Sint-Nicolaas, een historische kritiek. (2)
Bisschop van Myra: een historische zekerheid. (Bron: Praxis de stratelatis (IVde eeuw), Theodoor de leermeester (515 a.D), Eustratius van Constantinopel (583 a.D.)). Hoogstwaarschijnlijk werd hij bisschop vanuit een lekenstatus (Gratianus in zijn Decretum; maar echter niet vermeld bij Michael de Archimandriet).
Aanwezigheid op het Concilie van Nicea (325): een historische zekerheid. Bron: aanwezigheidslijst van Theodoor de Leermeester (rond 515 a.D.) en als authentiek erkent door de meeste onderzoekers van dit onderwerp (Eduard Schwartz)). Bovendien had Theodoor toegang tot de rijkste oude archieven (Sint-Sophia, Constantinopel). Het is echter ook waar dat in 10 van de 18 aanwezigheidslijsten de naam van Sint-Nicolaas niet vermeld wordt. Deze lijsten vermelden echter maar 200 aanwezigen terwijl hedendaags onderzoek uitwees dat er meer dan 300 aanwezigen waren. De tussenkomst van Nicolaas op dit concilie zijn legendarisch omdat zij telkens handelen over de drie-eenheid van God en dit terwijl het hoofdonderwerp de Goddelijkheid van Christus betrof. (wordt vervolgdt) uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
|