KLIK HIERONDER OP DE FOTO VAN JE MUZIEKPLAYER LUISTER & GENIET !
Wil je een babbeltje met collega's uit de muziekwereld dan heb je het meeste kans om mekaar hier te ontmoeten. Klik logo hierboven. Wanneer je maar wil en zeker elke dag van 20 tot 21 uur ====== *(°v°)* ====== WEEK-TOP-DAG ZATERDAGAVOND 20 tot 21 uur.
Voor 78-toeren-verzoekjes in Bakkies Bakeliedjes van Theo Bakker bakeliedjes@gmail.com
De Lustige Krekels
Pieter van Banden
HAPPY FORUM
KLIK OP DE FOTO EN JE KOMT OP DE OFFICIËLE WEBSITE VAN:
Bobbejaan Schoepen
Yvonne Verbeeck
La Esterella
Will Ferdy
EEN BEZOEKJE BIJ JE NET-COLLEGA'S MUZIEKPIONEERS OVER AL DE GRENZEN HEEN
78-TOEREN.be
Oldie- & volksmuziek Vlaanderen & Nederland
05-04-2006
Gentse Volkszanger uit de 19de eeuw: Karel Waeri
Historische situering en analyse van politieke aspecten in het oeuvre van de negentiende-eeuws Gentse volkszanger
Karel Waeri
Tineke Bruyneel
Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis. Academiejaar: 2001-2002
***********************************
Karel Waeri was één van de meest populaire volkszangers die Vlaanderen ooit gekend heeft. Hij werd vaak den Gentschen Béranger genoemd, naar de Parijse schrijver en chansonnier die na de Franse Revolutie een groot succes kende in de café-chantants. Lodewijk de Vriese, die in 1919 een artikel wijdde aan Waeri, formuleert de populariteit van Waeri als volgt:
"Deze bladzijden aan Karel Waeri gewijd, zullen ongetwijfeld bij het Gentsche Volk de welgekomene zijn. Hij was immers een onzer meest geliefde zangers, hij had in ons midden eene gewettigde populariteit verworven. Hij was, ten andere, de eerste de gereedste niet: er zit kern en kruim in de geestige liedjes die hij het volk voorzong. Hij heeft nut gesticht, goed werk geleverd, hij verdient alleszins herdacht te worden."
Korte levensbeschrijving.
Karel Waeri werd op 3 juli 1842 geboren in de Veerstraat te Gent. Zijn ouders, Pierre Adrien en Pauline Josine De Baedts, waren beiden handwevers. Het gezin Waeri was een typisch arbeidersgezin uit het negentiende-eeuwse Gent. Zoals alle andere arbeiders moesten ze vechten tegen armoede en ellende. Vader "Piro" was een graag geziene gast in de herbergen. Hij kon immers zeer grappig uit de hoek komen en improviseerde voor de vuist weg leuke gedichtjes. Thuis was men echter minder enthousiast over het feit dat hij zijn loon er in de herberg altijd doorjoeg en het gezin daardoor in nog grotere armoede stortte. Ook de opvoeding van zijn kinderen liet vader Piro eerder koud. Het was te danken aan het toeval dat de kinderen Waeri ooit naar school zijn kunnen gaan. In 1849 werd Piro Waeri namelijk opperbaas en leermeester in een fabrieksschool te Aalter, waar boeren het beroep van wever konden aanleren. In het dorp was er een kostschool die ook dienst deed als gemeenteschool. Het is daar dat Karel op zevenjarige leeftijd terechtkwam. Hij bleek een schrander kereltje te zijn. Al snel was hij de eerste van de klas. Ook zijn muzikale talent kwam in deze periode al duidelijk tot uiting. Hij maakte zelf muziekinstrumenten door bijvoorbeeld paardenhaar te spannen over een oude klomp en hij kon de meest eenvoudige speeltuigen bespelen. Zo wist hij op veertienjarige leeftijd al een heel gezelschap te vermaken met een blikken fluitje.
In 1856 werd vader ontslagen en was de oudste zoon Jan verplicht mee te werken op het weefgetouw om wat meer geld in het laatje te krijgen. Door de drankzucht van vader en de ellende die daaruit voortvloeide voor het gezin, werd het voor Jan echter thuis onleefbaar. In 1858 trok hij naar Gent. Karel moest daarop de school verlaten om de plaats van zijn broer in te nemen. Ook hij hield het echter niet lang uit. In 1861 liep hij thuis weg en werd hij leerjongen ijzerdraaier bij zijn peter in Gent. Hij was fysisch echter te zwak voor dergelijke zware arbeid en zocht daarom een andere job: hij werkte achtereenvolgens als loopjongen bij een fotograaf, pasteibakker en bakkersgast. Ondertussen spaarde hij voldoende geld bijeen om een oude viool te kopen. Door de katoencrisis van 1862 kwam het gezin van Jan Waeri in nog ernstiger moeilijkheden. Karel besloot zijn broer te helpen. Hij kocht voor hem een oude cello en na wat oefening waren ze in staat om op zondagavonden in herbergen te gaan zingen. Ze kregen alsmaar meer succes en na een tijdje konden ze hun werk opgeven om zich volledig te wijden aan het beroep van volkszanger. Zoals de meeste volkszangers gingen ze op tournee. Eerst trokken ze, te voet, naar Aalst en daarna naar Veurne. De tocht werd later door Karels zoon, Pieter Waeri, beschreven:
"Beiden vertrokken uit Gent den zaterdag `s morgens vroeg met 11 centiemen op zak en hun instrumenten bloot onder den arm. Voor zij de poort uit waren kochten zij elk een broodje van 5 centimen, dus hadden zij nog één centiem over. Zij trokken door Deinze naar Thielt, waar hun een bestendige regen overviel. Onderweg voedden zij zich met tarwe te plukken en op te peuzelen. Gansch nat, met instrumenten waarvan de snaren door de regen bijna onbruikbaar waren, kwamen zij tot in Pithem. Daar werden zij door eene vrouw welke hun medelijden aansprak den weg getoond naar een logement. Niettegenstaande zij geen cent op zich hadden, trokken zij er heen, en hier ook verwekten zij medelijden. Hoe groot ook hunne verrassing aanstonds door deze goede lieden wel aanvaard te worden. Vooreerst werden zij van hoofd tot de voeten uitgekleed en verschoond, waarna zij zich aan eene goede tafel mochten vergasten. Natuurlijk was eene dergelijke ontvangst eene vergoeding waard, en daar zij niet konden betalen met geld, deden zij het naar hun beste vermogen met zang en muziek. Na er den nacht te hebben doorgebracht, vertrokken zij naar Roeselaere. Daar had juist een feestje plaats, bekend onder den naam van "Baarloop" en in eene groote herberg waar zij ook wel aanvaard werden (in dien tijd waren de rondreizende muziekanten overal de welgekomene), wonnen zij dien avond 5.00 fr. O! dit was een fortuin na zoveel armoede, en te veel om nog te voet te gaan. De ijzerenweg bracht hun tot in Veurne."
Jan en Karel hadden zoveel succes met hun liedjes dat ze ook op kermissen, markten en na de hoogmis aan de uitgang van kerken gingen zingen. Dit duurde echter niet lang. Midden jaren 1870 werden de liedjes van Waeri uitgesproken antiklerikaal. Al vlug was hij in veel dorpen dan ook niet meer de welgekomen gast die hij ooit geweest was. Zeker aan de kerkportalen werd Waeri niet langer geduld. Vanaf toen ging Waeri zich uitsluitend wijden aan het stadspubliek.
Het is niet geweten wanneer de twee broers besloten niet langer samen te zingen. In 1874 trad Jan Waeri samen met August Van Damme op als chanteurs et musiciens ambulants. Dit blijkt uit een vergunning van 12 februari 1874 die hen toestond om hun beroep uit te oefenen op openbare plaatsen in Gent, behalve op de Kouter. Jan Waeri woonde toen in de Sint-Jansdreef, aan de Sint-Jacobskerk. Hij zou na een poosje teruggekeerd zijn naar de textielsector.
In 1868 trouwde Karel Waeri met Sidonie De Meyer. Ook zij was begiftigd met muzikaal talent. Ze had een mooie stem en speelde behoorlijk gitaar. Sidonie vergezelde haar man vaak als hij op tournee ging. Ze haalde dan het geld op en niet zelden begeleidde ze hem op haar gitaar. Karel en Sidonie kregen samen 6 kinderen die allemaal studeerden aan het conservatorium.
Het wedervaren van Karel en zijn vrouw tussen 1877 en 1884 is zowat van dag tot dag te volgen. De Gentse Universiteitsbibliotheek bewaart namelijk zijn agendas voor die jaren. Alle plaatsen waar zij optraden zijn er door hem (of door zijn vrouw) nauwgezet in genoteerd met de bijhorende inkomsten. Hieruit blijkt dat hun dagopbrengst tussen de acht à tien frank schommelde. Ter vergelijking: het gemiddelde dagloon van een ongeschoolde arbeider bedroeg toen 2,60 frank; dat van een geschoolde arbeider 4,80 frank. En in tegenstelling tot de arbeiders moesten zij geen twaalf uur per dag werken
Op 56-jarige leeftijd, op 15 maart 1898 overleed Karel Waeri na een succesvolle en rijkgevulde carrière als volkszanger. Hij werd begraven op het gemeentekerkhof van de Brugse Poort. De omstandigheden van Karels dood zijn niet helemaal duidelijk. Het verhaal gaat dat Waeri op een nacht zodanig toegetakeld zou zijn door katholieke studenten, die het niet op zijn antiklerikale liedjes begrepen hadden, dat hij de volgende dag aan zijn verwondingen overleed. Over dit voorval staat in de bronnen echter niets vermeld.
In 1986 werd de hierbijgevoegde LP met teksten van Karel Waeri en bezongen door Walter De Buck uitgegeven door CNR in samenwerking met de BRT. (De nummertjes hoort u regelmatig op onze 78-toeren-radio van deze blog).
Karel Waeri (1842-1898)
Op de rug van deze LP vinden we volgende tekst van Herman C. Vuylsteke.
"In de familie van mijn moeder, een rasechte Gentse familie, heeft men altijd de liedjes van "Karelke" gezongen: vooral de kluchtige zoals "De expositie van Parijs", soms zelfs een "vetje" zoals "De Clarinetzak"(maar dan terwijl wij, de kinderen, er niet bij waren) en maar heel zelden de sociaal geëngageerde. Pas later heb ik begrepen waarom mijn grootvader, zelf nauw betrokken bij de sociale beweging en vriend van "Eedje" Anseele, daar niet zo veel voor voelde... Hoe dan ook, ik had al sinds heel lang zin in het prodjoesen van een keuze van liederen van Waeri, maar dan in de vorm, die mij als de enige geldige toescheen: met name deze waarin de auteur ze zelf voordroeg. En deze voordracht was naar zeggen van de mensen die het nog zelf hadden meegemaakt - mijn grootouders en oudere verwanten, Karels zoon, Paul Waeri en anderen - weinig verschillend van wat Emiel Andelhof had gezien en gehoord:
"Hij (K. Waeri) begon met de snaren van zijn viool ordelijk te spannen en te stemmen, en gaf aan de oningewijden den indruk een goed vioolspeler te zijn. Deze voorbereiding alleen gaf reeds aanleiding tot vermaak... Hij hield zijn viool op de normale plaats met zijn linkerhand boven de borst aangesloten, terwijl hij met de rechterhand de strijkstok vasthad, waarmede hij gebaren maakte om aan de toeschouwers het belang van zekere verzen te doen uitschijnen. Karelke speelde dus niet terwijl hij zong, of zong niet terwijl hij speelde. Hij kon ten andere niet zingen. Hij galmde een lied uit, met eene niet te loochenen neusstem, om na iederen zin effekt te geven door middel eener wreef van den strijkstok op de snaren zijner viool. Dan krasten de klanken, dziem de lucht in, als een uitroepteken aan het einde zijner uitgalming gesteld".
We moeten deze beoordeling vanzelfsprekend met een korrel zout nemen, en niet uit het oog verliezen dat we heden ten dage als voordracht- en zangkunst van een "chasonnier" of "diseur" terdege gewaardeerd wordt, in de tijd van Waeri gemeten werd aan het "Bel Canto". Geen wonder dat de zeer expressieve voordracht door Andelhof als "uitgalming" werd afgedaan. Wat nu de vioolbegeleiding betreft, weten we aan de weinige voorbeelden die we aangetroffen hebben bij traditionele vedelaars in het buitenland hoe moeilijk het is terzelfdertijd een strijkinstrument te bespelen en te zingen. Het ging er ons overigens niet zozeer om een in alle opzichten onberispelijk getrouw beeld op te hangen van de Gentse liedjeszanger, maar om als 't ware zijn intenties tot een aanvaardbaar geheel uit te bouwen.
Tien jaar geleden, of eerder, had ik al kontakt genomen met Walter De Buck, maar zijn samenwerking met sommige musici, w.o. de "Lochte Genteneers" lieten hem voorlopig niet toe in te gaan op mijn voorstel. In 1972 was hij echter bereid het experiment van een klankopname met sologezang en gezang, dat alleen door een viool zou ondersteund worden, te wagen. Het zou tot einde 1985 duren vooraleer de op deze plaat beschikbere nummers - nu echter op digitale drager - opgenomen werden. Beweren dat dit zonder enige moeite of inspanning verliep, zou de waarheid geweld aandoen. De voorstudie van de teksten, de aanpassing aan dialectologische eisen, het afleggen van bepaalde gewoonten, het vinden van aangepaste begeleiding: dat alles stelde heel wat problemen. Het resultaat is wellicht verre van perfect, maar het is ook slechts een eerste poging om iets dichter bij het voor immer vervlogen model te komen. De opzoekingen naar de melodieën, de zogenaamde "stemme" (of in het Frans "timbre") hebben er geen twijfel over laten bestaan dat Karel Waeri de traditie van chansonniers - met inbegrip van zijn beroemde voorbeeld, Pierre-Jean de Béranger - verder gezet heeft door gebruik te maken van reeds bestaande, en uiteraard populaire wijsjes. Het hoeft ons ook niet te verwonderen dat de overgrote meerderheid van Franse oorsprong was, sommige behoorlijk oud, andere uiterst recent. Eén zaak staat inmiddels vast, met name dat hier, zoals ook op historisch, biografisch en literair gebied nog heel wat vraagtekens bestaan. Een opgave voor jonge vorsers? Herman C. Vuylsteke.
In 1989 maakte de Gentse volkszanger Walter De Buck een beeld voor Waeri dat een plaatsje kreeg naast de Sint-Jacobskerk, waar De Buck tijdens de Gentse Feesten de liedjes van Waeri opnieuw voorstelt aan het Gentse publiek.
Beeld voor Karel Waeri door Walter De Buck, bij Sint-Jacobs:
Karel Waeri als volkszanger.
Dat Karel Waeri één van de meest populaire volkszangers was die Gent ooit gekend heeft, blijkt duidelijk uit het behoorlijk aantal nog bestaande getuigenissen van tijdgenoten. Twintig jaar na de dood van Karel Waeri blijken zijn liedjes nog steeds voort te leven in de herinnering van vele Gentenaren. Lodewijk de Vriese vermeldt in zijn herdenkingsboekje voor Waeri: " en nochtans, twintig jaar verliepen sedert die éénige werkelijk Gentsche type het ondermaansch tranendal verliet. Dat hij nog in veler geheugenis voortleeft, bewijst hoe groot de invloed was, door den volkspoëet op zijne tijdgenooten uitgeoefend. Wie hem kende, vergeet hem nooit." Zelfs 100 jaar na zijn dood is Waeri nog niet vergeten. Jan Schepens schrijft hierover: "Tal van oude Gentenaars spreken nog over zijn liedjesrepertorium. In mijn jeugd hoorde ik mijn vader meer dan eens, volledig uit het geheugen, De expositie van Parijs en De Gentsche koetsier nazingen op een wijze, die geen twijfel liet over het succes, dat Waeri met deze en andere stukken bij het Gentsche publiek moet hebben gekend."
In een artikel over Karel Waeri in Le Petit Bleu, dat verscheen op 13 januari 1898, schrijft de auteur dat een publiek bij de eerste krassen van Waeri op zijn viool al begon te lachen en dat tegen het einde van een couplet iedereen in een deuk lag. De fysieke verschijning van Waeri zal daar zeker bij meegespeeld hebben. Hij was zeer klein van gestalte, slechts 1m 54, en had een hoog, kaal voorhoofd met daarop nog wat resterende rosse haren. Zijn ogen schitterden guitig achter zijn brilglazen. Hij had een platte neus en een beenderig en rimpelig gezicht. Zijn vrouw Sidonie, die Karel zo dikwijls vergezelde, was met haar 1m.47 nog kleiner dan haar man. Bovendien was haar ene been een beetje korter dan het andere wat tot gevolg had dat ze mankte. Dit leverde haar de bijnaam "Manke Sidonie" op. Men kan zich voorstellen dat alleen al de verschijning van het koppel op de lachspieren werkte. Van zijn zangkwaliteiten moest Karel Waeri het immers niet hebben. Hij had een nogal krijsende neusstem. Dit laatste kwam op het publiek echter als heel grappig over en was dus eerder een extra troef voor de zanger dan een handicap. Ook uit de beschrijving van Emiel Andelhof over de wijze van musiceren van Waeri, kan opgemaakt worden dat het niet louter om het zingen en vioolspelen ging. Het was de hele inkleding van het lied, met de daarbij passende gelaatsexpressies en gebaren, die belangrijk was. Waeri was dan geen perfecte zanger, een publiek vermaken kon hij als de beste. Van de hand van Karel Waeri zijn er in de Gentse universiteitsbibliotheek zeven agendas bewaard gebleven. Waeri noteerde in zijn agendas liedjes, brieven, plaatsen waar hij moest gaan optreden en de som geld die hij daarmee verdiende. Uit deze documenten blijkt dat de volkszanger niet alleen Gentse etablissementen aandeed, maar ook buiten Gent optredens verzorgde. Pieter Waeri maakte in de levensbeschrijving van zijn vader, zoals hierboven reeds aangehaald, ook melding van dit feit. Hij beschrijft een tocht van zijn vader en oom naar Aalst en Veurne. Uit de agendas kan men opmaken dat Waeri ook optrad in Lokeren, Mechelen, Menen, Alveringem, IJzendijke, Oostburg, Ingelmunster, Deinze, Izegem, Biervliet, Aardenburg, Veurne en Eeklo. Waeri zong trouwens niet enkel voor het volk. Ook de meer gegoede burgers konden zich verheugen op de wijsjes van de volkszanger. Zo luisterde hij feesten en banketten op van de hogere burgerij. s Zomers zong hij in guinguettes aan de rand van de stad. Waeri kende dus niet alleen succes bij het volk, maar ook bij de burgerij. Hij trad niet enkel op in Gent, maar ook buiten de stad. Volgens Columbien hield hij het daarbij niet alleen bij België, maar trok hij ook naar het buitenland: Nederland, Noord-Frankrijk en zelfs Beieren.
Affiche Gentse feesten in 1970 met zondag 19 juli Wannes Vandevelde en Walter De Buck.
Op 1 september 2001 werd Karel Waeri herdacht te Gent. Hieruit onthouden we onderstaande toespraak:Rede uitgesproken door de Heer Geert Vandamme (V.Z.W. De Trap)
In 1893 schreef Karel Waeri drie liederen over kinderarbeid (Onze Fabrieksmeisjes (1899), Het Fabrieksmeisje (1899) en De Martelaressen der Continues (1899)). Enige jaren ervoor - in 1889 - was de eerste wet op kinderarbeid gestemd geworden, hierdoor mocht arbeid door kinderen in de industrie door kinderen beneden de twaalf jaar niet meer verricht worden en werd de werkdag beperkt tot maximaal twaalf uur per dag. In de praktijk bevestigde deze wet niet meer of minder dan de bestaande toestand. Waeri zingt in 1899:
't Meisje is nauwelijks twaalf jaren, En voor 't karig hongerloon Zwoegt het dagelijks twaalf uren Voor een gierige patroon.
Enige decennia ervoor - in 1859 - was Paul De Witte op elfjarige leeftijd naar de fabriek gezonden. Zijn moeder probeerde hem het waarom van deze beslissing uit te leggen: "Waren wij rijk, ge zoudt mogen blijven naar school gaan zolang als ge wilt, maar we zijn arm, en moeten werken om te leven. Uw vader kan niet langer alleen voor ons allen werken, we zijn nu al met zes om uit zijn handen te leven. Daarom moet ge leren werken, alle kinderen van werkmensen doen dat."De Witte had nog geluk: vóór de wet van 1889 was het niet uitzonderlijk dat kinderen van vier, vijf jaar reeds in de fabrieken en werkhuizen terecht kwamen. Aldaar gold slechts één wet (Herdt & Graeve, 1979: 7): de wet van de machine. Voor een miniem loon, moesten ze een eindeloos lange dag slaven tegen een steeds hoger opgedreven tempo en in benauwend slechte omstandigheden. Aldaar werden ze "afgericht" om gedwee produkten te fabriceren waarvan ze meestal nooit zouden genieten. (...) Het kind was een machine onder de machines, een slaaf van de produktie. Paul De Witte (ibidem) wordt naar een fabriek in het Gravensteen gezonden. Zijn moeder stelt hem gerust: Maar ge moet niet bij de spinners, doch bij de wevers; daar worden de jongens niet zo geslagen zoals bij de spinners. Fysieke afstraffingen waren nl. meer regel dan uitzondering.
Bij gebrek aan moederzorgen Wordt het onervaren kind, Dat bij 't eindelooze zwoegen Voor mijnheer miljoenen wint, Op den hoop toe uitgescholden, Wreed beleedigd, ja, nog meer: Hoe het somtijds wordt mishandeld Neen, dat schrijf ik hier niet neer.
"Neen, dat schrijf ik hier niet neer"... In vele gevallen hadden de ouders er niets op tegen. Wanneer De Witte (ibidem) door zijn vader bij Cies, de "baas" van de weverij in het Gravensteen gebracht werd gaf vader De Witte aan Cies nog de raad: Als hij niet goed oplet, of zich niet voegt, leg er dan maar de lap op, ge zult er van mij geen ondank van halen. Hierna legt de baas de jongen de spelregels uit en Cies zegde mij dat ik 's anderendaags, de eerste dag, nog niet om 5 uur moest beginnen, maar dat ik mij om 8 uur aan de poort van het Gravenkasteel moest bevinden. Inderdaad om vijf uur 's ochtends beginnen was geen uitzondering. Het Fabriekmeisje van Waeri (1899) mocht een uurtje later beginnen:
Ziet die kleine gaan ten arbeid Van zes ure 's morgens vroeg, Immer met den slaap in de oogen, Waar zij dikwijls over kloeg.
Hetzelfde verhaal krijgen we te horen in zijn lied Onze Fabrieksmeisjes (1899):
Geen droever lot dan dit van 't tenger meisje Dat 's morgens vroeg al optrekt naar 't fabriek, Om dagelijks 't hernemen 't zelfde reisje, Tot 's avonds laat, zich zwoegend lam en ziek,
De schafttijd duurde één kwartier (!) (Waeri, 1899):
Dikwijls in het kwartje schoftijd Wat vervliegt die stond toch snel, Zagen wij met bloedend harte 't Kind ontrukt aan 't lustig spel, Voortgezweept om weer te slaven, 't Drooge brood nog in den mond; Wijl de kleine des bestuurders Zich verlustigt met haar hond.
Lichamelijk of geestelijk kregen de kinderen zodoende niet de tijd om volwassen te worden. In 1844 omschreef een geneeskundig onderzoek van de Académie Royale de Médecine het arbeiderskind als volgt (Herdt & Graeve, 1979): "Het is mager en verschrompeld en vertoont alle tekenen van verval, bleekzucht, kliergezwellen en rachitis. Op het magere, vale gelaat ligt een trek van lijden. De spieren zijn nauwelijks ontwikkeld, de buik is opgezwollen, de spijsvertering is meestal moeizaam en gaat gepaard met zure oprispingen. Het kind klaagt over hoofdpijn, buikloop en darmkolieken. Het groeit traag en onregelmatig en de uiteindelijke lichaamsgestalte blijft onder het gemiddelde."
Meer dan 60 jaar (!) later was de toestand nog maar weinig veranderd. In een, omstreeks 1910 daterend, pamflet Leve de 10-urige arbeidsdag in de Belgische vlasspinnerijen lezen we (Herdt & Graeve, 1979: 37): De meesten zijn op 40-jarige ouderdom geene pijp tabak waard, omdat zij als kleine jongen zijn begonnen in de hekelkotten en na 25 à 30 jaar daarin gewerkt te hebben, bestendig in het stof, borstkwalen hebben opgedaan.
Waeri (1899) zingt in Het Fabrieksmeisje:
Tot verzet en tot ontspanning Ziet het kind den ganschen dag Niets dan ruwe, dikke muren, Ruiten waar men nooit door zag. Voorts, dat steeds vervelend draaien, Slaan van riemen, rad en wiel; Neen, geen wonder dat reeds menig Tenger meisje in stuipen viel.
In Onze Fabrieksmeisjes (1899: 93) wordt het:
In de fabriek waar 't meisje staat te slaven. Den ganschen dag, wordt zij dan nog bespat; Net als een paard dat door het slijk moet draven, Met stof en vocht besmeurd en druipend nat, En na het werk wanneer zij tot verzachting Zich wast en kuischt, wijl 't sluitingsklokje klept, Kleeft nog aan haar de modder der verachting, Van hem voor wie zij pracht en rijkdom schept.
Met dit laatste couplet verwijst Waeri naar de continumeisjes, waaraan hij een volledig lied wijdde: De Martelaressen der Continues. Hiermee wordt verwezen naar de vlasindustrie. Het meest ongezonde gedeelde binnen deze nijverheid waren nl. de werkplaatsen waar de vlasvezels tot garen werden versponnen. Net voor het vlas werd gesponnen diende men de vlaswieken onder te dompelen in een waterbad van ongeveer 70°C. Dit hete water spatte door het draaien van de spillen steeds op de kleding der meisjes, waardoor longaandoeningen regelmatig voor kwamen en de handen van de kinderen werden aangetast door waterkanker veroorzaakt door het ononderbroken contact met dit hete water.
Plastisch omschrijft Waeri (1899) deze continues:
Wie in de continues den voet nog nimmer zette, Geeft zich geen denkbeeld neen, hoe alles steeds daar was, Bij 't raderwerk dat reeds zoo menig 'hand verplette Verpest u nog den geur, den damp van 't kokend vlas. Stel u eens voor den geest 't geruisch der mekanieken, Het water, damp en geur, en g'hebt een klein gedacht Wat groot gevaar er ligt in onze vlasfabrieken, Hoe menige jonge maagd ten grave werd gebracht.
(...)
Al 't werk gebeurt daar staag, ja, onverpoosd al draaien, 't Is enkel in den nood dat men eens stille legt: "Een meisje ingedraaid"! -dat hoort men dikwijls kraaien, "'t Is weeral 't zelfde spel," meer wordt er niet gezegd.
Groot was dan ook de verontwaardiging van Waeri (1899) wanneer een katholieke krant had geschreven dat er meer kinderen op straat dan op de fabriek verongelukten en dit naar aanleiding van het feit dat, zij het nu in een
We kennen elkaar nu al méér dan een kwarteeuw. Destijds, toen ik nog joernalist was, schreef ik entoesiaste stukjes over je show en je weet, dat dat uit het hart kwam. Als we één ding gemeen hebben dan is dat dan wel, dat we allebei "wroeters" zijn, die zelfs met de perfektie nog niet tevreden zijn. Daarom toer je nu al jaaarenlang door het Vlaamse land met je show. Daarom staat je agenda voller dan die van de grootste grammofoonplatensterren. Toen ik je in de zomermaanden telefoneerde om een LP te maken, dacht ik dat het weer op een "nee" zou uitlopen. Je had trouwens al een keer of vijf "nee" gezegd. Ook tegen vier andere platenproducers. Tot mijn verbazing was het echter "ja" en het resultaat staat NU op de plaat. Ik ben er fier over. Dat ik ze heb mogen maken. Ik zou deze plaat "Bloed, zweet en tranen" willen heten, omdat de opnamen onder die omstandigheden hebben plaatsgevonden. Het kon ook makkelijker: naar één van je optredens komen met een bandopnemer en drie mikro's, en laat de band maar maar lopen. Maar we kozen de weg van de perfektie, de studio-opnamen: prachtige arrangementen, superbe stereo-techniek, feilloze opnamen. We mogen er allemaal blij mee zijn.
Kees Brug en Ray Monty
De beste show van het Vlaamse land staat nu op plaat. Naast je eigen "evergreens" Mens loop er's uit en Omdat ik een boer ben zing je op deze plaat ook het gloednieuwe Uit de goede ouwe tijd met een brio en verve, die de echte artiest kenmerkt. Wendy, je uitmuntende zangeres, doet haar entrée met "Hij komt vanavond bij mij" en Francis Guntler (wat een stèm) presenteert zijn versie van "Santa Lucia". Felicitaties ook voor je orkest Lou Frank: we konden onmogelijk hun instrumentaal bravourstukje "Jachtgalop" uit de plaat laten, het trompet-tromboneduel, dat je publiek nu al zo lang waardeert.
Wendy en Francis Guntler
Met Ray Monty introduceert je de Allergrootste komiek van ons vlaamse land. De mensen, die met "De Konijnen" en met "In het hospitaal" niet brullen van het lachen, moeten dringend naar de dokter! Zijn ongelooflijke personality, zijn improvisatietalent en zijn onvoorstelbare "timing", gekoppeld aan je eigen oer-talent, dit keer als "eengever", maken van U het meest komische duo, dat ik ooit Belgische podia wist betreden. En dat Ray Monty ook nog kan zingen hoort u in "Sympathy"... Na 25 jaar maakt Kees Brug platen, na 20 jaar komt Kees Brug wéér op de beeldbuis. Als conférencier én met je eigen show. En een tweede elpee is al in de maak. Weet je wel waar je nu aan begonnen bent, Kees?
Afgelopen weekend heb ik heel wat tijd gestopt in het degitaliseren van een oude LP van Kurt Fleming. Het zoekwerk naar énige informatie leverde helemaal niets op. Geen data... Zelfs niet dat hij een Vlaming is. Maar toch uit de titels op de plaat kan ik opmaken dat hij erg Vlaamsdenkend was én dat hij een opera of operettezanger moet geweest zijn of nog.
In elk geval de plaat werd vervaardigd door de kleine Vlaamse platenfirma uit Heist-op-de-Berg "Monopole", bij Leo Lambrechts, die al jaren geleden overleed en deze platenfirma ook al meer dan 10 tot 20 jaar niet meer bestaat. Toch zoek ik meer informatie over deze - mogen we toch zeggen - mooie man met de mooie stem. Misschien dat we ook even bij Louis verbeeck kunnen aankloppen, want Louis heeft op één van de nummers, op muziek van G. Nuyts, de tekst van het lied "Vlaanderen" geschreven. Wie wat meer info heeft over Kurt Fleming altijd welkom. Google had me niet veel te bieden. Als hulp misschien hier de titels van de 10 nummers die ik heb met muziek- en tekstschrijvers:
- O mijn Kempen - Preud'homme - De Ridder - Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief - Antheunis - Coopman - Nuyts - Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen - De Vocht - Cuppens - Jou heb ik eindloos lief - Preud'homme - Mijn moederspraak - Benoit - Groth - Mijn land is Vlaanderen - Veremans - Gyssels - Hemel-huis - Hullebroeck - De Clerq - Op de purp'ren hei - Preud'homme - De Ridder - Vlaanderen - Nuyts - Verbeeck - Het kerksken van te lande - De Boeck - Fierens
Het droeve verhaal van Soeur Sourire of Zuster Glimlach
Soeur Sourire scoorde ooit een giga-hit met haar Franstalig nummer 'Dominique'.
Later raakte ze aan lager wal en in 1985 pleegde ze, samen met haar vriendin, zelfmoord. Ze was 52 jaar.
Haar in-triest levensverhaal is - ondanks het succes - gevuld van droefheid ...
'Zuster Glimlach' werd geboren op 17 oktober 1933 als Jeannine Deckers. Jeannine beleeft een tamelijk gewone jeugd: ze is de dochter van een bekende Brusselse banketbakker, is actief bij de scouts, wordt later lerares tekenen op een middelbare meisjesschool in Brussel. Haar ouders, Gabrielle en Lucien Deckers, trouwden in 1932 en kregen vier kinderen: Jeanne-Paul Marie, Hubert, Edgard en Madeleine. Tijdens de tweede wereldoorlog woonde de familie in Frankrijk, waar vader Lucien in het verzet zat. In 1945 trokken ze naar Sainte Henri, Woluwe-Saut-Lambert, in de buurt van Brussel. In 1953 keerde Jeannine naar Parijs terug, om naar de Sisters of St. Mary Art School te gaan. In 1959 verbaast ze haar vrienden als ze besluit als dominicanes in te treden in het klooster, "ze leek niet echt het type, ze stond zo op haar vrijheid".Zij deed haar intrede in het bij Waterloo gelegen Dominicaner-klooster.
Toen Jeannine Deckers novice werd in Fichermont Convent, kocht ze een gitaar, die ze mee het klooster innam. Ofschoon ze aanvankelijk niet kon spelen werd ze door de abdis gestimuleerd de kloostersfeer door gezang en spel op te vrolijken. Dat gold vooral de regelmatige bijeenkomsten van de jonge meisjes die groepsavonden hielen in Fichermont. Zuster Gabrielle, zoals Soeur Sourire als non heette, zong en speelde avond aan avond. Haar gitaar noemde ze 'Soeur Adèle'. De abdis van het klooster gaf toestemming voor opnamen op de grammofoonplaat, wat immers op een bijzondere manier het zendelingwerk van de orde ten goede zou komen. Ze stelde echter de voorwaarde dat noch naam noch foto van zuster Gabrielle op de hoes vermeld mochten worden. Ondertussen schreef en componeerde Jeannine Deckers meer dan dertig chansons, en ze vertelde dat Georges Brassens, Yves Montand en Jacques Brel haar voorbeelden waren.
'We leven niet meer in de 19e eeuw. In het klooster luisteren we ook naar de radio, we hebben een platenspeler, en bij bijzondere gelegenheden huren we een televisie. Men moet de wereld kennen om zich te kunnen bekeren.' De chansons vonden in België en Frankrijk zo'n grote weerklank, dat ze maandenlang hoog in de hitlijsten te vinden was.
januari 1964
In het klooster brachten de novices hun vrije tijd door met het zingen van liedjes. Zuster Gabriëlle schreef een liedje voor Dominicus, de patroon van de orde. Het liedje heette Dominique, de platenfirma Philips bracht het uit op single om zo wat geld bij mekaar te brengen voor de missies. 'Dominique' bleef in België 12 weken lang op nummer 1 staan. Om de bezielende muziekstijl van de originele vertolkingen geen geweld aan te doen, verzocht men Soeur Sourire en de zusters die het refrein meezongen de liedjes in het Duits opnieuw op te nemen.
the Sisters of Fichermont were proud of their singing Sister
'Dominique' werd in 1963 zelfs een wereldwijde miljoenenhit voor Soeur Sourire, de 'glimlachende zuster'. Ook al ademen de liedjes van Soeur Sourire een zwaar optimistische klank uit en zijn de teksten soms doorspekt van haast zenuwdodende vrolijke la-la-la's, het blijft toch gaan om niet-pretentieuze liederen van de dagelijkse gang van zaken in het klooster, waarin onder de mantel van de zusterlijke troost steeds weer de twijfel in het geloof weerkeert. Dat beeld vormt de zingende non bij het publiek door op Schlager-lijkende liedjes als 'Dominique' te maken, die geen genade vinden in de oren van moeder-overste, omdat ze te opgelegd aanbiddend en tegelijkertijd oppervlakkig zijn. Met name 'Résurrection' was een regelrechte doorn in haar oog - een lied van opstanding waarin o.a. de oprichter van de orde van de Franciscanen en Dominicus samen een Bénédictine drinken.
Volledig ontstemd raakt de directrice echter pas als in 1966 de Hollywoodfilm 'De zingende non' in de bioscoop komt, waarin een moderne non op een scooter rondrijdt. 'Men heeft te veel vrijheden genomen', luide haar uitspraak. In datzelfde jaar verlaat Jeannine Deckers het klooster van Fichermont om een nieuw platencontract te ondertekenen, waarvoor moeder-overste geen toestemming gegeven had. Nu ze een grote carrière voor ogen heeft wil de zingende non meer dan slechts eenvijfde van de inkomsten voor zichzelf behouden. De rest heeft ze tot dan toe steeds afgedragen aan de kas van de orde. De veelvuldige verstoringen van de kloosterrust door fans en journalisten moe, stemt moeder-overste ermee in haar beroemde pupil in voorlopige lekenstand te laten gaan. Haar voorwaarde: Het klooster mag in de toekomst niet meer met de platen van de zingende non in verband gebracht worden en de naam "Soeur Sourire" mag niet meer gebruikt worden. 'Soeur Sourire, missiezuster van het Dominicanerklooster Fichermont bij Waterloo' wordt 'Luc Dominique, Dominicanes' en gaat als lekenzuster in Leuven wonen.
Jaren later zong ze: "Si le Seigneur me met en vedette, c'est pour mettre en vedette le Seigneur ". Het bleek slechts de halve waarheid.
Maar Jeannine Deckers is niet zuster Anna. Na lange gesprekken met diverse kerkelijke instanties besluit ze het haar aangeboden contract te ondertekenen en het klooster tenminste tijdelijk te verlaten. 'Ik verlang van mijn broeders het recht me te ontwikkelen en gewijd temidden van hen te leven', heet het in haar afscheidslied als Soeur Sourire. Natuurlijk wil Jeannine Deckers ook na het afleggen van de nonnensluier in haar liedjes vasthouden aan haar christelijke overtuiging. Dat ze echter in tweedrock en op pumps aan mystiek inboet en daardoor voor de media minder interessant wordt, is haar grote handicap bij de promotie van nieuwe platen. Vier jaar eerder, toen Soeur Sourire met haar verrassende hit 'Dominique' de westelijke hitparades wekenlang letterlijk domineerde, was vrolijke kerkpop zoals 'Merci' of de Afrikaanse gezangen uit de Missa Luba nog een trend. Maar de daaropvolgende EP's van Soeur Sourire verkopen al beduidend slechter. De Luc Dominique platen floppen nog erger. Als religieuze yé-yé, als 'twistnon' Soeur Sourire liet Jeannine Deckers een spoor van blijmoedige binnenkerkelijke dissidentie opwaaien. Nu, als de eenvoudige Luc Dominique, loopt ze het gevaar beschouwd te worden als een schlagerzangeresje met moraliserende christelijke liedjes. Het helpt ook niks dat ze zich met moderne, zelfs progressieve thema's bezighoudt waar niemand het verder in de popmuziek over heeft. Met 'La Pillule d'Or' schrijft ze een loflied op de pas uitgevonden anti-conceptiepil. Vanaf 1970 stonden als gevolg van het tweede Vaticaanse concilie ook kerk-kritische liederen op haar repertoire.
(Jeanine Deckers and Annie Pescher)
Maar zo zeer de gretige vrome zangeres ook ja zegt tegen alles wat zich op de wereld afspeelt, zo weinig neemt de wereld nog notie van haar. Slechts zelden nog duikt haar naam in de bladen op.
Het succes blijft uit, en haar levenslange Satan komt langs: de fiscus. Ondertussen woont ze samen met een jongere vrouw, Annie. Ze verklaart nadrukkelijk geen lesbienne te zijn, wat niet veel uithaalt. De neergang is defintief: op een tentoonstelling in de jaren '80 staan glazen voor honderd genodigden, er zijn er zes. In 1985, "moreel en financieel aan de grond" maken Annie en Jeannine samen een einde aan hun leven.
De aanleiding: Jeannine Deckers heeft problemen met de belastingdienst, omdat ze niet kan bewijzen waar de miljoenen zijn gebleven, die ze verdiend heeft met 'Dominique' en met haar deel van de opbrengsten van de film. De zangeres lijkt niet werelds genoeg geweest te zijn om kwitanties te bewaren, rekeningen te innen, enz. Redding kon wellicht komen van de kloosterorde, maar deze hoop wordt meteen ontzenuwd, want die laat weten dat de betreffende dame al jaren geleden het klooster verlaten heeft. Om haar belastingschulden misschien nog te kunnen voldoen neemt Jeannine Deckers begin jaren '80 een remake van 'Dominique' op - weer onder haar afgelegde succesnaam Soeur Sourire. Een nieuwe flop. Samen met Annie Pecher, haar vriendin sinds ze uit het klooster gestapt was, leidt ze vanaf 1980 een tehuis voor autistische kinderen, maar ook dit moest als gevolg van de belastingnaheffingen sluiten. De staat schatte de opbrengsten van Soeur Sourire boven de 4.000.000 BF. De Dominicanessen hielden zich afzijdig: weliswaar hadden ze steeds 80% van de opbrengsten geïncasseerd, maar wilden daarover geen belastingen afdragen.
Op 30 maart 1985 stappen de beide vrouwen in hun gezamenlijke huis in Waterloo, 25 kilometer ten zuiden van Brussel, met in cognac opgeloste slaaptabletten, uit het leven.
Tijdens de laatste maanden van hun leven waren de zwaar verarmde vrouwen naar het schijnt zeer depressief geworden. 'We gaan terug naar de heer', schreef Soeur Sourire in haar afscheidsbrief. Jeannine Deckers werd 52 jaar, haar levensgezellin 42. Haar laatste wens, in een gezamenlijk graf bijgezet worden, werd door de kerk vervuld.
In de nalatenschap van de zingende non bevond zich een videoband (die later verloren is gegaan) met tien nooit uitgebrachte liedjes. Op de band was een vrouw te zien in een kostuum met pailletten erop, de grijze haren zo kort als lucifers, een gitaar in de hand. Onzeker kijkt ze naar de camera. Dan een glimlach - en ze zingt. Haar heldere stem vertelt van God, van tegenvallende verwachtingen, van haar grote verlangen naar de dood. De speelse noten van weleer zijn er niet meer: 'Jullie zullen weldra van Soeur Sourire horen, dat ze stierf, verpletterd onder belastingdocumenten. De mensen zullen opgelucht ademhalen en zeggen: 'Ze is eindelijk dood. God zij dank.''
Een boek werd geschreven over Soeur Sourire.
Op Soeur Sourire's wereldsucces "Dominique" werd een Nederlandstalige versie voor Zuster Glimlach gemaakt door "Stan Haag" onder de titel "Dominiek".
Bronnen: Dead Popstars, Uit het Duits vertaald door annabee 020927 en Canvas
Een hoedje, een lange "plastron" en een tweedjasje. Drapeer dat alles rond die éne persoon, en u krijgt Theo Van den Bosch.
"Voordien trad ik clownesk op in smoking, met grote manchetten, een vlindertje en stijve opstaande boord. Maar in een van de vele televisieprogramma's waaraan ik heb meegewerkt, kwam ik op met mijn hoedje, plastron, en tweedjasje. Dat zal het doen, dacht ik. En het heeft het gedaan." Op en top Antwerpenaar is hij, ook al is hij een geboren en getogen Deurnenaar.
Hij werd er geboren op 9 juni 1913, is er getrouwd met zijn Lisa en woont er nog steeds, al is er in al die jaren zoveel veranderd dat hij amper de nieuwe straten en pleinen van Deurne nog herkent. Aanvankelijk liet niets vermoeden dat Theo Van den Bosch - "Ik treed op onder mijn eigen naam," zegt hij, "dacht dat het niet de moeite was om een andere te zoeken." - ooit een van de meest bekende Vlaamse komieken zou worden. Zijn vader was immers diamantbewerker en naar aloude traditie ging hij na het beëindigen van zijn lagere studies dezelfde richting uit. Tot 1954 is hij, met een korte tussenpauze als monteerder van centrale verwarmingen, werkzaam gebleven bij "het steentje". Maar toch... de mikrobe was er. En nonkel Staf die in Deurne het lokaal uitbaatte van de toneelgroep " De Eendracht" en voor elke knapenrol een beroep deed op "Theootje" bracht hem voor het eerst op de planken. Na de tweede wereldoorlog besloot Theootje, die inmiddels Theo was geworden, een eigen groep te stichten met een revue: "De Muskesrevue", genoemd naar de "stadsmuskes", de stadskinderen die tijdens de oorlog op het platteland waren ondergebracht. Het werd niet alleen een enorm sukses, het werd ook de start van een hele reeks van daarop volgende revues en de aanloop voor Theo's artistieke carrière. Want in 1954 vond zijn baas diamantair dat het stilletjesaan welletjes was geweest. "Theo," zei hij, "wees eerlijk. Je komt hier overdag alleen maar uitrusten om 's avonds fit op het podium te kunnen staan. Het wordt tijd dat je een keuze maakt." En Theo koos. Niet alleen voor het podium, want inmiddels was hij ook al ontdekt door de radio, het NIR, omroep Limburg, en omroep Antwerpen, waar hij een vaste gast werd in de roemruchte "Bonte Avonden", die op maandagavond de straten leeg lieten lopen omdat iedereen aan zijn radiotoestel gekluisterd zat. En dan kwam ook de TV. "In 1959 kwam ik voor het eerst op de Vlaamse TV," herinnert hij zich. "Met als tegenspeler Tony Corsari." Bij de negentig uitzendingen volgden, filmmensen kwamen aankloppen, er werden platen opgenomen. Maar altijd bleef daar nog het podium en zijn publiek. Dit jaar is Theo Van den Bosch 67 jaar geworden. Dat betekent dat hij sedert 2 jaar met pensioen is. Terugblikkend op zijn loopbaan is hij niet bepaald verbitterd, maar er zijn toch zere plekken. "Ik had me de laatste jaren van mijn loopbaan helemaal anders voorgesteld. Toegegeven, ik heb mijn kansen gehad bij de televisie. Maar dan is er opeens een reorganisatie gekomen, en Theo werd van de buis geweerd. Opeens ben je dan als het ware uitgerangeerd. Omdat ik dialekt sprak? Vergeet het maar, als je denkt aan Wannes Van de Velde, Gaston en Leo, de Strangers." Het moet inderdaad toch wel steken, weten dat je door het publiek in de zalen als het ware op de handen wordt gedragen, en toch niet aan bod meer mogen komen op een radio- en televisiezender die uiteindelijk in een zekere zin eigendom is van elke kijk- en luistergeldbetaler. Een ander zeer van Theo Van den Bosch is dat hij, nu hij gepensioneerd is, niet meer zo veel mag optreden als hij wel zou willen en kunnen. "Met ons belastingensysteem zou een gepensioneerd artiest op de langen duur nog moeten bijbetalen om te mogen optreden," constateert hij spijtig.
Theo Van Den Bosch werd 81 jaar en overleed op 18 maart 1995.
Op 18 maart 1959 besluit platenmaatschappij EMI te stoppen met de
productie van 78 toerenplaten. De muziek van EMI zal alleen nog op 45
toeren-singles of op LP's worden uitgebracht.
Het
aangezicht van het variété in Vlaanderen verandert op het einde van de
jaren vijftig grondig door de gelijktijdige aankomst van rocknroll en
de televisie.
Het amusementsleven na de Tweede Wereldoorlog werd bepaald door
avondvullende revues waarin charmezangers als Bob Benny, Ray Franky en
Jean Walter floreren.
De leading ladies heten Jo Leemans en La Esterella. Een geval apart is Bobbejaan Schoepen.
Hij doet het erg goed in Duitsland en Frankrijk maar beslist in 1961
zijn cowboyhart te rusten te leggen in pretpark Bobbejaanland. De mannen die met de grootste prijzen
gaan lopen dragen Italiaanse familienamen. Salvatore Adamo wordt een
grote meneer met hits van Parijs tot Tokio. Rocco Granata pakt in 1958
de hele wereld in met Marina. Het nummer wordt meer dan 100 miljoen
keer op single geperst en telt meer dan 1.000 coverversies. Met de opbrengsten start hij - samen met Louis Neefs en Will Ferdy - een platenfirma. (Bron Muziekcentrum)
Lokatie: Teatro Kursaal, Lugano
Presentatie: Lohengrin Filipello
Jurering: ieder land had 2 juryleden, die een punt te vergeven hadden
aan hun favoriete lied. De Luxemburgse jury was niet aanwezig en liet
de Zwitsers de punten geven. Stemmen op het eigen land was nog niet
verboden.
Het Eurovisie Songfestival begon als een Europese wedstrijd a la San
Remo. De Zwitserse omroep, het thuisland van de EBU, kreeg de taak een
liedjeswedstrijd te organiseren. De EBU was enkele jaren eerder
opgericht om gezamenlijk programmas uit te zenden en op te nemen. Eén
van de eerste uitzendingen was de kroning van Queen Elisabeth, maar ook
het WK voetbal 1954 viel daaronder. Zeven landen namen deel aan het
eerste festival en ieder land stuurde twee nummers. Denemarken,
Groot-Brittannië en Oostenrijk hadden ook interesse, maar waren te laat
met hun aanmelding. Zij kwamen er een jaar later bij.
Van
het festival zijn onlangs enkele beelden opgedoken, maar het hele
festival bestaat voorzover bekend niet meer op video. Wel is er een
audio-opname. Een aantal landen had één artiest ingezonden die twee
nummers bracht, waaronder gastland Zwitserland dat aantrad met Lys
Assia. Lees hier meer over Lys Assia.
Voor de Belgen kwam hun mister Eurovisie Fud Leclerc (links) aan de
start. Al had hij daar toen ongetwijfeld nog geen weet van. De Walen
zouden ook in 1958, 1960 en 1962 voor hem kiezen.
Michèle
Arnaud (rechts) was één van de Luxemburgse vertegenwoordigsters. De in
het Franse Toulon geboren Arnaud nam jaren later de pen in handen en
schreef een tv-serie en produceerde diverse televisieprogrammas,
waaronder het Pink Floyd concert in Pompeii in 1972. Ze overleed in
1998 op 79-jarige leeftijd.
Dany Dauberson, eigenlijk Danny Daubertson, zorgde voor één van de
weinige uptempo-nummers die avond. Zoals velen haar voorbeeld volgden,
acteerde ze na het ESF in diverse films. Ze werd slechts 57 jaar en
stierf in 1979.
Als
we één van de deelnemers die avond moeten noemen, die zijn carrière
begonnen is op het ESF, dan is dat de Duitser Freddy Quinn. Franz Eugen
Helmuth Manfred Nidl-Petz was wat te lastig om uit te spreken, dus trok
hij als Freddy Quinn naar Lugano. Hoewel zijn klassering onbekend is,
bracht hij het kort daarna tot zijn eerste hit. Er zouden er nog vele
volgen. Quinn staat bekend als één van de grondleggers van de schlager.
Ook de twee Italiaanse vertegenwoordigers waren geen onbekenden in
eigen land.
Einduitslag: (het aantal stemmen is nooit bekendgemaakt) 1. Lys Assia Refrain (Zwitserland) Klasseringen onbekend:
Jetty Pearl De vogels van Holland (Nederland) (boven)
Lys Assia Das alte Karussel (Zwitserland)
Fud Leclerc Messieurs les noyés de la Seine (België)
Walter Andreas Schwarz Im Wartesaal zum grossen Glück (Duitsland)
Mathé Altéry Le temps perdu (Frankrijk)
Michele Arnaud Ne crois pas (Luxemburg)
Franca Raimondi Aprite le finestre (Italië)
Corry Brokken Voorgoed voorbij (Nederland)
Mony Marc Le plus beau jour de ma vie (België) (onder)
Freddy Quinn So geht das jede Nacht (Duitsland)
Dany Dauberson Il est la (Frankrijk)
Michele Arnaud Les amants de minuit (Luxemburg)
Tonina Torielli Amami se vuoi (Italië)
Eurovisie Songfestival 1958
Datum: 12 maart
Lokatie: AVRO-studio, Hilversum
Presentatie: Hannie Lips
Jurering: tien juryleden per land, een punt voor het favoriete lied
Het festival der herkenning. Zo kan het Songfestival van 1958 in de tot
tulpenbak omgetoverde AVRO-studio wel omschreven worden. Vele
deelnemers waren er al bij in de eerste twee festivals. Dat gold onder
meer voor Lys Assia, die in 1956 won, maar een jaar later gedeeld
achtste werd. Nieuwkomer dit jaar was Zweden, maar aangezien de Britten
thuisbleven, bleef het deelnemersaantal op 10. Ook Belg Fud Leclerc deed voor de tweede keer mee. In 1956 was zijn
klassering nog onbekend. Twee jaar later eindigde hij als vijfde. In
1960 werd hij zesde. Twee jaar daarna bleef hij puntloos met Ton Nom.
Margot Hielscher (links) was vanaf 1940 een gevierd actrice. In 1957 nam ze deel aan het ESF in eigen land met Telefon Telefon,
waarbij ze de titel wel erg duidelijk probeerde te maken. In Hilversum
hield ze de telefoon thuis, maar had ze ter compensatie haar volledige
platencollectie meegenomen. Het hielp haar weinig. Fur zwei Groschen Musik werd zevende. Eind september hoopt ze 85 jaar te worden.
Voor Zweden trad jazz-zangeres Alice Babs (Alice Nilsson) aan. Net als
Hielscher was zij ook actrice, maar wel met de nadruk op het zingen.
Babs reikte tot de vierde stek. In 1980 hield ze het zingen voor
gezien, maar bijna 20 jaar later volgde alsnog een nieuw album. Nilsson
is inmiddels 80 jaar. De winnaar van het festival werd de Fransman André Claveau. Tot net na het ESF was hij vooral bekend als acteur en chansonnier. Dors mon amour was één van zijn laatste wapenfeiten. Voor het ESF had hij diverse hits. Hij overleed vorig jaar op 4 juli.
Einduitslag: 1. André Claveau Dors mon amour (Frankrijk) 27
(foto rechts)
2. Lys Assia Giorgio (Zwitserland) 24 3. Domenico Modugno - Nel blu dipinto di blu (Italië) 13
4. Alice Babs Lilla stjärna (Zweden) 10
5. Fud Leclerc Ma petite chatte (België) 8 (foto rechtsonder)
5. Liane Augustin Die ganze Welt braucht Liebe (Oostenrijk) 8
7. Margot Hielscher Für zwei Groschen Musik (Duitsland) 5
8. Raquel Rastenni Jeg rev et blad ud af min dagbog
(Denemarken) 3
9. Corry Brokken Heel de wereld (Nederland) 1
9. Solange Berry Un grand amour (Luxemburg) 1
Eurovisie Songfestival 1957 Datum: 3 maart 1957 Lokatie: Großer Sendesaal des Hessisches Rundfunks, Frankfurt am Main Presentatie: Anaid Plikjan
Hoewel Zwitserland de eerste editie van het Eurovisie songfestival had gewonnen, vond het songfestival in Duitsland plaats. Pas na 1957 zou de traditie ontstaan, dat het winnende land in het daaropvolgende jaar het songfestival zou organiseren, mits ze daartoe in staat waren. In tegenstelling tot in 1956 mochten deelnemende landen niet twee maar slechts 1 liedje inzenden. Door het succes van het eerste Eurovisie songfestival hadden Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk zich namelijk aangemeld om deel te nemen aan de tweede editie. Het totaal aantal landen kwam daardoor op 10. Het tweede Eurovisie songfestival werd gewonnen door Corry Brokken, die Nederland ook in 1956 en in 1958 op het songfestival vertegenwoordigde. Corry maakte niet alleen indruk met haar liedje, maar ook met de zeer expressieve wijze waarop ze haar verhaal vertelde.
Denemarken maakte een zeer verdienstelijk debuut met het duo Birthe Wilke & Gustav Winckler. Gustav had het uniform aan van een kapitein, aangezien het lied het verhaal vertelde van een schip dat uit moest varen. Wellicht maakte de lange en gepassioneerde kus aan het einde van het lied wel de meeste indruk.
Het Verenigd Koninkrijk werd vertegenwoordigd Patricia Bredin. Patricia was in haar thuisland een bekende musical en filmster. Deze roem bracht haar echter weinig geluk. Ze eindigde met haar lied All op de zevende plaats. Haar lied All staat echter nog steeds in de boeken als het kortste songfestivallied ooit en duurde nog geen twee minuten, 1 minuut en 52 seconden om precies te zijn. Na het Verenigd Koninkrijk kwam Italië op het podium, dat werd vertegenwoordigd door Nunzio Gallo. Zijn lied Corde della mia chitarra duurde in totaal 5 minuten en 9 seconden, aangezien de regel dat een liedje slechts drie minuten mocht duren toen nog niet bestond.
Zwitserland werd wederom vertegenwoordigd door Lys Assia. Lys had haar doorbraak met het lied O, Mein Papa, dat door meerdere artiesten op de plaat werd gezet. In 1956, op het eerste Eurovisie songfestival zong ze beide Zwitserse nummers, Refrain en Das alte Karussel. Refrain wist het festival te winnen, de puntentelling werd echter nooit bekend gemaakt. In 1957 deed ze weer mee met het lied Lenfant que jetais en werd gedeeld achtste. Revanche kwam er een jaar later in Hilversum toen de Zwitsers haar voor de derde keer hadden gestuurd. Het lied Giorgio werd tweede. Ieder land werd vertegenwoordigd door een tienkoppige jury die ieder een punt mochten geven aan het favoriete liedje. Het land dat als laatste zijn lied ten gehore had gebracht, Zwitserland, was het eerste land dat de 10 punten verdeelde, opener van het festival België had de eer om als laatste land de punten te geven. De spanning was er toen echter al af, aangezien Corry Brokken toen al een niet meer in te halen voorsprong had genomen.
Einduitslag Eurovisie Songfestival 1957: 1. Corry Brokken Net als toen (Nederland) 31 2. Paule Desjardins La belle amour (Frankrijk) 17 3. Birthe Wilke & Gustav Winckler Skibet skal sejle i nat (Denemarken) 10 4. Danièle Dupré Tant de peine (Luxemburg) 8 4. Margot Hielscher Telefon, Telefon (Duitsland) 8 (foto) 6. Nunzio Gallo Corde della mia chitarra (Italië) 7 7. Patricia Bredin All (Verenigd Koninkrijk) 6 8. Bobbejaan Schoepen Straatdeuntje (België) 5 8. Lys Assia L'enfant que j'étais (Zwitserland) 5 10. Bob Martin Wohin, kleines Pony (Oostenrijk) 3
Eurovisie Songfestival 1959 Datum: 11 maart Lokatie: Palais des Festivals, Cannes Presentatie: Jacqueline Joubert
Aan het vierde Eurovisie Songfestival deden 11 landen mee. Luxemburg sloeg een jaar over en Groot-Brittanië was na een jaar afwezigheid weer aanwezig. Monaco debuteerde, maar eindigde wel op de laatste plaats. Monaco werd vertegenwoordigd door Jacques Pills, schuilnaam voor Jacques Ducos. Hij is de vader van de latere winnares Jacqueline Boyer (ESF 1960). Jacques Pills was eind jaren '40, begin jaren '50 in Frankrijk erg succesvol. Hij maakte met Gilbert Bécaud succesvolle tournees, o.a. in de Verenigde Staten. Samen schreven ze voor Edith Piaf: Je t' ai dans la peau. In 1953 huwde hij Edith Piaf. Hij slaagde er echter niet in haar van drugs en alcohol weg te houden.
Net als in 1958 werd Italië vertegenwoordigt door Domenico Modugno. In 1958 werd hij 3e met de klassieker Nel blu, dipinto di blu, beter bekend als Volare. In 1959 werd hij met Piove 6e, ook dit lied groeide uit tot een klassieker. In 1966 probeerde hij het nogmaals met Dio, come ti amo maar wist geen punten te behalen.
De tweede plaats in dit songfestival was weggelegd voor: Sing litlle birdie, gezongen door Teddy Johnson & Pearl Carr voor Groot-Brittanië (zie foto rechts). Op de derde plaats eindigde het organiserende land, Frankrijk: Oui oui oui van Jean Philippe (zie foto onder) De overwinning ging voor de tweede keer in vier jaar naar Nederland. Teddy Scholten. Teddy kreeg geen punten uit Zweden, Zwitserland en Denemarken. De hoogste score kwam van Italië, die 7 punten over hadden voor: Een beetje.
Einduitslag Eurovisie Songfestival 1959
1. Teddy Scholten - Een beetje (Nederland) 21 2. Pearl Carr & Teddy Johnson -Sing little birdie (GB) 16 3. Jacques Philippe - Oui oui oui oui (Frankrijk) 15 4. Christa Williams Irgendwoher (Zwitserland) 14 5. Birthe Wilke - Uh-jeg ville ønske jeg var dig (Denemarken) 12 (in 1957 werd Birthe Wilke in duet met Gustav Winckler 3e met Skibet skal selje i nat) 6. Domenico Modugno Piove (Italië) 9 6. Bob Benny - Hou toch van mij (België) 9 (Bob Benny werd in 1961 gedeeld laatste met September, gouden roos) 8. Alice & Ellen Kessler - Heute Abend woll'n wir tanzen gehen (Duitsland) 5 9. Brita Borg - Augustin 4 9. Ferry Graf - Der K und K Kalypso aus Wien (Oostenrijk) 4 11. Jacques Pills - Mon ami Pierrot (Monaco) 1
John werd geboren te Antwerpen op 6 oktober 1919 in het Schipperskwartier, waar zijn vader een zeemanscafé open hield. Antwerpser kan al moeilijk, ook al klinkt zijn naam als van de Noormannen en was zijn grootvader een Zweedse zeeman die op een blauwe maandag in de havenstad zijn anker had uitgeworpen en niet meer loskreeg. De jongste van zeventien, geboren en getogen in de Schippersstraat, waar hij woonde tot in de jaren dertig, toen zijn ouders genoeg hadden verdiend om met de voltallige kroost naar buiten - zijnde het Kiel - te trekken. Die tien jaar waren echter voldoende om John Lundström meer dan vertrouwd te maken met de harde werkelijkheid van het zeemansleven, een tema dat hij bij voorkeur in zijn "liekes" bezingt. Hij is een echte "volkszanger" in ongeveer de meest autentieke betekenis van dat woord. Geen romantische heimatliedjes voor hem, wel een recht-voor-de-raap bezingen van wat er in werkelijkheid gebeurt. Een verteller en filosoof die vertolkt wat het gewone volk voelt en denkt. Met weemoedige en soms romantische beschrijvingen van het Antwerpen van toen, maar ook met de wrange verhalen van de zeelui die in de kroegen hun heimwee en hartzeer uitzingen. En met steeds die bijtoon van zijn overtuigd socialist-zijn, wanneer hij uitvaart tegen het patronaat, tegen de partijbonzen, tegen de uitbuiting van de kleine man. Het zingen en musiceren is hem van kleinsaf, door zijn vader, meegegeven. "Die speelde viool en zong erbij," vertelde John. Gewoon door hem na te spelen heb ik muziek geleerd. Toen ik wat ouder werd ben ik dan op stap gegaan, per autostop heb ik heel Europa rondgetrokken. In de jeugdherbergen heb ik kennisgemaakt met volksdans en volksmuziek. Ik ben zelfs nog een tijd lang "Vake Viool" geweest, vader van de jeugdherberg in Heide-Kalmthout." Van "Vake Viool" naar socialistisch geëngageerd zanger is wel een hele stap. Een stap die John Lundström echter op een heel natuurlijke manier heeft gezet. "Eerlijk gezegd, ik had nogal wat bezwaren tegen liedjes als My Bonnie, of Hoog op de gele wagen, of Annemarieke en dergelijke dingen meer. De charme is daarin ver te zoeken. En daar wou ik dan iets aan doen. Door zelf nieuwe liedjes te schrijven, maar altijd gestoeld op het Antwerps volksleven. Eerst in het teken van de kindervakantie, daarna zijn de andere nummers er automatisch uit gegroeid." Dat die eerste liedjes gebaseerd waren op de kindervakanties, hoeft ook al helemaal geen verwondering te wekken. John is immers jarenlang technisch adviseur geweest voor de kindervakanties van het socialistisch ziekenfonds "De Voorzorg", waar hij ondermeer monitoren opleidde. Hij werkte bij de Nationale Dienst voor de Jeugd, verleende zijn medewerking aan het kinderuurtje op de radio en de televisie, gaf kursussen voor Scouts, Chiro en KSA, doceerde in de sociale school en was zelfs gastdocent aan de UIA. Hij was altijd begaan met kinderen - én met hun muziek. Hij leerde de kleintjes zelf hun instrumenten maken, en te bespelen. En het is helemaal geen eigenaardigheid om hem als een gulle, dikbuikige Rattenvanger van Hamelen aan het hoofd van een hele bende klein grut te zien lopen met slogans als "Wij willen spelen op de Koraalberg !" Want "Dat Antwerpen van ons" is niet alleen de titel van een van Johns platen, het is wis en waarachtig ook een zeer wezenlijk deel van hemzelf. Hij herinnerde zich nog hoe het vroeger was: "Helemaal anders dan nu. Nu is het Schipperskwartier een vervallen krottenbuurt. Toen ik er nog woonden moesten de meisjes, die dan een hele nacht gewerkt hadden, 's morgens de straat kuisen. Er werd zand gestrooid in de café's, en de stoof en het koper werden gepoetst dat het een lieve lust was. En als de processie uitging, werd er papier gesnipperd om op straat te gooien, en alle huizen werden versierd met het mooiste wat er te vinden was. En karnaval, dat was ook zo iets, daar spaarden de mensen een heel jaar lang voor. Ze verkleedden zich prachtig, en gingen dagen na elkaar op zwier. Allemaal samen. Het was één groot familiefeest. Zo iets zie je nu niet meer." Dat was helemaal John Lundström. Lyrisch als hij het over zijn stad had. Hij was dan ook direkt bereid om mee te werken toen de Antwerpse Snorrenklub werd opgericht. Ontbrak trouwens nooit op de maandelijkse vergaderingen. En schreef en komponeerde speciaal voor hen een eigen Snorrenlied. Met als refrein: "Want den iene zegt dit, en den and're zegt dat, Maar ne smoel zonder snor is precies een bloeët gat." Ook dàt was John Lundström die op 71-jarige leeftijd overleed te Merksem op 25 juli 1990.
De Brabantse folkgroep "Nogal Neig" bracht het nogal Middeleeuws klinkend "Ik zei laatst tegen mijn schoon lief" op CD uit. Dit nummer is opgedragen aan de Antwerpse troubadour en volkszanger John Lundström. Onder de naam Deurne vinden we nog een belangrijke activiteit die ons aan John doet terugdenken. De moeite even in je agenda te noteren: We vonden ook volgende aankondiging van: TUSSEN POT EN KIND "Lange Wapper leest Zurenborg de les" De Nieuwe Gazet, 8/11/82 door AN "Lange Wapper is zijne naam en slecht is zijn reputatie" zingt Wannes en zo is het ook. Nu is deze kwelgeest van onderdrukkers en oneerlijke lieden weer opgedoken in het Antwerpse, in het levendige Zurenborg nog wel. Of vindt Wapper soms dat Zurenborg een lesje nodig heeft? Geert Kimpen (17) van Theater Spelende Mens weefde rond deze grote figuur een musical voor kleine en grote mensen "Tussen pot en kind". Een heel collectief jonge 16 plussers speelt mee in dit prententieloze spektakel over Wappers leven van bij de geboorte tot nu. De makers doken in de stadsarchieven, pikten er de leukste Wapper-anecdotes uit, gaven alles hun eigen draai en een actueel tintje mee. Het resultaat was een bomvol Centrum Zurenborg, spontaan meelevend, zingend en dansend met het amusante gebeuren op de scene. Heel natuurlijk en vooral gedreven spel van de debuterende acteurs plus twee geroutineerden. Vooral de toespelingen op herkenbare actuele toestanden vonden weerklank in de zaal. Zo redt Wapper een bejaarde dame uit de handen van jeugdige straatrovers, maakt hij korte metten met een huisbazin voor wie huurders alleen maar plichten hebben, brengt hij een echtgenoot die zijn geld spendeerd aan drank en barmaids weer tot rede enzovoort. Dat alles in ongekuist Antwerps vol lollige gezegdes en rake uitspraken, op de populaire muziek van John Lundstrom. Wapper is terug... en hij mag blijven.
Het Volksmuseum Turninum te Deurne brengt een eerbetoon aan enkele van onze grootste volksdichters en liekeszangers uit Antwerpen Den Djon en den Dré, want t woare twie patéékes. Doorheen alle ruimtes van het museum wordt een tentoonstelling opgezet herinnerend aan beide wandelende muziekdozen. Zij waren het volk, zij zongen van en met het volk, zij leerden zelfs de maskes van de Leguit, de dokwerkers en de zakkenwijven liekes zingen. Andries De Weerdt, Dré genoemd, was de belangrijkste liekesschrijver van Oud-Antwerpen in de tweede helft van de negentiende eeuw. Hij liet meer dan 1700 liekesteksten na.John Lundstrom was een componist en zanger geboortig uit het Schipperskwartier, later wonend aan de Reuzenpoort in Borgerhout en tenslotte in zijn Deurne-dorp. Hij bezong de gewone volksmens in talloze teksten en begeleidde zichzelf op zijn onafscheidelijke viool. Djon was tenslotte ook een van de medebezielers van het Volksmuseum van Deurne. Hij gaf er talloze zangavonden en bracht vele vrienden Ð zangers en muzikanten Ð mee. De tentoonstelling wordt op 30 april opengespeeld op den doedelzak, den trekzak en de piano door Erwin Verstappen en zijn kompaan. Organisatie: Turninum Wanneer : 30 april tot en met 20 juni zaterdag en zondag van 14 tot 15 uur (groepen op aanvraag) 30 april : openingsreceptie van 19.30 tot 20.30 uur Waar: Volksmuseum Deurne - Koraalplaats - Deurne Toegang: gratis Info: 03/326 75 98
Onder onze collega's bloggers heb ik eveneens een tekstje gevonden via Lama van Bomma. Ik neem het volledig over. Alvast bedankt voor deze vondst en de hulp: Van Bomma heb ik volgende reactie ontvangen op mijn logje van 19/11 in verband met het beeldje "Den Deugniet".
Den Deugniet, het beeldje is daar eind jaren 70 geplaatst door de middenstand uit de buurt " De gilde van den Deugeniet" Waar het naar verwijst weet ik niet zeker, het staat wel dicht bij " Den Oudaan" de bekende toren waar de Antwerpse flikken resideren. En misschien staat dat ventje daar een beetje die flikken uit te dagen ?? Maar dan hadden ze het misschien beter "Pagadder" genoemd. Er is een tijd geweest dat men het beeldje regelmatig "ontvoerde". Wijlen John Lundstrom, de bekende Antwerpse volkszanger heeft er ook een liedje voor gemaakt. Vervolgens gaf Bomma mij ook nog volgende hint mee........ "Pedro, je hebt toch ook over dat ventje zijn billen gewreven hé want dat zorgt ervoor dat je een mooie snor krijgt."
(met dank aan Bomma voor de reactie)
"Deugnietlieke" zoals het te lezen staat op de plaat bij het beeldje:
Oep den Oudaan stater nondedju à ventje in zen blote ku 't is famile van "Manneke Pis" ge kunt goe zien dat nen "Deugniet" is
Ref.:
ja ja ja .... Mensen bleft toch staon en komter mor es aon mor doeget met fatsoen dan meude "wenske" doen
't is 't allerschoenste "gat" van heel de koekestad ja heel de waereld rond vind men geen schoener "kont"
Ref.:
ja ja ja .... Er staot geschreve onderaon "Met heel de stad, mor nie me mij" En die da nie goe verstaon zen ni van hier, geloofd me vrij. Ref.: ja ja ja ....
(John Lundström december 1976)
Verdere nieuwsjes via Google gevonden:
Caïphas is de Oelegemse stroper, die voor het eerst opduikt in de verhalenbundel 'Harslucht' van Jozef Simons in 1933. Naar aanleiding van de viering van de honderdste verjaardag van Simons in 1988 werd beslist de eerste Oelegmse reus de naam van de legendarische stroper te voorzien. Op zondag 5/6/1988 deed de reus zijn plechtige intrede, in het gezelschap van Vake Viool, Jeannette en Fredje Tokkelaar (alledrie uit Deurne) en Amelie uit Broechem. Als peter en meter fungeerden Ludo Simons (zoon van de schrijver) en Paula Van Rooy, trwijl burgemeester Mon Goossens en Leonie Smits getuige waren. Schepper van de figuur is Gilbert Simons, die samen met de naaisters Agnes De Keersmaecker, Lena Meeuws, Marisse Devrindt en Greet Smets de kolos zijn uitzicht van stroper gaf. De Jozef Simonskring voerde het wagenspel Dientje Gooris op, en John Lundström componeerde voor de gelegenheid het lied van Caïphas.
refrein:
Caïphas, Caïphas, wor godde gij nortoe.
Och mense, lieve mensen, 'k weet het nie zoe goe.
Caïphas, Caïphas en godde gij wer oep jacht.
Ja mense, lieve mensen, mor 'kwacht tot deze nacht.
In de meule van Oelegem,
Woenter ne groete reus.
Hij draagt ne zwarten baard,
en hij heeft ne rooie neus.
In den dag bleft hem t'huis
mor 's avonds kundhem zien goan.
Al heeft hem ne knuppel bij,
sprekt hem gerust mor aon.
En dat hem uit strope gaat,
da mag iedereen wete.
Hij doeter niemand kwaad,
zen kinderen moete toch ete.
De gendarme liggen oep loer,
ze wille hem betrappe.
Mor Caïphas dien is slim,
en lotter zich nie in lappe.
En ieder joar oepnief,
got hem mee in de stoet.
Z'n beste kostumeke aon,
'n pluim oep zijnen hoed.
De mensen juiche hem toe,
hij is vriend van iedereen.
Zoe als Caïphas van Oelegem,
zoe isser toch mor ien.
Foto's en meer teksten kon ik nergens terugvinden. Evenmin platen of nummers. Moest iemand me op de goeie weg kunnen helpen. Heel heel graag gedaan. Wie heeft er foto's van John?
Louis Baret en Jo Leemans waren ooit, samen met Louis Neefs, Bobbejaan Schoepen, Terry Lamo en nog enkele andere Vlamingen de geliefkoosde artiesten op Radio Luxemburg.
Ruim 30 jaar maakt Henk de Bruin platen. In 1951 al, toen een grammafoonplaat nog echt iets bijzonders was, werd Henks stem in - toen nog - schellak geperst. Nu, ruim 30 jaar later, ligt er een plaat vol gloednieuwe opnamen klaar: een bewijs dat Henks populariteit nog steeds groot is. Henk, die 63 is, zingt nog steeds zijn oude suksessen als "Een mooie zomernacht", "Sonny Boy" en "Jouw ogen". 214 opnamen maakte Henk sinds 1951, met orkesten onder leiding van mensen als Francis Bay, Tonny Vess, Willy Rockin en Tom Erich. In de jaren '50 toerde Henk ook met het orkest van Tony Erich door België en Nederland, samen met artiesten als Annie de Reuver, Johnny Meyer en Eddie Christiani. Henk had eigen programma's op de BRT ("Wie gaat er mee op reis met Henk de Bruin naar Parijs") en op Radio Luxemburg ("Hier met Henk de Bruin") In 1958 opende Henk in Bredene aan de zee zijn eigen theater: het Casino Duinhof. Hij bracht er volop theaterprogramma's, maar ook... een ijsprogramma op de enorme schaatsbaan. Een keer per jaar zond de Belgische televisie dat ijsprogramma uit. Ook in 1958 stichtte Henk zijn eigen, 18 man sterke showorkest, onder leiding van Roger Berry. De groep telde twee zangeressen, twee zangers, twee balletdanseressen en een balletdanser. De steeds hoger worden personeelskosten noopten Henk ertoe, het orkest te verkleinen en in 1969 bestond het showorkest nog uit 11 personen. Nog steeds een respektabel aantal. Henk toerde door binnen- en buitenland, speelde elk jaar 3 maanden lang in het Brusselse hotel Metropole en natuurlijk ook vaak in zijn eigen zaak in Bredene. Belangrijke buitenlandse vermaakcentra waar Henk met zijn orkest optrad zijn de casino's van Bern en Luzern, de Gartenhalle in Zürich, Grand Chêne in Lausanne, de Stadthalle in Dortmund en Keesse in Berlijn. Daarnaast maakte Henk Welfare toernees voor Belgische soldaten in het buitenland. In Nederland trad Henk op in Heck en Rutecks zaken in Amsterdam, Utrecht en Den Haag, in het Atlanta hotel in Rotterdam en zelfs in Diergaarde Blijdorp. In Frankrijk was Henk te bewonderen in het gigantische Palais de la Méditerranée in Nice, in het casino aldaar en in tv-studio's in Lille en Straatsburg. In 1970 ging Henk op de solotoer. Hij trad onderandere op in het Theatre de la Gaîté in Brussel. Enkele jaren later vinden we Henk terug in radio- en tv-programma's van mensen als Jan Theys: De tijd van Toen, Jonger dan je denkt en Liedjes van toen. Henk werd en wordt nog veel begeleid door het orkest van Al van Dam. Henks eerste optredens bevatten aria's uit "De barbier van Sivilla", later kwam hij via operettes in een steeds lichter genre terecht. Maar zijn klassieke scholing drukt nog steeds een stempel op zijn zang. Zijn warme, aangename baritonstem klinkt nog even fris, ook nu in 1982. In 1942 stond Henk al op het podium, met het orkest van Eddie de Latte. Nu 40 jaar later is Henk, 63 jaar oud, nog steeds een gevierd artiest, ook ver buiten België. (dit schreef Bert Salden in maart 1982)
De in 1921 geboren Brandsma speelde nog voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in zijn geboorteplaats Leerdam op de hoek van de straat onder de naam "De Drie Zwervers". De andere twee "Zwervers" waren Joop Gieltjes en Henk de Bruin. Zij speelden country en zelfgeschreven levens- en jodelliedjes. De muzikaliteit van de heren viel de eveneens in Leerdam woonachtige VARA-medewerker Verbaan op, die ervoor zorgde dat het trio in het programma VARA's Stalenboek kon optreden. Het gevolg was dat ze meer bekendheid kregen, waarop vele optredens volgden. Toen Brandsma rond 1950 naar Emmen verhuisde was het gedaan met De Drie Zwervers uit Leerdam.
Een bewijs dat Carlo Caluwé zowel in het Nederlands als in het Frans zijn muzikale weg vond kun je lezen in onderstaand mix-succes uit 1958 "My Darling".
Carlo Caluwe My darling 1958
denk ik slechts alleen aan jou. Want ik kan je niet vergeten, omdat ik zoveel van je hou.
Schat je mag me heus geloven, 't zal zonder jou niet meer gaan. 'k Kan zonder jou niet meer leven, ik voel steeds mijn hart voor jou slaan.
Darling ... ik kan je niet vergeten Darling ... tu est mon seul amour Darling ... dat zal je toch wel weten Darling ... je t'aimerai toujours I come back tomorrow I come back to you O mijn schattig meisje ik wil weer naar je toe Darling ... ik wil je weerom kussen I love you, O Darling, mon amour.
Charles Van Den Bossche werd in 1929 uit Vlaamse ouders geboren te Montignies-Sur-Sambre bij Charleroi. Als tiener nam hij deel aan de toen gekende crochetwedstrijden in Charleroi en omstreken en optredens ter gelegenheid van allerlei verenigingsfeestjes. Zijn eerste optreden voor een groot publiek op achttienjarige leeftijd met Franstalige charmeliedjes bracht hij onder de artiestennaam Charlie Dan. Na het vroegtijdig overlijden van zijn vader verhuist Charles met zijn moeder naar Aarschot, waar immers de meeste familie van weduwe Van Den Bossche woonde. Daar zingt Charles in zijn vrije tijd als jazz-vocalist met het orkest The Skymasters. Hij treedt ook enkele malen op in de show van de toen debuterende Bobbejaan Schoepen, samen met Annie en Bob Davidse en de getalenteerde zanger/componist/tekstdichter/conferencier Johnny Steggerda. In die periode leert de Franstalige Charles vlot Nederlands zingen en praten. In 1951 wint hij een zangwedstrijd in Vilvoorde en een engagement bij het orkest van de toen zeer populaire accordeonvirtuoos Bob Artoos. Charles treedt de twee daarop volgende jaren afwisselend op in Mechelen en Vilvoorde.Zijn legerdienst vervulde hij in 1953 in het militair hospitaal te Berchem. Daar componeerde hij zijn eerste liedjes, Walsherinnering en Slechts alleen voor jou. Beiden op tekst van Dries Kallaerts (conferencier/tekstdichte/zanger met wie hij sedert al die jaren bevriend is gebleven). Na zijn legerdienst starte hij als fulltime Vlaamse zanger in Antwerpen, waar Charles zich dan ook vestigde. Optredens in diverse Antwerpse cabarets, zoals in het cabaret van José Morisson (zoon van de destijds gevierde Antwerpse tenor Louis Morisson) en, last but not least, in Taverne Uilenspiegel van Jaak De Vogt. Zodoende volgde een eerste plaatopname bij de firma Ronnex (Walsherinnering en Slechts alleen voor jou) nog steeds onder de naam Charlie Dan, met begeleiding van het orkest Tony Vess en het gerenommeerde NIR-koor. Twee mooie opnamen die ten onrechte tot op heden nog niet werden heruitgebracht op CD. Hij maakte de overstap naar de platenfirma RCA waar hij met producer Jacques Kluger vier Vlaamse covers opnam (Ditmaal moet het liefde zijn, Zoveel Wind, Blauwe Riviera en het wereldsucces O Cangaceiro onder de titel Gejaagd worden de wolken) . Dit gebeurde door toedoen van Kluger voor de eerste maal (en voortaan) onder de meer Vlaams klinkende artiestennaam Carlo Deman. Het betrof hier vier zeer professionele opnamen met orkest onder leiding van Steve Kirk (Jaap Streefkerk). Dan komt Carlo in contact met uitgever en vriend Leon Lambrechts. Later eigenaar van de gekende platenfirma "Monopole" in Heist op de Berg. Lambrechts schreef liedjesteksten, o.a. op muziek van Carlo. In de tweede helft van de jaren 50 nam Carlo, in samenwerking met Lambrechts, platen op bij de firma Decca/Omega in Brussel. Op de platen wordt Carlo begeleid door diverse orkesten (vooral orkest Jean Van Horen, die ook het pseudoniem Benny Welton gebruikte, orkest Hector Delfosse en orkest Dolf Pelgrim). In die periode werden ook twee duetjes opgenomen met Jenny Verdonck (eveneens onder de vleugels van Lambrechts) : Gelukkig verjaardag en Wat is er gaande?. Het is de glorietijd van Carlos carrière als Vlaamse zanger: een eigen orkest met zangeres (Mia Ronny), wekelijks een eigen uitzending op de toen zeer populaire zender Radio Luxemburg, een eigen fanclub met clubboekje en jaarlijks groot fanbal, enz De jaren 60 betekenen het einde van de meeste Vlaamse zangers die na de oorlog furore maakten (Schoepen trekt zich terug in zijn pretpark, Jean Walter verliest zijn stem en Esterella haar man. Ze wordt secretaresse, enz..). De muzikale smaak verandert en nieuwe sterren rijzen aan het Vlaamse schlagerfirmament Carlo is inmiddels verhuisd naar Brussel. Hij neemt in die periode sporadisch enkele Franstalige singeltjes op totdat in de jaren 70 zijn tweede carrière, ditmaal als Franstalige troubadour/charmezanger, onverwacht een vaart neemt met optredens overal in het Franstalig landsgedeelte en ook in Frankrijk. De langspelers met Franstalig materiaal volgen elkaar op (in totaal verschijnen maar even 11 LPs). In de jaren 90 neemt Carlo nog verschillende CDs op. De laatste in 1996, na al die jaren, weer met Vlaamse nummers (o.a. met enkel prachtige liedjes van zijn goede vriend Dries Kallaerts). Platenfirma Hebra heeft met dat materiaal, dat tussen 1975 en 1990 tot stand kwam, nu een verzamel-cd met zestien nummer samengesteld. Het betreft allemaal originele nummers in de originele versie. Alleen het openingsnummer, Chante Signorita, is een vertaling van Zing Signorita van Ray Franky. Het titelnummer, On change, gaat over ouder worden. Les rides prennent la place de quelques lointains souvenirs, zingt Deman. Maar de muziek behoudt in zijn leven nog steeds de plaats die ze altijd gehad heeft. Nu de firma AMC zijn populairste Vlaamse Decca-opnamen terug heeft uitgebracht op CD, hoopt Carlo dat eerlang in de Silver Star serie ook een CD zal verschijnen met zijn mooiste Franstalige titels. Dit als bekroning van de unieke carriere (want zowel Nederlandstalig als Franstalig) van deze Belgische zanger. Met dank aan De Blaere Didier voor de info.
Silver Star CD Carlo Deman Mijn lied klingt . (Even foutje rechtzetten: klinkt !!!)
1. Comedie 1956 orkest Jean Van Horen 2. Sentimenteel 1955 orkest Dolf Pelgrim 3. Een signorita 1957 orkest Jean Van Horen 4. Manuela 1955 orkest Dolf Pelgrim 5. Mambo mambo 1956 orkest Jean Van Horen 6. t Is voor jou 1957 orkest Jean Van Horen 7. Gelukkig verjaardag 1957 orkest Jean Van Horen 8. Meisje met je kroezelkopje 1957 orkest Hector Delfosse 9. Adieu Chérie 1956 orkest Jean Van Horen en The Skycrooners 10. Mijn lied klinkt alle nachten 1958 orkest Jean Van Horen 11. Ik kan je niet laten 1958 orkest Jean Van Horen 12. Ga je met me mee 1957 orkest Hector Delfoss 13. Josée 14. Juffrouw van 't buffet 15. Die tango met jou 16. Sprookjes 17. Ik wacht op jou 18. Lieveling
Een bezoek aan dit legendaris hotel is de moeite. Rond 1950 stroomde deze pub enkele dagen onder water met gevolg dat er geen bier meer kon aangevoerd worden. Dit werd een trauma dat de muziekschrijver Gordon Pearsons inspireerde om het onsterfelijk lied The Pub with no beer te schrijven. En zo kreeg dit voorval opvolging door talrijke andere pub die onder deze titel, vooral in Australië, uit de grond verschenen en maakte Slim Dursty er in 1958 een hit van die de wereld in alle talen veroverde. Moest je in de buurt komen: dorp Taylors Arm, ongeveer 40 km westelijk van Nambucca Heads en vergeet niet op het terras met de herinnering van toen enkele heerlijke frisse glazen bier te drinken.
Gordon Parsons (1956) - EMI Tijdens een Slim Dusty optreden (Live At Townsville), opgenomen door een fan en eerst uitgebracht in 1996. Die "Slim Dusty Show" is door Australië beginnen toeren in 1954. Net zoals er minstens één echte "House Of The Rising Sun" bestaat, bestaat er ook een echte Pub With No Beer/Café Zonder Bier. In het land van oorsprong Australië zelfs meer dan één. Volgens de Australische bush-balladeer Slim Dusty die hier lokaal mee scoorde ging de inspiratie uit van het Day Dawn Hotel in Ingham (provincie Queensland). Volgens inwoners van Taylors Arm, 40 km ten westen van Nambucca Heads (New South Wales), ging de inspiratie uit van hun dorpskroeg, toen die circa 1950 overstroomd raakte en dagenlang zonder bier zat. Ze hebben daar nu vijf soorten bieren van 't vat. Slim Dusty & His Bushlanders (1958) n°1 Australië, n°3 UK, n°1 Ierland. Bobbejaan Schoepen (1959) met Café Zonder Bier, vertaling: Louis Baret. Ook een millionseller in Duitsland als "Ich steh an der Bar und habe kein Geld", Dubliners (1960s). Thomas Hampson (1997) als Beautiful Dreamer*, Helmut Lotti (1999) als My Angel, wat een eigen tekst is op de Stephen Foster-melodie Beautiful Dreamer*, Dead Man Ray (1999) als onderdeel van nieuwe live soundtrack bij de Engelse versie van de film De Ordonnans Van Napoleon ('62) met Bobbejaan Schoepen in de hoofdrol.
*Volgens Slim Dusty, vriend van auteur Parsons, was de tekst geschreven door de Ier Dan Sheahan als "A Pub Without Beer" en werd die al gepubliceerd in de North Queensland Register in 1943. Gordon Parsons schreef er alleen de muziek bij. Reden genoeg om hiervoor opgenomen te worden in de Australian Roll Of Renown in Tamworth, het Nashville Down Under. Wat niet belet dat Pub With No Beer/Café Zonder Bier de walsmelodie van zijn refrein haast letterlijk bij een oud Stephen Foster-nummer ontleende: Beautiful Dreamer, geschreven in 1862 en waarvan een versie (door Raul Malo) staat op de gelijknamige Stephen Foster tribute cd. (zie ook: De Camptown Races).
How often is it that the B-side of a song completely eclipses the popularity of the A-side? Not very often, really. If the B-side of a single gets reasonably popular, we refer to the single as a "Double A sided single". But when the B-side gets so big that everyone except devotees of the genre or artist completely forgets about the A-side, there's nothing you can really do except refer to the intial B-side as the A-side and ignore the initial A-Side.
I point this out as most people don't really know a Slim Dusty song called Saddle Boy. It's not on any best of albums, and I'm sure if you asked a random person how it went, they'd have no idea. But ask them about the song's B-side, which has been included on every Slim Dusty compliation since 1958, and odds are that they'd know it. The B-side I'm referring to is, of course, A Pub With No Beer. And it was indeed the B-side, have a look at the label scans. Although there's no explicit designation of A or B on the labels, the matrix number of Saddle Boy (RZ 327) is one number earlier than A Pub With No Beer (RZ 328). This was as close to explicit designation as Regal Zonophone got. Naast het publiceren van de originele tekst van het artikel wil ik even bondig vertellen dat "A pub with no beer" op een plaat stond van Slim Dusty in 1958 en dan nog als B-kantje van "Saddle Boy". En het is zelden in de muziekgeschiedenis gebeurd dat een B-kant een miljoenenhit wordt en men van de A-kant niet meer spreekt. In het beste geval kon men soms beweren dat een plaat verscheen met twee A-kanten.
In 1877 legt Thomas Ava Edison (1847-1931) zijn eerste geluid vast op de fonograaf. De rol die als eerste geluidsdrager gebruikt wordt. De woorden: Mary had a little lamb, werden in de rol gegrifd. Emile Berliner (1851-1929) was de eerste die in 1889 het geluid vastlegde op een platte schijf, vervaardigd uit schellak en déponeerde in 1900 het wereldberoemde merk van dat hondje voor die grote hoorn: His Masters Voice.
Als geboortejaar van de 78-toerenplaat mogen we 1889 noteren. In het begin werd slechts één zijde van de plaat gegraveerd. Een plaat mat 30 cm doormeter, max opnametijd van 5 min., gemaakt uit shellak (onterecht bij ons ook bakeliet genoemd) en met een gewicht van zo'n 350 gr. per exemplaar.
In 1901 werd het label "Victor Talking Machine Company" door Eldridge Johnsen opgericht en in Parijs zette Columbia zijn eerste stappen in de platenwereld. In 1906 kwam het gekende Franse label "Pathé" van de grond. Maar aan de labels wijden we nog een afzonderlijk artikel.
In 1908 kwam het Viktor-label op de markt met een dubbelzijdig opgenomen 78-toerenplaat. Dus met voor en achter een nummer.
In 1931 déponeerde A.D. Blumlien een eerste stereoprocédé. Maar de wereldeconomie liet deze luxe aan zich voorbij gaan en was in crisis. Pas na WO II werd verdergewerkt aan dit stereoproduct om in 1958 algemeen in de handel te verschijnen. Hieruit kunnen we dus duidelijk opmaken dat de handel nooit 78-toerenplaten in stereo gekend heeft en we tot dan in het monotijdperk vertoefden. De stereo was weggelegd voor het vinyltijdperk met diverse uitgaven, maar centraal 45- en 33-toerenplaten, die reeds vanaf 1948, vooral onder Columbia-label, op de markt verschenen. Vooral tussen de toen grootsten Columbia en Viktor werd deze start van het vinyltijdperk uitgevochten. Dit maakte het de platendraaier-producenten niet gemakkelijk en zo werden ooit "pic-ups" op de markt gebracht met 4 snelheden: 78 rpm, 45 rpm, 33 1/2 rpm en zelfs 16 rpm. (rpm: ronden per minuut).
In 1950 werd de markt al ruim overspoeld met vinylplaten van Columbia, Decca, Capitole en RCA. Ook het Nederlandse Philips mengde zich toen,zelfs in de 78-toerentijd, in de muziekwereld. Vooral Nederlandse artiesten, maar ook de kleinere schare Vlaamse stemmen gingen onder deze vlag de muziekwereld in.
In elk geval: 45 + 33 toeren komt zeker niet van 78-toeren, ook al is de som van beiden puur toeval.
Na 68 jaar, in 1957, betekende dit het einde voor de 78-toerenplaten en was sindsdien nog goed voor de nostalgische verzamelaars en remembers to the good old times. (Bron: Pieter van Banden - foto bevriende links)
Op vrijdag 13 januari 2006 hadden we, na een optreden tijdens de seniorennamiddag in het GC "De Markthallen" te Herk-de-Stad, met haar lange monoloog, gevolgd door een welgemeend landurig staande ovatie van het publiek, een losse uitgebreide babbel met deze vlotte levenslustige artieste die kan bogen op een sterke gezondheid en haar levensmedicijn van de eeuwige glimlach.
Vooral het "enkel doen waar je zin in hebt en niet te ver vooruitzien", stonden boven aan haar verlanglijstje. En natuurlijk hoort er ook een schepje geluk boven op, beklemtoonde ze duidelijk articulerend. "Want ik doe eigenlijk alles wat slecht is", lacht ze. "Een goed glaasje. Liefst champagne. Soms korte nachten! Vannacht heb ik amper vier uur mijn bed gezien", grinnikt zij nog nagenietend met flikkerende oogjes.
Vlot stapte ze, handjezwaaiend, vinnig de wagen in. Aan chauffeurs heeft ze evenmin nood. Want dit keer was het de Boogie Woogie Man die haar het ritje van en naar Antwerpen gunde. De burgemeester die haar een ontvangst op het stadhuis te Herk-de-Stad beloofde nam ze met dikke zoenen op zijn woorden. "Haar jas mag ze hier laten", fluisterde me nog een buurvrouw die in het pelsje dat Yvonneke droeg de meerwaarde zag. Het is vanzelfsprekend dat we hier wat meer kennis maken met deze 70-jaren uitziende grote dame van de opbloei van de eerste showbizzjaren in Vlaanderen. Ze kan terugblikken op een, zonder klemtonen te leggen, letterlijk en figuurlijk, rijkgevulde carrière. Van haar website die je zelf kunt bezoeken op http://yvonneverbeeck.be/html/biografie.html plukken wij de nodige informatie.
Yvonne Verbeeck werd geboren te Rumst op 7 december 1913.
Haar carrière had een erg vroege start.
Aan de basis stond koster Frans Abel. De koster bespeelde het orgel in de kerk te Rumst en zag dat Yvonne muzikaal heel wat in haar marge had.
Hij was het die Yvonne in de richting van de muziekschool te Boom stuurde.
Haar inzet, gecombineerd met haar talent en zuiver stemgeluid, resulteerde meteen al in haar eerste trofee: de 1e prijs met hoge onderscheiding voor notenleer.
Al gauw werd de lat hoger gelegd en vervolgde ze haar opleiding aan het Antwerps Conservatorium.
De prijzenregen ging verder en zo nam ze o.a. al gauw een trofee voor 1e prijs zangklas en een regeringsmedaille mee naar Rumst.
Eenmaal geproefd van het succes met haar stem was de overstap naar de showbusiness snel gemaakt.
De optredens op kinderfeestjes gingen over in voorstellingen in het Radio Kerkske van George de Caluwé. Daaruit onstond het kabaret De Lustige Krekels met naast haar namen als Willy Vervoort, Piet Bergers en Suske Henderickx.
Deze periode werd snel gevolgd door haar deelname in de nieuwe groep De Witte Morianen waar zij o.a werkte met Renaat Verbruggen, de latere directeur van het K.V.O.
Haar succes groeide verder uit en al gauw verscheen ze op de radio, in talrijke concertzalen, variété-avonden en het werk Koningin Elisabeth.
Op 14 januari 1940 prijkte haar foto in het Magazine van Radio Antwerpen. Ze is te zien samen met Wim Condèz en de Gentse Hélène Maréchal. Dit allemaal met een lijst talrijke optredens als gevolg.
Van de theaters waarin zij destijds optrad onthouden we ondermeer:
* Theater Fémina, met René Bertal, Jos Bellien en twee mensen met wie ze lange tijd heeft samengewerkt: Charles Janssens en Co Flower.
* Empiretheater, waar zij haar eerste operette zong: De Bommelbaronmet een nog jonge Eduard Deleu als podiumpartner.
Yvonne sloot haar conservatorium-opleiding af met een 1e prijs met grote onderscheiding.
In 1933 begon zij bij de NIR (nu VRT) als klassieke zangeres.
Tijdens de oorlog zong zijn voor de soldaten en bezorgde hen zo een paar uurtjes broodnodige ontspanning en afleiding.
De oorlogsjaren gingen voorbij terwijl Yvonne onvermoeid doorwerkte.
Weldra werd ze beroemd in heel Antwerpen waar ze echt doorbrak in het Hacienda Theater waar ze bekend werd als De Zingende Nachtegaal.
Yvonne verhuisde in 1942 definitief naar Antwerpen. Daar begon ze aan een lange carriere in het Empire Theater in de Appelmansstraat. Daarna stond zij in de Hypodroom, maar eigenlijk heeft ze tot vandaag in alle theaters van Antwerpen op de planken gestaan. Op haar 92e is blijft ze nog regelmatig actief met personal appearances.
Zeer recent werd een DVD met een monoloog en een boeiende foto-biografie opgenomen. Meer hierover op haar website.
De lijst met blijspelen, operettes, komedies, revues en toneelstukken met haar mederwerking is schier oneindig!
Een paar carrièreblikvangers zijn:
* Boefje
* Pelagie
* Het Hollands Wijfje
* Fientje Beulemans
* Pygmalion (Yvonne als verbluffende Eliza Doolittle)
* Seppl
* Ninotchka
Gedurende de Hacienda-periode werkte Yvonne in de zomers ook jaren in het Witte Paard te Blankenberge.
Vanaf die periode ging heel Vlaanderen voor Yvonne en opende het Oud-Belgie Theater, waar ze vele avonden heeft gespeeld.
Een van haar grootste (lach) successen kende zijn als Fientje Beulemans in Pelagie (voordien werd deze rol steeds door mannen gespeeld).
Yvonne is nog steeds actief op het podium. zij deed mee in de Gaston Bergmansschow, had veel TV-werk en verzorgde shows voor rusthuizen. Yvonne is een echte stadsmus en zou zich nergens anders kunnen thuis voelen dan in Antwerpen.
Ooit was ze een mooie, jonge actrice .
Nu is ze een schattige, pittige dame met een boordevolle agenda.
Yvonne Verbeeck weet van geen ophouden en daar zijn ze in de bejaardenhuizen en de radioluisteraars van Lorali in Lummen maar al te dankbaar voor.
KLIK OP BOVENSTAANDE JUKEBOX EN JE KIEST ZELF JE EIGEN LIEDJES VAN TOEN !!! MAAR ZET EERST JE 78-TOEREN NETRADIO OP! EN GENIET VAN MUZIEK UIT DIE GOEDE OUWE TIJD