Op 11 oktober werd ik in Rome heilig verklaard. Ik heb mij even uit de feestelijkheden losgemaakt om jou toe te spreken. Het is wel een hele overgang. Het grootste deel van mijn leven zat ik op het eilandje Molokai, verbanningsoord van de melaatsen. Tenslotte zelf opgevreten door de lepra, en volkomen geïsoleerd. Maar toen ik dood was liep heel België uit, de koning incluis, om mijn stoffelijk overschot naar Leuven te begeleiden. Naar het schijnt ben ik, Jozef De Veuster (in het klooster Pater Damiaan), zoon uit een eenvoudig boerengezin te Tremolo, door mijn vaderland gekozen tot grootste Belg aller tijden. Ik krijg er nog een kleur van. Als jij temidden van al die ophef dan maar niet vergeet wat mij destijds bewoog. Ik wilde Jezus navolgen. Hoewel Hij thuishoorde bij God in de hemel - en ik kan u nu verzekeren dat het daar heel goed toeven is... Hij heeft zijn hemelse zaligheid verlaten om bij ons mens te worden. Dat is toch een hele degradatie. En wat heb ik gedaan? Hoewel ik gezond was, heb ik mijn goede vaderland verlaten en ben melaatse met de melaatsen geworden. Dat stelt bij Jezus vergeleken nog niet zo veel voor. Ik wilde de goede God zichtbaar maken. Jullie mensen kunnen God niet zien. Weet je hoe dat komt? De goede God heeft zichzelf weggegeven - letterlijk wég-gegeven. Welnu, dat heb ik ook gedaan. Mezelf weggeven. Dat heeft mij onherkenbaar gemaakt. Laat mij het jou duidelijk maken met een klein voorval aan het eind van mijn leven. Ik was al lang aangetast door de lepra. Als jij ooit van mij een foto hebt gezien van toen, weet je hoe die ziekte mij had toegetakeld. In mijn jonge jaren was ik een sterke jongeman geweest. Een Vlaming blakend van gezondheid. Zo had ik afscheid genomen van mijn vrienden destijds. Maar tegen het eind van mijn leven kwam een van die vrienden van vroeger mij opzoeken op het eiland. Hij zocht mij overal. Hij moest eerst zijn walging overwinnen bij het zien van die afschuwelijk verminkte mensen. Toen ging hij op zoek, maar kon mij natuurlijk niet vinden. Van enige afstand riep hij een van de bewoners aan: "Weet jij waar pater Damiaan ergens is?" "In de kerk, zeker en vast." "Daar ben ik geweest, maar ik heb hem er niet gezien." "Als je roept, komt hij wel te voorschijn." Zo ging mijn oude vriend terug naar de kerk. Er waren een paar melaatsen aan het werk. Hij riep: "Is pater Damiaan hier ergens?" Ik hoorde mijn naam roepen, en stond op. Ik herkende hem onmiddellijk: "Wat doe jij hier?" Toen pas herkende híj míj. Geschrokken riep hij: "Damiaan, wat zie je eruit..." Weet je waarom mijn goede vriend van vroeger mij niet kon zien? Ik had mijzelf weg-gegeven. En nu zag ik er anders uit dan hij dacht. Zo heb ik iets van Gods geheim in beeld gebracht. Waarom kunnen wij Hem niet zien? Hij heeft zichzelf weg-gegeven, en nu ziet Hij er anders uit dan je denkt. Dat wou ik jou ter overweging meegeven. Ik ga weer terug naar mijn feest. Misschien ben jij ook wel uitgenodigd... om te laten zien dat God zich aan jou heeft weg-gegeven, of aan de mensen in jouw omgeving.
Van harte, Pater Damiaan
|