Inhoud blog
  • Kerstfeest 1955
  • Tentoonstelling bij Maxens
  • Koningschieting 1956
  • Peter Leon en tante Malvine in Zaal '˜Ons Huis'
  • Grote Margareta-processie
  • Eremis onze Herman
  • Bij Cornels
  • Dorsmolen
  • Station en Leireken
  • Vliegtoren
  • Jan Frans Vonck
  • Kerk Baardegem
  • Baardegem
  • Eremis Pater Moortgat
  • Zaalzangers
  • Processies
  • Plechtige Communie
  • Het kerkelijke jaar
  • Naar het Kokerij
  • De Pupillenschool
  • Vrienden en kennissen
  • Andere bezoekers
  • Zjef den bakker
  • De bevoorrading
  • Eten
  • Wafelen bakken
  • Huisdieren
  • Onze radio
  • Kermissen
  • Cinema Cinato
  • Eerste televisie
  • Het kerstfeest
  • Toneel
  • Wipschieten
  • Onze Marc als reporter
  • Spelen bij slecht weer
  • Met de koereurs spelen
  • Bij Poldissens
  • Bij Carleejes
  • Spelen rond ons huis
  • Allerlei dieren pakken
  • Doppen
  • Marbollen
  • Spelen op de koer
  • Op weg naar school
  • Doktersonderzoek
  • Meester Mon
  • Meester Boeykens
  • Meester Paul
  • Madame Aline
  • Bij de nonnekes
  • Wegen naar school
  • Sportmanifestaties
  • Andere sporten
  • Wielrennen
  • Knieontwrichting
  • Voetballen
  • Wintersporten
  • Vissen
  • Olympische spelen
  • Doopmeter en -peter
  • Nonkel Hildebrand
  • Tante Louise
  • Nonkels maken cider
  • Nonkels
  • Meters
  • Onze buren
  • Onze hof
  • Het leeg huis
  • De winkel
  • Pentekeningen papa
  • Schilderijen papa
  • Familiefoto's
  • Ons huis
  • Ik, Eric
  • Mijn broer Marc
  • Mijn broer Jaak
  • Mijn zus Lizette
  • Mijn broer Herman
  • Mijn broer Miel
  • Papa en moe
  • Mijn moeder
  • Mijn papa
  • Voorwoord
  • Vooraf
    Herinneringen aan mijn jeugd

    04-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij Carleejes

    Bij Carleejes dat was bij Margriet, haar echtgenoot Frans (De Block), haar zus Louisken, haar broer Octaaf en haar kinderen – mijn goede vrienden - Herman en Raymond en soms ook nog haar broer Pater Raymond die net als papa kunstschilder was.

    Ik heb vele uren bij Carleejes doorgebracht. Dat had met een aantal feiten te maken.

    Met allen kon je gezellig praten, of een kaartje slaan en nonkel Octaaf leende me soms zijn tabak om een sigaretje te rollen, een activiteit waar ik al zeer jong mee vertrouwd was.

    Louisken had een specerijenwinkel en was net als Margriet uitermate religieus geïnspireerd. Ik was thuis wat dat betreft het één en het ander gewoon, maar hier werden toch alle records gebroken. Zo baden ze elke avond rond halfzeven de rozenkrans, gevolgd door de Litanie van alle Heiligen.

    Margriet : 'Heilige Maria' en de anderen : 'bid voor ons', en zo verder een onuitputtelijke reeks van heiligen waarvan ik voor een groot deel voorheen het bestaan niet kende. 'Machtige Maagd', 'Bid voor ons', 'Reine Maagd', 'Bid voor ons', 'Goedertieren Maagd', 'Bid voor ons'. Dit devoot moment  had iets charmant en rustgevend. Het gebeurde evenwel ook dat, toen ik langs achter hun huis naderde en ik Margriet de rozenkrans hoorde beginnen, mijn religieuze drang om mee te bidden niet zo groot was en ik mijn keir (kar) keerde en alleen wat ging sjotten op de boomgaard.

     

    Met Raymond deelde ik onder andere mijn sportinteresse. We voetbalden vaak op hun boomgaard, of turnden naast hun hooimijt (handen- en kopstand en koprol trainden we toen). Of we speelden in de stromijt. Die stond links als je door de poort naar hun binnenkoer ging. In en op hun stromijt hebben Raymond en ik uren doorgebracht. We kropen op de mijt, maakten dan wat gangen door stro weg te halen en baanden ons een aantal wegen tot helemaal beneden. Dat waren onze schuilplaatsen. Pas jaren later besefte ik waarom ze niet graag hadden dat we daarin speelden. Stel je voor dat daar een soort instorting plaats vond, verstikkingsgevaar was toch reëel aanwezig.

    Met Herman mijn interesse voor film en opera. Vaak ging ik met hem in discussie. Hij was bijvoorbeeld een hevige aanhanger van Renata Tebaldi, ik had het meer voor Maria Callas.

     

    Frans werkte in de brouwerij De Geest in Aalst en nonkel Octaaf was een boer. Neen, geen herenboer, verre van, eerder een kleine keuterboer. Op de drukke momenten ging ik vaak een handje toesteken.

    Zo bijvoorbeeld om balen stro boven de koeienstal te steken. Op een keer stond ik boven klaar om de balen aan te nemen. Ik had er al een paar opgehaald toen ik plots op de begane grond, vlak naast hun koe Bella, lag. Ik was gewoon, zonder dat de laffe zolderplanken mij op één of andere krakende manier hadden gewaarschuwd, door de vloer gezakt. Ik heb toen héél veel geluk gehad want ik kwam op een paar centimeter van een aantal werktoestellen, waaronder een zeis, terecht. Ik was groggy, stond op en werkte een paar minuten later voort. ‘s Avonds had ik wel stevige hoofd- en rugpijn, maar het nezeken van ons moe onder de vorm van een tube Algipan bracht wat verzachting.

     

    Aan een zware handicap of nog erger, de dood, ben ik echt ontsnapt bij een tweede ongeluk bij Carleejes. Het was een zaterdagnamiddag begin september, tijd voor de aardappeloogst. Ik stond boven op de patattenzakken die de kar al half hadden gevuld en was met met mijn rug naar de tractor gericht. Plots remde de tractor en doordat ik nergens steun kon vinden, viel ik achterwaarts met mijn hoofd naar beneden. Ik moet mij in een reflex hebben gedraaid en dat was mijn redding : ik viel niet op mijn hoofd op den deisel maar op mijn scheenbeen. Als ik daar nu, vijftig jaar later aan denk vergèzel ik nog. Dat scheenbeen voelde ik in de eerste minuten niet, later des te meer, en zag er belange niet proper uit. Verwonderlijk weinig bloed eigenlijk maar zo’n verpletterde indruk. Frans en Herman hebben mij dan opgeraapt en op een paar zakken gelegd. Wat nu ? Ik probeerde nog van (gezien mijn allergie voor klinieken) : alstublieft niet naar de kliniek, voer mij naar huis, ons moe zal me wel verzorgen. Dat hielp niet. Het zag er te slecht uit. En dus haalde Herman zijn scooter en voerde mij daarop naar de kliniek van Mijlbeke. Daar waren de dokters niet te spreken over het gebruikte vervoermiddel maar een paar ogenblikken later lag ik op de operatietafel. Tegen beter weten in hoopte ik onmiddellijk naar huis te mogen gaan. Daar was natuurlijk geen sprake van. En dus moest, zo vreesde ik, het ergste nog komen. Dat was het feit dat ik met meerdere zieken op één kamer moest liggen en dat één ervan zeker die nacht zou sterven. En ik was van veel bang, maar zeker van de dood en van dode mensen. Wou het toeval nu niet dat één van de zieken over een bijzonder zware hoest beschikte en dus zou die man weldra gaan stikken. De verschrikkelijke pijn in mijn been zal me zeker ook parten gespeeld hebben maar ik wilde de ganse nacht slaaploos en klaarwakker blijven om de zuster te verwittigen als die hoester het ging begeven. Dat gebeurde niet en ’s morgens was ons Lizette daar – mijn lieve zus – om mij te troosten en bij te staan. Haar heb ik kunnen overtuigen om de dokters te informeren wanneer ik naar huis kon, weg van die stervende longlijder.

    ’s Maandags is Loewie Brocco mij met zijn taxi komen halen. (Lowie was de enige taximan in ons dorp. Ooit was hij kandidaat bij de gemeenteraadsverkiezingen in ons dorp en ondanks het feit dat hij getrouwd was, haalde hij maar één voorkeursstem. Over dit feit doen twee versies de ronde : in de eerste zou Lowie uit pure dweizigheid niet voor zichzelf gestemd hebben; in de tweede zou hij zijn vrouw ’s avonds eens goed verweten hebben).

    De gevolgen van mijn tuimelpartij waren desastreus : drie maanden was ik verstoken van sport en spel. Er was evenwel ook een lichtjes positieve keerzijde : ik moest ook drie maanden niet naar dat verfoeilijke college in de stad.


    05-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij Poldissens

    Mijn beste vriend Urbain was de zoon van Frans en Cécile van Poldissens (Frans De Ridder en Cécile Macharis) en woonde in de Dorpsstraat, in de laatste draai vóór je aan Maxens kwam. Frans was een vriend van papa (ze waren bijvoorbeeld allebei in het bestuur van 'De Bond van grote en jonge gezinnen') en Cécile van ons moe (zij gingen véél later samen nog naar zee).

     

    Bij Poldissens was het altijd zeer gezellig vertoeven, om verschillende redenen. Je was er altijd welkom; als Frans en Cécile zélf tijd hadden, maakten ze ook tijd voor jou, zelfs om soms eens mee te spelen met één of ander spel; er waren nog kinderen in huis (Lucien, Alfons en Marie-Jeanne); het was er zalig vertoeven in hun grote plaats : verfrissend koel bij warm zomerweer en behaaglijk warm als het winterde; en vooral misschien, Urbain en ik hadden heel wat gemeenschappelijke interessepunten : sport, spelletjes, wiskundige problemen oplossen en bespreken, later wipschieten en bakschieten op staminé ... Alleen wat actieve sportbeoefening betrof zaten we niet op dezelfde golflengte, hij volgde het liever allemaal wat passiever.

    Hij was ook meer technisch aangelegd dan ik en prutste al vrij jong aan hun radio en zo. Al vlug had hij zich een eigen levensstijl eigen gemaakt : toen ik in de vakantie rond een uur of één bij hem kwam om daar de Tour te volgen op de radio (zij konden Radio Europe pakken), kwam hij juist uit zijn bed en wijl hij zijn klaargemaakt bord opat kamde zijn moeder zijn haar. Dat anders leven - overdag slapen en 's nachts studeren - is blijven duren maar heeft hem evenwel geen windeieren gelegd : hij is burgerlijk ingenieur geworden en professor aan de Hogeschool van Aalst en Gent.

     

    Toen ik vanwege mijn huwelijk naar Opwijk was verhuisd, was Poldissens het enige huis in Baardegem - behalve die van de familie natuurlijk - dat ik nog regelmatig bezocht, ook omdat Urbain er vlak naast gebouwd had en Marie-Jeanne in het ouderlijk huis was blijven wonen. Zijn gewoonte om laat (of vroeg) te gaan slapen is nog niet verdwenen, want onlangs zei hij mij : 'Ik kom met mijn vrouw voor een paar zaken niet overeen, onder andere : zij wil opstaan als ik wil gaan slapen'.

     

    Wat hebben we daar in die kamer bij Poldissens niet allemaal gedaan ?

    Zeker veel naar de Tour op de radio geluisterd. Dat begon al, zoals gezegd, op een Franstalige post, Radio Europe, onmiddellijk na één uur, veel vroeger dan op het NIR. 'Ici Félix Lévitan, à vous le Tour', eindigde hij elke tussenkomst. Soms was dat een gekraak op de radio maar dat had meer met de uitzending dan met de kwaliteit van hun toestel te maken want Urbain kon daar aan werken.

    We hebben ook veel spelletjes gespeeld en, misschien niet zo evident, reken- en andere wiskundige problemen opgelost en  besproken. Soms waren we met zo'n opdracht maanden bezig (onder andere dat van de weging der ballen). Urbain was daar echt een crack in, toch wat beter dan ik. En doordat hij na het zesde studiejaar onmiddellijk naar het Atheneum in Aalst is gegaan - ik heb eerst nog het zevende studiejaar in Baardegem gedaan - zat hij in het secundair onderwijs altijd een jaar vóór mij. Dat heeft voor mij zo zijn voordelen gehad want toen ik bijvoorbeeld niet weg was met de eerste principes van de 'Beschrijvende Meetkunde' heeft hij mij dat met zijn eigen specifieke plastische methode uitgelegd en was ik er mee weg.


    06-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Met de koereurs spelen

    Als ik werkelijk niemand had om mee te spelen, dan had ik nog altijd mijn koereurkes, de billekes van de wielrenners. Ik selecteerde dan mijn 'beste' zestien renners. Ik koos dan telkens twee renners die in een achtste finale tegen elkaar streden, de winnaars reden dan de kwart finale, enzovoort tot een winnaar overbleef.


    Hoe reden die billekes dan wel tegen mekaar ? Wel, daarvoor gebruikte ik mijn twee beste biekes-marbols. Elke knikker vertegenwoordigde een renner. Gelegen op de grond schoot ik vanaf ons keukenbuitendeur naar de deur van de kamer. De knikker-renner die het dichtst bij een vooraf vastgesteld punt lag, was de winnaar. Eenvoudig en eerlijk. En toch was ik achteraf altijd een beetje verbaasd maar ook blij dat mijn favoriet (eerst was dat Raymond Impanis, later Rik Van Looy) het bijna steeds haalde.

    Soms speelde ik de knikkers gewoon vanuit ons keuken, door ons mozegat (muizegat), naar buiten. Ik moest natuurlijk eerst de 'stop' wegnemen die voor dat gat stak en dat normaal enkel werd weggenomen als ons moe geschuurd had om het water naar buiten te duwen.

    Ik had zeven soorten billekes. Hier zie je van elk één voorbeeld.

      

      

      


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spelen bij slecht weer

    Als het regende gingen we altijd naar de kelderkamer van 't leeg huis om te lezen, maar ook om allerlei woordspelletjes te doen.


    Voeitsgaun
    (voort doen) was een spel dat er bestond een woord te vormen dat begon met de eindletter van het voorgaande en natuurlijk in dezelfde categorie : geit, tijger, reebok, ... Wie niet voort kon, viel af. Ik verdacht er onze Marc soms van om begrippen ter plekke uit te vinden (een Argentijnse vogel of een plant in Madagascar), maar hij was zo overtuigend dat ik hem altijd geloofde. Als Fong van tante Alice iets zei dat niet kosjer was, verraadde hij zichzelf door te beginnen gremelen.


    Een gelijkaardig spel was het volgende (het had bij mijn weten geen naam) : we schreven een zevental rubrieken op (wielrenner, voetballer, dier, ...) en elk om beurt mocht een beginletter zeggen. Het kwam er dan op aan eerst klaar te zijn.

    Ook hier werd bijwijlen gefoefeld dat het niet mooi was en eindigde het spel vaak met het weggooien van potlood en papier.


    Als de vlaag over was en de beken en grachten gezwollen waren van het regenwater gingen we buiten boeite veiren (bootje varen). Wij gebruikten daarvoor schoenblinkdoosjes, elke deelnemer liefst met een ander merk (Ca-va-seul, Nugget, ...) en lieten die tegelijk los in de gracht aan het hofgat van meters. De eindmeet lag een 30-tal meter verder en er moesten soms een aantal meters gevaren worden in een buis, onttrokken aan onze ogen. Dat was dan een extra  spannend moment : wie komt er eerst vanonder ? Wie is blijven hangen ? Je mocht, zo schreef het reglement voor, de natuur een handje helpen door met een stok je vastgeraakt blikje los te maken als het echt vast zat. Soms maakten we ook een 'dam' : we hoopten de bedding genoeg op opdat het water niet meer kon verder stromen. Op het moment dat onze bootjes aankwamen sloegen we een bres in onze dam zodat ze met een grote snelheid verder werden gestuwd.

     

    Als we wisten dat er wat wind ging zijn, niet té veel, dan maakten we wel eens een vlieger. Dat was een windwaaier in de vorm van een vierhoek, een bijna-ruit. De diagonalen van de vlieger, het kruis, waren twee lichte takjes die werden samengebonden en waarin aan de uiteinden een gleufje gekerfd werd. Daarin paste de omtrekdraad. Dan werd het papier rond die draad gelijmd en soms gebruikten we daar - bij gebrek aan valabel alternatief - het sap van een pruimenboom voor, koekoek noemden we dat. Dan werd er een stjeit (staart : een koorde met papieren strikjes) aan bevestigd, een delicate opdracht die wat jaren ervaring vroeg want hij kon te licht maar ook te zwaar zijn. Op het snijpunt van de diagonalen werd een zo lang mogelijke draad, die opgewonden was op een spoel, gebonden. En dan kon men ergens op een open ruimte gaan proberen. Men moest wel best met twee zijn : één die de vlieger vasthield en op bevel van de andere hem omhoog gooiend losliet. Dan was het de taak van de tweede om die vlieger al lopend verder omhoog te krijgen en/of te houden. Dat was niet altijd even gemakkelijk maar áls het lukte gaf dat wel een bijzonder prettig gevoel. En dan konden er ook boodschappen naar de vlieger gestuurd worden. Dat waren stukjes papier waar we een scheurtje in deden en rond de koorde draaiden. Met wat geluk ging dat briefje tot boven aan de vlieger.


    07-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze Marc als reporter

    In de week gingen wij, onze Marc en ik (de anderen waren al veel ouder), zeer vroeg slapen. Eigenlijk : zeer vroeg naar ons bed want slapen deden we niet altijd direct. Neen, dan was er het gloriemoment van onze Marc en het genietmoment voor mij.

    Onze Marc had, hij heeft dat later overvloedig bewezen, een ongelooflijke verbeelding. Hij kon bovendien ook boeiend, verrassend, spannend en vlot vertellen.

     

    Ik vond hem op zijn best als radioreporter. Hij ontwierp dan zelf een Ronde van Oost-Vlaanderen en elke dag beschreef hij een rit, Lede - Wetteren bijvoorbeeld. Hij schiep ook zelf ploegen en renners. Één van zijn toprenners was Arthur De Cabouter. Waar hij al die namen bleef vandaan halen is mij altijd een wonder gebleven, tot hij later onthulde dat hij ze voor een groot deel uit de krant en de deelnemerslijst van de beginnelingen haalde. Het toeval wil dat jaren later een zekere Arthur De Cabouter een toprenner werd.

    Hij had mij met die reportages volledig in zijn macht. Als ik overdag eens dweis was tegen hem of niet wou toegeven over iets, zei hij snel : ' Ah, vanauvet gieën reportaasj'. En dat wou ik absoluut vermijden. Dus ...

    Hij tastte ook mijn gevoeligheden af en op het moment dat één van zijn renners mijn favoriet was geworden, liet hij hem een paar dagen later gegarandeerd een paar minuten verliezen door een valpartij. Bovendien wist hij die avond nog niet wat de gevolgen van die kwalijke tuimeling waren en moest ik tot de volgende dag wachten om te weten wat er met mijn idool gebeurd was.

    Het was allemaal zo levensecht verteld (precies gelijk als Maurice Dieudonné) dat ik op de rand af geloofde dat die ritten echt verreden werden en dat ik die koers op een dag eens in Baardegem zou zien passeren.


    08-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wipschieten

    Door de verhuis van peter Leon en tante Malvine naar zaal 'Ons Huis' nam mijn sociaal leven al snel een aanvang én een hoge vlucht.

    Daar waren om te beginnen de maandelijkse (elke derde zondag van de maand om 3 uur) wipschietingen, georganiseerd door de vereniging 'De Jefkes'. In mijn grote vaderlijke bewondering heb ik lang gedacht dat die maatschappij naar papa werd genoemd. Groot was mijn ontgoocheling toen ik later vernam dat het gewoon maatschappij 'Sint-Jozef' betrof.

    De schutters werden per post uitgenodigd via een kaart waarop de inleg en de prijsverdeling al stond (hoge = 100 frank, zijde = 50 frank, hoek = ...). Soms vermeldde die kaart dat er bij een groot aantal schutters, een tweede wip zou ingericht worden. 


    Papa was een uitstekend schutter. Hier heeft hij zichzelf tot koning geschoten (1933).


    Maurice De Ridder, Jef De Clerck, papa, nonkel Zjeen, Louis Crabbe


    'De Zjefkes'. Op de 2e rij : Miel, Herman en papa naast mekaar


    Die bewuste derde zondag trok papa al heel vlug naar de zaal want hij had een grote verantwoordelijkheid : hij moest de schutters die hun inleg betaalden, inschrijven. De meeste deelnemers bekenden zich tot een ploeg ('Klei herleeft', 'Olympia', ...), waarbij ze dan overeenkwamen om het gewonnen geld te verdelen. Die ploegen werden, als het hun beurt was om te schieten, door de roeper (Pieje Baukes Pol) uit de staminee geroepen, waar ze zaten te kaarten of gewoon pinten te drinken. Mijn belangrijke taak bestond er in om op geregelde tijdstippen (Pol riep dan : 'Achter deze man pauëlen!') de afgeschoten pijlen vanonder de wip te halen en in een bak achteraan de zaal te deponeren. Ook als den hoeëgen (de hoogvogel) werd geschoten moest ik die trofee aan de prijsschutter bezorgen, waarbij ik soms een beloning kreeg. De eigenlijke vergoeding volgde op het einde van de schieting. Ik ging dan als een bedelaar, met mijn hand open, bij elke schutter die dan op vrijwillige basis iets gaf. Als de wip om 7 uur nog niet leeggeschoten was, werd een paar minuten vooraf door de roeper de voorlaatste en nadien de laatste ronde aangekondigd en werden de overblijvende vogels verloot.

     

    Tijdens de schieting was er dikwijls gelegenheid om het - verboden - kansspel 'Anker en zon' te spelen. De enige attributen voor dit spel waren : een oprolbaar matje verdeeld in vierkanten met verschillende figuren op (onder andere ankers en zonnen) en dobbelstenen. Steeds stond een medewerker van de bank (de organisator van het spel) op uitkijk om op tijd te kunnen roepen dat de sjampetter of de gendarmen in aantocht waren.

     

    Papa ging minstens elke week schieten want - was zijn argument -  wie komt moet ook bezocht worden. Dat was  in Mazel 'De Krabbers'  bij Van Hoeymissen of 'Dreië ve ne fran' bij den Bruinen; in Meldert 'Bock en Lambik' bij Mols of 'St-Jozef' bij Stainten Vandenbroek; in Opwijk 'd'Hulst' bij Seppen of 'Olympia' bij Nojle; in Lebbeke 'St-Joris' in zaal Flora of de 'Zomerschutters' bij Pojltes. En ik had de indruk dat er op verplaatsing steeds verlengingen aan te pas kwamen.

     

    Thuis werd er duchtig geoefend. Papa had eens een oude wip meegebracht uit de zaal en die stond opgesteld tussen 't bakkot en de boomgaard. Vanaf de pomp werd er geschoten, dat was de reglementaire afstand. Tenminste voor diegenen die over een echte boog en echte pijlen beschikten. Voor de jongeren, waartoe ik voorlopig nog behoorde, was er een zelfgemaakte boog van essenhout uit - weeral - den Bos, soms eens een afgedankte echte pijl die al een paar keer en scheef gelijmd was, maar soms ook een zelfgemaakte. Zij mochten ter compensatie wel van veel dichter schieten. Ik was - in alle bescheidenheid - een crack en er werd mij dan ook een grote toekomst voorspeld, maar ook hier is het er helaas niet uitgekomen.

    Wij - onze Marc, kameraden en ikzelf - hebben ons uren en dagen geamuseerd met dat schieten en als het te koud of te slecht was  trokken we gewoon met wip en al naar 't bakkot. 

        
    Meester Paul, Marcel Vos, ons moe, Miel, papa (1951) Meester Paul, onze Miel, papa en ik (1951)

         
    'Den doeëven' (Leopaold Cooreman) en papa (1953)

        
    Onze Herman en Jef Buggenhout           Jef Buggenhout, Jaak en Herman

     
    Jaak en Lizette
     


    Van de vele bezoekers bij ons thuis, waren er ook een heleboel die speciaal in verband met het schieten kwamen : Tuurken Pad, Molleken, Babis (Frans Verbeiren) die bij Boekes Theo in de wasserij werkte en soms gewassen en gestreken verfkleren van papa terugbracht, de vier Poeterkes (de gebroeders Verhasselt : Louis, Frans, Jean, Jef). Die vielen op een keer in een tijdspanne van drie minuten binnen, om de minuut klopte er een aan, en plezier dat ze hadden !

    Van Tuurken Pad - een doodbrave, vriendelijke man, die geweldig kon tateren - herinner ik mij volgend verhaal. Onze Herman had bij zijn eerste mis van de parochianen een bandopnemer met micro gekregen. Dat was een echt wonderbaarlijk toestel. Herman was er in het begin als de kippen bij om stiekem één of ander gesprek op te nemen. Zo ook toen Tuurken bezig was aan 't rauzen. Toen Herman zo'n kwartiertje had opgenomen, spoelde hij terug en draaide de parlee van Tuurken af. Ge moest die zijn gezicht zien, zijn ogen bolden van stomme verbazing bijna uit zijn kop. En hij die anders nooit naar zijn woorden moest zoeken, kon enkel nog stamelen : 'Potvernong, en das naa ne kieje grat 't zelfde va watakik dauzjust gezeid èm'


    09-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toneel

    Ook de repetities en uitvoeringen van de conceirs (toneel) van de maatschappij 'Hoop in de toekomst', waarvan papa voorzitter was, gingen in de zaal door.

    Het liefst had ik dat ze een passieverhaal brachten, genre 'Christus verworpen' of 'De moordenaar Gods'. Hoe bewonderde ik toen al die acteurs en actrices, die zich zo perfect in de rol van Maria Magdalena, of Pilatus, of Herodes, of Barabas, of Jezus konden inleven. Niet dat alles altijd rimpelloos verliep. Zeker niet. Zo moest mijn nonkel Jef van op het kruis, goede moordenaar zijnde, eens een onwillige medeacteur, die niet meer werd verondersteld onder dat kruis te staan, wegsissen met de woorden : 'Gojt weg of ik zjeik in a bakkes !'. 



    Nonkel Jef en Frans Heyvaert als Barabas


    Nonkel Jef aan het kruis in 'De moordenaar Gods' (1956)


    Barabas in zijn cel


    De ganse groep

    'De klokkengieter' vond ik echt een stuk om bij te wenen, zeker naar het einde toe, toen de eigenlijke klokkengieter zijn handen verbrandde aan de klok die hij zopas gegoten had en zijn ijselijke gil door de zaal galmde.

    Ook komedies als 'Antje' en 'Boefje', hoewel dat dit stuk niet altijd om te lachen was, zag ik heel graag, zeker als één van mijn broers meespeelde. Zo was onze Miel de voetbalkoning in 'De voetbalkoning' en ik bad : laat mij later ook zo beroemd worden. In 1965 geschiedde voorwaar het wonder want toen werd ík de nieuwe voetbalkoning.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het kerstfeest

    Elk jaar ging in zaal 'Ons Huis' op kerstdag om 4 uur in de namiddag 'Het kerstfeest' door. Een totaalspektakel waarvan de opbrengst volledig ten goede kwam aan de paters en zusters van Baardegem in Kongo of andere missiegebieden. Dat geld kwam van giften, een tombola en, vooral, van het inkomgeld van de talrijke aanwezigen (ooit meer dan 400 !). Papa was voorzitter van het Kerstcomité en daags na het feest, werd contentieus het geld geteld en gedeeld door het aantal Baardegemse helden. En dan ging papa ieders deel aan de rechtstreekse familie afgeven : bij de families De Clerck, Moortgat, De Gols ...

      

    Het namiddagvullende programma bevatte steevast dezelfde onderdelen : toneel, zang, orkest, sketches, tombola.

    Wat de tombola betreft : de meeste prijzen waren giften van verschillende neringdoenden van het dorp, maar ook een honderdtal door ons – onze Marc, Herwig Blindeman en ikzelf - uitgezaagde en door papa geschilderde figuurtjes.

    De kleine toneelstukjes waren eind jaren 50 reeds vaak van de hand van onze Marc (onder andere met de figuren Pierepeet en Jannejaak).

    Een vast onderdeel was ook het optreden van het Oempa-orkest met vedetten als Berken Ruyssinckx (accordeon), Petrus Van Damme (trommel), Jozef Buggenhout (zang) en René Van Lembergen (dirigent en presentator).



    Repetitie voor het Kerstfeest van 1955. Voorzegger Pieje Rat (Petrus Van Damme) en Miel.


    Het gerenommerd 'Oempa-orkest' met charme-zanger Jef Buggenhout


    De voorzitter verwelkomt de talrijke aanwezigen

    Het Oempa-orkest met links Jefke keis (Jozef De Ridder)

    In de klas van schoolmeester Pieters (4e van links onderaan Miel De Bie)

    Naar de Congo

    Repetitie Oempa-orkest (Remy Van Lembergen, Paul Hofman, Pieje Rat, Jef Keis, Berke Ruyssinckx en Jef Buggenhout)

    Repetitie potpourri. Op het podium : Meester Paul D'Hauwer, Jef Buggenhout en Jaak De Bie. Beneden Wilfried Blindeman en Désiré D'Hauwere.

    Mijn eerste publiek optreden heb ik ook op een kerstfeest (1953) gedaan : met meester Paul heb ik toen het mooie liedje van 'Robert en Bertrand' gebracht : 'Want wij zijn Ro, Robert en Bertand, de flinkste en knapste jongens van 't land; als soms de ho, ho, honger ons kwelt dan gaan wij op zoek naar mensen met geld'. Dat was een liedje van het Vredacabaret van de gebroeders Redant uit Haaltert. Die traden elk jaar met nieuwjaar op, ook in de zaal, en telkens voor een vol huis.

    De vreugde om mijn eerste openbare muzikale glansprestatie werd verstoord door volgende gebeurtenis. Vlak voor we vertrokken naar de zaal zei ons moe tegen papa : 'Onze Marc ziet er weeral nie goed oït. Das toch iet met zijne groei. En ei eit van noen verom nie geten !' Toen wist ik het : onze Marc is ongeneeslijk ziek, 'de groei' gaat hem het leven ontnemen. Daarom piepte ik tijdens het kerstfeest voortdurend tussen de gordijnen de zaal in om te zien of hij nog niet van zijn stoel gevallen was. Hij heeft het die dag uitgehouden en gelukkig heeft hij de ziekte later, dank zij de culinaire bijstand van ons moe, definitief overwonnen.


    10-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eerste televisie

    De eerste keer dat ik eigenlijk de noodzaak voelde om een uitzending op de televisie te zien was het wereldkampioenschap op de weg bij de beroepsrenners in Frascati in 1955.

    Ik had in de krant gelezen dat er regelmatig rechtstreekse beelden van de wedstrijd gingen gegeven worden. Maar bij wie ? Ik zag geen oplossing tot ik erover sprak met mijn vriend Urbain. 'Ik weet dat ze bij Treezes nen televisie hebben en dat we zeker mogen komen kijken als we dat aan Irène vragen '. Irène was de echtgenote van Germain D'Hauwer, elektricien, en moeder van Désiré en Gust. Zij hadden een winkel van elektrische producten in de Molenstraat. Wij vroegen het en het mocht ! Blijkbaar waren nog wat geïnteresseerden diezelfde vraag gaan stellen want wij zaten opeen gepakt in de keuken van de zaak, Irène rustig vooraan rechts in haar zetel naast de stoof.

    Dit was de eerste keer dat ik niet mijn eigen verbeelding moest laten werken zoals bij het beluisteren van de radio. Nee, ik zág het zelf gebeuren ! Ik zág hoe een groep (waaronder de Belgen Germain Derijck en Marcel Janssens) zich afscheidde en minuten voorsprong nam. Ik zág in een volgende tussenkomst dat Stanneken Ockers aan een schitterende remonte was begonnen. Ik zág hoe hij die kopgroep inhaalde en op zijn elan doorging. Ik zág hoe hij afgescheiden triomfeerde ! Was dat beter dan het in mijn verbeelding te zien ? Ik wist het op dat moment niet zo. Maar die vraag moest ik mij nadien minder en minder gaan stellen en ik was alleszins zeer tevreden dat de televisie op de wereldkampioenschappen voetbal in Zweden (1958) aanwezig was en veel matchen uitzond. Ik denk dat mijn verbeelding zou te kort geschoten hebben om de kunsten van Pele en Garrincha op te roepen. Dit was in het echt beter !

    Later gingen Urbain en ik af en toe nog eens bij Irène kijken naar 'Schipper naast Mathilde' of een één of andere sportuitzending, zó lang tot ze bij meters ook een televisietoestel kochten.

     






    Archief per week
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 28/04-04/05 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006

    E-mail mij

    Vragen ? Suggesties ?


    Gastenboek

    Bekijk mijn berichten of voeg er eentje toe



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!