Het schoentje van Toets (1)
Het was nacht. Iedereen in de stad sliep. De kinderen én de grote mensen. Ook in het grote, donkere bos, dat vlak in de buurt van de stad lag, sliep iedereen. De feeën, de heksen, de dieren en alle kabouters. Nee, niet àlle kabouters, want Toets was wakker. Hij kon niet slapen, want hij wilde iets gaan doen. Het was de nacht van vier op vijf december, dus Sinterklaasnacht voor de mensen. Ieder mensenkind zette dan zijn schoen. En 's nachts deed Sinterklaas daar een cadeau in. Met nog veel lekkers erbij. Kijk, dat wilde Toets nu ook gaan doen. Ieder jaar was hij dat van plan geweest, maar telkens durfde hij niet. Maar deze nacht durfde hij het wél. "Ik loop naar de stad," dacht hij, "en dan zet ik mijn schoen midden op het marktplein. Daar zal de Sint heus wel voorbij komen. En dan doet hij vast wel een verrassing in m'n schoen. Want ik heb gehoord en in de mensenboeken gelezen, dat de Sint een heel lieve oude heer is." Stil als een muis sloop hij de zoldertrap in het kabouterhuis af. (wordt vervolgd) uit: "Alles in de wind" door Nelly Kunst
|