De zon brandde. Het was een zeer lange trein. De laatste die vanuit Brussel zou vertrekken. Hij stond niet in een station maar midden in de grootste spoorwegformatie van België : Schaarbeek. We moesten over een wirwar van rails om hem te bereiken. Vader droeg onze bezittingen geknoopt in een tafellaken op zijn rug. Moeder droeg mijn broer van 18 maand. We hadden onze beste kleren aangetrokken, ik met mijn beste winterjas aan. Mijn rugzakje had ik ooit gekregen om met op schoolreis te gaan. We deelden ons compartiment met een collega van vader en zijn vrouw en kinderen. We voelden ons bevoordeeld. De stemming was goed. De trein was voorbehouden aan het spoorwegpersoneel en hun familie. Eindbestemming was Frankrijk. Een belevenis, negen jaar en ik zou de grens zien. Wij zouden het Duitse leger dat in aantocht was te vlug af zijn. In 14-18 waren de moffen ook niet tot in Frankrijk geraakt. De geallieerden zouden ook nu hun optocht stoppen. Uit de gesprekken onder de grote mensen had ik van van vader en moeder gehoord over de gruweldaden van de Duitsers in 14-18. In Frankrijk waren we veilig : geen honger, geen bezetting, geen vernederingen, geen gruwelen.
Op het perron verscheen een groepje deftige in het zwart geklede heren. "De ingenieur", mompelde vader. Ze stonden naar ons te kijken. Een man in spoorweguniform met een rode kepi op klopte op de ruit en deed teken op de vaders dat zij moesten buiten komen. Wij keken nieuwsgierig toe. Een van de zwarte heren nam het woord. De vaders stonden er perplex bij. Wij konden niet horen wat er gezegd werd. Toen vertrokkken de heren ,op één na en de vaders kwamen terug op de trein.
Vader zag bleek. De mannen moesten blijven en terbeschikking staan. Ze waren immers burgerlijk gemobiliseerd. Dat was te zien aan de tricolore armband met zegel op die ze droegen. We zouden zonder hen naar Frankrijk gaan. Naar waar precies in Frankrijk stond niet vast. Moeder kon haar tranen niet bedwingen. Vader hield zich kranig. Ik besefte ten volle dat hier iets tragisch plaats had. Hoe kon vader ons ooit terug vinden ? We kenden zelf onze bestemming niet precies !
De mannen op het perron, samen met vele andere vaders, wuifden toen de trein vertrok.
Het werd heel stil, enkel onderbroken door af en toe een snik van de moeders die niet kon bedwongen worden.
En in den beginne was er het oorverdovend geluid...
Ik kon het niet thuisbrengen, maar het was angstaanjagend. Een scherp, overweldigend geluid dat ik niet kon thuisbrengen. Vuurwerk in het kwadraat.
"Jongen, sta vlug op en kleed je aan, het is oorlog" riep moeder van aan de kamerdeur, en weg was ze. Oorlog, dat was het, dat was het nu, dat zal het zijn, dat was dus het geluid van oorlog. Dit geluid is oorlog, daarbuiten. Hoe kon het ? De hemel was van het helderste blauw. Oorlog associeer je toch met grauwheid. Net alsof men een nieuw tijdperk met een propere lei wou beginnen
We stonden alle vier, vader, moeder met een broer van achttien maand op de arm en ikzelf aan de voordeur naar het spektakel te kijken. Luchtafweer. Vandaar het geluid. Gefacineerd keken we toe. "Lichtpatronen , om de vijf patronen is er een lichtpatroon" zei vader. Dat waren de hel verlichte, schitterende vuurbolletjes, net oranjeappels die stippelijnen trokken naar het oneindige toe, want vliegtuigen raakten ze niet. We zagen ze. Zwarte vogels, duikbommenwerpers die gierend, loeiend naar beneden doken. Begeleid door het geluid van alarmsirenes, angstaanjagend, dat aanzwol naargelang ze lager kwamen , gevolg door paukslagen, de bommen. Velen jaren na de oorlog las ik ergens dat dit loeiende geluid veroorzaakt werd door sirenes die onder de vleugels van de Mechersmits aangebracht werden en die aangedreven werden door de luchtverplaatsing. De toon van het geluid varieerde naargelang de snelheid van het vliegtuig. We maakten kennis met een element van de psychologische oorlog ; terreur zaaien en opschroeven met angstaanjagend geluid. Amerikanen hebben ze in Vietnam vervangen door luidsprekers op hun heli's die Wagner uitbraakten.
Ongevarieerd, steeds Wagner.
We liepen van de voordeur naar de achterdeur en van de achterdeur naar de voordeur, als kippen zonder kop. Onze leerschool was begonnen. Later wisten we beter. In dergelijke omstandigheden zoek je dekking, tegen de bommen en de vallende grenaatscherven die een tikkend geluid op de straatstenen veroorzaakten. Het waren onregelmatige vlijmscherpe langwerpige stukken, de grote van een duim. Later verzamelden we ze en vergeleken onze vondsten op school tijdens de speeltijden.
Ik kon het niet verhelpen en moeder kreeg het in het oog. Ik hoor haar nog altijd zeggen ; "Zie dat manneke daar staan". Ik kon het tandengeklapper niet beheersen. Het was totaal buiten controle. In die mate dat iedereen het kon horen. Ik was negen en doodsbang.
In de namiddag was de klus geklaard. Al de vliegtuigen op het enige vliegveld dat België toen telde, waren aan de grond vernield. Het was rustig. Net of er niets gebeurd was. Mensen trommelden samen. Nieuws werd door gegeven. De koning had op de radio gesproken, bleek het. We konden hem niet beluisteren. Alleen rijke mensen hadden radio's. We konden wel een paar straten verder naar een resultaat gaan zien. De hulpdiensten werkten geholpen door omwonenden om de berg bakstenen te verplaatsen. Alles wat overbleef van een gebombardeerd huis. Ergens onder die steenhoop bevonden zich een vader en een moeder en twee van mijn schoolmakkertjes. "En wie weet is de waterleiding niet stuk". "De gasleiding kan ook gesprongen zijn." "Dan zijn ze verdronken of gestikt" Of men dergelijke gruwel niet zei in aanwezigheid van kinderen ? Daar werd niet aan gedacht. Het was oorlog. Voor iedereen.
"Met de wind langs achter... dan zeil je goed " wens je toe aan een reiziger die op punt staat te vertrekken.
Laten we samen vertrekken. Mijn verhaal zal beginnen; lang lang geleden in de eerste helft van de vorige eeuw
Het zal niet alleen bestaan uit beelden dat het zal oproepen in je geest. Er komen onderschriften bij, onder vorm van bedenkingen en overwegingen met links naar het heden.
Hopelijk heb je er wat aan ...
Wannes