Een heel stout jongetje (1)
Een Sinterklaasverhaal over een jongetje dat in de zak gaat. Er was eens een heel stout jongetje. Dat jongetje was ook wel eens aardig, maar hij kon het niet nalaten om kattekwaad uit te halen. Hoeveel ruiten hij al niet met voetballen op straat had gebroken - daar zou je een glazen paleis van kunnen maken. En hoeveel potten jam hij al niet had leeggelikt - daar zou je een hele jamfabriek mee kunnen beginnen. En hij klom altijd in de bomen en scheurde altijd zijn kleren en op school strooide hij niespoeder in de brillenkoker van de meester en hij was nooit op tijd voor het eten thuis en 's morgens kreeg 'm zijn bed niet uit en hij deed alles wat jongetjes niet mogen doen.
En het ergste was, dat hij zo'n brutale mond had. Als je tegen hem zei: dat hij toch eigenlijk een heel stout jongetje was, dan haalde hij zijn schouders op en antwoordde: "Nou en wat zou dat? Je hebt stoute jongetjes en Brave Hendrikken. Laat mij maar een stout jongetje zijn." En als je dan zei dat het toch niet nodig was om zo héél verschrikkelijk erg ontzettend ongelooflijk stout te zijn, dan stak hij alleen zijn tong uit en trok een lange neus tegen je. (wordt vervolgd) uit: Sinterklaasverhalen
|