De stijgbeugel van Nikola (slot)
Daarna bedacht de heer, dat het niet genoeg was. Hij haalde uit zijn koffer een hoed en een paar schoenen en gaf ze aan Morgoén. Deze trok alles aan en zag er piekfijn uit; niemand zou hem nu erkennen.
Morgoen zag er als een heer uit, toen zij voor de rechtbank kwamen. De heer, die hem meegebracht had, getuigde tegen hem en zei, dat de boer de gouden stijgbeugel moest hebben gestolen, dat het niet anders kon. "Ik kan een eed afleggen, dat de stijgbeugel van mij is!" hield het boertje voet bij stuk. En iedereen geloofde hem. Toen keek Morgoén naar de heer en zei: "Nu zult ge nog wellicht gaan beweren, dat de jas, die ik aan heb, ook niet van mij is?" - "Dat is toch zo, het is mijn jas." - "En dat het driespan ook van u is?" - "Maar natuurlijk is het driespan van mij!" - "En ik kan een eed afleggen, dat zowel de jas als het driespan mijn eigendom zijn!" En iedereen in de zaal geloofde hem.
Ook de rechters geloofden hem en wezen het boertje toe: én de gouden stijgbeugel én het driespan van de heer. Van af die tijd werd de boer steeds rijker - hij had zijn geluk gevonden! En hij dacht nooit meer aan zijn treurig lot van voorheen. uit: Sinterklaasverhalen
|