Een (oud) Sint Niklaaslied (slot) Lod. Mercelis Alf. Moortgat
"Ga, haal mij." Doch de slachter Verschrikt de deur uitschoot. Geslagen als van den bliksem, En viel te buiten dood. En in den diepen kelder Bij 't akelig pekelvat, Daar stond de groote heilige, Hij knielde neer en bad. "Staat op, geliefde kleinen! zegt, sliep gij goed van nacht? "k Heb uit den rijken hemel Wat lekkers meegebracht."
En de eerste vreef zijn oogskens: "Wat heb ik goe gerust!" De tweede geeuwde en lachte: "Wie heeft mij wakker gekust?" De derde schreide een traantje, Een traan van kristallijn: "Daar droomde ik, weer bij moeder, in 't Paradijs te zijn!" O sprookjes lief van moeder Gij perels in het stof, Die 'k, arme reiziger, op zoek Op weg naar 's Hemels hof! uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
|