De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (6)
De vaders en moeders zeiden knorrig: 'Kom toch mee, Rietje, toe dan toch Jantje, dat is Sinterklaas niet, dat kun je toch wel zien. Dat is een man die naar vis ruikt.' Maar de kinderen rukten zich los en gingen toch. Sinterklaas gaf alle kinderen een hand en luisterde naar de liedjes. 'Waar is uw staf, Sinterklaas? En waar is uw meiter? Waar is de zak met cadeautjes?' vroegen de kinderen. Sinterklaas vertelde van de schipbreuk. 'Wat verschrikkelijk!' riepen de kinderen. 'Arme Sinterklaas. Arme Zwarte Piet. De stoomboot is vergaan en nu zijn ze hier zonder hun kleren en zonder eten.'
Een paar grote kinderen zeiden tegen elkaar: 'Weet je wat. Sinterklaas heeft ons zoveel keren cadeautjes gegeven, laten we het nu eens omdraaien. Wij geven hém wat.' Ze renden naar huis en kwamen terug met een heleboel pakjes. Er zaten boterhammen in en worstjes en appels en frieten en flesjes melk. De een na de ander gingen de kinderen thuis iets halen. Behalve eten brachten ze echte cadeautjes mee. Ze gaven hun mooiste speelgoed, hun treinen en kraanwagens en speelgoedbeesten. Hun poppen en winkeltjes en keukentjes. De grote mensen stonden in de verte te kijken en schudden hun hoofd. 'Wat een gekke boel,' riepen ze. 'Zo'n gewone man die naar vis ruikt...'
Er kwamen nog twee kinderen aan met een heel, heel groot pak. 'Wat zou daarin zitten?' vroeg Sinterklaas nieuwsgierig. Hij genoot zo van al die cadeautjes, hij kon er niet genoeg van krijgen. Voorzichtig maakte hij het grote pak open. En wat zat er in? (wordt vervolgd) Annie M.G. Schmidt
|