Nicolaas een Maritieme Heilige (slot)
Dan is er nog de Nicolaasabdij in Angers, gesticht door Foulques Nerra, graaf van Anjou en stamvader van de Plantagenets, die tijdens zijn tweede bedevaart naar Jeruzalem van de verdrinkingsdood werd gered door Nicolaas van Myra.
Louis Janssen haalt deze laatste legende aan , in "Nicolaas, de duivel en de doden" (1993) om te bewijzen van de verspreiding in Noord-Europa van de cultus rond Sint Nicolaas nog voor de Normandische verovering een feit was.
Maar dan komt volgens Karl Meisen in zijn "Nicolauskult und Nicolausbrauch im Abendlande" (1931) de belangrijkste verklaring voor de verspreiding van de heilige in onze streken: de roof van de relieken van Nicolaas van Myra naar Bari in 1087 (translatio). En ook hier toonde Nicolaas zich de beschermer van de zeelieden: "Bij het overbrengen van Nicolaas'gebeente naar Bari stormde het zodanig dat het schip moest uitwijken naar een haven: Patara, Nicolaas geboortestad."
Dat bij de verspreiding van de Nicolaascultus de zeelieden een belangrijke rol gespeeld hebben, is bijna vanzelfsprekend. De Normandiërs, die dan ook Zuid-Italië beheersten, wisten hun bewondering voor deze merkwaardige heilige over te brengen op hun neven in het Noorden. Dit gebeurde al ten dele voor de translatio, maar het zwaartepunt ligt zonder twijfel erna. Geert Vandenhende uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
|