Hij was maar de man op een ezel,
eenvoudig en zonder aanzien.
Zonder grote parade, zonder rode loper onder de voeten, zonder lijfwachten. Geen speciale veiligheidsmaatregelen, geen agenten,
geen afzettingen en geen geblokkeerde wegen.
... Hij was maar de man op een ezel,
de koning der armen, de Messias van dienst.
Zonder troon, zonder triomfantelijke en plechtige ontvangst
van de overheid, zonder diplomatieke aanwezigheid.
Hij was maar de man op een ezel,
vol aandacht voor de minstbedeelden, vol zorg voor uitgestotenen
en toch in verzet tegen uitbuiting en onrechtvaardigheid.
Hij was maar de man op een ezel, de zachtste van alle mensen.
Hij reed op een zacht dier, de hardste stad van alle steden binnen.
Moeten wij dan ook die Man op de ezel in ons leven niet binnenlaten, ons grondig veranderen als wij Zijn Naam willen dragen?