Ze stond alleen in de kille grauwe mist een sigaretje te roken. Nét buiten de automatische glazen deuren. Daarmee wist ik ook meteen dat binnen die deuren niet mocht gerookt worden.
Een grauw, wazig figuurtje dat als uit het niets opdoemde uit de alles verhullende mist.
Maar ook een leuk, slank figuurtje. Zo tussen de 20 en 25 jaar oud, lange gitzwarte, maar onverzorgde haren. Een grauw silhouet, bijna samensmeltend met de halvelings transparante, mistige achtergrond.
En toch had ze een gezichtje dat een grote natuurlijke schoonheid verried, maar verborgen ging achter een verlepte uitstraling. Blik op oneindig
mondhoeken misprijzend naar beneden
wat rood (of was het grauw?) omrande ogen
enkel maar aandacht voor haar sigaret waaraan ze nerveus lange trekken deed en diep inhaleerde. Leek ook niet echt uitgeslapen.
Heel haar figuur straalde eveneens een onmiskenbaar fier Wie doet me wat? uit. Uitdagend en afstotend tegelijk. Een meisje dat nog een mooie toekomst had kunnen hebben, maar die al grondig aan het verknallen was vond ik.
Mensen liepen langs haar heen binnen en buiten door de glazen deuren van het modern ogend gebouw. Luidruchtige mensen. Mannen met tatoeages, druk gesticulerend. Dan nog enkele verlepte slonzige vrouwen. Negers en Marokkanen. Voorwaar ook een Indiër met ontzagwekkende tulband. Drukke bedoening. De zaak leek wel goed te draaien, en nog wel op een internationaal cliënteel te mogen rekenen.
Die plots uit de mist opdoemende drukte zou je niet hebben verwacht in die kalme buurt. Welke fatsoenlijke zaak zou zich hiér nu juist hebben willen vestigen?
Een jongeman met een blikje bier in de hand kwam de hoek omlopen. Hief het blikje naar de mond waarboven enkele pluisjes een wanhopige poging voor het aankweken van een snorretje moesten voorstellen. Deed een laatste teug aan het blikje en gooide het dan achteloos op de grond alvorens door de glazen deuren te stappen. Een eenzame afvalbak stond ongebruikt een paar meter verder
Het meisje keek even met nietszeggende ogen naar het blikje dat, door de wind gedreven, aan haar voeten voorbij rolde, en zette dan weer de blik op oneindig.
Van de andere kant van de straat kwam nog een meisje aanlopen en begon een gesprek met haar. Ik weet niet of je het een gesprek kon noemen. Het leek er aanvankelijk op, maar al gauw gingen de stemmen een paar octaven hoger klinken en leek het of ze elkaar in de haren zouden vliegen. De paar woorden die ik opving waren niet bepaald van het hoogste niveau.
Leek me toch allemaal maar gemeen tuig. Tuig van de richel. Mensen waar je liefst met een grote boog omheen stapt. En toch straalde de architectuur van het gebouw met de glazen deuren een zekere voorname klasse uit. Niet echt een gebouw waar je dergelijke mensen verwacht te zien in- en uit lopen.
Nét toen ik het gebouw zou voorbijgaan liep er ook nog een heftig ruziënd ouder paar (echtpaar?) de glazen deuren uit en overstemde de ondertussen al uit de hand lopende kakofonie tussen de twee meisjes.
Eventjes later liep ook de bierblikjongen terug buiten, vloekend en achter zich aankijkend, middenvinger in de hoogte!
Toen zag ik tussen twee mistflarden door wat dit voornaam ogende gebouw moest voorstellen: het was het O.C.M.W. kantoor!
De mist leek plots een stuk killer geworden en ik huiverde. Verdreef een hallucinante gedachte die bij me opkwam:
- Stel dat je, als normaal mens, door een plotselinge pech eventjes bij die dienst terecht moet! Zou je durven binnenstappen? Zou je je gezicht durven tonen als je buitenkomt? En, mócht die dag ooit komen, zou je dan niet blij zijn met die mist en wensen dat ze nog veel dichter werd?
Zou dàt de bedoeling geweest zijn van de mensen die aan de doopfont van deze dienst stonden? Ruziënde, betweterige, gedrogeerde en getatoeëerde nietsnutten sponsoren?
Of hadden die mensen een heel ander idee over de samenstelling van de toekomstige maatschappij? Hadden ze gedacht dat de beschaving alleen maar hogerop kon? Dat er geen weg terug was?
Wat hebben ze verkeerd gedacht!
Willy.
|