvliegen.

    De verplaatsingen langs slechte wegen, soms langs veldwegen, zijn uiterst langzaam. Een overtrekkend vliegtuig is voldoende om een colonne tot stilstaan te dwingen en sommige voerders gaan beschutting zoeken. In de vooravond komen we te DIEPPE aan, maar vervolgen tot halfweg van Rouen, en blijven voor de nacht te TOTES.

    De 21° mei, in de loop van de voormiddag, hebben we het geluk een Belgische troepenbevelhebber te ontmoeten, die ons verklaart dat alles, systematisch, naar EVREUX en verderop naar her Zuiden wordt gestuurd.

    Te 17 uur ontmoeten we de colonne Transportkorps/ 7°I.D. en zijn fier ze in perfecte staat te zien, te midden van de onbeschrijfelijke verwarring die heerst op de wegen. We vernemen dat het 18° Linie verliezen leed ten Noorden van Abbeville, als gevolg van een aanval op een sectie A.P.Rav.

    Te 17:30 uur te Evreux meldt een Belgisch bureau ons, dat de streek CONCHES-LAIGLE werd aangewezen om het Belgisch Leger te hergroeperen.

    Onder de regen, komen we te 22:30 uur te CONCHES aan. Niemand op het gemeentehuis. De stad is volgepropt met voertuigen. De huizen blijven gesloten, ondanks ons geroep.

    Er staan lastvoertuigen van het Engelse leger. Deze troepen werden sinds twee dagen niet bevoorraad : hun officieren, met wie we ons voedsel delen, weten niet of veinzen niet te weten, naar welk oord ze zullen gezonden worden.

    Conches, die we voor het eerst zien ’s nachts en onder de regen, ziet er akelig uit. We dwalen, op goed geluk, door de duisternis.

    Te 5 uur (22 mei), vertelt ons een autovoerder, dat de Voorzitter van onze Kamer van Volksvertegenwoordigers, de nacht doorbrengt in zijn auto, vlak bij ons ; de bevelhebber van de hergroepering gaat hem begroeten en verklaart hem dat de 7° I.D., binnen de 48 uren, in de streek zal samen gebracht worden.

    De Voorzitter belooft het Ministerie van Landsverdediging op de hoogte te brengen.

     

    We zijn totaal onkundig van de algemene toestand. Nooit hebben we ons kunnen inbeelden dat de Duitsers Abbeville bedreigden terwijl we de stad omgingen langs Saint-Valery. Hadden we, bij ons vertrek of onder weg, een paar uur verloren, dan waren we onvermijdelijk in het net van de Somme genomen.

    Van bij het ontwaken van Conches, worden de nodige contacten genomen. Met het akkoord van de Plaatscommandant, die volkomen alleen is, wordt het stationnementbevel genomen te 08:45 uur.

    De “Mairie” is overstelpt met een onophoudelijke stroom geïsoleerden. Het gerucht doet de ronde dat er weldra 100.000 Belgen in de streek zullen aankomen.

     

    We geven aan de Plaatscommandant enige helpers en een schiftingscentrum wordt opgericht. De geïsoleerden worden in groepen verdeeld en gezonden naar de eenheden van de 7° I.D. Maar er zijn er duizenden : nauwelijks is het personeel van het schiftingsbureau samengesteld, of het moet al versterkt worden. En iedereen moet eten. Gelukkig is het Transportkorps ter plaatse.

    De 22° mei te 13:00 uur wordt order gegeven voor de ravitaillering van de divisie : we zullen bevoorraad worden door het Intendantschap van EVREUX.

    Een Belgische officier werd door Rouen aangeduid om het onthaalcentrum van Conches te leiden. Hij vindt er een organisatie die al aan het werk is en die hem volgaarne de plaats afstaat.

    De Staf van het 3° Gebied, bureau W (Belgisch) vraagt inlichtingen en, als hij hoort dat de 7° I.D. al gegroepeerd is, trekt hij de order in dat, daags te voren, aan de T.K. werd gegeven, zich zo ver mogelijk naar het Zuiden te verplaatsen (richting Le Mans – Tours).

    Enkele kleine eenheden van de 7° I.D., die aldus naar het Zuiden werden gezonden, worden door de divisie, telegrafisch terug geroepen, en alle elementen zullen alzo spoedig bijen zijn.

     

    Inde zone Conches-Laigle worden twee groepen samengesteld : de 7° I.D. en de geïsoleerden; deze laatsten verblijven bij de eenheden van de eerste.

    Het 2° Regiment Karabiniers is te Baux en Breteuil,

    Het 2° Regiment Grenadiers, La Vieille Lyre

    Het 18° Linieregiment Guernanville en Ste Marguerite de l’Autel

    Het 20 A, Gandreville et St Elier

    Het Medisch Korps, Burey

    Het Tranport Korps, Louversey, Tilleul Dame Agnès, Collandre, Quincarnon

    De Transmissietroepen, Conches

    Het 6 Bataljon Genie, Ferté-Fresnel

    Het Wielrijdereskadron, Caugé (Le Fidelaire)

    De 1° 47-compagnie, ferme Delannoy – 2 km NO van Conches

    De ex-Staf compagnie, Le Coudray

    Provoostschap, Intendance, veeartsen zijn met het Transportkorps.

     

    In de loop van de namiddag komt een officier van het kabinet van de minister langs Conches : « Het Ministerie van Landsverdediging wordt verplaatst naar POITIERS waar het zal zijn, morgen in de namiddag. Zet u in verbinding met het ministerie».

     

    De geïsoleerden stromen hoe langer hoe meer toe te Conches en, de 23° mei, wordt zijn “Mairie” letterlijk overrompeld. Het onthaalcentrum vraagt aan de divisie 12 vrachtwagens om te Evreux 20.000 rantsoenen te halen.

    De Franse Militaire Overheid, met het oog op de geringe mogelijkheden van de streek en de eventuele aankomst van een grote massa manschappen heeft de kantonnementen verspreid over een zone van 20 km lang en 10 km breed. Negenenvijftig lokaliteiten zijn bezet ! Een speciale organisatie moet in het leven worden geroepen, om de bevoorrading te verzekeren : een T.K. te Conches, afgenomen te Conches van de 7° I.D., dertien verdelingscentra om de verschillende kantonnementen te ravitailleren.

     

    We bezitten geen topografische kaarten van de streek. Er wordt op de Mairie kopij genomen van een wegenkaart en deze kopij wordt met carbonpapier in groot aantal verspreid.

    De orders worden gegeven, de 24° mei in de loop van de morgen. De oorlog is juist 14 dagen oud !

     

    Om zekere geruchten, die de ronde doen van de streek, van antwoord te bedienen, stelt een order nauwkeurig de toestand uiteen, aan de eenheden van de 7° I.D.

    -        de divisie blijft gegroepeerd en verlaat de streek niet ;

    -        als ze zich moet verplaatsen zal dit per spoor gebeuren en dit naar een streek waar ze zich goed kan inrichten ;

    -        het is uitdrukkelijk verboden zich te verplaatsen. De straf kan gaan tot afzetting van elke chef die de order zou overtreden.

     

    Op het einde van de voormiddag geeft het Ministerie van landsverdediging zijn adres, per telegram, en vraagt een verslag, alsook suggesties, en dit zo vlug mogelijk.

                   Te 18:00 uur telegrafeert de divisie : « Vraag dringend transport voor de 7° I.D. naar een reconstitutiestreek. Deze vraag werd van morgen al overgemaakt aan Colonel Armaingaud van het Franse Algemeen Hoofdkwartier, gekomen als verbinding. Als gevolg van deze vraag moet vanavond situatie overmaken om het A.H.K. toe te laten vast te stellen wat er met de divisie moet gedaan worden. De ganse 7°I.D. vraagt gegroepeerd te blijven voor de reconstitutie ».

    « Infanterie, op de weg versnipperd vanaf Lichtervelde, vervoegt. Vraag drie dagen vóór transport ».

     

    Toestand te 15:00 uur op 24 mei 1940.

     

    De organische elementen bestaan, behalve in de Infanterieregimenten ;

    De divisionnaire diensten zijn in werking ;

    Praktisch geen automatische wapens meer ;

    Zeer weinig geweren (de manschappen bestaan voor de ¾ uit verlofgangers, aangekomen zonder wapen) ;

    Een stuk autoartillerie

    DRIE kanonnen 47 T 13

    Zijn in het bezit van het Vaandel 18° Linieregiment

    Getalsterkte :

    Officieren :         hogere  : 4

    Lagere : 142        32 in het Trans.K.

                                                               25 in het Geneesk. K.

                                                               10 bij de Transm. Tr.

                                                               3 bij de Genie

                                                               5 bij het Wielrijderseskadron

                                                               15 bij het 2° Gren.

                                                               10 bij het 18° Li.

                                                               4 bij het 2° Kar.

                                                               6 bij de Kies 47

                                                               32 bij het 20 A

    Keuronderofficieren : 63

    Onderofficieren : 292

    Troepen               : 2.746

    Gerij :

    Auto’s : 47

    Vrachtwagens : 205

    Zware vrachtwagens : 68

     

    Het probleem “rantsoenen” is opgelost; blijft nog het probleem “keuken”. Het is niet voldoende eetwaren te ontvangen, men moet ze ook kunnen toebereiden; daarvoor moeten de eenheden een vergoeding ontvangen, en dit in Franse munt. Er zullen drie dagen nodig zijn om daarvoor een oplossing te vinden, en daarbij zijn niet alleen onze, maar ook de Franse intendancediensten, en de “Banque de France” betrokken.

     

    De 25° mei, ’s avonds is de getalsterkte met 263 man aangegroeid en bedraagt in totaal 3.546 personen, wat bewijst dat we slechts zeer weinig manschappen hebben verloren tussen Lichtervelde en Conches, daar te Lichtervelde de raming, 3.500 tot 4.000 was.

    Te 18:30 uur een mededeling van de Franse Algemene Legerstaf, die de bevelhebber verzoekt zich naar Parijs te begeven, drager van alle nuttige inlichtingen, met het doel een beslissing betreffende het lot van de 7° I.D. te kunnen nemen.

    ’s Avonds wordt een nota voorbereid. Op de vraag : Loont het de moeite ze te reconstitueren, of moet men genoegen nemen haar elementen over de verschillende legercentra te verdelen, is het formele antwoord : reconstitueren !

     

    De 26° mei, te Rouen, en missieorder voor Parijs aangevraagd.

     

    Op het Frans Ministerie van Oorlog, schijnt men het principe van de hersamenstelling van de divisie gunstig te beschouwen, want men onderzoekt er het vervoer per spoor, en dit vanaf de 27° mei, naar het Kanp van Saint Loup sur Thouet.

    Men is akkoord over de noodzakelijkheid de infanteriedivisies lichter te maken, want ze zijn te zwaar in manschappen, in verhouding met hun vuursterkte.

     

    Terug te Conches te 18:45 uur.

     

    De getalsterkte is nu 3.650 man.

     

    Te 19:30 uur een mededeling van de Franse Algemene Staf, die een inscheping aankondigt te Laigle, de 27° vanaf 12 uur met bestemming naar AIRVAULT.

    Een mondvoorraad voor de reis wordt klaargemaakt, voor de 27° ’s morgens, en de korps- en dienstenbevelhebbers worden ontboden te Conches, te 9 uur (27 mei).

     

    De 27° mei, te 09:45, geeft de Franse Algemene Legerstaf, altijd door tussenkomst van zijn afgevaardigde te Laigle, Cdt de Dampierre, een nieuwe bestemming : MALESTROIT (MORBIHAN).

     

    De orders zijn klaargemaakt.

     

    Te 15 uur worden twee treinen aangekondigd : ze moeten Laigle verlaten, respectievelijk te 17:30 uur en te 20:30 uur. In werkelijkheid zullen ze vertrekken te 21:45 uur en op 28 mei te 00:45 ; terwijl de autovoertuigen de weg nemen de 28° mei te 7 uur.

     

    Conches heeft ons goed ontvangen. Alle militaire en burgerlijke overheden, in het bijzonder de “Maire”, de heer GUERIN, hebben niets ontzien, om een oplossing te vinden aan de toestand die, op zekere ogenblikken, onontwarbaar bleek.

    Onze taak beoogde, de continuïteit van de inspanning te handhaven, om terug op been te brengen, een divisie die bestemd is, om een in strijd gehavende eenheid – zoals ze zelf was – af te lossen.

    Het nieuws van de operaties was ver van goed. Maar in de oorlog beleeft men vaak zeer moeilijke momenten. De oud-strijders van 1914-18 wisten dit : om te overwinnen moet men eerst en vooral volhouden, m.a.w. kunnen lijden.

     

    Het is de bedoeling de zending van hergroepering, haar opgelegd de 12° mei, te hebben volbracht, dat de 27° mei te 18:15 uur, de divisie aan het Ministerie van Landsverdediging telegrafeert dat ze, in de nacht zal vervoerd worden naar het Departement Morbihan, om er terug samengesteld te worden.

     

    Een brief van het kabinet, gedateerd 28 mei, betekende aan de divisie het akkoord tussen de Minister en de Algemene Franse Legerstaf, om de 7° I.D. terug te organiseren in en kamp.

     

    De smart die ons beknelt, de 28° mei ’s morgens zou ons hebben te neer geslagen, indien ons deze hoop niet was gebleven : ondanks zijn staat van verzwakking is de 7° I.D. nog steeds een grote eenheid van ons veldleger, de ENIGE !

     

    In afwijking van de originele tekst heb ik overal waar ik het nuttig vond, de datum "vet" geschreven, dat geeft volgens mij de lezer een betere kijk op de uiterst snelle opeenvolging van de gebeurtenissen. Vergeten we niet dat we het met Infanterie te Voet te doen hebben en de transmissiemiddelen in die tijd zeer beperkt, zo niet, onbestaande waren (estafettes en burgertelefoon).

    26-02-2011, 15:55 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18de linie De reorganisatie in het departement MORBIHAN

    XII  -  De reorganisatie in het departement MORBIHAN.

     

    Het vervoer naar Morbihan gebeurde in 24 uur, hoewel men voor het vervoer per spoor twee dagen had voorzien.

    De 29° mei ’s morgens wordt de divisie verdeeld over de streek van MALESTROIT, over een zone die zich uitstrekt van LA CHAPELLE (ten Noorden) tot ROCHEFORT-EN-TERRE (ten Zuiden) en (van het Westen naar het Oosten) van SERENT naar RUFFIAC. Malestroit komt van het Bretoens "Mael-Trech" (passage du seigneur) of van "mala streta" (mauvais chemin).

     

    De streek beschikt niet over veel mogelijkheden tot huisvesting ; het is daardoor dat de verspreiding over meer dan 300 km² nodig is. Ondanks deze verspreiding, zullen sommige eenheden verplicht zijn onder tenten te leven.

    Generaal Lebleu, bevelhebber van de Subdivisie van Vannes en de Plaatscommandant van Malestroit, Kapitein Carloër betuigen ons de grootste hoffelijkheid en spannen zich in, om onze materiële moeilijkheden te voorkomen.

    Gezien de schikkingen, door de Franse overheden genomen, schijnt het niet dat Malestroit een eenvoudig doorgangspunt is, van waaruit we naar het kamp van Coëtquidan zullen gezonden worden : het zal het centrum zijn van onze reorganisatie. De verspreiding van de eenheden maakt de taken, die we ten spoedigste moeten uitvoeren, zeer moeilijk.

    De capitulatie heeft een pijnlijke invloed op het moreel. De massa voelt zich onlekker, en voor de zwakkelingen, waarvan het aantal niet te versmaden is, is de oorlog ten einde. (Hij bedoelt de capitulatie van België).

    Een noodzakelijk herstel wordt onmiddellijk ondernomen :

    -        De eenheden die gecapituleerd hebben vormen het Veldleger.

    -        De eenheden, die zich niet in de zone van dit leger bevonden, blijven buiten de capitulatie ; ze staan onder het bevel van de Minister, evenals de rekruteringsreserve, en moeten de strijd voortzetten aan de zijde van de bondgenoten. In 1914-18 voerde Koning Albert bevel over het Veldleger. De troepen die zich bevonden buiten de zone van dit leger, stonden onder het bevel van de Minister, vertegenwoordigd door de Algemene Legerinspecteur, die te Rouen verbleef.

    -        De inspanning die we weldra zullen moeten doen, zal groot zijn, zowel op moreel als op materieel gebied.

     

    De 31° mei wordt volledig verslag gezonden aan de Minister, over al de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld sinds de 15° mei. Het verslag vermeldt dat de divisie noch commandant, noch Staf bezit.

    Wat er met de Divisiecommandant, de Generaal Michiels gebeurd is NA 13 mei is mij onbekend gebleven, de kolonel SBH DUEZ vermeld nergens zijn verdwijnen, enkel dat hij vanaf het verlaten van de streek van de Dender het bevel heeft over de hergroepering van de divisie en dat schijnt dus aangebleven te zijn tot begin juni 1940. Werd hij uit zijn functie ontheven ? Overgeplaatst en niet vervangen? Gekwetst of gesneuveld en niet vervangen? Krijgsgevangen genomen ? Alle vragen blijven open. Eén zaak is zeker, de Kolonel SBH DUEZ heeft zich met volle inzet gekweten aan de hem opgelegde taak. Velen zouden het hem niet kunnen nadoen.

    Terwijl de eenheden hun kantonnementen inrichten en zich voorbereiden om versterkingen, uitrustingen en wapens te ontvangen, wordt een Stafkern opgericht. Deze is gebaseerd enerzijds, op het type van de Franse verlichte infanteriedivisie, anderzijds op wat er ons overblijft ; een omstandig organisatieontwerp, met een organieke lijst van de eenheden, wordt door de divisie opgemaakt en overgemaakt aan de Minister op 3 juni 1940.

    Om nuttig werk te kunnen leveren, moet men het te verwezenlijken organisatietype kennen, het aantal eenheden, hun bewapening, de samenstelling van de diensten.

    Het uitgewerkt project verminderde op aanzienlijke wijze de getalsterkte van de kleine eenheden der infanterie, het verhoogde de beweegbaarheid van de divisie, door een gevoelige vermindering van de door de manschappen te dragen last, en door het motoriseren van het ganse vervoer.

    De uitrusting werd voorzien in twee op elkaar volgende vormen :

    -        Eerst het kantonnement ;

    -        Dan het gevecht.

    Een ministerieel rondschrijven, gedateerd van 3 juni, ontvangen de 4 juni, luidt als volgt :

    « Het is van belang, zo vlug mogelijk een leger terug samen te stellen, dat in staat is te strijden aan de zijde van de bondgenoten. De taak die op ons rust is gebiedend en heerlijk ».

                   Het ministerie (Dienst van het Personeel) stelt een divisiestaf samen ; het duidt de titelvoerders aan voor het bevelhebberschap van het 2° Karabiniers, het 20A, en eindelijk, de 5° juni komt een generaal het bevel van de divisie nemen. Welke generaal ? De naam wordt niet gegeven. Voor mij had het enkel de Kol SBH DUEZ moeten zijn die promotie kreeg en bevestigd werd als Commandant van de divisie die hij heropgericht had. Maar ja, hij had een paar keer de Generale Staf en de politiek en ferme veeg uit de pan gegeven ..... vandaar .....

                   De versterkingen, gevormd door de onderrichte soldaten, die op 10 mei 1940, met langdurig verlof waren, komen ons vervoegen. Maar deze geïsoleerden brengen aan de eenheden geen versterking, wel integendeel. Ze stammen uit eenheden vreemd aan de 7° I.D. en veroorzaken eer verwarring.

                   De 8° juni bericht een Frans verbindingsofficier dat de bewapening van het Infanterieregiment verminderd werd. De bewapeningstabellen komen de 10° juni toe.

                   Intussen heeft het regiment de uitstekende versterking ontvangen van en bataljon van het 54°, eenheid die goed in handen is van zijn bevelhebber.

                   Reeds kondigt de Franse pers aan, dat een nieuw Belgisch Leger weldra in linie zal komen, hoewel de definitieve organisatie van de divisie eerst de 13° juni zal bekend zijn.

                   De regering denkt er aan een leger van zes infanteriedivisies en een tankdivisie samen te stellen. Er is sprake een Franse I.D. op de Maginotlinie te doen aflossen door de 7° I.D.

    Uitrustingen, wapens, observatiematerieel worden uitgedeeld.

    Het hersamengestelde 18° regiment bestaat uit :

    1 Staf ;

    1 Commandocompagnie ; (wat we nu de Staf en Diensten Compagnie noemen)

    1 Buiten-rang Compagnie ; ( ? Voor mij een onbekende naamgeving)

    1 Regimentaire oorlogstuig compagnie ; (mij onbekend wat men met “oorlogstuig” bedoeld)

    2 Bataljons infanterie, elk met 3 compagnies fuseliers-voltigeurs ;

    1 Begeleidingscompagnie. (terug een voor mij onbekende naamgeving)

    Het wacht op de versterking die zal toelaten een derde bataljon te vormen, maar het wacht vooral op wapens en munitie.

                   Inderdaad, de operaties verlopen niet naar wens. Op het mirakel van de ommekeer, zoals die aan de Marne, mag men niet rekenen, nu dat de oorlogsverklaring van Italië, Frankrijk verplicht het Alpenfront te bezetten. En de vijand valt de verdedigers van de Maginotlinie in de rug een. De toestand verslecht snel. De radio kondigt aan dat de vijand opstapt naar Belfort en Orléans !

                   De Franse verbindingsofficier wordt teruggeroepen door zijn Hoofdkwartier. We moeten ons vergenoegen met de radioberichten, en we weten dat deze berichten minstens 24 uren oud zijn.

                   Iedereen volgt op de kaart. De opwinding is groot. De algemene indruk is, dat de gebeurtenissen elkaar snel zullen opvolgen, maar niemand waagt dit te zeggen. Nochtans, als de radio, de 17° juni ’s avonds, aankondigt dat de vijand Orléans nadert en Tours bedreigt, wordt de onrust zichtbaar. De verdedigingslinie van de Loire is in gevaar. Een gemotoriseerde raid naar Nantes, en naar de basis van St Nazaire mag in het vooruitzicht gesteld worden. Moest hij reeds begonnen zijn, dan kan de vijand, gezien de huidige snelheid van de krijgsverrichtingen, de monding van de Loire binnen 48 uren bereiken.

     

    Er heerst een uiterste zenuwachtigheid. Deze onderhandelingen ten spijt, vordert de vijand.

     

    Wat de divisie betreft, ze beweegt niet. Blijft ze echter ter plaatse, dan komen we, zonder strijd, in gevangenschap ! Zijn we tot zoiets gedoemd ?

     

                   Komt het tot een einde op Frans grondgebied, dan blijft nog Engeland. En dit land kan, met zijn vloot, nog lange tijd een lucht- en zeeoorlog voortzetten.

                  

    Het regiment zendt aan de divisie volgende nota :

     

    18° Linieregiment                                                                                                   De 17° juni 1940 – 21 u. 30

    Staf

    Persoonlijk en geheim

    De bevelhebber van het 18°

    Aan de Bevelhebber van de 7° I.D.

     

                   Ik heb de eer u de toelating te vragen mijn regiment, met zijn vaandel, in richting va St-Nazaire te laten vertrekken.

     

    De Frans-Duitse onderhandelingen stellen ons bloot overgeleverd te worden, indien we vooraf geen Brits schip kunnen bereiken.

     

    De Kolonel-Bevelhebber

                   (get) DUEZ

    26-02-2011, 15:57 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. 18e linie de reorganisatie in het departement MORBIHAN

    XII  -  De reorganisatie in het departement MORBIHAN.

     

    Het vervoer naar Morbihan gebeurde in 24 uur, hoewel men voor het vervoer per spoor twee dagen had voorzien.

    De 29° mei ’s morgens wordt de divisie verdeeld over de streek van MALESTROIT, over een zone die zich uitstrekt van LA CHAPELLE (ten Noorden) tot ROCHEFORT-EN-TERRE (ten Zuiden) en (van het Westen naar het Oosten) van SERENT naar RUFFIAC. Malestroit komt van het Bretoens "Mael-Trech" (passage du seigneur) of van "mala streta" (mauvais chemin).

     

    De streek beschikt niet over veel mogelijkheden tot huisvesting ; het is daardoor dat de verspreiding over meer dan 300 km² nodig is. Ondanks deze verspreiding, zullen sommige eenheden verplicht zijn onder tenten te leven.

    Generaal Lebleu, bevelhebber van de Subdivisie van Vannes en de Plaatscommandant van Malestroit, Kapitein Carloër betuigen ons de grootste hoffelijkheid en spannen zich in, om onze materiële moeilijkheden te voorkomen.

    Gezien de schikkingen, door de Franse overheden genomen, schijnt het niet dat Malestroit een eenvoudig doorgangspunt is, van waaruit we naar het kamp van Coëtquidan zullen gezonden worden : het zal het centrum zijn van onze reorganisatie. De verspreiding van de eenheden maakt de taken, die we ten spoedigste moeten uitvoeren, zeer moeilijk.

    De capitulatie heeft een pijnlijke invloed op het moreel. De massa voelt zich onlekker, en voor de zwakkelingen, waarvan het aantal niet te versmaden is, is de oorlog ten einde. (Hij bedoelt de capitulatie van België).

    Een noodzakelijk herstel wordt onmiddellijk ondernomen :

    -        De eenheden die gecapituleerd hebben vormen het Veldleger.

    -        De eenheden, die zich niet in de zone van dit leger bevonden, blijven buiten de capitulatie ; ze staan onder het bevel van de Minister, evenals de rekruteringsreserve, en moeten de strijd voortzetten aan de zijde van de bondgenoten. In 1914-18 voerde Koning Albert bevel over het Veldleger. De troepen die zich bevonden buiten de zone van dit leger, stonden onder het bevel van de Minister, vertegenwoordigd door de Algemene Legerinspecteur, die te Rouen verbleef.

    -        De inspanning die we weldra zullen moeten doen, zal groot zijn, zowel op moreel als op materieel gebied.

     

    De 31° mei wordt volledig verslag gezonden aan de Minister, over al de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld sinds de 15° mei. Het verslag vermeldt dat de divisie noch commandant, noch Staf bezit.

    Wat er met de Divisiecommandant, de Generaal Michiels gebeurd is NA 13 mei is mij onbekend gebleven, de kolonel SBH DUEZ vermeld nergens zijn verdwijnen, enkel dat hij vanaf het verlaten van de streek van de Dender het bevel heeft over de hergroepering van de divisie en dat schijnt dus aangebleven te zijn tot begin juni 1940. Werd hij uit zijn functie ontheven ? Overgeplaatst en niet vervangen? Gekwetst of gesneuveld en niet vervangen? Krijgsgevangen genomen ? Alle vragen blijven open. Eén zaak is zeker, de Kolonel SBH DUEZ heeft zich met volle inzet gekweten aan de hem opgelegde taak. Velen zouden het hem niet kunnen nadoen.

    Terwijl de eenheden hun kantonnementen inrichten en zich voorbereiden om versterkingen, uitrustingen en wapens te ontvangen, wordt een Stafkern opgericht. Deze is gebaseerd enerzijds, op het type van de Franse verlichte infanteriedivisie, anderzijds op wat er ons overblijft ; een omstandig organisatieontwerp, met een organieke lijst van de eenheden, wordt door de divisie opgemaakt en overgemaakt aan de Minister op 3 juni 1940.

    Om nuttig werk te kunnen leveren, moet men het te verwezenlijken organisatietype kennen, het aantal eenheden, hun bewapening, de samenstelling van de diensten.

    Het uitgewerkt project verminderde op aanzienlijke wijze de getalsterkte van de kleine eenheden der infanterie, het verhoogde de beweegbaarheid van de divisie, door een gevoelige vermindering van de door de manschappen te dragen last, en door het motoriseren van het ganse vervoer.

    De uitrusting werd voorzien in twee op elkaar volgende vormen :

    -        Eerst het kantonnement ;

    -        Dan het gevecht.

    Een ministerieel rondschrijven, gedateerd van 3 juni, ontvangen de 4 juni, luidt als volgt :

    « Het is van belang, zo vlug mogelijk een leger terug samen te stellen, dat in staat is te strijden aan de zijde van de bondgenoten. De taak die op ons rust is gebiedend en heerlijk ».

                   Het ministerie (Dienst van het Personeel) stelt een divisiestaf samen ; het duidt de titelvoerders aan voor het bevelhebberschap van het 2° Karabiniers, het 20A, en eindelijk, de 5° juni komt een generaal het bevel van de divisie nemen. Welke generaal ? De naam wordt niet gegeven. Voor mij had het enkel de Kol SBH DUEZ moeten zijn die promotie kreeg en bevestigd werd als Commandant van de divisie die hij heropgericht had. Maar ja, hij had een paar keer de Generale Staf en de politiek en ferme veeg uit de pan gegeven ..... vandaar .....

                   De versterkingen, gevormd door de onderrichte soldaten, die op 10 mei 1940, met langdurig verlof waren, komen ons vervoegen. Maar deze geïsoleerden brengen aan de eenheden geen versterking, wel integendeel. Ze stammen uit eenheden vreemd aan de 7° I.D. en veroorzaken eer verwarring.

                   De 8° juni bericht een Frans verbindingsofficier dat de bewapening van het Infanterieregiment verminderd werd. De bewapeningstabellen komen de 10° juni toe.

                   Intussen heeft het regiment de uitstekende versterking ontvangen van en bataljon van het 54°, eenheid die goed in handen is van zijn bevelhebber.

                   Reeds kondigt de Franse pers aan, dat een nieuw Belgisch Leger weldra in linie zal komen, hoewel de definitieve organisatie van de divisie eerst de 13° juni zal bekend zijn.

                   De regering denkt er aan een leger van zes infanteriedivisies en een tankdivisie samen te stellen. Er is sprake een Franse I.D. op de Maginotlinie te doen aflossen door de 7° I.D.

    Uitrustingen, wapens, observatiematerieel worden uitgedeeld.

    Het hersamengestelde 18° regiment bestaat uit :

    1 Staf ;

    1 Commandocompagnie ; (wat we nu de Staf en Diensten Compagnie noemen)

    1 Buiten-rang Compagnie ; ( ? Voor mij een onbekende naamgeving)

    1 Regimentaire oorlogstuig compagnie ; (mij onbekend wat men met “oorlogstuig” bedoeld)

    2 Bataljons infanterie, elk met 3 compagnies fuseliers-voltigeurs ;

    1 Begeleidingscompagnie. (terug een voor mij onbekende naamgeving)

    Het wacht op de versterking die zal toelaten een derde bataljon te vormen, maar het wacht vooral op wapens en munitie.

                   Inderdaad, de operaties verlopen niet naar wens. Op het mirakel van de ommekeer, zoals die aan de Marne, mag men niet rekenen, nu dat de oorlogsverklaring van Italië, Frankrijk verplicht het Alpenfront te bezetten. En de vijand valt de verdedigers van de Maginotlinie in de rug een. De toestand verslecht snel. De radio kondigt aan dat de vijand opstapt naar Belfort en Orléans !

                   De Franse verbindingsofficier wordt teruggeroepen door zijn Hoofdkwartier. We moeten ons vergenoegen met de radioberichten, en we weten dat deze berichten minstens 24 uren oud zijn.

                   Iedereen volgt op de kaart. De opwinding is groot. De algemene indruk is, dat de gebeurtenissen elkaar snel zullen opvolgen, maar niemand waagt dit te zeggen. Nochtans, als de radio, de 17° juni ’s avonds, aankondigt dat de vijand Orléans nadert en Tours bedreigt, wordt de onrust zichtbaar. De verdedigingslinie van de Loire is in gevaar. Een gemotoriseerde raid naar Nantes, en naar de basis van St Nazaire mag in het vooruitzicht gesteld worden. Moest hij reeds begonnen zijn, dan kan de vijand, gezien de huidige snelheid van de krijgsverrichtingen, de monding van de Loire binnen 48 uren bereiken.

     

    Er heerst een uiterste zenuwachtigheid. Deze onderhandelingen ten spijt, vordert de vijand.

     

    Wat de divisie betreft, ze beweegt niet. Blijft ze echter ter plaatse, dan komen we, zonder strijd, in gevangenschap ! Zijn we tot zoiets gedoemd ?

     

                   Komt het tot een einde op Frans grondgebied, dan blijft nog Engeland. En dit land kan, met zijn vloot, nog lange tijd een lucht- en zeeoorlog voortzetten.

                  

    Het regiment zendt aan de divisie volgende nota :

     

    18° Linieregiment                                                                                                   De 17° juni 1940 – 21 u. 30

    Staf

    Persoonlijk en geheim

    De bevelhebber van het 18°

    Aan de Bevelhebber van de 7° I.D.

     

                   Ik heb de eer u de toelating te vragen mijn regiment, met zijn vaandel, in richting va St-Nazaire te laten vertrekken.

     

    De Frans-Duitse onderhandelingen stellen ons bloot overgeleverd te worden, indien we vooraf geen Brits schip kunnen bereiken.

     

    De Kolonel-Bevelhebber

                   (get) DUEZ

     

    26-02-2011, 15:58 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. 18e linie enkele ooggetuigenverslagen

    XV  -  WO II – Enkele ooggetuigenverslagen.

     

    Door Van Massenhoven Maurits, Korporaal Mitrailleur Klas 35, 18° Linieregiment.

     

    10 mei 1940 te Vroenhoven, bliksemsnel gevecht rond bunker en brug.

     

    Voordat iemand wist wat er werkelijk gebeurde, hing de lucht al vol motorengeronk en hadden de bommen al tal van levens geëist. In de eerste ochtenduren op 10 mei 1940 daagden Duitse zweefvliegtuigen op boven het 160 ha grote plateau van het Fort van Eben-Emaal en twee- à driehonderd valschermspringers gingen een verbeten strijd aan met de 1000 à 1200 manschappen die belast waren met de verdediging van het Fort, dat met de beste wapens was uitgerust, maar niet voorzien was van enige bescherming voor een aanval uit de lucht.

    De vestingtroepen zaten als een rat in de val, ze hielden het slechts anderhalve dag vol, want op 11 mei ’ s middags werd de witte vlag gehesen op wat het hart van de defensiegordel was.

    Talrijke doden en gewonden lagen tussen het puin van bunkers en kanonkoepels. Door te beletten dat het fort de brug van Vroenhoven en Kanne onder vuur nam, kon de spoedige kanaalovertocht worden bedongen. Meteen stond de poort voor de vijand wagenwijd open.

    In de vroege ochtend waren al 153 Belgische soldaten gesneuveld.

     

    Eigenaardige « rijkswachters ».

                   De Duitsers waren op Belgisch grondgebied nog voordat de oorlog begonnen was. Daarvan is Mevr. Verjans-Theunissen, voormalig schepen en gemeenteraadslid van de gemeente Vroenhoven, stellig overtuigd. In de avond van 9 mei kreeg zij bezoek van acht Belgische Rijkswachters. Blijkbaar een gewone inspectie van soldaten die op hun post moesten zijn in de loopgraven bij het Albertkanaal. Maar hoe vreemd, slechts één rijkswachter was de Nederlandse taal machtig. Ook te Riemst werden die avond Frans- en Duitssprekende burgers opgemerkt en hun aanwezigheid had stellig iets te maken met de brug van Vroenhoven die de volgende nacht niet sprong.

                   Grenswachter Piet Crauwels, uit Vroenhoven, die mede met het opblazen van de brug was belast, stelde in de nacht vast dat de kabels voor de ontploffing doorgesneden waren (hier vergist de getuige zich, hij heeft waarschijnlijk achteraf geruchten dien aangaande gehoord en dit in zijn verhaal ingelast. Uit goed ingelichte bron, nl. Van Kol DUEZ weten we dat er GEEN elektrische ontsteking voorzien was op de brug).

    Toen hij de lading van dichtbij tot explosie wou brengen, viel hij als één der eerste slachtoffers, gedood door een vijandelijke kogel. Deze plichtbewuste man die omstreeks vier uur in de morgen op 10 mei de dood vond, had juist voordien nog naar zijn karabijn gegrepen om te schieten naar de vijandelijke zweefvliegtuigen die soldaten achter de verdedigingslinie van het Albertkanaal begonnen te deponeren.

    Van Massenhove Maurits was vlakbij de bunker, op de foto van de bunker, bij een krantenartikel heeft hij met eigen hand toegevoegd en het volgende aangetekend met een kruis :

    “Hier heb ik uren doorgebracht, plat ter aarde want de kogels zoefden juist boven ons, we lagen daar lijk een kudde vee, wachten op de dood gelukkig niet voor velen van ons maar voor sommigen wel. Helaas 10 mei 1940.

    Een korporaal is daar komen sterven ... , ... een grenswachter lag dood op buik verbrand door brandbom ...”

    (zie bijlage)

     

    Dood en vernieling.

                   Toen brak de hel los boven Vroenhoven en bommenwerpers richtten een slachting aan onder de burgerbevolking. Weinig inwoners hadden immers aan het alarm, dat al zo dikwijls was gehoord, gevolg gegeven en velen werden in hun woning verrast. Dertig doden vielen te betreuren. In het gezin Nelissen-Bastiaens werden acht personen gedood en in het gezin Schepens drie. De meetkundige schatter Van der Mersch uit Gent, toen soldaat bij het 18° Linie dat met de verdediging van het gebied van Vroenhoven was belast, ontsprong de dans. Men maakte zich weinig ongerust over het alarm van 10 mei, even na middernacht, maar enkele uren later stond men voor de werkelijkheid. Vliegtuigengedreun en enkele schoten uit het Fort van Eben-Emaal namen alle twijfel weg.

                   Een verwoede strijd werd geleverd rond de bunker en de brug van Vroenhoven. Alles gebeurde in de vroege morgen verrassend snel en door de openingen werden de soldaten in de bunker, die er nu nog staat, bestookt met vlammenwerpers. De verschrikte en verminkte Belgen vluchtten naar de uitgang, maar daar wachtte het Duitse geschut. In de nabijgelegen loopgraven waren de andere soldaten door de parachutisten overvallen. Verschrikkelijk waren de gevolgen, want het was nog geen 7 uur in de morgen, of er werden te Vroenhoven 153 doden en vele gewonden geteld. Toen trokken de Duitse legers over de brug, want de weg naar Tongeren lag open.

     

    Dit verslag komt uit een dagblad van het jaar ‘69. (Welke krant of juiste datum is niet te lezen).

     

     

    Verslag van wijlen mijn vader, Albert Van Holderbeke.

     

    Hij vertelt het volgende, wijkt ook hier en daar af van de verklaringen van de Kolonel SBH DUEZ, maar, wat kon in die tijd een gewone “Piot” weten of te weten komen over de algemene tactische toestand.

    Mijn vader was soldaat geweest bij het 9° Linie te Laken en Brussel, klasse 1935. Bij de mobilisatie, werd hij dus ingedeeld bij het 18° Linieregiment, opgerichte reserve van het 9°. Met zes gemeentegenoten (Waarschoot) maakte hij deel uit van dat regiment. Hij werd ingedeeld bij de ......Cie.

    Hij begint zijn verhaal met : « Alles was uitgekocht ».

    Volgens hem was die stormaanval door de Duitsers hoegenaamd niet nodig geweest in het gebied juist voor de Duits-Nederlandse grens. Weken op voorhand hadden ze het gebied uitgekocht. Heeft mijn vader altijd volgehouden. Eigenlijk hebben ze daar veel soldaten voor niets opgeofferd.

    We hadden prachtige verdedigingsstellingen uitgebouwd langs het Albertkanaal te Tessenderlo, waren teruggetrokken naar de KW-lijn om vervolgens terug in een sector terecht te komen waar hoegenaamd geen enkele stelling aanwezig was (dit bevestigd het verslag van de kolonel Duez), en dat op enkele dagen voor de aanval, te kort om nog iets te ondernemen.

     

    10 en 11 mei Vroenhoven – Hees – weg naar Tongeren.

     

    Enkele dagen voor 10 mei werden we verplaatst naar Vroenhoven. Er was daar niets van verdediging.

    Op donderdag 9 mei kregen we geen eten en waren verplicht ons reserverantsoen, t.t.z., corned-beef en beschuit op te eten. We waren toen drie dagen in alarm. In de nacht van donderdag op vrijdag komt de luitenant bij ons.

    « Sta op ! Naar de stelling, ’t is menens ! ».

    Met de nodige twijfel stapte de één na de andere naar zijn stelling. Het was 4 uur in de morgen.

    Het was doodstil. We zagen hoe de dag openbrak boven Maastricht. En gelijk met het opkomen van de dag zagen we hoe de lucht plots krioelde van de vliegers zonder motor. Eén van die vliegers viel vlak bij ons neer en onmiddellijk reed uit de romp een motor met Duitse soldaten die al schietend met hun mitraillettes vertrokken. We hadden ons platgegooid achter onze stelling en de luitenant gaf meteen bevel tot schieten.

                   Dat eerste schieten was nogal onhandig, omdat het ons zo plots overviel. We zaten met de idee dat de ontploffing van de brug, het signaal zou zijn voor ons van een vijandelijke aanval, maar die brug was voordien in de nacht al in handen van de Duitsers gevallen die de schildwacht met een mes hadden omgebracht. Maar eens we het geschreeuw hoorden van gewonde kameraden viel die aarzeling plots van ons af en schoten er op los.

                   Op dat moment zag de hemel zwart van de vliegtuigen met motors waaruit voortdurend parachutisten werden gedropt die schietend naar beneden zweefden.

    Van overal werd er nu geschoten, we wisten niet meer wie er vriend of vijand was, maar blijkbaar lagen we toch betrekkelijk veilig in onze put, nog vrij goed afgedekt. Tegen de middag kwam de luitenant naar ons gekropen en zei : “rondom ons is er niemand meer overgebleven tenzij gewonden en gesneuvelden”.

    Ik stelde voor om ons achteruit te trekken naar de boerderij waar onze veldkeuken had gestaan. Rond vier uur ’s nachts verlaten we de schuilplaats. Op een bepaald moment moesten we in een gracht langs de baan sluipen terwijl we beschoten werden door de Duitsers. Maar toch, ik had het gevoel dat ze ons niet zagen en dus ook niet konden raken, ze schoten juist boven ons de bast van de bomen weg. Op de boerderij was er niemand meer.

    Vanuit de boerderij zijn we door een partij rogge geslopen tot in het dorpje Hees ongeveer 1 km van ’t kanaal. Het dorpje was stuk geschoten. Tot aan een klein winkeltje zijn we gelopen waar we een fles melk en wat koeken hebben meegenomen. We rammelden van de honger. Voor de winkel stond een sjieke wagen met een verbrijzelde voorruit en een chauffeur die doodgeschoten was achter het stuur.

    Toen we aan de rand van het dorpje kwamen, zagen we hoe het dorpje volledig omsloten was met tanks. De bevolking die in het veld was gevlucht smeekte ons om weg te gaan uit vrees voor nieuwe beschietingen. En inderdaad, de Duitse tanks kwamen op ons toegereden.

    We zijn nog kunnen vluchten en ontkomen aan de tanks, we hadden ook geen kogels meer en wat vermochten we tegen die tanks. Na ons her en der verdoken te hebben bereikten we de weg naar Tongeren, maar daar wachtte ons het einde, we waren volledig omsingeld en zonder munitie, zodat er voor ons niets anders opzat dan ons handen in de lucht te steken, het was 2 uur in de namiddag, we waren doodmoe en uitgehongerd.

    Mijn vader geeft, naast het feit dat hij het gevoel had dat de Duitsers beter op de hoogte waren van de toestand dan zijzelf, ook nog enkele andere voorbeelden waarvan hij meende af te leiden dat alles uitgekocht was.

    Zes weken lang hebben we in Tessenderlo gezwoegd en prachtige loopgraven en tracés gegraven met stevige stellingen en schuilplaatsen. Een paar dagen voor 10 mei worden we verplaatst naar Vroenhoven, waar helemaal niets voorhanden is.

    De avond voor 10 mei zien we dat er uit een nieuwgebouwd wit huis lichtseinen worden gegeven. We verwittigen de luitenant, het bericht wordt doorgegeven, maar niets speciaals gebeurt er. Op de dag zelf van 10 mei wordt bijna alles rondom ons platgeschoten of gebombardeerd. Alleen dat witte huisje bleef overeind, onbeschadigd.

    Weken op voorhand hadden de mensen uit de streek gendarmes zien rijden die geen Vlaams spraken.

     

    Maar al bij al zijn de Duitsers toch verschoten van de weerstand die er is geboden, ondanks hun moderne wapens, hun overmacht, hun tanks, de verrassing en hun vijfde colonne, en dat tegenover een reserveregiment nog uitgerust met oude wapens van 1914-18 en waarvan één derde met boerenverlof was.

     

    Hij heeft nooit gesproken over het gebruik van krijgsgevangenen op de brug als menselijk schild, maar, het kan goed zijn dat hij dat niet kon weten of zien, dat schijnt ook slechts op 10 mei gebeurd te zijn.

                  

    Mijn vader heeft een “oorlogsdagboek” bijgehouden, hoewel dat verboden was en heeft het boekje altijd kunnen verstoppen tot zijn terugkomst uit krijgsgevangenschap. Het is wel een heel klein boekje, geschreven in potlood en slechts met enkele slagzinnen of woorden, maar het laat toe ongeveer het verdere verloop van zijn belevenissen dag na dag te volgen.

     

    Hij zou op 16 februari 1941, na een lange zwerftocht door de krijgsgevangenkampen, terug thuis zijn. Maar dat is een ander verhaal, al even boeiend en spannend, met zijn vlucht naar Frankrijk in 1942, de latere  gevangenname aldaar, gedeporteerd worden naar Duitsland en na het einde van de oorlog, zijn terugkeer naar België na de nederlaag van Duitsland in 1945 enz ... ... .

     

                                                                                                                          Roland Van Holderbeke

     

     

    Zeker is, dat alles niet altijd volledig waarheidsgetrouw weergegeven is, maar men moet rekening houden met de ingesteldheid van de mensen en de verschrikking die ze meegemaakt hebben. Hun onwetendheid over wat er gebeurde naast hen en de verhalen rond het gebeuren later, geven soms een andere draai aan het juiste verloop van de gebeurtenissen.

     

    Sommige teksten werden ook slechts vele jaren na de oorlog genoteerd.

     

    We mogen ook niet vergeten dat de 7° infanteriedivisie en in het bijzonder het 18° Linieregiment met de vinger gewezen werd direct na de aanval als zou zij, en enkel zij schuld geweest zijn van de ramp.

    Wat de kolonel SBH DUEZ niet op zich heeft laten zitten en hevig verweer gegeven heeft, zelfs tot de publieke publicatie van zijn verweerschrift, die u in de voorgaande afleveringen hiervoor hebt kunnen lezen. Zijn nota’s werden verspreid in mei 1946, maar ze werden onmiddellijk bij de gebeurtenissen genoteerd door de kolonel zelf in zijn dagboek, enkel zijn bittere commentaar werd er tijdens de oorlogsjaren en in 1945 aan toegevoegd. Ooit, wanneer de regering de opening van de archieven van Landsverdediging zal toelaten, zullen we het velddagboek van het18° Linie Regiment en de andere eenheden en van de Divisie zelf kunnen inkijken om minutieus alle feiten na te gaan.

     

    Wie het ganse verhaal van het 18° Linieregiment doorgenomen heeft, weet dat de verbroedering onmiddellijk van start ging vanaf 1941 met daadwerkelijke hulp aan de weduwen, wezen, invaliden, echtgenoten en kinderen van de krijgsgevangenen enz ... hij begrijpt zeker dat zij, alle mannen van het 18° hun kolonel met veel respect graag hadden, voor wie ze door het vuur gingen en naar wie ze opzagen en dit niet alleen zijn mannen, een weduwe werd zelfs voorzitster van de afdeling West-Vlaanderen van de oudgedienden van het 18° kort na de oorlog. Tot op heden, alhoewel al heel erg gedund, vormt het 18° nog steeds één Korps en er hebben nog steeds elk jaar begin mei plechtigheden plaats te Vroenhoven, Hees, Maastricht en de andere dorpen in de omgeving, waarop de anciens hun gevallen makkers herdenken.

     

     

    26-02-2011, 16:04 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Adjudant Depotter in actie

    XIX  -  Adjudant Depotter in actie

     

    Het uitvoerige verhaal van de belevenissen van de Adjudant Lucien Depotter is ooit verschenen in het maandblad van de "Vriendenkring der Oud-strijders van 40 van het 18° Linieregiment" begin 1947 en ook in het tijdschrift van Landsverdediging "Het Leger – De Natie" eveneens in 1947. De reeks, onder de naam "Roemrijk verleden" werd kort na de oorlog opgesteld, en in meerdere vervolgverhalen opgenomen in die tijdschriften. Ik geef hier enkel een korte samenvatting, een soort chronologisch rapport van de daden van de adjudant Lucien Depotter en zijn mannen.

     

    De regimentscommandant, zich bewust van de inname van de brug te Vroenhoven (en ook van deze te Veldwezelt), het geweld waarmee de vijand de aanval leidt en de ontbrekende communicatielijnen naar de ondereenheden toe, is zich bewust dat de bressen geslagen in de verdediging niet kunnen dichtgemaakt worden. Het is van het uiterste belang te trachten de bruggen te laten springen. De regimentscommandant vraagt, in het bijzijn van gans zijn staf, en vrijwilliger. Opdracht: aan de bevelhebber van het I / 18° linieregiment het bevel overmaken tot springen van de brug of door list de brug te bereiken en het ontstekingssysteem in werking te zetten.

    Adjudant Lucien Depotter biedt zich zonder aarzelen aan. Hij is de pelotonscommandant van het peloton verkenners van het 18° Linieregiment, wiens sectie wielrijders ten Zuiden van de brug van Vroenhoven, langs het kanaal ontplooid is en waarvan de andere sectie, bestaande uit motorrijders bij de regimentsreserve ingedeeld is. "Het is een ontzagwekkend figuur, in het lederen overvest, onder den helm der gemechaniseerde troepen".

    Hij vertrekt met zijn motorrijwiel met zijspan en twee door hem zelf uitgekozen soldaten. Hij verlaat de CP om de steenweg Tongeren-Maastricht te Laeffelt te bereiken. Een korte halte bij de tweede echelon, situatie noteren, de vijandelijke troepen waarnemen en het terrein verkennen. De zone is te gevaarlijk en Depotter besluit die zone niet te doortrekken maar ze langs het Zuiden te omzeilen om naar Vroenhoven te komen. Ze bereiken het dorp, dat op het eerste zicht schijnbaar niet door de vijand bezet lijkt. Van daaruit zal hij trachten zijn sectie die er ten Zuiden ligt te bereiken. Hij kent het terrein zeer goed, daar hij dagelijks zijn manschappen geïnspecteerd heeft; hagen, een kleine ingegraven weg, dekkingen achter de ongeschonden huizen zullen hem toelaten sprongsgewijze vooruit te komen. Depotter en de motorrijder hebben elk een pistool 9 mm en de andere soldaat heeft een lichte mitraillette. Boven hun hoofden draaien vijandelijke vliegtuigen in het rond, in de korenvelden liggen enkele neergehaalde vliegtuigen. Op de grote baan liggen stukgeschoten wagens, stukken van uitrustingen en dode paarden, de weg vertoond grote kuilen en is versperd door omgeworpen bomen, al zigzaggend bereiken ze de eerste huizen van Vroenhoven. Gekwetste mannen marcheren naar het achterland, het was goed ze te ondervragen, maar men kan er niets uithalen, ze zijn te verschrikt en volledig verloren. Op enkel honderd meter van de brug horen ze de geweersalvo's. Depotter bemerkt nu dat de weg zwaar vernield is, dat de huizen bij de brug, die de dag voordien nog als kantonnement dienden, volledig stuk geschoten zijn, lijken en zwaar gekwetsten liggen in het rond. Er wordt vanuit alle richtingen geschoten, hij weet niet of het Belgen of Duitsers zijn. Vlug zwenkt de motorrijder naar rechts in een zijweg die naar de kerk leidt, maar ze vallen daar onder vuur van een groep valschermspringers. De soldaat in het zijspan wordt gekwetst, maar ze kunnen ontsnappen. Enkele momenten later laat Depotter halt houden en vertrekt alleen op verkenning naar het kanaal. Al kruipend, lopend onder het vijandelijk vuur, bereikt hij de plaats waar zijn sectie zich verdedigd. Ongeschonden ligt de brug op 150 meter, de bunker staat er nog maar lijkt stom en levenloos. Uit de huizen rond de brug wordt voortdurend gevuurd, verdergaan zou zelfmoord zijn. Een half uur later heeft de kolonel een uitvoerig en bondig verslag van de adjudant. Zijn opdracht om de brug te laten springen geeft hij terug : de brug is onmogelijk te bereiken en wordt goed door de Duitsers verdedigd. De catastrofale toestand inziend, doet de kolonel nogmaals een beroep op enkele vrijwilligers om toch nog de brug te kunnen laten springen, aangezien de artillerie die taak niet kan overnemen daar ze praktisch uitgeschakeld werd door de vijandelijke luchtaanvallen. Men vermijdt een grote groep samen te stellen om aan de luchtwaarneming te ontsnappen. Terug zal men proberen door list en koelbloedigheid tot aan de brug te geraken. Depotter meldt zich terug als vrijwilliger, hij zal nu proberen langs het Noorden om, de vijandelijke zone binnen te dringen. Met drie motoren, rijden ze van Vlijtingen op Laeffelt en gaan door de tweede echelon. Door de ervaring van 's morgens hebben ze een klare kijk op de vijandelijke situatie. Voorzichtig vorderen ze, tot ze onder vuur vallen op een afstand van 50 meter van de huizen, ze moeten hun motoren achterlaten op de weg en duiken in de gracht. Hij maant zijn mannen aan in de gracht te blijven en hij zal trachten de huizen te bereiken. Met een sprong, onder felle vuursalvo's, komt hij tot aan het eerste huis, hij dringt binnen in het huis en onderzoekt het van beneden tot boven, hij kan eventueel rekenen op de vuursteun van zijn twee mannen, die nu allebei met mitraillettes uitgerust zijn. Van op de eerste verdieping kan hij het omliggende terrein onderzoeken in de richting van Maastricht. Nauwelijks is hij aan het venster of en kogelregen fluit door de vensteropening, voorzichtig probeert hij waar te nemen en bemerkt vijf Duitsers achter een haag die het huis waarin hij zich bevindt in het oog houden. Depotter heeft slechts een mitraillette met 50 patronen, 1 tegen 5, dat is te veel. Hij gaat naar de achterkant en neemt daar post om het terrein te verkennen. Hij acht zich hier veiliger en waagt het door het venster te kijken, waarop hij opnieuw onder vuur wordt genomen, de cirkel is gesloten. De steenweg Vroenhoven-Veldwezelt wordt gehouden door Duitse valschermspringers. Huizen branden, dieren lopen doelloos rond, het dorp Kesselt ligt in puin, Vroenhoven verdwijnt onder en dichte stof- en rookwolk, overal ziet hij Duitse groepen optrekken. Plots bemerkt hij een groepje van vijf man die op het huis afkomen gekropen om het in te nemen. Hij verschanst zich achter de deur en kan één aanvaller neerschieten als die op ongeveer 40 meter van hem is en op 30 meter stelt hij twee andere aanvallers buiten gevecht. Plots is er een verrassing voor hem, hij hoort het snelle en goedkenmerkende geknetter van twee Belgische mitrailleurs. Depotter herkent onmiddellijk het geschut van zijn mannen en onder hun vuur moeten de andere Duitsers zich terugtrekken. Ze helpen hun chef met alle kracht. Hetzelfde scenario zal die dag nog meermaals gebruikt worden, maar is uiteindelijk gedoemd om te mislukken, er is geen doorkomen aan, en als zijn munitievoorraad op is kan hij nog slechts rekenen op de steun van zijn mannen om te ontkomen. Plotseling wordt de huizengroep aangevallen door de Stuka's, overdonderend lawaai, bommen ontploffen en de huizen worden stuk gereten. Die aanval waarschuwt de tweede echelon, ze weten niet waar Depotter juist zit, maar aangezien de drukte rond dat groepje huizen, nemen ze het met alle middelen onder vuur. Nu wordt het echter helemaal dramatisch, onder vuur genomen door vuur en vijand voor Depotter in het huis en zijn twee mannen in de sloot. Van de Duitsers gaat momenteel gen gevaar uit, ze liggen onder vuur van Belgische zijde, uren vergaan, hij weet dat hij ooit zijn schuilplaats zal moeten verlaten en er resten hem amper nog 6 patronen. Bij het vallen van de avond, na tien verschrikkelijke uren doorleefd te hebben is hij nog steeds ongedeerd. Zodra het duister is, rond 21 uur, sluipt hij langs de achterdeur naar buiten. Na een lange en moeilijke omweg bereikt hij uiteindelijk, meer al kruipend dan lopend zijn mannen. Zijn mannen en hij zelf zijn uitgeput, hem blijft niets anders over dan hulp te halen. Hij legt zo snel mogelijk de 300 meter af die hem van Laeffelt scheiden, totaal uitgeput en bezwijmend valt hij in de armen van de kapitein van het steunpunt. Terug bijgekomen, geeft hij zijn eerste verslag en vraagt de kolonel hiervan op de hoogte te brengen. Terug fit, snelt hij zijn twee soldaten ter hulp, hij sleept ze letterlijk met hun voeten uit de gracht, draagt hen, spreekt hen moed in en uiteindelijk bereiken ze de tweede echelon. Maar daarmee is zijn geweten nog niet gerust, een derde keer keert hij terug om het achtergelaten materiaal te gaan halen, de drie motorfietsen en de achtergelaten mitraillettes.

     

    De adjudant Depotter werd bevorderd tot Onderluitenant, wanneer weet ik niet, maar in het maandblad van de verbroedering van het 18° Linieregiment lees ik onder de rubriek Eervolle Onderscheidingen het volgende:

     

    Het Oorlogskruis 1940 met Palm werd toegekend aan Onderluitenant Lucien DE POTTER, lid van onze Vriendenkring. Met deze onderscheiding ging volgende vermelding samen:

     

    "Uiterst krachtdadige chef. Voerde het bevel over een peloton pantserauto's op het front aan de vaart van Wessem, en betoonde in talrijke gevechten den grootsten moed. Den 18° October 1944, aan het hoofd van een patroelje te voet, drong hij stoutmoedig in de vijandelijke lijnen en slaagde er aldus in al de gevraagde inlichtingen in te winnen".

     

    Ik neem aan dat de Adjudant Depotter heeft kunnen ontkomen naar Engeland in 1940 en zich daar bij de Brigade Piron heeft aangesloten, om met deze Brigade in 1944 de Bevrijding te verwezenlijken. Hij is vermoedelijk bevorderd werd tot officier tijdens zijn verblijf in Engeland.

     

     

    26-02-2011, 17:53 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chronologische lijst van de gebeurtenissen tussen 10 mei en 30 juni 1940
    WO II - Chronologische lijst van de gebeurtenissen tussen 10 mei en 30 juni 1940.

     

     May 10th

    May 10th. 1940: At 5:35 a.m. CET, the Wehrmacht begins Operation Yellow, the invasion of Holland, Belgium and Luxemburg, employing Heeresgruppe A (von Rundstedt) and B (von Bock), with Heeresgruppe C (von Leeb) in reserve. The attacking forces comprise 10 armored, 5 motorized, and 75 infantry divisions. The 3 Panzerkorps - XIX. (Guderian), XX. (Hoth) and XLI. (Reinhardt) - field 2,445 tanks, most of which are of the light Marks I, II, 35(t) and 38(t) type, against 3,373 French and British tanks. In his Order of the Day, Hitler declares, "Soldiers of the Western Front! The battle which is beginning today will decide the fate of the German nation for the next thousand years. Go forward now and do your duty!" Airborne troops seize airfields and strategic bridges near Amsterdam and Rotterdam in Holland. The Luftwaffe, using hundreds of level and dive bombers, attacks Allied airfields, troop assembly areas and rear communications. In Britain, Prime Minister ("Hitler missed the bus!" - in Norway, that is) resigns and is replaced by the First Lord of the Admiralty, Winston Churchill, who forms a coalition government with the Labour and Liberal parties.

     May 11th

    May 11th, 1940: In the West, German troops occupy the Duchy of Luxemburg. A glider-borne parachute detachment of 1.Fallschirmjäger-Rgt. led by Hptm. Koch and Lt. Witzig capture the "impregnable" Belgian border fortress of Eben-Emael.

     May 12th

    May 12th, 1940: In the West, French forces withdraw behind the Meuse river between Dinant and Sedan.
     
    May 13th

    May 13th, 1940: Supported by waves of Luftwaffe Stuka dive-bombers, the two German Panzerkorps of Heeresgruppe B emerge from the Ardennes forests, advance to the Meuse and establish bridgeheads across the river, tearing a 50-mile gap in the French defenses between Dinant and Sedan. 7.Pz.Div. (Rommel) is the first division across. In the House of Commons, the new prime minister Churchill promises nothing but "blood, toil, tears and sweat."
     
    May 14th

    May 14th, 1940: In the West, 60 Luftwaffe He-111 bombers not having received the countermanding order attack besieged Rotterdam, devastating the center of the city. British and French aircraft are unsuccessful in destroying the German-built bridges across the Meuse; 50 bombers are shot down by AA fire.
     
    May 15th

    May 15th, 1940: In the West, the German XX.Panzerkorps (Hoth) repels a counter-attack by French armored forces, destroying 125 out of 175 tanks. An attack by 6.Armee (von Reichenau) against the Dyle line in Belgium is repulsed. After the fall of Rotterdam the Dutch Army surrenders (10,000 casualties). In Paris, panic breaks out over reports of a German breakthrough at Sedan; thousands of civilians leave the city for the west and south of the country, clogging the roads for Allied military traffic which is attacked by Luftwaffe bombers and fighter bombers. RAF Bomber Command (Peirse) begins a strategic air offensive against targets inside Germany by attacking industrial installations in the Ruhr, but with minimal effect.

     May 16th

    May 16th, 1940: Troops of the German 6.Armee break through the Allied Dyle line in Belgium.

     May 17th

    May 17th, 1940: In the West, troops of 6.Armee occupy Brussels. French prime minister Pierre Laval is replaced by Paul Reynaud who forms a new government.

     

    May 18th

    May 18th, 1940: In the West, XIX.Panzerkorps (Guderian) in its rapid advance toward the Channel coast reaches Peronne. German troops occupy Antwerp.

     May 19th

    May 19th, 1940: German troops of XX.Panzerkorps (Reinhardt) capture St. Quentin. General Gamelin, C-in-C of Allied Forces, is replaced by General Weygand.

     May 20th

    May 20th, 1940: In the West, units of XIX. Panzerkorps (Guderian) capture Amiens and advance to the Channel coast at Abbeville, separating the British Expeditionary Force (Gort) and the Belgian Army from the French forces to the south.

     May 21st

    May 21st, 1940: In the West, an attack by a French armored brigade under General de Gaulle against 7.Panzer-Division (Rommel) at Arras fails after initial success. The French Ninth Army is surrounded and destroyed, its commander, General Giraud, taken prisoner.

     May 22nd

    May 22nd, 1940: In the West, XIX.Panzerkorps (Guderian) strikes from Abbeville toward Boulogne, Calais and Dunkirk along the Channel coast. British cipher experts at Bletchley Park break the Luftwaffe Enigma code.

     May 23rd

    May 23rd, 1940: In the West, units of 6.Armee (von Reichenau) cross the Scheldt river at Oudenarde in Belgium.

     
    May 24th

    May 24th, 1940: In the West, infantry units of XIX.Panzerkorps storm the citadel of Boulogne and take 5,000 British and French prisoners. The French fortress of Maubeuge surrenders, while 6.Armee captures Ghent and Tournai in Belgium.
     
     
    May 25th

    May 25th, 1940: In the West, the British garrison of Calais rejects a German call for surrender.

     May 26th

    May 26th, 1940: Employing hundreds of naval, commercial and private vessels, the beaten British forces in France begin Operation Dynamo, the evacuation of the BEF from Dunkirk. Calais fall to the Germans, and the advance toward Dunkirk, ordered stopped by Hitler 3 days previously, is resumed.
     

     May 27th
     
    May 28th

    May 28th, 1940: In the West, the Belgian Army surrenders, King Leopold being taken prisoner. In Norway, French mountain troops capture the port of Narvik, forcing the German defenders (Gebirgsjäger units and crews of sunk destroyers) into the surrounding hills.
     
    May 29th

    May 29th, 1940: In the West, the German 6.Armee occupies Lille, Ypres and Ostend. Off the beaches at Dunkirk, the British Navy loses 5 destroyers and 15 other vessels to Luftwaffe Stuka attacks.

     May 30th
     May 31st

    May 31st, 1940: The evacuation of the BEF from Dunkirk continues under heavy Luftwaffe attacks that sink two French destroyers; 68,000 men have been rescued thus far.

     

     

     

    June 1st

    June 1st, 1940: In the West, the evacuation of the British Expeditionary Force from Dunkirk continues, with another 64,400 men taken off the beaches. The British destroyers Keith, Basilisk and Havant and the transport Scotia are sunk by Luftwaffe dive bombers.

     June 2nd

    June 2nd, 1940: At Dunkirk, 26,200 British and French troops are evacuated from the beaches. The luftwaffe carries out raids on Lyon and targets in the Rhone valley.

     June 3rd

    June 3rd, 1940: In Norway, British and French forces (24,000 men) abandon Narvik, while the last Allied troops are evacuated from Dunkirk (in all, 218,226 British and 120,000 French).

     June 4th

    June 4th, 1940: German troops enter Dunkirk, taking 40,000 French prisoners and huge quantities of abandoned British equipment: 84,000 vehicles, 2,500 guns and 650,000 tons of supplies and ammunition. French bombers carry out night raids on Munich and Frankfurt, with negligible results.

     June 5th

    June 5th, 1940: Beginning of Fall Rot (Operation Red), the second stage of the German invasion of France, also called the Battle of France (119 divisions, including 10 armored). Heeresgruppe B (von Küchler), with 50 divisions, opens the offensive on the Somme against the fortified positions of the Weygand Line. Hptm. Mölders, leader ofIII/JG 53 and Germany's top air ace (25 kills) is shot down near Compiegne and taken prisoner.

    June 6th

    June 6th, 1940: In the West, 7. Panzerdivision (Rommel). advancing W of Amiens, penetratees 20 miles into French territory. U-46 (Kptlt. Sohler) sinks the British armed merchant cruiser Carinthia off the west coast of Ireland.

     June 7th

    June 7th, 1942: In the East, 11. Armee (von Manstein) begins the final assault on the Soviet fortress of Sevastopol in the Crimea.

     June 8th

    June 8th, 1940: In Norway, the evacuation of British and French troops (24,000 men) from Narvik and Harstad is completed. The British aircraft carrier Glorious is sunk by the German heavy battle cruisers Scharnhorst and Gneisenau SW of Narvik. King Haakon and the Norwegian government leave Tromsö for England.

     June 9th

    June 9th, 1940: In the West, German forces of Heeresgruppe A (von Küchler) advancing S from the Somme capture Rouen on the Seine.

     

     

    June 10th

    June 10th, 1940: In Norway, the remaining troops of the Norwegian Army surrender. Italy declares war on Britain and France and begins an offensive along the coast of the Riviera.

     June 11th

    June 11th, 1940: In the West, German forces capture Rheims. The French government of Premier Reynaud leaves Paris for Tours. The RAF carries out raids on Genoa and Turin in Italy. The British cruiser Calypso is sunk by an Italian submarine off Crete.

     June 12th

    June 12th, 1940: On orders from General Weygand, C-in-C of the French Army, the French forces opposing the advance of Heeresgruppe A withdraw to the south, offering little resistance. The Soviet Union issues an ultimatum to Lithuania which is soon followed by the occupation of the country by the Red Army.

     June 13th

    June 13th, 1940: In the West, German troops reach the northern outskirts of Paris which has been declared an 'open city'. Italian bombers attack the French naval base at Toulon. The British auxiliary cruiser Scotstown is sunk by U-25 (Kptlt. Beduhn) off the Irish coast. The German raider Orion lays mines off Auckland, New Zealand.

     June 14th

    June 14th, 1940: German troops enter Paris which has been evacuated by most of its inhabitants. Heeresgruppe C (von Leeb), with 24 divisions, prepares to cross the upper Rhine to attack the Maginot Line in Alsace. The French government leaves Tours for Bordeaux. All remaining British troops in France are ordered to return to England.

    June 15th

    June 15th, 1940: In the West, German forces of 7. Armee break into the Maginot Line and capture Verdun. 30,600 British and Canadian troops are evacuated from Cherbourg, Brest and St. Malo.

     
    June 16th

    June 16th. 1940: In the West, German forces, supported by heavy artillery and Stuka dive bombers, continue their assault on the Maginot Line on a broad front. Units of IXX.Panzerkorps (Guderian) reach Besancon on the Swiss border. The French government of Paul Reynaud resigns and is replaced by one led by Marshal Petain. 57,000 British troops are evacuated from Nantes and St. Nazaire. U-101 (Kptlt. Frauenheim) sinks the British merchant ship Wellington Star in the Bay of Biscay. In the Baltic, the Red Army occupies Latvia and Estonia. Tens of thousands of "hostile' natives and their families are rounded up and deported separated from one another to NKVD prison camps in the Soviet Union.

     June 17th

    June 17th. 1940: In the West, German troops cross the Loire near Orleans. The French premier, Marshal Petain, requests Germany's and Italy's terms for an armistice.

     June 18th

    June 18th, 1940: In the West, German troops capture Le Mans and Cherbourg; the garrisons of Belfort, Metz and Dijon surrender. General de Gaulle forms the French National Committee at London and vows to continue the war on the side of Britain.

     June 19th
    June 19th, 1940: German troops capture Brest, Toul and Strassburg.

     June 20th

    June 20th, 1940: German troops capture Lyons. The German heavy cruiser Gneisenau is damaged by a torpedo from the British submarine Clyde.

     June 21st

    June 21st, 1940: Franco-German armistice negotiations begin at Compiegne in the same railroad car of Marshal Foch where the German delegates received the Allied armistice terms in November, 1918. Hitler issues a proclamation announcing the end of the war in the West, and orders flags to be flown throughout Germany for ten days.

     June 22nd

    June 22nd, 1940: An armistice between France and Germany is signed at Compiegne. Its terms, read out loud to the French delegation by Generaloberst Keitel, provide for the occupation of the entire Channel and Atlantic coastlines, all major industrial areas, Alsace-Lorraine (to be returned to Germany). Most of southern France will remain unoccupied, with a French administrative center at Vichy; the French Army and Navy is to be demobilized and disarmed; France is to bear the cost of the German occupation, and all French prisoners of war are to remain in Germany until a peace treaty is signed.

     
    June 23rd

    June 23rd, 1940: Hitler makes a brief sightseeing visit to Paris; motoring through nearly empty streets, he makes a special point of viewing Napoleon's tomb, ending his tour at the Eiffel tower.

     June 24th

    June 24th, 1940: An armistice is signed between France and Italy at Villa Indusa near Rome.

     June 25th

    June 25th, 1940: At 1:35 a.m. CET, all acts of war between the French and German armed forces cease officially.

     June 26th

     June 27th

     June 28th

    June 28th, 1940: Following an ultimatum to the Rumanian government, the Red Army occupies Bessarabia and the northern part of Bukovina.

     June 29th

     June 30th

    June 30th, 1940: German troops occupy the British Channel Islands off the coast of Brittany.

     

    26-02-2011, 17:55 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Duitse Aanval in het Westen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Duitse Aanval in het Westen

     

    Het aanvalsplan codenaam “Fall Gelb”

     

    Fall Gelb was de codenaam voor het aanvalsplan (of Schieffenplan) van het Duitse leger op Frankrijk en de Benelux voorzien bij de aanvang van de Tweede Wereldoorlog.

    Op 10 januari 1940 raakte een vliegtuig, bij een vlucht van Münster naar Keulen uit koers (?) en deden een noodlanding te Vucht (deelgemeente van Maasmechelen) met aan boord de majoors Hönmanns en Reinberger van de Duitse Luftwaffe. De Duitse aanvalsplannen vielen in Belgische handen. Betrof het hier wel degelijk om een uit koers geraken van het vliegtuig met een noodlanding (vergelijk de afstand Münster-Keulen is ongeveer dezelfde als Keulen-Maasmechelen, ze zouden dus niet gemerkt hebben dat ze een dubbele afstand aan het afleggen waren?) of was het een gewiekste manoeuvre van de Duitsers om de Belgen te misleiden? Ik denk dat het laatste juist is. Hitler besloot daarom in februari 1940 zijn plannen radicaal te wijzigen en het Schlieffenplan verder te laten bestaan als afleidingsmanoeuvre. Op die manier hoopte hij de geallieerde troepen te misleiden (waarin hij geslaagd schijnt te zijn) en verder naar het noorden weg te lokken terwijl hij voor de eigenlijke aanval een plan gebruikte dat was opgesteld door Generaal Erich von Manstein, Stafchef van de legergroep A.

    Dat plan voorzag in het afsnijden van de geallieerde hoofdmacht van Frankrijk via een snelle doorstoot dwars door de Ardennen om zo de Maas te bereiken en door te stoten tot Abbéville, aan de monding van de Somme.

    Cruciaal hierbij was de verovering van het fort van Eben-Emaal dat vlak op de aanvalsroute lag.

     

    De Voorbereiding en doortocht door Nederlands Limburg, de bruggen over de Maas

     

    Het Duitse Hoofdkwartier had zijn 6° Leger aangesteld voor de aanval richting België. Als Stoottroepen had het bovendien nog volgende eenheden in eerste lijn opgesteld, allen gehard in de strijd tegen Polen en Noorwegen:

    -        Het “Battaillon zur besondere Verwendung 100” van de “Abwehr”

    -        De „Sturmabteilung Koch“ van de „7° Flieger Division“

    -        Het Infanterieregiment 151, versterkt met het gemotoriseerd „Pionier Battaillon 51“

    -        De “4° Panzer Division”

    -        De “3° Panzer Division”

    -        Gevechtsvliegtuigen der eenheden van het “VIII Fliegerkorps”

     

    Hun opdracht was:

    -        De drie Maasbruggen te Maastricht in handen nemen zonder schade

    -        De bruggen over het Albertkanaal te Veldwezelt, Vroenhoven en Kanne in België in handen nemen zonder schade en de steun van het fort van Eben-Emaal uitschakelen

    -        Het Fort van Eben-Emaal innemen

    -        De bruggenhoofden rond de bruggen van Veldwezelt, Vroenhoven en Kanne uitbreiden

    -        Luchtsteun verzekeren aan de aanvallende grondtroepen

     

    De inname van de bruggen over de Maas in Maastricht konden niet zoals deze over het Albertkanaal, ingenomen worden vanuit de lucht. Het actieplan voor de bruggen te Maastricht bestond ui drie fases.

    -        Mannen in burger waren al van vóór de 8 mei 1940 in Maastricht en werden aangevuld met mannen in burger die de grens naar Nederland overschreden te Voerendaal met fietsen en zich naar Maastricht begaven. Hun opdracht was de ontstekingsmechanismen en de ladingen van de bruggen over de Maas onbruikbaar te maken.

    -        Het “Sonderverband Hocke” (een compagnie motoren, sidecars en fietsers), verkleed in uniformen van de Nederlandse Militaire Politie kwam tijdens de nacht van de 9° op de 10° mei in de nabijheid van Sittard over de grens en vorderde naar Maastricht. Ze hadden als taak de opdracht van de mannen in burger over te nemen, te volbrengen indien nodig, de bruggen te beveiligen en te houden tot de komst van de eerste gepantserde aanvalsformatie.

    -        Een gepantserde aanvalsformatie zou de Duits - Nederlandse grens te Sittard oversteken bij het krieken van de dag op 10 mei en doorstoten tot Maastricht om de bruggen te bezetten en te beveiligen.

    Op 10 mei rond 10:00 uur was de 4 Pz Div te Maastricht.

     

    De kleine landstrook tussen de Duitse grens en de Belgische grens op Nederlands grondgebied was slechts uiterst zwak verdedigd, zodat het Duitse aanvalsplan zijn vrij beloop kreeg.

     

     

    De Stormaanval met Valschermspringers in België

     

    De aanval van Duitsland op Noorwegen was een eerste test geweest en had het grote belang van een verrassingsaanval met valschermspringers in al zijn mogelijkheden aangetoond. Zware verliezen lieten zich echter niet verloochenen. Sommige eenheden moesten volledig nieuw opgericht worden na hun terugkeer uit Noorwegen. 

     

    Het Belgisch meest strategisch objectief moest ten allen prijs in handen genomen en uitgeschakeld worden om de opmars van het 6° Leger mogelijk te maken en ongehinderd België binnen te trekken. Dat voornaamste objectief was het Fort van Eben-Emaal, een zeer goed gesitueerde hindernis, goed bewapend en een sterk verdedigingspunt aan het Albertkanaal met een natuurlijke hindernis enerzijds en anderzijds een aangelegde antitankgracht versterkt met prikkeldraadversperringen en mijnenvelden. Het beschikte over lichte en zware artilleriestukken en luchtafweergeschut, beschermd door betonnen bunkers, kazematten, bevoorradingspunten, nutsvoorzieningen en medische steun. Ondergrondse tunnels en galerijen verbonden de verschillende afdelingen en bezet met ongeveer 1000 man was het dus een serieuze hindernis. De veldartillerie bestreek een zone gaande van Maastricht ten Noorden tot Visé ten Zuiden., alsook de bruggen over het Albertkanaal van Kanne tot Weldwezelt.

     

    Het Duitse Oppercommando had vastgesteld dat een luchtlanding met parachutisten niet kon slagen, er waren de natuurlijke hindernissen boven op het fort, het grote gevaar dat de valschermspringers zouden afwijken en buiten de zone terecht zouden komen. De opdracht tot inname van het Fort moest dus door zweefvliegtuigen gebeuren. Hitler had een plan goedgekeurd dat was uitgewerkt door Generaal Kurt Student waarin voor de aanval gebruikt werd gemaakt van zweefvliegtuigen. De aanvallers werden uitgerust met een nieuw wapen, de holle lading, speciaal ontworpen en ontwikkeld voor deze aanval, ze waren allemaal “pioniers” of hadden een volledige genieopleiding ontvangen en tevens gehard in het gevecht (Noorwegen) en valschermspringers. (1)

     

    De opdracht werd toevertrouwd aan de gevechtsgroepen van Hauptmann Koch, “Sturmtruppe Koch”, die reeds in Noorwegen hun diensten bewezen hadden. Koch had de opdracht een speciaal luchtlandingdetachement samen te stellen met manschappen van zijn 1° bataljon, 1° Regiment Valschermspringers en van de Compagnie Pioniers van het 2° Bataljon, 1° Regiment Valschermspringers, onder bevel van Leutnant Witzig.

    Dat detachement “Koch” bestand uit 11 officieren, 427 Onderofficieren en soldaten, 42 daarvan waren de piloten van de zweefvliegtuigen, maar hadden ook een intensieve Infanterie en Genieopleiding achter de rug.

    De intensieve opleiding van deze groep ging onmiddellijk van start te Hildesheim, aanvallen uitvoerend op de houten maquettes van het fort die men daar had opgebouwd. Iedere groep kon bijna blindelings de opgelegde taak uitvoeren. De piloten van de glijders oefenden in het landen in beperkte LZ’s en gebruikten zelfs prikkeldraad rond de landingsglijders om de snelheid van het glijden bij de landing te verminderen van de DSF230 type zweefvliegtuigen. De glijders en de manschappen trainden intensief samen om tot een perfecte aanval te komen. (1)

     

    Voor de aanval op de bruggen van het Albertkanaal en het fort van Eben-Emaal had de Hauptmann Koch, de bevelhebber van de zwevers en valschermspringers, zijn stormafdeling in vijf groepen ingedeeld:

     

    1. Kampfgruppe Beton

    Leiding: Leutnant Schacht

    Zij valt de belangrijkste brug over het Albertkanaal te Vroenhoven aan. Over deze brug loopt de voorziene marsweg voor de aanvalsstorm op Brussel. Bij deze gevechtsgroep bevindt zich ook de Staf van de Stormafdeling onder bevel van Hauptmann Koch. (4)

    De getalsterkte bedraagt in totaal 160 man.

     

    Vijf minuten vooraleer de zweefvliegtuigen landden op het Fort van Eben-Emaal, kwamen de glijders van de groep “Beton” onder bevel van de Leutnant Schacht neer in de omgeving van hun objectief, de brug van Vroenhoven, één van de drie bruggen, nodig voor de snelle overgang van de 4 Pz Div en het 6° Leger.

    Ze hadden te kampen met zeer sterke wederstand rond de brug, maar gebruik makend van het verrassingseffect, de speciale ladingen en de juiste timing en plaats van het neerkomen van de zwevers was de brug snel in hun handen gevallen. Het feit van het neerkomen midden op en tussen de stellingen maakte de verrassing totaal.

    De Belgische weerstand was zeer hevig en er kon slechts een zeer klein bruggenhoofd opgebouwd worden, dat bestendig onder Belgisch geweervuur lag. De brug echter kon intact gehouden worden en alle tegenaanvallen door de Belgische Infanterie werden afgeweerd.

    Ze werden eerst ’s avonds van 10 mei afgelost door een vooruitgeschoven Infanterie Bataljon.

     

    2. Kampfgruppe Stahl

    Leiding: Oberleutnant Altmann.

    Zij heeft de opdracht de brug te Veldwezelt in te nemen. Over deze brug loopt de voorziene aanvalsroute naar Antwerpen.

    Getalsterkte 100 man.

     

    De “Stahlgruppe” kwam aan op het zelfde ogenblik als de groep van Wintzig op het fort, namelijk om 05:20 uur dicht bij de brug van Veldwezelt, onder leiding van de Leutnant Altmann. Er was hevige weerstand van de Belgische verdedigers, de brug was in Duitse hand halverwege de namiddag. Ze konden de brug in handen houden, niettegenstaande herhaalde Belgische tegenaanvallen om de brug terug te heroveren. Ze werden slechts ’s avonds laat op 10 mei afgelost door regulaire troepen.

     

    3.Kampfgruppe Eisen

    Leiding: Leutnant Schächter

    Opdracht: verovering van de brug van Kanne. Deze brug staat onder directe waarneming van het fort van Eben-Emaal.

    Getalsterkte 80 man

     

    De zweeftoestellen van de “Eisen” groep van Leutnant Schächter, kwamen neer dicht bij de brug van Canne en vielen onder een hevig vuur. Ze vielen midden in een hevig vuurgevecht tussen de Belgische verdedigers en een oprukkend Duits Infanterie bataljon, dat voorop liep op het voorziene tijdsschema. Schächter werd gedood en vervangen door de Leutnant Meissner. Onmiddellijk na de landing van de vijandelijke troepen op het fort had de Majoor Jottrand (Commandant van het fort), het bevel tot springen van de brug te Kanne gegeven. De verbindingen met de andere bruggen waren onderbroken. De Belgische verantwoordelijke officier slaagde er in de brug te laten springen, deze was zwaar beschadigd maar was nog door infanteristen te gebruiken. De Belgische verdedigers konden de gecombineerde aanvallen van beide Duitse eenheden afslaan, maar ook de Duitse eenheden weerstonden aan de Belgische tegenaanvallen tot ze later op de avond van 10 mei afgelost werden door verse troepen van de 4° Pz Div.

     

    4. Kampfgruppe Granit

    Leiding: Oberleutnant Witzig.

    Lamleggen van het Fort Eben-Emaal. Houden van het fort tot de aankomst van de Infanterie.

    Getalsterkte : 86 man, waaronder 2 officieren (Lt Witzig en Lt Delica). 11 man daarvan waren de piloten van de zweeftoestellen.

    De groep “Granit”, met 11 glijders, getrokken door JU-52 vliegtuigen waren vertrokken van op twee vliegpleinen juist buiten Keulen (Wahnheide en Butzweilerhof ?) om 04:30 uur ’s morgens op 10 mei 1940.

    Ze werden gelost op een hoogte van 7000 ft, nog boven het Duits grondgebied (boven Aken) en gleden geruisloos naar hun doelgebied. Slechts 9 zweefvliegtuigen landden op de top van het fort te Eben-Emaal om 05:20 uur, twee zwevers hadden pech en moesten noodlanden onderweg. Deze van Witzig, was kort na het vertrek in de omgeving van Keulen moeten noodlanden (gebroken kabel), de tweede zwever met pech moest landen nabij Düren.

    Witzig gaf het bevel aan zijn mannen het terrein te ontruimen en hij zelf begaf zich eerst te voet, en dan met een opgeëiste auto terug naar het vliegveld. Daar wist hij een reserve JU-52 op de kop te tikken en kwam met dit vliegtuig zijn mannen vervoegen. Een nieuwe kabel werd aangebracht en met een vertraging van twee uur werd de reis verder gezet. De mannen van de tweede zwever met pech, te Düren geland, vervolgden te voet hun weg en kwamen onder hevig geweervuur aan op het objectief.

    Niettegenstaande ze hun bevelhebber verloren hadden, stormden de mannen direct zowel op hun eigen objectieven af, als op deze van de onderweg verloren manschappen van de twee zwevers. Ze werden nu bevolen door de Hauptfeldwebel Wenzel. In een mom van tijd, slechts enkele minuten, hadden ze de kanonnen, de kazematten en de bunkers buiten gevecht gesteld, gebruik makend van 1 kg, 12,5 kg en massieve 55 kg speciale holle ladingen en van vlammenwerpers. De kleine ladingen werden gebruikt voor het vernietigen van het observatieposten en de toegangsdeuren. De 12,5 kg ladingen dienden voor de vernieling van de kanonlopen en munitieboxen en de zware ladingen werden gebruikt om de geschutkoepels, verluchtingskokers en andere dikke betonnen bouwwerken en kazematten te vernielen of buiten gebruik te stellen. De pioniers uit de 9 vliegtuigen slaagden erin op 10 minuten tijd, zich meester te maken van de kazematten van de mitrailleurs, ze vernielden of neutraliseerden een maximum aan kanonnen en lieten de observatie posten en bovenste verdiepingen springen. In minder dan dertig minuten werden de kazematten Mi-Noord, Mi-Zuid en de Artillerieblokken die naar het Noorden konden vuren (Ma1, Ma2 en koepel Noord) alsook de Blok IV geneutraliseerd. Ze plooiden zich aansluitend terug aan de Noordzijde van het Fort, gesteund door de Stuka’s (2), konden ze aan alle tegenaanvallen van de 7° Belgische Divisie weerstaan.

    Het objectief was uitgeschakeld, maar nog niet ingenomen. Sommige verdedigers boden nog steeds heldhaftig weerstand, niettegenstaande de vernieling van de kanonnen, onderstanden enz… tot in de morgen van 11 mei, toen de Duitse aanvalsgroep versterkt werd met een gans Geniebataljon. De overmacht was te groot, de Belgen zaten gevangen als een muis in een val en de Belgische Commandant, Majoor Jottrand (3) besliste de 11 mei ’s middags (12:15 uur) de weerstand te staken en zich over te geven.

    De Duitse aanvalsgroep “Granit” telde slechts 6 gesneuvelden en een 15-tal gewonden. Van de 6 doden, vielen er drie in één van de schachten toen ze op een Belgisch verzet stootten.

     

    5. Reservezug

    Leiding: Leutnant Ringler.

    Staat klaar om tussen Vroenhoven en Kanne met een landing tussen te komen om de verbinding tussen die twee zuidelijke gevechtsgroepen te verwezenlijken. De juiste landingsplaats was nog nader te bepalen.

    Getalsterkte 80 man.

     

    Al op 11 mei ’s morgens was de ganse gevechtsgroep “Koch” herenigd te Maastricht, in de namiddag van 11 mei, waren alle objectieven met succes bezet door het geregeld leger en de doorgang naar het westen lag open voor de aanvalsgolf van de pantserdivisies en het 6° Leger. De Gevechtsgroep Koch had slechts enkele verliezen te melden. 

     

    De ganse voorbereiding en opleiding was in volledige geheimhouding doorgevoerd, de manschappen hadden uitdrukkelijk verbod ook maar iets aan hun familieleden te vertellen, dat zou aanschouwd worden als hoogverraad en met de dood bestraft worden. Eben-Emaal moest ten allen koste ingenomen worden, het werd als de sterkste verdedigingsstelling van Europa beschouwd, het beheerste drie bruggen en vijf grote invalswegen. De geallieerden hadden tevens zich misschat door aan te nemen dat de Ardennen ondoordringbaar waren voor aanvallende pantsertroepen.

     

    Opmerkingen:

    Hier kan ik alleen maar opmerkzaam maken op het belang dat gegeven werd aan, en de intensieve Genieopleiding die deze troepen genoten hadden. Men komt altijd Genie te kort, en de opleiding wordt meestal verwaarloosd en beperkt tot de enkele kleine Genie eenheden die ons leger nog telt, die te lijden hebben onder allerlei “budgettaire beperkingen”. Een degelijke genieopleiding is niet in een paar weken gegeven.

     

     De naam Stuka is de afkorting van het Duitse woord Sturzkampfflugzeug (duikbommenwerper) maar deze benaming werd meestal gebruikt om de tactische duikbommenwerper van het type Junkers Ju 87 van de Duitse Luftwaffe aan te geven.

    Het idee om dergelijk toestel te ontwikkelen ontstond toen Ernst Udet in september 1933 in de Verenigde Staten een demonstratie van Curtiss F8C tweedekkers (Helldivers) zag. Udet kocht twee van die vliegtuigen en liet ze naar Duitsland vervoeren waar hij ze demonstreerde aan het Ministerie van Luchtvaart.

    In het begin van de Tweede Wereldoorlog boekte de Duitse Luchtmacht, die toen beschikte over de volstrekte luchtoverheersing, grote successen tegen grondtroepen.

    Voor de Luftwaffe leek het toestel te kunnen zorgen voor precisiebombardementen die, gemeten in geld, materiaal en mankracht, goedkoop te noemen was. Het was een vervangmiddel voor de artillerie en verleende uitstekend steun aan de infanterie in de aanval.

    Het toestel was één van de meest gespecialiseerde ontwerpen die ooit in massaproductie is genomen. Het was voorzien o.m. van een raam in de vloer waardoor de piloot het doel kon zien en uitgerust met luchtremmen die de duik zeer langzaam konden maken waardoor hij precies kon richten.

    Dit éénmotorige toestel met zware knikspantvleugels was voorzien van sirenes, van daar het helse lawaai dat zij maakten bij hun duikvluchten om nog meer angst aan te jagen aan de aangevallen troepen.

    Het type Junkers Ju 87B kon één bom van 500 kg meevoeren of één van 250 kg en vier van 50 kg. Het had echter een zeer beperkte actieradius van 285 km, zijn groot nadeel. De kleine bomlading werd gecompenseerd door de korte afhandelingstijd op de basis zelf, waardoor sommige toestellen tot 6 vluchten per dag maakten.

    De Stuka-eenheden kregen veel aandacht van het Duitse propaganda-apparaat.

     

     De bevelhebber van het Fort te Eben-Emaal was Majoor Jean Fritz Lucien JOTTRAND. De gevangen genomen Belgische troepen werden volledig afgezonderd van de andere krijgsgevangenen en afgevoerd naar het krijgsgevangenkamp te Fallingbostel. De gehele actie moest geheim blijven tot halfweg 1941.

     

     

     

     De Objectieven van de « Kampfgruppe Granit Truppenführer und LS Piloten»


    Objective 16, Dummy Cupola. Oberjäger Heinemann - Trupp 7 - Uffz Scheidhauer
    Objective 14, Dummy Cupola.
    Oberjäger Harlos - Trupp 6 - Uffz Zille
    Objective 17, Canal Nord 60mm AT gun. Oberjäger Harlos - Trupp 6 - Uffz Zille
    Objective 19, Mitte Nord MG turret. Feldwebel Wenzel - Trupp 4 - Uffz Bräutigam
    Objective 13, Mitte Sud MG turret. Oberjäger Neuhaus - Trupp 9 - Uffz Schulz
    Objective 12, 3x75mm guns. Oberjäger Arendt - Trupp 3 - Uffz Sapper
    Objective 18, 3x75mm guns. Feldwebel Niedermeier (along with Delica) - Trupp 1 - Fw Raschke
    Objective 24, 2x120mm guns. Oberjäger Maier - Trupp 2 - Uffz Brendenbeck
    Objective 29, 4xAA MG's. Feldwebel Haug - Trupp 5 - Uffz Lange
    Objective 31, Cupola Nord 2x75mm guns. Oberjäger Unger - Trupp 8 - Uffz Distelmeier
    Objective 26, 3x75mm guns.
    Oberjäger Hübel - Trupp 10 - Uffz Kraft
    Trupp 11 - Oberjäger Schwarz with Leutnant Witzig - LS Piloten Uffz Pilz

     

    26-02-2011, 18:05 geschreven door DP


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Duitse Pantserdivisies te Vroenhoven

    De Duitse Pantserdivisies te Vroenhoven

     

    4. Panzer Division

     

     

     

    1. Einsatz und Unterstellung:

    Aufgestellt in Würzburg am 10 November 1938 an Stelle der nach Wien verlegten 2. Panzerdivision.  Die Division kam 1945 auf der Frischen Nehrung in russische Gefangenschaft.

     

    1939

    Datum (van ...)

    Armeekorps

    Armee

    Heeresgruppe

    Ort

    September

    XVI

    10. Armee

    Süd

    Polen

    Dezember

    z. Vfg.

    6. Armee

    B

    Niederrhein

     

    1940

    Datum (van ...)

    Armeekorps

    Armee

    Heeresgruppe

    Ort

    Januar

    z. Vfg.

    6. Armee

    B

    Niederrhein

    Mai

    XXVII

    6. Armee

    B

    Maastricht, Lille

    Juni

    XVI

    6. Armee

    B

    Peronne, Grenoble

    Juli

    XXVIII

    2. Armee

    C

    Frankreich

    August

    XV

    2. Armee

    C

    Frankreich

    November

    XXXIX

    1. Armee

    D

    Frankreich

    Dezember

    XXXXVII

    11. Armee

    C

    Heimat

     

    2. Divisionskommandeure:

    1. September 1939 Generaloberst Georg-Hans Reinhardt

    5. Februar 1940 Generalleutnant Ludwig Ritter von Radlmeier

    8. Juni 1940 Generalleutnant Johann Joachim Stever

    24. Juli 1940 Generalleutnant Hans Freiherr von Boineburg-Lengsfeld

    8. september 1940 General der Panzertruppen Willibald Freiherr von Langermann und Erlencamp

     

    3. Gliederung:

    4. Panzer-Division 1940 Frankreich

    Panzer-Brigade 5

    Panzer-Regiment 35

    Panzer-Regiment 36

    Schützen-Brigade 4

    Schützen-Regiment 12

    Schützen-Regiment 33

    Kradschützen-Abteilung 4

    Artillerie-Regiment 103

    Aufklärungs-Abteilung 7

    Panzerjäger-Abteilung 49

    Pionier-Bataillon 79

    Nachrichten-Abteilung 79

    Versorgungstruppen

    Nachschubtruppen 84

     

     

    4 Pz Div Oorlogsdiensten 1939 - 1945

     

    Datum

    Corps

    Leger

    Legergroep

    Inzetgebied

    9.39

    XVI

    10. Armee

    Süd

    Poland

    12.39 - 4.40

    reserve

    6. Armee

    B

    Niederrhein

    5.40

    XXVII

    6. Armee

    B

    Maastricht, Lille

    6.40

    XVI

    6. Armee

    B

    Peronne-Grenoble

    7.40

    XXVIII

    2. Armee

    C

    France

    8.40 - 10.40

    XV

    2. Armee

    C

    France

    11.40

    XXXIX

    1. Armee

    D

    France

    12.40

    XXXXVII

    11. Armee

    C

    Home

    1.41

    reserve

    -

    C

    Home

    2.41 - 4.41

    XXXIX

    7. Armee

    D

    France

    5.41

    reserve

    -

    B

    East Prussia

    6.41 - 12.41

    XXIV

    2. Panzergruppe

    Mitte

    26-02-2011, 18:10 geschreven door DP

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bronvermelding, links

    –   Bronvermelding, links

     

    Bronvermelding

     

    • Archieven Albert Van Holderbeke, oud-strijder 18° Linie Regiment
    • Col SBH DUEZ : 1940 Van de uitwegen van Maastricht tot aan de voet van de Pyreneeën
    • Dagboek Commandant de Leu de Cécil van het 18° Linie Regiment
    • Dagboek Kolonel Stafbrevethouder DUEZ, bevelhebber 18° Linie Regiment
    • De Eeklonaar
    • De Meetjeslander
    • Die Fallschirmjäger (Duitsland)
    • Het Belang van Limburg (o.a. van 13.05.1986)
    • Het Laatste Nieuws
    • Het Volk
    • IGN/NGI
    • Interviews, afgenomen door van de leerlingen van de Gemeenschapsschool te Waarschoot van enkele oud-strijders van de gemeente (3° graad 1991)
    • La ville de Pons (Frankrijk)
    • Lexikon der Wehrmacht (Duitsland)
    • Maandblad vriendenkring der oudgedienden van het 18° Linie Regiment (vanaf mei 1946)
    • Oorlogsdagboek Albert Van Holderbeke (krijgsgevangene)
    • Opstelwedstrijd leerlingen Gemeenschapsschool Waarschoot – Schooljaar 1998
    • Wikipedia encyclopedie

     

     

     

     

     

     

    Links

     

    http://groups.yahoo.com/group/ArmyRecognition/

    http://groups.yahoo.com/group/ABL_History

    http://ibelgique.ifrance.com/clham

    http://www.feldgrau.com

    http://www.lexikon-der-wehrmacht.de

    http://www.waffenhq.de

    http://nl.wikipedia.org     met GNU/FDL – Vrije Documentatie Licentie

    http://www.fallschirmjaeger.de

    http://www.eliteforces.freeware.co.uk

    http://hsgm.free.fr

    http://www.fort-eben-emael.be

     

     

     

     

    26-02-2011, 18:13 geschreven door DP


    29-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Monument 1940 -Bastogne-Cpl Cady
    Bastogne    Monument 1940

    Herinneringsmonument ter eer van korporaal Emile Cady gevallen tijdens de verdediging van Bastogne mei 1940. Hij diende bij het 2e Regt. Ardense Jagers  (2e Regiment Chasseurs Ardennais. 2e Bataillon/5e Compagnie). Hij sneuvelde ten gevolge van een kogelverwonding, en werd postiuum onderscheiden met de medailles:
    Ridder in de Orde van Léopold II met palm.
    Oorlogskruis 1940 met palm.
    Herinneringsmedaille 1940-1945 met gekruiste sabels. 

    (Bron dhr Frans Gorissen)

    Monument pour Caporal Emile Cady du  2e Regiment Chasseurs Ardennais. 2e Bataillon/5e Compagnie.Tombé pendant la défense de Bastogne mai 1940.

    Ce monument a été inauguré le 4 septembre 1949 en présence des autorités militaires, civiles et religieuses ainsi que du père et de la soeur d’Emile CADY. Ce monument évoque le retrait des troupes belges le 10 mai 1940, le premier jour de la déclaration de guerre de l’Allemagne à la Belgique. "C’est après avoir rempli jusqu’au bout cette mission périlleuse de protection du repli que le caporal CADY, évacuant son abri devenu la cible des feux convergents ennemis, tombe mortellement blessé. Son camarade Louis BOUILLON, qui se replie en emportant déjà la mitrailleuse sur son épaule, prend le blessé sur son dos sous les feux ennemis et le transporte dans le bloc signal du chemin de fer. Entouré d’Allemands, BOUILLON est bien obligé de laisser là son caporal qui râle et parvient à rentrer dans nos lignes, toujours porteur de la mitrailleuse" (Lieutenant-général Merckx). Emile Cady était né le 8 avril 1919 à Villers-devant-Orval. Son nom est mentionné sur le monument aux morts de Villers-devant-Orval.

    (Source:
    Site officiel de la ville de Bastogne).

    La hure présente sur le monument fut sculptée par un artiste de Bastogne, Maurice NIZET (1929-1993).







    29-12-2011, 00:00 geschreven door DP


    10-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.korporaal Emile Cady
    Foto en fiche van korporaal Emile Cady , deze info werd doorgestuurd door dhr Frans Gorissen, waarvoor bedankt.

    Pertes des Chasseurs Ardennais
    durant la deuxième guerre mondiale:


       http://www.fraternellechasseursardennais.be/pertes/pertes.html

    Verliezen van de Ardense Jagers tijdens
    de Tweede Wereld Oorlog:





    10-01-2012, 00:00 geschreven door DP


    Archief
  • Alle berichten

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Foto

    Blog als favoriet !

    Zoeken in blog



    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Delameilleure Philippe, en gebruik soms ook wel de schuilnaam 'tfront.
    Ik ben een man en woon in Marke (België) en mijn beroep is opvoeder.
    Ik ben geboren op 27/09/1960 en ben nu dus 64 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: militaire geschiedenis en wandelen.

    Foto

    Foto

    Mijn favorieten
  • seniorennet.be

  • Willekeurig SeniorenNet Blogs
    engelen
    blog.seniorennet.be/engelen

    Een interessant adres?

    Foto

    Hoofdpunten blog tfront
  • BOEK: Duitse begraafplaats Menen Wald
  • Vreemdelingen in de Westhoek tijdens de grote oorlog
  • SLAG AAN DE EDEMOLEN te NAZARETH
  • Dodengang, de laatste overlevenden van de Grote oorlog
  • Verhalen van Daniel R. Shine

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Categorieën

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    lucieswerk
    blog.seniorennet.be/luciesw

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Blog als favoriet !

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Een interessant adres?