Ons hof de kapelanij is voor mij een prachtige herinnering aan mijn jeugd en jonge jaren.
Als kleine knaap van vijf jaar liep ik aan de hand van mijn grootvader Alphonse Van de Reviere en verkende alzo de bossen en de omgeving van het kasteel Ooidonk.
Grootvader ging meestal via het bos achteraan ons huis broekbos naar het kasteel toe.
Daarvoor moesten we over een brede beek van het broekbos naar de Engelse Hof Daar was een plank van ongeveer 30 cm breed waarop kroonkurken omgekeerd genageld waren. Die overgang bestond uit een vast deel kant Broekbos en een deel dat kon opgehaald worden tot de overzijde.
In de Engelse Hof toonde pépé, (niet mijn dooppeter) zoals hij genoemd werd, mij allerhande zaken die mij nog steeds bijgebleven zijn. Grootvader steeds vergezeld van zijn wandelstok, stak deze op een bepaalde plaats naast een boom in een gaatje in de grond. Kijk, zei hij, hier is een bliksem ingeslagen!
Hij toonde mij de planten die belangrijk waren en noemde de bomen. Later zou mijn vader hetzelfde doen maar dan veel gedetaileerder. De dieren speelden ook een grote rol in het jachtwachtersbestaan van mijn ouders en grootouders en ook mijn overgrootouders. In het bijzonder de fazanten, hazen, konijnen, patrijzen, eenden, bosduiven enz.
Op die jonge leeftijd besefte ik nog niet veel van de zorg die zij besteedden aan de dieren.
Later stelde ik meermaals vast dat er door hen steeds een zorgzaam evenwicht werd gezocht op het domein van het kasteel Ooidonk.
Voor het grootste deel waren fazanten ook het grootste deel van de zorgen van mijn ouders en grootouders als jachtwachter.
Vóór 1900 werden op ons hof honderden fazanteneieren uitgebroed door klokhennen Soms gebeurde het dat er klokhennen wilden beginnen broeden en er nog geen fazanteneieren waren. De klokhennen werden dan even elk op toer tot halverwege hun lijf ondergedompeld in het frisse water van de wal rond ons hof. Zodoende waren ze een beetje afgekoeld en klokten ze niet meer. De jonge uitgebroedde fazantenkuikens werden dan met lampen gewarmd en in hokken gevoederd en verzorgd.
Later werd op dezelfde wijze fazanten gekweekt in stallingen in het koetshuis Het Koetshuis dat nu een Tea Room is, links van de ingang van het kasteelpark Ooidonk
Ruim vóór de jacht werden de fazanten de natuur ingezet. Ik zeg wel ruim vóór de jacht want je kon goed het verschil zien tussen een natuurlijk gekweekte fazant en een fazant die te laat uitgezet is.
Vanaf de jaren 1880 was er nogal wat bedrijvigheid op ons hof. Rond de kapelanij waren ongeveer 8 ha land en weide in gebruik door mijn voorvaderen. Geregeld moesten loonwerkers komen helpen op ons hof.
Op 1 september 1894 bij het dorsen met de vlegel in ons schuur, het gebouw rechts van de kapelanij, kwam een van de werkmannen uit de schuur naar achter en zag de kleine Camillus (° 1888) die probeerde een klokhen onder te dompelen. Plots verloor de kleine Camillus het evenwicht en viel voorover in het water.
De werkman die dit zag gebeuren liep het hof af en verwittigde niemand! Het manneke werd veel te laat uit het water gehaald omdat men eerst heeft vastgesteld dat de werkman na een zekere tijd niet terugkwam.
Dit drama kon dus vermeden worden en liet mijn grootvader als enige zoon achter uit het gezin van elf.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
|