KLIK HIERONDER OP DE FOTO VAN JE MUZIEKPLAYER LUISTER & GENIET !
Wil je een babbeltje met collega's uit de muziekwereld dan heb je het meeste kans om mekaar hier te ontmoeten. Klik logo hierboven. Wanneer je maar wil en zeker elke dag van 20 tot 21 uur ====== *(°v°)* ====== WEEK-TOP-DAG ZATERDAGAVOND 20 tot 21 uur.
Voor 78-toeren-verzoekjes in Bakkies Bakeliedjes van Theo Bakker bakeliedjes@gmail.com
De Lustige Krekels
Pieter van Banden
HAPPY FORUM
KLIK OP DE FOTO EN JE KOMT OP DE OFFICIËLE WEBSITE VAN:
Bobbejaan Schoepen
Yvonne Verbeeck
La Esterella
Will Ferdy
EEN BEZOEKJE BIJ JE NET-COLLEGA'S MUZIEKPIONEERS OVER AL DE GRENZEN HEEN
78-TOEREN.be
Oldie- & volksmuziek Vlaanderen & Nederland
20-04-2006
Luc Van Hoesselt
Vandaag kreeg ik vraag naar info en foto's over Luc Van Hoesselt. Eerlijk gezegd. Er is heel weinig tot niets hierover te vinden. Ik heb een medley van hem samen met Rina Pia die begint met: Diep in mijn hart... Voor de rest even afwachten. Ook voor mooiere foto's van Terry Lamo!
Willy Lustenhouwer bekijkt glunderend het eerste nummer van "Pick Up" dat in offset en in kleuren werd gedrukt. Naast hem glundert Luc Van Hoesselt mee. Luc was een Kempenaar die de hele tijd dat hij ook als zanger actief was in Brugge heeft gewoond. Traditioneel kwamen de West-Vlaamse artiesten zelden aan bod in de nationale muziekbladen. Pas toen Norbert (hoofd-) redacteur werd bij de populairste muziekbladen kwam daar verandering in. Willy en Luc hadden dan ook redenen te over om wat publiciteit te maken voor die bladen. (euromediArts Show Web)
Kurt Fleming werd geboren te Liedekerke op 22 maart 1941 als Freddy De Maegd en heeft wellicht vorige maand in alle stilte zijn 65ste verjaardag mogen vieren en is de aandacht van de Belgische media in alle toonaarden aan deze wereldster voorbijgegaan. Vlaanderen heeft "bigger" nieuws te verwerken. Waar zitten de Vlaamse intellectuelen? De Vlamingen in de branding? De mannen van Armand Preudhomme? En dan nog voor iemand die het woord Vlaming in een andere taal in zijn naam "Fleming" verwerkt heeft? Zelfs in zijn allereerste schuilnaam: Flamengo! Waar ligt Liedekerke?...
Kurt Fleming studeerde aan de conservatoria van Brugge en Gent. Privaat-professoren: André dArkor en Jef Vermeersch. Hij was verbonden aan de operahuizen van Gent, Antwerpen en Brussel. Concerten hield hij in Londen, Lille, Wenen, Milaan(Scala), Hilversum, Trier, Kaiserslautern, Stuttgart, Lampertain, Florida, In Florida had hij een eigen show op Television Fort Myers. Eveneens waren er optredens in het Auditorium Lehigh Acres(Florida), Golden Grille Hotel(Florida), Radio Fort Myers. Deze Vlaamse tenor begon zijn carrière onder de artiestennaam Freddy Flamengo. In 1968 behaalde hij de Eerste Prijs Internationale Zangkunst te Roubaix. Hieruit volgden vele optredens en een platencontract met Philips. In 1969 nam hij zijn eerste plaat op die later werd uitgebracht onder zijn huidige artiestennaam: Kurt Fleming.
- Kurt Fleming zingt (Philips 6443 019) Kant 1: Dein ist mein ganzes Herz, Granada, Von Apfelblüten einen Kranz, Che gelida manina, Aria uit Der Rosenkavalier. Kant 2: Torna a Surriento, Ave Maria, Romance de Nadir, Cavatine uit Faust, Der Postillon von Longjumeau. Het orkest stond onder leiding van Robert Ledent. Het betreft hier een schitterende LP, waarin de mooie stem volledig tot uiting komt.
- Dan volgde er de gouden LP "Galaconcert uit opera en operette" (Philips 6393 001) (uitgebracht onder de artiestennaam Kurt Fleming met nog in het klein eronder Freddy Flamengo). Opgenomen met het Groot Studio-orkest te Wenen o.l.v. (vermoedelijk) Herbert Von Karajan. Kant 1: Vesti la Giubba, Celeste Aïda, La donna e mobile, E lucevan le stelle, Nessun Dorma, Di quella Pira. Kant 2 : La Spagnola, Be my love, Du bist die Welt für mich, Vergisz mein nicht, The Song of songs, Love let me dream again.
Er is ook nog een LP geweest : "Vlaanderen" met uitsluitend Vlaamse liederen. Maar, is deze LP ooit op de markt geweest? In elk geval is deze LP opgenomen door Philips onder de naam Freddy Flamengo.
Nadien verbleef Kurt een tweetal jaren in Londen en was er bevriend met de filmactrice Pearl Catlin. Na zijn terugkeer naar België trad hij voornamelijk op in het buitenland onder zijn nieuwe artiestennaam Kurt Fleming. Vooral in Duitsland was hij een tijdlang een graag geziene gast.
Andere LPs:
- The golden voice of/De gouden stem van/Die Goldene Stimme von KURT FLEMING (Arcade LP 0225-167) Kant 1: Serenade, Buona Sera Serafina, Ritorno, Solitude, Mama, Once upon a time Kant 2: In mir klingt ein Lied, Arcobalena, Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief, La novia, If I loved you, Gloria in Excelsis Deo.
- KURT FLEMING Op de purpere heide Ode aan Armand Preudhomme (Arcade LP 181) Kant 1: Op de purpre hei, Kempenland, So veel groete stuur ek jou, Op ieder huisje, Mijn heerlijk Kempenland, Serenade. Kant 2: If you ever go to Ireland, Santa Lucia, Auf Wiedersehn in Amsterdam, Evry hour, evry day, Ole Torero, Love is all.
- The Golden Voice KURT FLEMING - met Mezzo-sopraan: Claude Clery en Bariton: Fons Franken (Arcade LP-178) Kant 1: Agnus Deï, E la speranza(I puritani), Chella mi creda, La fleur en duo uit Carmen Kant 2: Duet uit Samson en Dalila(Mon coeur souvre à ta voix), Cielo e mar, E la solita storia del pastore, Un di allazzuro spazio, Duet uit de Parelvissers(Au fond du temple Saint). Het betreft een opname van 1973/1974. De producer was Louis Van Rymenant(Eurovox Music Group/Belgium) Het Symphony Orchestra stond onder leiding van Gaston Nuyts
Nota: de mezzo-sopraan Claude Cléry was een tijdlang gehuwd met Kurt. Wat betreft de aria uit I puritani: Bellini schreef een hoge f en Kurt zingt die hoge noot, hetgeen voordien nog door geen enkele tenor werd gedaan.
- KURT FLEMING zingt liederen (Stamboom 001, idem als LP Monopole MLP 0255/949) Kant 1: O mijn Kempen, Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief, Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen, Jou heb ik eindloos lief, Mijn moederspraak. Kant 2: Mijn land is Vlaanderen, Hemel-huis, Op de purpre hei, Vlaanderen, Het kerksken van te lande.Opname rond 1979/1980-orkest onder leiding van Gaston Nuyts.
- Golden Songs by KURT FLEMING (Monopole MLP 0399/1034) Kant 1: Von Apfelblüten einen Kranz, Granada, Cavatine, Che gelida manina, Der Postillon von Longjumeau, Weinachts Rosen. Kant 2: Dein ist mein ganzes Herz, Torna a Surriento, Romance de Nadir, Ave Maria, Aria, Du allein.
- THE GOLDEN VOICE OF KURT FLEMING (International Bestseller Company-IBC- Kliniekstraat 65-1070 Brussel - Best-Seller 4B062-98269) Een gedeeltelijke heruitgave van de eerder verschenen plaat van Arcade. Kant 1: Agnus Deï, Chella mi creda, Duet Samson en Dalila(met Claude Clery), Il lamento di Federico, Duet uit de Parelvissers(met Fons Franken). Kant 2 : Ritorno, Solitude, Mama, Arcobaleno, If I loved you, Santa Lucia, Love is all. Produktie: Eurovox Music Belgium.
Hierbuiten zijn nog cassetten, singles, 2 CD's en wellicht nog andere LP's uitgebracht.
(Mijn bijzondere dank gaat naar Yves De Buysscher voor bovenstaande uitgebreide informatie. De Vlaamse nummers van Kurt Fleming hoor je met regelmaat terug op onze bijgevoegde internet-radio. In elk geval houden we je hiervan op de hoogte en moesten we een telefonisch interview kunnen houden met Kurt Fleming zullen we je dat zeker niet onthouden.) Hierbij publiceren we de afdruk van de Vlaamse Monopole-plaat van Kurt Fleming, maar binnenkort in een afzonderlijke blog-bijdrage aan mijn lievelingsplaten uit het ontstaan van de Vlaamse showbizz zullen ook de afdrukken van de 2 andere LP's die ik van Kurt Fleming bezit: De gouden stem (waaruit ik, voor dit artikel) de prachtige intro-foto van Kurt gebruikte en The Golden Voice publiceren.(Gi)
Will Ferdy: De vereenzaming van vele andere bejaarden ken ik niet.
,,Als je vandaag veertig bent, ben je een ouwe zak. Erg is dat!'' Will Ferdy is niet bepaald van plan zich daar bij neer te leggen. De nestor van het betere Vlaamse lied is druk bezig met de opname van zijn verjaardags-cd 'Will Ferdy 75', met een nieuwe versie van zijn hit 'Christine'. ,,Eindelijk zoals ik het altijd bedoeld heb. Ik zing nu 'mijn vriend' in plaats van een meisjesnaam. Weet je, ik zit in mijn rijpste periode ooit'', houdt hij vol. ,,Ik mag niet klagen. En eigenlijk ook weer wel. Maar ik hou voet bij stuk.'' Will Ferdy: ,,Volgens die wonderboys van de marketing mag er alleen maar jong volk te zien op het scherm. Maar wie kijkt er naar de tv en de reclame? Oudere mensen! Want die hebben tijd. Ik begrijp het niet. Alles wordt toegespitst op jong-jong-jong, tot in het ministerie toe. Wie nog iets organiseert voor ouderen, krijgt geen subsidie meer. Jammer, toch?'' ,,Gelukkig heb ik mijn inkomen van Sabam. Want voor de rest moet ik rondkomen van mijn pensioen van 600 euro. Dat ondanks mijn dubbel statuut. Ik heb vijftig jaar volledige bijdragen van zelfstandigen gestort en daarbovenop ben ik de helft van mijn actieve loopbaan als bediende ingeschreven geweest. Maar ik doe niet voort voor het geld, het zit gewoon nog altijd in mij. Ik wil niet jonger zijn dan ik ben, maar waarom stoppen''
r Voel je medelijden met de talloze werknemers die tegenwoordig op 52-jarige leeftijd met brugpensioen moeten gaan? ,,Die bestempeling van 50+ is een regelrechte schande. Onmenselijk. Toen ik vijftig was, sprong ik bij wijze van spreken nog over een huis. Ik begrijp niet dat die mensen in een hoek geduwd worden. Mijn agenda staat al vol tot april volgend jaar. Dat houdt jong.''
r Het leven heeft je nochtans niet gespaard. ,,Drie weken geleden ben ik voor de achtste keer geopereerd, van een navelbreuk deze keer. En ik heb tegenkanting gekend. Of minstens: gebrek aan medewerking. Toen ik bij de start van VTM hoorde wie er de plak zou zwaaien, wist ik: voor mij is het gedaan. Mike Verdrengh, Guido Depraetere of Jos Van Oosterwijk legden voordien bij de BRT al de grootste onverschilligheid tegenover mijn werk aan de dag.''
r Verbeterde je verhouding met VTM toen Mike en Guido op een zijspoor werden gezet? ,,Nee. Daar heerst nog altijd dezelfde mentaliteit: ben je oud, dan moet je weg. Kijk naar Walter Capiau, zelfs Luc Appermont. Wij schuiven onze voorbeelden aan de kant. Waardering krijg je in Vlaanderen nog van het publiek, niet meer in de media. En opvolging in dat all round-gebied van cabaret en chanson bespeur ik nergens. Maar ja, ook de zonen van Frank Sinatra en Toon Hermans hadden hèt niet.''
r Had jij graag kinderen gewild? ,,Ik adoreer kinderen. Ik heb vier petekinderen. En in feite heb ik een zoon gehad. Ik bracht de zoon van mijn zus groot. Van in zijn prille kindertijd tot hij getrouwd is, woonde hij bij ons. En hij is geen homo geworden (lacht ). Hij verschoot toen ik er voor uitkwam dat ik homo was. Maar hij heeft het meteen aanvaard. Ondanks onze afstandelijke relatie was mijn vader de eerste die ik op de hoogte bracht. Mijn vader kon dat niet begrijpen, maar heeft mij nooit één verwijt gestuurd. Al ondernam hij wel stiekeme pogingen om me van iets anders te overtuigen door me aan een meisje te willen koppelen. Maar zelf heb ik nooit enige schijn willen hoog houden.''
r Je schreef mediageschiedenis toen je in 1970 als eerste Bekende Vlaming avant la lettre voor je homoseksualiteit uitkwam. Maar heeft dat jou eigenlijk wel gelukkig gemaakt? ,,Jajaja, absoluut. Ik heb daardoor enorm aan zelfverzekerdheid gewonnen. Tot dan was ik altijd verlamd van de zenuwen bij een optreden. Ik had schrik van het publiek, ik straalde angst uit. Maar sindsdien besef ik dat ik die stap heb kunnen zetten omdat ik best wel sterk ben.''
r Andere BV's laten tot in den treure toe vrouw en kinderen opdraven terwijl het 'duikelnichten' zijn. Stemt je dat droef of eerder boos? ,,Iedereen doet wat hij wil. Niemand moét zich uiten. Ik vind alleen dat die mensen een waardering krijgen die ze niet verdienen. Ze zijn niet wie ze zijn. Dat is onrechtvaardig. Artiesten die als voorbeeld afgeschilderd worden en dat hoegenaamd niet zijn. Maar ik zal niemand outen. Ik kan geen namen noemen. Dat zou te ver gaan. Maar onder vier ogen zeg ik hen wel wat ik daarvan vind. De hypocrisie!''
r Hoe zit het met de liefde op zogezegd oudere leeftijd? ,,Ik heb niemand en ik stel mij daarin. Op seksueel vlak is er niets mis, hoor. Maar seks vind je altijd. Seks met tederheid is wat anders. Af en toe mis ik tederheid. Maar voor de rest ben ik blij dat ik alleen ben, want van nature ben ik een eenzaat. De vereenzaming van vele bejaarden ken ik niet. In- tegendeel, ik vlucht dikwijls in de stilte omdat ik het nog zo druk heb. Maar ik moet wel zeggen: Eric is er nog altijd voor mij. Hij kwam in mijn leven toen hij 16 was. Zijn moeder was een enorme fan en ik kende hem al van toen hij zes was. Ik zei zijn moeder toen al dat hij een homofiel is; dat zag je. Hij is dan bij mij komen wonen, een heel mooie vriendschap. Maar jammer genoeg heb ik mij nooit helemaal durven geven, uit vrees dat het leeftijdsverschil van 35 jaar zich zou wreken. Ik zie maar één voorbeeld waar dat lijkt te werken: Jean Walter (80) en Katrien Gallez (45). Maar Eric is ook nu nog mijn grote liefde, zij het platonisch, met inbegrip van zijn vriend André trouwens. Ik ben gelukkig als zij gelukkig zijn. Dat is anderhalf jaar lang zeer zwaar om dragen geweest, maar ze stellen het goed en ik gun het hen. Ik ben blij dat ik hen heb, zij doen enorm veel voor mij.''(Nieuwsblad 8-3-2002)
Het voorbije weekeind hebben we alle registers open getrokken om onze 78-toerenradio weer vol te proppen met nieuwe zangnummers en sketsen van onze artiesten uit de jaren 30-40-50 en 60. Dat komt zowat overeen met meer dan 50 uren ontspanning voor wie houdt van muziek en humor van toen. Muziek die men vandaag niet meer draait en misschien voor velen jaren geleden is dat ze het nog hoorden. Weet je nog van het Brussels Ketje en da kleen mozeke? Het zit er tussen. Alvast veel luisterplezier!
Hieronder een normale Nederlandstalige programmatie op een warme zondag bij Radio Luxemburg in 1960 die kon rekenen op een massa luisteraars en een hele schare artiesten die regelmatig voor de micro werden gebracht en er zelfs een eigen programma hadden. En toch was het een etherpiraat die het Vlaamse NIR meer leed dan lief was.
07.00 Opgewekte ochtendklanken 07.10 Weersverwachting 07.30 Een praatje over de schutting 07.45 Nieuwsberichten en weersverwachting 07.55 Sportecho 07.56 Liedjes en dansjes 08.00 De Stem der Hoop 08.15 Liedjes en dansjes (vervolg) 08.50 De week in de wereld. Overzicht van het wereldnieuws 09.00 Flitsen uit het wereldgebeuren 09.01 Leve de zondag, samengesteld door Toon 09.30 Fono intermezzo 09.40 Aan de top in Vlaanderen met Terry Lamo 10.00 Goede reis met Louis Baret 10.30 Touring Toernée met Annie de Reuver en Herman Emmink 10.40 Fono intermezzo 10.50 Programma met Rudi Carell en Netty Rosenfeld 11.45 Stan Haag bij de koffie 12.15 Joop Reinboud met de Toonkamer 12.40 Jo Leemans inviteert 12.48 ANWB oproepberichten 13.00 Nieuwsberichten en weersverwachting 13.10 Alles of niets. Vragenspel met Jef Burms 13.30 Omnibusshow met Bob Benny 13.45 In de Accordeon Club met Wim van der Velde 14.00 Sluiting uitzending
In nummer 6 van de eerste jaargang in het novembernummer 1958 van het maandblad "Magazine voor iedereen en ook voor U" vonden we onderstaand artikel.
Terry Lamo
Vlaanderens jongste chermezangeres Alom gegeerde platenvedette telt enkel 19 lentes.
In de Sleepstraat te Gent in een gezellig keukentje - een oase van adel en goedheid te midden van onze enggeestige moderne wereld - zit uw reporter intiem te praten met de zeer jeugdige charmezangeres Terry Lamo, met haar moeder en haar vader.
Terry Lamo aanschouwde op 2 oktober 1939 het levenslicht en telt nauwelijks negentien lentes. Zij is een meisje met zuiderse huidstint, met hemels schone, fascinerende ogen, en met gitzwarte haren. In de naïeve verwondering die in haar blik openbloeit en aan haar dartele levenslust ontwaart men men nog steeds iets van de candiede frisheid van het kind. Terry Lamo is een bekoorlijke fee, een beeld van reine jeugd en wonderbaarlijke gratie.
Tijdens een optreden
Zij is niet alleen mooi, ze is ook gecultiveerd en blijkt in geheel haar gemoedsleven van adel te zijn. En boven alles is ze de artiste die met haar zangtalenten - zelfs toen ze nog een kind was - de massa weet te veroveren.
Terry Lamo was Amper 7 jaar oud toen ze op een crochetwedstrijd als laureate werd uitgeroepen en als beloning een grote pop in ontvangst mocht nemen. Ze debuteerde in de kabaretwereld op veertienjarige leeftijd ter gelegenheid van een liefdadigheidsfeest in de stad Gent. "Ma petite folie" was de song waarmee ze het meest sukses kende.
Terry Lamo in de kleedkamer
In 1955 stond ze reeds te Kortrijk in de Volksschouwburg op de planken en haar zangtalenten werden er uitbundig geapplaudisseerd en fel geapprecieerd. Daarna ging Terry op tournee met het welbekende orkest van Firmin Snoeck. Ze leerde even later de zanger André Rolland kennen en deze loodste de zestienjarige artiste binnen bij Decca. Onmiddellijk werd haar stem op de fonoplaat vastgelegd met langs de ene zijde "Mijn keukentje", een liedje van André Rolland zelf en langs de andere kant "Het was mei".
Terry Lamo, de jeugdige zangeres, maakte vlug heel wat vorderingen en werd de uitverkoren vedette van het radioskooporkest van Frank Greven. Zij telde amper zeventien lentes toen haar naam reeds een helle weerklank vond in ons Vlaamse land, en zelfs er buiten.
Louis Baret, Terry Lamo, Jos van Loon, Louis Neefs en Annemarie Coeberg bij Radio Luxemburg.
Het Gentse meisje met de zuiderse huidtint en de gitzwarte haren trad ook reeds op voor de televisie, namelijk in 1956 ter gelegenheid van de wedstrijd "Ontdek de Ster" en in 1957 in een programma voor de jeugd samengesteld door Jan Theys. Verleden zomer ging Terry op tournee met de Welfare in Duitsland en ze oogstte er een daverend sukses bij onze Belgische soldaten.
In 1957 kwam er van haar zoete frivole stem een tweede en ook een derde plaat op de markt. De tweede zwarte schijf had langs de rectozijde "Heel mijn hart" en langs de verso "Verliefd, verloofd en dan getrouwd" en de derde fonoplaat omvatte: "Maar je weet het niet" en "Ach toe". Nu onlangs is er ook een vierde Deccaplaat verschenen met de graaggehoorde innovaties: "Jij bent mijn darling" en "Mijn rechterduim". Men kan Terry Lamo iedere zondag beluisteren langs radio Luxemburg om 10 u 01 in een programma "'tVergeet-me-nietje" samen met André Rolland, en om 12 u 30 in een programma "Zonnige klanken".
Louis Neefs en Terry Lamo in de studio
Terry Lamo heeft ons haar jeugdige loopbaan geschetst en wij hebben zorgvuldig alles genoteerd. Nu legt ze even haar jongst verschenen zwarte schijf op de platendraaier, en middelerwijl lacht zij, mild en vol zon. Daarna wordt het een poosje stil, heimelijk stil. Er is adel in deze stilte. Na een wijle wagen wij het de stilte te breken. - "Hebt u bepaalde favorieten in de zangwereld?" - "Oh ja, Op internationaal gebied Bing Crosby en Ella Fitzgerald, en op nationaal gebied... wacht eens even... ja schrijf maar Bob Benny, Will Tura, Rina Pia en Myriam Powell." - "Heeft Terry ook hobby's?" - "En of," zegt ze in de stoeiende toon, "piano spelen en naar de kinema gaan, vooral de kinema want ik ga er reuzegraag naartoe!"
Het zijn gezellige uren die wij hebben doorgebracht in de Sleepstraat te Gent. En nu wij huiswaarts stappen, denken wij onwillekeurig terug aan de piepjonge zangvedette Terry Lamo, aan haar talent, aan haar toekomst...
Terry Lamo 17 jaar Het deemster, vol mysterie, hangt reeds over de stad. En terwijl de meldheid van de neerzijgende avond gaandeweg om ons gemoed een zeer bijzondere stemming weeft, zoeken wij in de fluwelen lucht het geprikkel van de eerste sterren. J. Van den Bogaerde.
Historische situering en analyse van politieke aspecten in het oeuvre van de negentiende-eeuws Gentse volkszanger
Karel Waeri
Tineke Bruyneel
Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis. Academiejaar: 2001-2002
***********************************
Karel Waeri was één van de meest populaire volkszangers die Vlaanderen ooit gekend heeft. Hij werd vaak den Gentschen Béranger genoemd, naar de Parijse schrijver en chansonnier die na de Franse Revolutie een groot succes kende in de café-chantants. Lodewijk de Vriese, die in 1919 een artikel wijdde aan Waeri, formuleert de populariteit van Waeri als volgt:
"Deze bladzijden aan Karel Waeri gewijd, zullen ongetwijfeld bij het Gentsche Volk de welgekomene zijn. Hij was immers een onzer meest geliefde zangers, hij had in ons midden eene gewettigde populariteit verworven. Hij was, ten andere, de eerste de gereedste niet: er zit kern en kruim in de geestige liedjes die hij het volk voorzong. Hij heeft nut gesticht, goed werk geleverd, hij verdient alleszins herdacht te worden."
Korte levensbeschrijving.
Karel Waeri werd op 3 juli 1842 geboren in de Veerstraat te Gent. Zijn ouders, Pierre Adrien en Pauline Josine De Baedts, waren beiden handwevers. Het gezin Waeri was een typisch arbeidersgezin uit het negentiende-eeuwse Gent. Zoals alle andere arbeiders moesten ze vechten tegen armoede en ellende. Vader "Piro" was een graag geziene gast in de herbergen. Hij kon immers zeer grappig uit de hoek komen en improviseerde voor de vuist weg leuke gedichtjes. Thuis was men echter minder enthousiast over het feit dat hij zijn loon er in de herberg altijd doorjoeg en het gezin daardoor in nog grotere armoede stortte. Ook de opvoeding van zijn kinderen liet vader Piro eerder koud. Het was te danken aan het toeval dat de kinderen Waeri ooit naar school zijn kunnen gaan. In 1849 werd Piro Waeri namelijk opperbaas en leermeester in een fabrieksschool te Aalter, waar boeren het beroep van wever konden aanleren. In het dorp was er een kostschool die ook dienst deed als gemeenteschool. Het is daar dat Karel op zevenjarige leeftijd terechtkwam. Hij bleek een schrander kereltje te zijn. Al snel was hij de eerste van de klas. Ook zijn muzikale talent kwam in deze periode al duidelijk tot uiting. Hij maakte zelf muziekinstrumenten door bijvoorbeeld paardenhaar te spannen over een oude klomp en hij kon de meest eenvoudige speeltuigen bespelen. Zo wist hij op veertienjarige leeftijd al een heel gezelschap te vermaken met een blikken fluitje.
In 1856 werd vader ontslagen en was de oudste zoon Jan verplicht mee te werken op het weefgetouw om wat meer geld in het laatje te krijgen. Door de drankzucht van vader en de ellende die daaruit voortvloeide voor het gezin, werd het voor Jan echter thuis onleefbaar. In 1858 trok hij naar Gent. Karel moest daarop de school verlaten om de plaats van zijn broer in te nemen. Ook hij hield het echter niet lang uit. In 1861 liep hij thuis weg en werd hij leerjongen ijzerdraaier bij zijn peter in Gent. Hij was fysisch echter te zwak voor dergelijke zware arbeid en zocht daarom een andere job: hij werkte achtereenvolgens als loopjongen bij een fotograaf, pasteibakker en bakkersgast. Ondertussen spaarde hij voldoende geld bijeen om een oude viool te kopen. Door de katoencrisis van 1862 kwam het gezin van Jan Waeri in nog ernstiger moeilijkheden. Karel besloot zijn broer te helpen. Hij kocht voor hem een oude cello en na wat oefening waren ze in staat om op zondagavonden in herbergen te gaan zingen. Ze kregen alsmaar meer succes en na een tijdje konden ze hun werk opgeven om zich volledig te wijden aan het beroep van volkszanger. Zoals de meeste volkszangers gingen ze op tournee. Eerst trokken ze, te voet, naar Aalst en daarna naar Veurne. De tocht werd later door Karels zoon, Pieter Waeri, beschreven:
"Beiden vertrokken uit Gent den zaterdag `s morgens vroeg met 11 centiemen op zak en hun instrumenten bloot onder den arm. Voor zij de poort uit waren kochten zij elk een broodje van 5 centimen, dus hadden zij nog één centiem over. Zij trokken door Deinze naar Thielt, waar hun een bestendige regen overviel. Onderweg voedden zij zich met tarwe te plukken en op te peuzelen. Gansch nat, met instrumenten waarvan de snaren door de regen bijna onbruikbaar waren, kwamen zij tot in Pithem. Daar werden zij door eene vrouw welke hun medelijden aansprak den weg getoond naar een logement. Niettegenstaande zij geen cent op zich hadden, trokken zij er heen, en hier ook verwekten zij medelijden. Hoe groot ook hunne verrassing aanstonds door deze goede lieden wel aanvaard te worden. Vooreerst werden zij van hoofd tot de voeten uitgekleed en verschoond, waarna zij zich aan eene goede tafel mochten vergasten. Natuurlijk was eene dergelijke ontvangst eene vergoeding waard, en daar zij niet konden betalen met geld, deden zij het naar hun beste vermogen met zang en muziek. Na er den nacht te hebben doorgebracht, vertrokken zij naar Roeselaere. Daar had juist een feestje plaats, bekend onder den naam van "Baarloop" en in eene groote herberg waar zij ook wel aanvaard werden (in dien tijd waren de rondreizende muziekanten overal de welgekomene), wonnen zij dien avond 5.00 fr. O! dit was een fortuin na zoveel armoede, en te veel om nog te voet te gaan. De ijzerenweg bracht hun tot in Veurne."
Jan en Karel hadden zoveel succes met hun liedjes dat ze ook op kermissen, markten en na de hoogmis aan de uitgang van kerken gingen zingen. Dit duurde echter niet lang. Midden jaren 1870 werden de liedjes van Waeri uitgesproken antiklerikaal. Al vlug was hij in veel dorpen dan ook niet meer de welgekomen gast die hij ooit geweest was. Zeker aan de kerkportalen werd Waeri niet langer geduld. Vanaf toen ging Waeri zich uitsluitend wijden aan het stadspubliek.
Het is niet geweten wanneer de twee broers besloten niet langer samen te zingen. In 1874 trad Jan Waeri samen met August Van Damme op als chanteurs et musiciens ambulants. Dit blijkt uit een vergunning van 12 februari 1874 die hen toestond om hun beroep uit te oefenen op openbare plaatsen in Gent, behalve op de Kouter. Jan Waeri woonde toen in de Sint-Jansdreef, aan de Sint-Jacobskerk. Hij zou na een poosje teruggekeerd zijn naar de textielsector.
In 1868 trouwde Karel Waeri met Sidonie De Meyer. Ook zij was begiftigd met muzikaal talent. Ze had een mooie stem en speelde behoorlijk gitaar. Sidonie vergezelde haar man vaak als hij op tournee ging. Ze haalde dan het geld op en niet zelden begeleidde ze hem op haar gitaar. Karel en Sidonie kregen samen 6 kinderen die allemaal studeerden aan het conservatorium.
Het wedervaren van Karel en zijn vrouw tussen 1877 en 1884 is zowat van dag tot dag te volgen. De Gentse Universiteitsbibliotheek bewaart namelijk zijn agendas voor die jaren. Alle plaatsen waar zij optraden zijn er door hem (of door zijn vrouw) nauwgezet in genoteerd met de bijhorende inkomsten. Hieruit blijkt dat hun dagopbrengst tussen de acht à tien frank schommelde. Ter vergelijking: het gemiddelde dagloon van een ongeschoolde arbeider bedroeg toen 2,60 frank; dat van een geschoolde arbeider 4,80 frank. En in tegenstelling tot de arbeiders moesten zij geen twaalf uur per dag werken
Op 56-jarige leeftijd, op 15 maart 1898 overleed Karel Waeri na een succesvolle en rijkgevulde carrière als volkszanger. Hij werd begraven op het gemeentekerkhof van de Brugse Poort. De omstandigheden van Karels dood zijn niet helemaal duidelijk. Het verhaal gaat dat Waeri op een nacht zodanig toegetakeld zou zijn door katholieke studenten, die het niet op zijn antiklerikale liedjes begrepen hadden, dat hij de volgende dag aan zijn verwondingen overleed. Over dit voorval staat in de bronnen echter niets vermeld.
In 1986 werd de hierbijgevoegde LP met teksten van Karel Waeri en bezongen door Walter De Buck uitgegeven door CNR in samenwerking met de BRT. (De nummertjes hoort u regelmatig op onze 78-toeren-radio van deze blog).
Karel Waeri (1842-1898)
Op de rug van deze LP vinden we volgende tekst van Herman C. Vuylsteke.
"In de familie van mijn moeder, een rasechte Gentse familie, heeft men altijd de liedjes van "Karelke" gezongen: vooral de kluchtige zoals "De expositie van Parijs", soms zelfs een "vetje" zoals "De Clarinetzak"(maar dan terwijl wij, de kinderen, er niet bij waren) en maar heel zelden de sociaal geëngageerde. Pas later heb ik begrepen waarom mijn grootvader, zelf nauw betrokken bij de sociale beweging en vriend van "Eedje" Anseele, daar niet zo veel voor voelde... Hoe dan ook, ik had al sinds heel lang zin in het prodjoesen van een keuze van liederen van Waeri, maar dan in de vorm, die mij als de enige geldige toescheen: met name deze waarin de auteur ze zelf voordroeg. En deze voordracht was naar zeggen van de mensen die het nog zelf hadden meegemaakt - mijn grootouders en oudere verwanten, Karels zoon, Paul Waeri en anderen - weinig verschillend van wat Emiel Andelhof had gezien en gehoord:
"Hij (K. Waeri) begon met de snaren van zijn viool ordelijk te spannen en te stemmen, en gaf aan de oningewijden den indruk een goed vioolspeler te zijn. Deze voorbereiding alleen gaf reeds aanleiding tot vermaak... Hij hield zijn viool op de normale plaats met zijn linkerhand boven de borst aangesloten, terwijl hij met de rechterhand de strijkstok vasthad, waarmede hij gebaren maakte om aan de toeschouwers het belang van zekere verzen te doen uitschijnen. Karelke speelde dus niet terwijl hij zong, of zong niet terwijl hij speelde. Hij kon ten andere niet zingen. Hij galmde een lied uit, met eene niet te loochenen neusstem, om na iederen zin effekt te geven door middel eener wreef van den strijkstok op de snaren zijner viool. Dan krasten de klanken, dziem de lucht in, als een uitroepteken aan het einde zijner uitgalming gesteld".
We moeten deze beoordeling vanzelfsprekend met een korrel zout nemen, en niet uit het oog verliezen dat we heden ten dage als voordracht- en zangkunst van een "chasonnier" of "diseur" terdege gewaardeerd wordt, in de tijd van Waeri gemeten werd aan het "Bel Canto". Geen wonder dat de zeer expressieve voordracht door Andelhof als "uitgalming" werd afgedaan. Wat nu de vioolbegeleiding betreft, weten we aan de weinige voorbeelden die we aangetroffen hebben bij traditionele vedelaars in het buitenland hoe moeilijk het is terzelfdertijd een strijkinstrument te bespelen en te zingen. Het ging er ons overigens niet zozeer om een in alle opzichten onberispelijk getrouw beeld op te hangen van de Gentse liedjeszanger, maar om als 't ware zijn intenties tot een aanvaardbaar geheel uit te bouwen.
Tien jaar geleden, of eerder, had ik al kontakt genomen met Walter De Buck, maar zijn samenwerking met sommige musici, w.o. de "Lochte Genteneers" lieten hem voorlopig niet toe in te gaan op mijn voorstel. In 1972 was hij echter bereid het experiment van een klankopname met sologezang en gezang, dat alleen door een viool zou ondersteund worden, te wagen. Het zou tot einde 1985 duren vooraleer de op deze plaat beschikbere nummers - nu echter op digitale drager - opgenomen werden. Beweren dat dit zonder enige moeite of inspanning verliep, zou de waarheid geweld aandoen. De voorstudie van de teksten, de aanpassing aan dialectologische eisen, het afleggen van bepaalde gewoonten, het vinden van aangepaste begeleiding: dat alles stelde heel wat problemen. Het resultaat is wellicht verre van perfect, maar het is ook slechts een eerste poging om iets dichter bij het voor immer vervlogen model te komen. De opzoekingen naar de melodieën, de zogenaamde "stemme" (of in het Frans "timbre") hebben er geen twijfel over laten bestaan dat Karel Waeri de traditie van chansonniers - met inbegrip van zijn beroemde voorbeeld, Pierre-Jean de Béranger - verder gezet heeft door gebruik te maken van reeds bestaande, en uiteraard populaire wijsjes. Het hoeft ons ook niet te verwonderen dat de overgrote meerderheid van Franse oorsprong was, sommige behoorlijk oud, andere uiterst recent. Eén zaak staat inmiddels vast, met name dat hier, zoals ook op historisch, biografisch en literair gebied nog heel wat vraagtekens bestaan. Een opgave voor jonge vorsers? Herman C. Vuylsteke.
In 1989 maakte de Gentse volkszanger Walter De Buck een beeld voor Waeri dat een plaatsje kreeg naast de Sint-Jacobskerk, waar De Buck tijdens de Gentse Feesten de liedjes van Waeri opnieuw voorstelt aan het Gentse publiek.
Beeld voor Karel Waeri door Walter De Buck, bij Sint-Jacobs:
Karel Waeri als volkszanger.
Dat Karel Waeri één van de meest populaire volkszangers was die Gent ooit gekend heeft, blijkt duidelijk uit het behoorlijk aantal nog bestaande getuigenissen van tijdgenoten. Twintig jaar na de dood van Karel Waeri blijken zijn liedjes nog steeds voort te leven in de herinnering van vele Gentenaren. Lodewijk de Vriese vermeldt in zijn herdenkingsboekje voor Waeri: " en nochtans, twintig jaar verliepen sedert die éénige werkelijk Gentsche type het ondermaansch tranendal verliet. Dat hij nog in veler geheugenis voortleeft, bewijst hoe groot de invloed was, door den volkspoëet op zijne tijdgenooten uitgeoefend. Wie hem kende, vergeet hem nooit." Zelfs 100 jaar na zijn dood is Waeri nog niet vergeten. Jan Schepens schrijft hierover: "Tal van oude Gentenaars spreken nog over zijn liedjesrepertorium. In mijn jeugd hoorde ik mijn vader meer dan eens, volledig uit het geheugen, De expositie van Parijs en De Gentsche koetsier nazingen op een wijze, die geen twijfel liet over het succes, dat Waeri met deze en andere stukken bij het Gentsche publiek moet hebben gekend."
In een artikel over Karel Waeri in Le Petit Bleu, dat verscheen op 13 januari 1898, schrijft de auteur dat een publiek bij de eerste krassen van Waeri op zijn viool al begon te lachen en dat tegen het einde van een couplet iedereen in een deuk lag. De fysieke verschijning van Waeri zal daar zeker bij meegespeeld hebben. Hij was zeer klein van gestalte, slechts 1m 54, en had een hoog, kaal voorhoofd met daarop nog wat resterende rosse haren. Zijn ogen schitterden guitig achter zijn brilglazen. Hij had een platte neus en een beenderig en rimpelig gezicht. Zijn vrouw Sidonie, die Karel zo dikwijls vergezelde, was met haar 1m.47 nog kleiner dan haar man. Bovendien was haar ene been een beetje korter dan het andere wat tot gevolg had dat ze mankte. Dit leverde haar de bijnaam "Manke Sidonie" op. Men kan zich voorstellen dat alleen al de verschijning van het koppel op de lachspieren werkte. Van zijn zangkwaliteiten moest Karel Waeri het immers niet hebben. Hij had een nogal krijsende neusstem. Dit laatste kwam op het publiek echter als heel grappig over en was dus eerder een extra troef voor de zanger dan een handicap. Ook uit de beschrijving van Emiel Andelhof over de wijze van musiceren van Waeri, kan opgemaakt worden dat het niet louter om het zingen en vioolspelen ging. Het was de hele inkleding van het lied, met de daarbij passende gelaatsexpressies en gebaren, die belangrijk was. Waeri was dan geen perfecte zanger, een publiek vermaken kon hij als de beste. Van de hand van Karel Waeri zijn er in de Gentse universiteitsbibliotheek zeven agendas bewaard gebleven. Waeri noteerde in zijn agendas liedjes, brieven, plaatsen waar hij moest gaan optreden en de som geld die hij daarmee verdiende. Uit deze documenten blijkt dat de volkszanger niet alleen Gentse etablissementen aandeed, maar ook buiten Gent optredens verzorgde. Pieter Waeri maakte in de levensbeschrijving van zijn vader, zoals hierboven reeds aangehaald, ook melding van dit feit. Hij beschrijft een tocht van zijn vader en oom naar Aalst en Veurne. Uit de agendas kan men opmaken dat Waeri ook optrad in Lokeren, Mechelen, Menen, Alveringem, IJzendijke, Oostburg, Ingelmunster, Deinze, Izegem, Biervliet, Aardenburg, Veurne en Eeklo. Waeri zong trouwens niet enkel voor het volk. Ook de meer gegoede burgers konden zich verheugen op de wijsjes van de volkszanger. Zo luisterde hij feesten en banketten op van de hogere burgerij. s Zomers zong hij in guinguettes aan de rand van de stad. Waeri kende dus niet alleen succes bij het volk, maar ook bij de burgerij. Hij trad niet enkel op in Gent, maar ook buiten de stad. Volgens Columbien hield hij het daarbij niet alleen bij België, maar trok hij ook naar het buitenland: Nederland, Noord-Frankrijk en zelfs Beieren.
Affiche Gentse feesten in 1970 met zondag 19 juli Wannes Vandevelde en Walter De Buck.
Op 1 september 2001 werd Karel Waeri herdacht te Gent. Hieruit onthouden we onderstaande toespraak:Rede uitgesproken door de Heer Geert Vandamme (V.Z.W. De Trap)
In 1893 schreef Karel Waeri drie liederen over kinderarbeid (Onze Fabrieksmeisjes (1899), Het Fabrieksmeisje (1899) en De Martelaressen der Continues (1899)). Enige jaren ervoor - in 1889 - was de eerste wet op kinderarbeid gestemd geworden, hierdoor mocht arbeid door kinderen in de industrie door kinderen beneden de twaalf jaar niet meer verricht worden en werd de werkdag beperkt tot maximaal twaalf uur per dag. In de praktijk bevestigde deze wet niet meer of minder dan de bestaande toestand. Waeri zingt in 1899:
't Meisje is nauwelijks twaalf jaren, En voor 't karig hongerloon Zwoegt het dagelijks twaalf uren Voor een gierige patroon.
Enige decennia ervoor - in 1859 - was Paul De Witte op elfjarige leeftijd naar de fabriek gezonden. Zijn moeder probeerde hem het waarom van deze beslissing uit te leggen: "Waren wij rijk, ge zoudt mogen blijven naar school gaan zolang als ge wilt, maar we zijn arm, en moeten werken om te leven. Uw vader kan niet langer alleen voor ons allen werken, we zijn nu al met zes om uit zijn handen te leven. Daarom moet ge leren werken, alle kinderen van werkmensen doen dat."De Witte had nog geluk: vóór de wet van 1889 was het niet uitzonderlijk dat kinderen van vier, vijf jaar reeds in de fabrieken en werkhuizen terecht kwamen. Aldaar gold slechts één wet (Herdt & Graeve, 1979: 7): de wet van de machine. Voor een miniem loon, moesten ze een eindeloos lange dag slaven tegen een steeds hoger opgedreven tempo en in benauwend slechte omstandigheden. Aldaar werden ze "afgericht" om gedwee produkten te fabriceren waarvan ze meestal nooit zouden genieten. (...) Het kind was een machine onder de machines, een slaaf van de produktie. Paul De Witte (ibidem) wordt naar een fabriek in het Gravensteen gezonden. Zijn moeder stelt hem gerust: Maar ge moet niet bij de spinners, doch bij de wevers; daar worden de jongens niet zo geslagen zoals bij de spinners. Fysieke afstraffingen waren nl. meer regel dan uitzondering.
Bij gebrek aan moederzorgen Wordt het onervaren kind, Dat bij 't eindelooze zwoegen Voor mijnheer miljoenen wint, Op den hoop toe uitgescholden, Wreed beleedigd, ja, nog meer: Hoe het somtijds wordt mishandeld Neen, dat schrijf ik hier niet neer.
"Neen, dat schrijf ik hier niet neer"... In vele gevallen hadden de ouders er niets op tegen. Wanneer De Witte (ibidem) door zijn vader bij Cies, de "baas" van de weverij in het Gravensteen gebracht werd gaf vader De Witte aan Cies nog de raad: Als hij niet goed oplet, of zich niet voegt, leg er dan maar de lap op, ge zult er van mij geen ondank van halen. Hierna legt de baas de jongen de spelregels uit en Cies zegde mij dat ik 's anderendaags, de eerste dag, nog niet om 5 uur moest beginnen, maar dat ik mij om 8 uur aan de poort van het Gravenkasteel moest bevinden. Inderdaad om vijf uur 's ochtends beginnen was geen uitzondering. Het Fabriekmeisje van Waeri (1899) mocht een uurtje later beginnen:
Ziet die kleine gaan ten arbeid Van zes ure 's morgens vroeg, Immer met den slaap in de oogen, Waar zij dikwijls over kloeg.
Hetzelfde verhaal krijgen we te horen in zijn lied Onze Fabrieksmeisjes (1899):
Geen droever lot dan dit van 't tenger meisje Dat 's morgens vroeg al optrekt naar 't fabriek, Om dagelijks 't hernemen 't zelfde reisje, Tot 's avonds laat, zich zwoegend lam en ziek,
De schafttijd duurde één kwartier (!) (Waeri, 1899):
Dikwijls in het kwartje schoftijd Wat vervliegt die stond toch snel, Zagen wij met bloedend harte 't Kind ontrukt aan 't lustig spel, Voortgezweept om weer te slaven, 't Drooge brood nog in den mond; Wijl de kleine des bestuurders Zich verlustigt met haar hond.
Lichamelijk of geestelijk kregen de kinderen zodoende niet de tijd om volwassen te worden. In 1844 omschreef een geneeskundig onderzoek van de Académie Royale de Médecine het arbeiderskind als volgt (Herdt & Graeve, 1979): "Het is mager en verschrompeld en vertoont alle tekenen van verval, bleekzucht, kliergezwellen en rachitis. Op het magere, vale gelaat ligt een trek van lijden. De spieren zijn nauwelijks ontwikkeld, de buik is opgezwollen, de spijsvertering is meestal moeizaam en gaat gepaard met zure oprispingen. Het kind klaagt over hoofdpijn, buikloop en darmkolieken. Het groeit traag en onregelmatig en de uiteindelijke lichaamsgestalte blijft onder het gemiddelde."
Meer dan 60 jaar (!) later was de toestand nog maar weinig veranderd. In een, omstreeks 1910 daterend, pamflet Leve de 10-urige arbeidsdag in de Belgische vlasspinnerijen lezen we (Herdt & Graeve, 1979: 37): De meesten zijn op 40-jarige ouderdom geene pijp tabak waard, omdat zij als kleine jongen zijn begonnen in de hekelkotten en na 25 à 30 jaar daarin gewerkt te hebben, bestendig in het stof, borstkwalen hebben opgedaan.
Waeri (1899) zingt in Het Fabrieksmeisje:
Tot verzet en tot ontspanning Ziet het kind den ganschen dag Niets dan ruwe, dikke muren, Ruiten waar men nooit door zag. Voorts, dat steeds vervelend draaien, Slaan van riemen, rad en wiel; Neen, geen wonder dat reeds menig Tenger meisje in stuipen viel.
In Onze Fabrieksmeisjes (1899: 93) wordt het:
In de fabriek waar 't meisje staat te slaven. Den ganschen dag, wordt zij dan nog bespat; Net als een paard dat door het slijk moet draven, Met stof en vocht besmeurd en druipend nat, En na het werk wanneer zij tot verzachting Zich wast en kuischt, wijl 't sluitingsklokje klept, Kleeft nog aan haar de modder der verachting, Van hem voor wie zij pracht en rijkdom schept.
Met dit laatste couplet verwijst Waeri naar de continumeisjes, waaraan hij een volledig lied wijdde: De Martelaressen der Continues. Hiermee wordt verwezen naar de vlasindustrie. Het meest ongezonde gedeelde binnen deze nijverheid waren nl. de werkplaatsen waar de vlasvezels tot garen werden versponnen. Net voor het vlas werd gesponnen diende men de vlaswieken onder te dompelen in een waterbad van ongeveer 70°C. Dit hete water spatte door het draaien van de spillen steeds op de kleding der meisjes, waardoor longaandoeningen regelmatig voor kwamen en de handen van de kinderen werden aangetast door waterkanker veroorzaakt door het ononderbroken contact met dit hete water.
Plastisch omschrijft Waeri (1899) deze continues:
Wie in de continues den voet nog nimmer zette, Geeft zich geen denkbeeld neen, hoe alles steeds daar was, Bij 't raderwerk dat reeds zoo menig 'hand verplette Verpest u nog den geur, den damp van 't kokend vlas. Stel u eens voor den geest 't geruisch der mekanieken, Het water, damp en geur, en g'hebt een klein gedacht Wat groot gevaar er ligt in onze vlasfabrieken, Hoe menige jonge maagd ten grave werd gebracht.
(...)
Al 't werk gebeurt daar staag, ja, onverpoosd al draaien, 't Is enkel in den nood dat men eens stille legt: "Een meisje ingedraaid"! -dat hoort men dikwijls kraaien, "'t Is weeral 't zelfde spel," meer wordt er niet gezegd.
Groot was dan ook de verontwaardiging van Waeri (1899) wanneer een katholieke krant had geschreven dat er meer kinderen op straat dan op de fabriek verongelukten en dit naar aanleiding van het feit dat, zij het nu in een
We kennen elkaar nu al méér dan een kwarteeuw. Destijds, toen ik nog joernalist was, schreef ik entoesiaste stukjes over je show en je weet, dat dat uit het hart kwam. Als we één ding gemeen hebben dan is dat dan wel, dat we allebei "wroeters" zijn, die zelfs met de perfektie nog niet tevreden zijn. Daarom toer je nu al jaaarenlang door het Vlaamse land met je show. Daarom staat je agenda voller dan die van de grootste grammofoonplatensterren. Toen ik je in de zomermaanden telefoneerde om een LP te maken, dacht ik dat het weer op een "nee" zou uitlopen. Je had trouwens al een keer of vijf "nee" gezegd. Ook tegen vier andere platenproducers. Tot mijn verbazing was het echter "ja" en het resultaat staat NU op de plaat. Ik ben er fier over. Dat ik ze heb mogen maken. Ik zou deze plaat "Bloed, zweet en tranen" willen heten, omdat de opnamen onder die omstandigheden hebben plaatsgevonden. Het kon ook makkelijker: naar één van je optredens komen met een bandopnemer en drie mikro's, en laat de band maar maar lopen. Maar we kozen de weg van de perfektie, de studio-opnamen: prachtige arrangementen, superbe stereo-techniek, feilloze opnamen. We mogen er allemaal blij mee zijn.
Kees Brug en Ray Monty
De beste show van het Vlaamse land staat nu op plaat. Naast je eigen "evergreens" Mens loop er's uit en Omdat ik een boer ben zing je op deze plaat ook het gloednieuwe Uit de goede ouwe tijd met een brio en verve, die de echte artiest kenmerkt. Wendy, je uitmuntende zangeres, doet haar entrée met "Hij komt vanavond bij mij" en Francis Guntler (wat een stèm) presenteert zijn versie van "Santa Lucia". Felicitaties ook voor je orkest Lou Frank: we konden onmogelijk hun instrumentaal bravourstukje "Jachtgalop" uit de plaat laten, het trompet-tromboneduel, dat je publiek nu al zo lang waardeert.
Wendy en Francis Guntler
Met Ray Monty introduceert je de Allergrootste komiek van ons vlaamse land. De mensen, die met "De Konijnen" en met "In het hospitaal" niet brullen van het lachen, moeten dringend naar de dokter! Zijn ongelooflijke personality, zijn improvisatietalent en zijn onvoorstelbare "timing", gekoppeld aan je eigen oer-talent, dit keer als "eengever", maken van U het meest komische duo, dat ik ooit Belgische podia wist betreden. En dat Ray Monty ook nog kan zingen hoort u in "Sympathy"... Na 25 jaar maakt Kees Brug platen, na 20 jaar komt Kees Brug wéér op de beeldbuis. Als conférencier én met je eigen show. En een tweede elpee is al in de maak. Weet je wel waar je nu aan begonnen bent, Kees?
Afgelopen weekend heb ik heel wat tijd gestopt in het degitaliseren van een oude LP van Kurt Fleming. Het zoekwerk naar énige informatie leverde helemaal niets op. Geen data... Zelfs niet dat hij een Vlaming is. Maar toch uit de titels op de plaat kan ik opmaken dat hij erg Vlaamsdenkend was én dat hij een opera of operettezanger moet geweest zijn of nog.
In elk geval de plaat werd vervaardigd door de kleine Vlaamse platenfirma uit Heist-op-de-Berg "Monopole", bij Leo Lambrechts, die al jaren geleden overleed en deze platenfirma ook al meer dan 10 tot 20 jaar niet meer bestaat. Toch zoek ik meer informatie over deze - mogen we toch zeggen - mooie man met de mooie stem. Misschien dat we ook even bij Louis verbeeck kunnen aankloppen, want Louis heeft op één van de nummers, op muziek van G. Nuyts, de tekst van het lied "Vlaanderen" geschreven. Wie wat meer info heeft over Kurt Fleming altijd welkom. Google had me niet veel te bieden. Als hulp misschien hier de titels van de 10 nummers die ik heb met muziek- en tekstschrijvers:
- O mijn Kempen - Preud'homme - De Ridder - Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief - Antheunis - Coopman - Nuyts - Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen - De Vocht - Cuppens - Jou heb ik eindloos lief - Preud'homme - Mijn moederspraak - Benoit - Groth - Mijn land is Vlaanderen - Veremans - Gyssels - Hemel-huis - Hullebroeck - De Clerq - Op de purp'ren hei - Preud'homme - De Ridder - Vlaanderen - Nuyts - Verbeeck - Het kerksken van te lande - De Boeck - Fierens
Het droeve verhaal van Soeur Sourire of Zuster Glimlach
Soeur Sourire scoorde ooit een giga-hit met haar Franstalig nummer 'Dominique'.
Later raakte ze aan lager wal en in 1985 pleegde ze, samen met haar vriendin, zelfmoord. Ze was 52 jaar.
Haar in-triest levensverhaal is - ondanks het succes - gevuld van droefheid ...
'Zuster Glimlach' werd geboren op 17 oktober 1933 als Jeannine Deckers. Jeannine beleeft een tamelijk gewone jeugd: ze is de dochter van een bekende Brusselse banketbakker, is actief bij de scouts, wordt later lerares tekenen op een middelbare meisjesschool in Brussel. Haar ouders, Gabrielle en Lucien Deckers, trouwden in 1932 en kregen vier kinderen: Jeanne-Paul Marie, Hubert, Edgard en Madeleine. Tijdens de tweede wereldoorlog woonde de familie in Frankrijk, waar vader Lucien in het verzet zat. In 1945 trokken ze naar Sainte Henri, Woluwe-Saut-Lambert, in de buurt van Brussel. In 1953 keerde Jeannine naar Parijs terug, om naar de Sisters of St. Mary Art School te gaan. In 1959 verbaast ze haar vrienden als ze besluit als dominicanes in te treden in het klooster, "ze leek niet echt het type, ze stond zo op haar vrijheid".Zij deed haar intrede in het bij Waterloo gelegen Dominicaner-klooster.
Toen Jeannine Deckers novice werd in Fichermont Convent, kocht ze een gitaar, die ze mee het klooster innam. Ofschoon ze aanvankelijk niet kon spelen werd ze door de abdis gestimuleerd de kloostersfeer door gezang en spel op te vrolijken. Dat gold vooral de regelmatige bijeenkomsten van de jonge meisjes die groepsavonden hielen in Fichermont. Zuster Gabrielle, zoals Soeur Sourire als non heette, zong en speelde avond aan avond. Haar gitaar noemde ze 'Soeur Adèle'. De abdis van het klooster gaf toestemming voor opnamen op de grammofoonplaat, wat immers op een bijzondere manier het zendelingwerk van de orde ten goede zou komen. Ze stelde echter de voorwaarde dat noch naam noch foto van zuster Gabrielle op de hoes vermeld mochten worden. Ondertussen schreef en componeerde Jeannine Deckers meer dan dertig chansons, en ze vertelde dat Georges Brassens, Yves Montand en Jacques Brel haar voorbeelden waren.
'We leven niet meer in de 19e eeuw. In het klooster luisteren we ook naar de radio, we hebben een platenspeler, en bij bijzondere gelegenheden huren we een televisie. Men moet de wereld kennen om zich te kunnen bekeren.' De chansons vonden in België en Frankrijk zo'n grote weerklank, dat ze maandenlang hoog in de hitlijsten te vinden was.
januari 1964
In het klooster brachten de novices hun vrije tijd door met het zingen van liedjes. Zuster Gabriëlle schreef een liedje voor Dominicus, de patroon van de orde. Het liedje heette Dominique, de platenfirma Philips bracht het uit op single om zo wat geld bij mekaar te brengen voor de missies. 'Dominique' bleef in België 12 weken lang op nummer 1 staan. Om de bezielende muziekstijl van de originele vertolkingen geen geweld aan te doen, verzocht men Soeur Sourire en de zusters die het refrein meezongen de liedjes in het Duits opnieuw op te nemen.
the Sisters of Fichermont were proud of their singing Sister
'Dominique' werd in 1963 zelfs een wereldwijde miljoenenhit voor Soeur Sourire, de 'glimlachende zuster'. Ook al ademen de liedjes van Soeur Sourire een zwaar optimistische klank uit en zijn de teksten soms doorspekt van haast zenuwdodende vrolijke la-la-la's, het blijft toch gaan om niet-pretentieuze liederen van de dagelijkse gang van zaken in het klooster, waarin onder de mantel van de zusterlijke troost steeds weer de twijfel in het geloof weerkeert. Dat beeld vormt de zingende non bij het publiek door op Schlager-lijkende liedjes als 'Dominique' te maken, die geen genade vinden in de oren van moeder-overste, omdat ze te opgelegd aanbiddend en tegelijkertijd oppervlakkig zijn. Met name 'Résurrection' was een regelrechte doorn in haar oog - een lied van opstanding waarin o.a. de oprichter van de orde van de Franciscanen en Dominicus samen een Bénédictine drinken.
Volledig ontstemd raakt de directrice echter pas als in 1966 de Hollywoodfilm 'De zingende non' in de bioscoop komt, waarin een moderne non op een scooter rondrijdt. 'Men heeft te veel vrijheden genomen', luide haar uitspraak. In datzelfde jaar verlaat Jeannine Deckers het klooster van Fichermont om een nieuw platencontract te ondertekenen, waarvoor moeder-overste geen toestemming gegeven had. Nu ze een grote carrière voor ogen heeft wil de zingende non meer dan slechts eenvijfde van de inkomsten voor zichzelf behouden. De rest heeft ze tot dan toe steeds afgedragen aan de kas van de orde. De veelvuldige verstoringen van de kloosterrust door fans en journalisten moe, stemt moeder-overste ermee in haar beroemde pupil in voorlopige lekenstand te laten gaan. Haar voorwaarde: Het klooster mag in de toekomst niet meer met de platen van de zingende non in verband gebracht worden en de naam "Soeur Sourire" mag niet meer gebruikt worden. 'Soeur Sourire, missiezuster van het Dominicanerklooster Fichermont bij Waterloo' wordt 'Luc Dominique, Dominicanes' en gaat als lekenzuster in Leuven wonen.
Jaren later zong ze: "Si le Seigneur me met en vedette, c'est pour mettre en vedette le Seigneur ". Het bleek slechts de halve waarheid.
Maar Jeannine Deckers is niet zuster Anna. Na lange gesprekken met diverse kerkelijke instanties besluit ze het haar aangeboden contract te ondertekenen en het klooster tenminste tijdelijk te verlaten. 'Ik verlang van mijn broeders het recht me te ontwikkelen en gewijd temidden van hen te leven', heet het in haar afscheidslied als Soeur Sourire. Natuurlijk wil Jeannine Deckers ook na het afleggen van de nonnensluier in haar liedjes vasthouden aan haar christelijke overtuiging. Dat ze echter in tweedrock en op pumps aan mystiek inboet en daardoor voor de media minder interessant wordt, is haar grote handicap bij de promotie van nieuwe platen. Vier jaar eerder, toen Soeur Sourire met haar verrassende hit 'Dominique' de westelijke hitparades wekenlang letterlijk domineerde, was vrolijke kerkpop zoals 'Merci' of de Afrikaanse gezangen uit de Missa Luba nog een trend. Maar de daaropvolgende EP's van Soeur Sourire verkopen al beduidend slechter. De Luc Dominique platen floppen nog erger. Als religieuze yé-yé, als 'twistnon' Soeur Sourire liet Jeannine Deckers een spoor van blijmoedige binnenkerkelijke dissidentie opwaaien. Nu, als de eenvoudige Luc Dominique, loopt ze het gevaar beschouwd te worden als een schlagerzangeresje met moraliserende christelijke liedjes. Het helpt ook niks dat ze zich met moderne, zelfs progressieve thema's bezighoudt waar niemand het verder in de popmuziek over heeft. Met 'La Pillule d'Or' schrijft ze een loflied op de pas uitgevonden anti-conceptiepil. Vanaf 1970 stonden als gevolg van het tweede Vaticaanse concilie ook kerk-kritische liederen op haar repertoire.
(Jeanine Deckers and Annie Pescher)
Maar zo zeer de gretige vrome zangeres ook ja zegt tegen alles wat zich op de wereld afspeelt, zo weinig neemt de wereld nog notie van haar. Slechts zelden nog duikt haar naam in de bladen op.
Het succes blijft uit, en haar levenslange Satan komt langs: de fiscus. Ondertussen woont ze samen met een jongere vrouw, Annie. Ze verklaart nadrukkelijk geen lesbienne te zijn, wat niet veel uithaalt. De neergang is defintief: op een tentoonstelling in de jaren '80 staan glazen voor honderd genodigden, er zijn er zes. In 1985, "moreel en financieel aan de grond" maken Annie en Jeannine samen een einde aan hun leven.
De aanleiding: Jeannine Deckers heeft problemen met de belastingdienst, omdat ze niet kan bewijzen waar de miljoenen zijn gebleven, die ze verdiend heeft met 'Dominique' en met haar deel van de opbrengsten van de film. De zangeres lijkt niet werelds genoeg geweest te zijn om kwitanties te bewaren, rekeningen te innen, enz. Redding kon wellicht komen van de kloosterorde, maar deze hoop wordt meteen ontzenuwd, want die laat weten dat de betreffende dame al jaren geleden het klooster verlaten heeft. Om haar belastingschulden misschien nog te kunnen voldoen neemt Jeannine Deckers begin jaren '80 een remake van 'Dominique' op - weer onder haar afgelegde succesnaam Soeur Sourire. Een nieuwe flop. Samen met Annie Pecher, haar vriendin sinds ze uit het klooster gestapt was, leidt ze vanaf 1980 een tehuis voor autistische kinderen, maar ook dit moest als gevolg van de belastingnaheffingen sluiten. De staat schatte de opbrengsten van Soeur Sourire boven de 4.000.000 BF. De Dominicanessen hielden zich afzijdig: weliswaar hadden ze steeds 80% van de opbrengsten geïncasseerd, maar wilden daarover geen belastingen afdragen.
Op 30 maart 1985 stappen de beide vrouwen in hun gezamenlijke huis in Waterloo, 25 kilometer ten zuiden van Brussel, met in cognac opgeloste slaaptabletten, uit het leven.
Tijdens de laatste maanden van hun leven waren de zwaar verarmde vrouwen naar het schijnt zeer depressief geworden. 'We gaan terug naar de heer', schreef Soeur Sourire in haar afscheidsbrief. Jeannine Deckers werd 52 jaar, haar levensgezellin 42. Haar laatste wens, in een gezamenlijk graf bijgezet worden, werd door de kerk vervuld.
In de nalatenschap van de zingende non bevond zich een videoband (die later verloren is gegaan) met tien nooit uitgebrachte liedjes. Op de band was een vrouw te zien in een kostuum met pailletten erop, de grijze haren zo kort als lucifers, een gitaar in de hand. Onzeker kijkt ze naar de camera. Dan een glimlach - en ze zingt. Haar heldere stem vertelt van God, van tegenvallende verwachtingen, van haar grote verlangen naar de dood. De speelse noten van weleer zijn er niet meer: 'Jullie zullen weldra van Soeur Sourire horen, dat ze stierf, verpletterd onder belastingdocumenten. De mensen zullen opgelucht ademhalen en zeggen: 'Ze is eindelijk dood. God zij dank.''
Een boek werd geschreven over Soeur Sourire.
Op Soeur Sourire's wereldsucces "Dominique" werd een Nederlandstalige versie voor Zuster Glimlach gemaakt door "Stan Haag" onder de titel "Dominiek".
Bronnen: Dead Popstars, Uit het Duits vertaald door annabee 020927 en Canvas
Een hoedje, een lange "plastron" en een tweedjasje. Drapeer dat alles rond die éne persoon, en u krijgt Theo Van den Bosch.
"Voordien trad ik clownesk op in smoking, met grote manchetten, een vlindertje en stijve opstaande boord. Maar in een van de vele televisieprogramma's waaraan ik heb meegewerkt, kwam ik op met mijn hoedje, plastron, en tweedjasje. Dat zal het doen, dacht ik. En het heeft het gedaan." Op en top Antwerpenaar is hij, ook al is hij een geboren en getogen Deurnenaar.
Hij werd er geboren op 9 juni 1913, is er getrouwd met zijn Lisa en woont er nog steeds, al is er in al die jaren zoveel veranderd dat hij amper de nieuwe straten en pleinen van Deurne nog herkent. Aanvankelijk liet niets vermoeden dat Theo Van den Bosch - "Ik treed op onder mijn eigen naam," zegt hij, "dacht dat het niet de moeite was om een andere te zoeken." - ooit een van de meest bekende Vlaamse komieken zou worden. Zijn vader was immers diamantbewerker en naar aloude traditie ging hij na het beëindigen van zijn lagere studies dezelfde richting uit. Tot 1954 is hij, met een korte tussenpauze als monteerder van centrale verwarmingen, werkzaam gebleven bij "het steentje". Maar toch... de mikrobe was er. En nonkel Staf die in Deurne het lokaal uitbaatte van de toneelgroep " De Eendracht" en voor elke knapenrol een beroep deed op "Theootje" bracht hem voor het eerst op de planken. Na de tweede wereldoorlog besloot Theootje, die inmiddels Theo was geworden, een eigen groep te stichten met een revue: "De Muskesrevue", genoemd naar de "stadsmuskes", de stadskinderen die tijdens de oorlog op het platteland waren ondergebracht. Het werd niet alleen een enorm sukses, het werd ook de start van een hele reeks van daarop volgende revues en de aanloop voor Theo's artistieke carrière. Want in 1954 vond zijn baas diamantair dat het stilletjesaan welletjes was geweest. "Theo," zei hij, "wees eerlijk. Je komt hier overdag alleen maar uitrusten om 's avonds fit op het podium te kunnen staan. Het wordt tijd dat je een keuze maakt." En Theo koos. Niet alleen voor het podium, want inmiddels was hij ook al ontdekt door de radio, het NIR, omroep Limburg, en omroep Antwerpen, waar hij een vaste gast werd in de roemruchte "Bonte Avonden", die op maandagavond de straten leeg lieten lopen omdat iedereen aan zijn radiotoestel gekluisterd zat. En dan kwam ook de TV. "In 1959 kwam ik voor het eerst op de Vlaamse TV," herinnert hij zich. "Met als tegenspeler Tony Corsari." Bij de negentig uitzendingen volgden, filmmensen kwamen aankloppen, er werden platen opgenomen. Maar altijd bleef daar nog het podium en zijn publiek. Dit jaar is Theo Van den Bosch 67 jaar geworden. Dat betekent dat hij sedert 2 jaar met pensioen is. Terugblikkend op zijn loopbaan is hij niet bepaald verbitterd, maar er zijn toch zere plekken. "Ik had me de laatste jaren van mijn loopbaan helemaal anders voorgesteld. Toegegeven, ik heb mijn kansen gehad bij de televisie. Maar dan is er opeens een reorganisatie gekomen, en Theo werd van de buis geweerd. Opeens ben je dan als het ware uitgerangeerd. Omdat ik dialekt sprak? Vergeet het maar, als je denkt aan Wannes Van de Velde, Gaston en Leo, de Strangers." Het moet inderdaad toch wel steken, weten dat je door het publiek in de zalen als het ware op de handen wordt gedragen, en toch niet aan bod meer mogen komen op een radio- en televisiezender die uiteindelijk in een zekere zin eigendom is van elke kijk- en luistergeldbetaler. Een ander zeer van Theo Van den Bosch is dat hij, nu hij gepensioneerd is, niet meer zo veel mag optreden als hij wel zou willen en kunnen. "Met ons belastingensysteem zou een gepensioneerd artiest op de langen duur nog moeten bijbetalen om te mogen optreden," constateert hij spijtig.
Theo Van Den Bosch werd 81 jaar en overleed op 18 maart 1995.
Op 18 maart 1959 besluit platenmaatschappij EMI te stoppen met de
productie van 78 toerenplaten. De muziek van EMI zal alleen nog op 45
toeren-singles of op LP's worden uitgebracht.
Het
aangezicht van het variété in Vlaanderen verandert op het einde van de
jaren vijftig grondig door de gelijktijdige aankomst van rocknroll en
de televisie.
Het amusementsleven na de Tweede Wereldoorlog werd bepaald door
avondvullende revues waarin charmezangers als Bob Benny, Ray Franky en
Jean Walter floreren.
De leading ladies heten Jo Leemans en La Esterella. Een geval apart is Bobbejaan Schoepen.
Hij doet het erg goed in Duitsland en Frankrijk maar beslist in 1961
zijn cowboyhart te rusten te leggen in pretpark Bobbejaanland. De mannen die met de grootste prijzen
gaan lopen dragen Italiaanse familienamen. Salvatore Adamo wordt een
grote meneer met hits van Parijs tot Tokio. Rocco Granata pakt in 1958
de hele wereld in met Marina. Het nummer wordt meer dan 100 miljoen
keer op single geperst en telt meer dan 1.000 coverversies. Met de opbrengsten start hij - samen met Louis Neefs en Will Ferdy - een platenfirma. (Bron Muziekcentrum)
Lokatie: Teatro Kursaal, Lugano
Presentatie: Lohengrin Filipello
Jurering: ieder land had 2 juryleden, die een punt te vergeven hadden
aan hun favoriete lied. De Luxemburgse jury was niet aanwezig en liet
de Zwitsers de punten geven. Stemmen op het eigen land was nog niet
verboden.
Het Eurovisie Songfestival begon als een Europese wedstrijd a la San
Remo. De Zwitserse omroep, het thuisland van de EBU, kreeg de taak een
liedjeswedstrijd te organiseren. De EBU was enkele jaren eerder
opgericht om gezamenlijk programmas uit te zenden en op te nemen. Eén
van de eerste uitzendingen was de kroning van Queen Elisabeth, maar ook
het WK voetbal 1954 viel daaronder. Zeven landen namen deel aan het
eerste festival en ieder land stuurde twee nummers. Denemarken,
Groot-Brittannië en Oostenrijk hadden ook interesse, maar waren te laat
met hun aanmelding. Zij kwamen er een jaar later bij.
Van
het festival zijn onlangs enkele beelden opgedoken, maar het hele
festival bestaat voorzover bekend niet meer op video. Wel is er een
audio-opname. Een aantal landen had één artiest ingezonden die twee
nummers bracht, waaronder gastland Zwitserland dat aantrad met Lys
Assia. Lees hier meer over Lys Assia.
Voor de Belgen kwam hun mister Eurovisie Fud Leclerc (links) aan de
start. Al had hij daar toen ongetwijfeld nog geen weet van. De Walen
zouden ook in 1958, 1960 en 1962 voor hem kiezen.
Michèle
Arnaud (rechts) was één van de Luxemburgse vertegenwoordigsters. De in
het Franse Toulon geboren Arnaud nam jaren later de pen in handen en
schreef een tv-serie en produceerde diverse televisieprogrammas,
waaronder het Pink Floyd concert in Pompeii in 1972. Ze overleed in
1998 op 79-jarige leeftijd.
Dany Dauberson, eigenlijk Danny Daubertson, zorgde voor één van de
weinige uptempo-nummers die avond. Zoals velen haar voorbeeld volgden,
acteerde ze na het ESF in diverse films. Ze werd slechts 57 jaar en
stierf in 1979.
Als
we één van de deelnemers die avond moeten noemen, die zijn carrière
begonnen is op het ESF, dan is dat de Duitser Freddy Quinn. Franz Eugen
Helmuth Manfred Nidl-Petz was wat te lastig om uit te spreken, dus trok
hij als Freddy Quinn naar Lugano. Hoewel zijn klassering onbekend is,
bracht hij het kort daarna tot zijn eerste hit. Er zouden er nog vele
volgen. Quinn staat bekend als één van de grondleggers van de schlager.
Ook de twee Italiaanse vertegenwoordigers waren geen onbekenden in
eigen land.
Einduitslag: (het aantal stemmen is nooit bekendgemaakt) 1. Lys Assia Refrain (Zwitserland) Klasseringen onbekend:
Jetty Pearl De vogels van Holland (Nederland) (boven)
Lys Assia Das alte Karussel (Zwitserland)
Fud Leclerc Messieurs les noyés de la Seine (België)
Walter Andreas Schwarz Im Wartesaal zum grossen Glück (Duitsland)
Mathé Altéry Le temps perdu (Frankrijk)
Michele Arnaud Ne crois pas (Luxemburg)
Franca Raimondi Aprite le finestre (Italië)
Corry Brokken Voorgoed voorbij (Nederland)
Mony Marc Le plus beau jour de ma vie (België) (onder)
Freddy Quinn So geht das jede Nacht (Duitsland)
Dany Dauberson Il est la (Frankrijk)
Michele Arnaud Les amants de minuit (Luxemburg)
Tonina Torielli Amami se vuoi (Italië)
Eurovisie Songfestival 1958
Datum: 12 maart
Lokatie: AVRO-studio, Hilversum
Presentatie: Hannie Lips
Jurering: tien juryleden per land, een punt voor het favoriete lied
Het festival der herkenning. Zo kan het Songfestival van 1958 in de tot
tulpenbak omgetoverde AVRO-studio wel omschreven worden. Vele
deelnemers waren er al bij in de eerste twee festivals. Dat gold onder
meer voor Lys Assia, die in 1956 won, maar een jaar later gedeeld
achtste werd. Nieuwkomer dit jaar was Zweden, maar aangezien de Britten
thuisbleven, bleef het deelnemersaantal op 10. Ook Belg Fud Leclerc deed voor de tweede keer mee. In 1956 was zijn
klassering nog onbekend. Twee jaar later eindigde hij als vijfde. In
1960 werd hij zesde. Twee jaar daarna bleef hij puntloos met Ton Nom.
Margot Hielscher (links) was vanaf 1940 een gevierd actrice. In 1957 nam ze deel aan het ESF in eigen land met Telefon Telefon,
waarbij ze de titel wel erg duidelijk probeerde te maken. In Hilversum
hield ze de telefoon thuis, maar had ze ter compensatie haar volledige
platencollectie meegenomen. Het hielp haar weinig. Fur zwei Groschen Musik werd zevende. Eind september hoopt ze 85 jaar te worden.
Voor Zweden trad jazz-zangeres Alice Babs (Alice Nilsson) aan. Net als
Hielscher was zij ook actrice, maar wel met de nadruk op het zingen.
Babs reikte tot de vierde stek. In 1980 hield ze het zingen voor
gezien, maar bijna 20 jaar later volgde alsnog een nieuw album. Nilsson
is inmiddels 80 jaar. De winnaar van het festival werd de Fransman André Claveau. Tot net na het ESF was hij vooral bekend als acteur en chansonnier. Dors mon amour was één van zijn laatste wapenfeiten. Voor het ESF had hij diverse hits. Hij overleed vorig jaar op 4 juli.
Einduitslag: 1. André Claveau Dors mon amour (Frankrijk) 27
(foto rechts)
2. Lys Assia Giorgio (Zwitserland) 24 3. Domenico Modugno - Nel blu dipinto di blu (Italië) 13
4. Alice Babs Lilla stjärna (Zweden) 10
5. Fud Leclerc Ma petite chatte (België) 8 (foto rechtsonder)
5. Liane Augustin Die ganze Welt braucht Liebe (Oostenrijk) 8
7. Margot Hielscher Für zwei Groschen Musik (Duitsland) 5
8. Raquel Rastenni Jeg rev et blad ud af min dagbog
(Denemarken) 3
9. Corry Brokken Heel de wereld (Nederland) 1
9. Solange Berry Un grand amour (Luxemburg) 1
Eurovisie Songfestival 1957 Datum: 3 maart 1957 Lokatie: Großer Sendesaal des Hessisches Rundfunks, Frankfurt am Main Presentatie: Anaid Plikjan
Hoewel Zwitserland de eerste editie van het Eurovisie songfestival had gewonnen, vond het songfestival in Duitsland plaats. Pas na 1957 zou de traditie ontstaan, dat het winnende land in het daaropvolgende jaar het songfestival zou organiseren, mits ze daartoe in staat waren. In tegenstelling tot in 1956 mochten deelnemende landen niet twee maar slechts 1 liedje inzenden. Door het succes van het eerste Eurovisie songfestival hadden Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk zich namelijk aangemeld om deel te nemen aan de tweede editie. Het totaal aantal landen kwam daardoor op 10. Het tweede Eurovisie songfestival werd gewonnen door Corry Brokken, die Nederland ook in 1956 en in 1958 op het songfestival vertegenwoordigde. Corry maakte niet alleen indruk met haar liedje, maar ook met de zeer expressieve wijze waarop ze haar verhaal vertelde.
Denemarken maakte een zeer verdienstelijk debuut met het duo Birthe Wilke & Gustav Winckler. Gustav had het uniform aan van een kapitein, aangezien het lied het verhaal vertelde van een schip dat uit moest varen. Wellicht maakte de lange en gepassioneerde kus aan het einde van het lied wel de meeste indruk.
Het Verenigd Koninkrijk werd vertegenwoordigd Patricia Bredin. Patricia was in haar thuisland een bekende musical en filmster. Deze roem bracht haar echter weinig geluk. Ze eindigde met haar lied All op de zevende plaats. Haar lied All staat echter nog steeds in de boeken als het kortste songfestivallied ooit en duurde nog geen twee minuten, 1 minuut en 52 seconden om precies te zijn. Na het Verenigd Koninkrijk kwam Italië op het podium, dat werd vertegenwoordigd door Nunzio Gallo. Zijn lied Corde della mia chitarra duurde in totaal 5 minuten en 9 seconden, aangezien de regel dat een liedje slechts drie minuten mocht duren toen nog niet bestond.
Zwitserland werd wederom vertegenwoordigd door Lys Assia. Lys had haar doorbraak met het lied O, Mein Papa, dat door meerdere artiesten op de plaat werd gezet. In 1956, op het eerste Eurovisie songfestival zong ze beide Zwitserse nummers, Refrain en Das alte Karussel. Refrain wist het festival te winnen, de puntentelling werd echter nooit bekend gemaakt. In 1957 deed ze weer mee met het lied Lenfant que jetais en werd gedeeld achtste. Revanche kwam er een jaar later in Hilversum toen de Zwitsers haar voor de derde keer hadden gestuurd. Het lied Giorgio werd tweede. Ieder land werd vertegenwoordigd door een tienkoppige jury die ieder een punt mochten geven aan het favoriete liedje. Het land dat als laatste zijn lied ten gehore had gebracht, Zwitserland, was het eerste land dat de 10 punten verdeelde, opener van het festival België had de eer om als laatste land de punten te geven. De spanning was er toen echter al af, aangezien Corry Brokken toen al een niet meer in te halen voorsprong had genomen.
Einduitslag Eurovisie Songfestival 1957: 1. Corry Brokken Net als toen (Nederland) 31 2. Paule Desjardins La belle amour (Frankrijk) 17 3. Birthe Wilke & Gustav Winckler Skibet skal sejle i nat (Denemarken) 10 4. Danièle Dupré Tant de peine (Luxemburg) 8 4. Margot Hielscher Telefon, Telefon (Duitsland) 8 (foto) 6. Nunzio Gallo Corde della mia chitarra (Italië) 7 7. Patricia Bredin All (Verenigd Koninkrijk) 6 8. Bobbejaan Schoepen Straatdeuntje (België) 5 8. Lys Assia L'enfant que j'étais (Zwitserland) 5 10. Bob Martin Wohin, kleines Pony (Oostenrijk) 3
Eurovisie Songfestival 1959 Datum: 11 maart Lokatie: Palais des Festivals, Cannes Presentatie: Jacqueline Joubert
Aan het vierde Eurovisie Songfestival deden 11 landen mee. Luxemburg sloeg een jaar over en Groot-Brittanië was na een jaar afwezigheid weer aanwezig. Monaco debuteerde, maar eindigde wel op de laatste plaats. Monaco werd vertegenwoordigd door Jacques Pills, schuilnaam voor Jacques Ducos. Hij is de vader van de latere winnares Jacqueline Boyer (ESF 1960). Jacques Pills was eind jaren '40, begin jaren '50 in Frankrijk erg succesvol. Hij maakte met Gilbert Bécaud succesvolle tournees, o.a. in de Verenigde Staten. Samen schreven ze voor Edith Piaf: Je t' ai dans la peau. In 1953 huwde hij Edith Piaf. Hij slaagde er echter niet in haar van drugs en alcohol weg te houden.
Net als in 1958 werd Italië vertegenwoordigt door Domenico Modugno. In 1958 werd hij 3e met de klassieker Nel blu, dipinto di blu, beter bekend als Volare. In 1959 werd hij met Piove 6e, ook dit lied groeide uit tot een klassieker. In 1966 probeerde hij het nogmaals met Dio, come ti amo maar wist geen punten te behalen.
De tweede plaats in dit songfestival was weggelegd voor: Sing litlle birdie, gezongen door Teddy Johnson & Pearl Carr voor Groot-Brittanië (zie foto rechts). Op de derde plaats eindigde het organiserende land, Frankrijk: Oui oui oui van Jean Philippe (zie foto onder) De overwinning ging voor de tweede keer in vier jaar naar Nederland. Teddy Scholten. Teddy kreeg geen punten uit Zweden, Zwitserland en Denemarken. De hoogste score kwam van Italië, die 7 punten over hadden voor: Een beetje.
Einduitslag Eurovisie Songfestival 1959
1. Teddy Scholten - Een beetje (Nederland) 21 2. Pearl Carr & Teddy Johnson -Sing little birdie (GB) 16 3. Jacques Philippe - Oui oui oui oui (Frankrijk) 15 4. Christa Williams Irgendwoher (Zwitserland) 14 5. Birthe Wilke - Uh-jeg ville ønske jeg var dig (Denemarken) 12 (in 1957 werd Birthe Wilke in duet met Gustav Winckler 3e met Skibet skal selje i nat) 6. Domenico Modugno Piove (Italië) 9 6. Bob Benny - Hou toch van mij (België) 9 (Bob Benny werd in 1961 gedeeld laatste met September, gouden roos) 8. Alice & Ellen Kessler - Heute Abend woll'n wir tanzen gehen (Duitsland) 5 9. Brita Borg - Augustin 4 9. Ferry Graf - Der K und K Kalypso aus Wien (Oostenrijk) 4 11. Jacques Pills - Mon ami Pierrot (Monaco) 1
John werd geboren te Antwerpen op 6 oktober 1919 in het Schipperskwartier, waar zijn vader een zeemanscafé open hield. Antwerpser kan al moeilijk, ook al klinkt zijn naam als van de Noormannen en was zijn grootvader een Zweedse zeeman die op een blauwe maandag in de havenstad zijn anker had uitgeworpen en niet meer loskreeg. De jongste van zeventien, geboren en getogen in de Schippersstraat, waar hij woonde tot in de jaren dertig, toen zijn ouders genoeg hadden verdiend om met de voltallige kroost naar buiten - zijnde het Kiel - te trekken. Die tien jaar waren echter voldoende om John Lundström meer dan vertrouwd te maken met de harde werkelijkheid van het zeemansleven, een tema dat hij bij voorkeur in zijn "liekes" bezingt. Hij is een echte "volkszanger" in ongeveer de meest autentieke betekenis van dat woord. Geen romantische heimatliedjes voor hem, wel een recht-voor-de-raap bezingen van wat er in werkelijkheid gebeurt. Een verteller en filosoof die vertolkt wat het gewone volk voelt en denkt. Met weemoedige en soms romantische beschrijvingen van het Antwerpen van toen, maar ook met de wrange verhalen van de zeelui die in de kroegen hun heimwee en hartzeer uitzingen. En met steeds die bijtoon van zijn overtuigd socialist-zijn, wanneer hij uitvaart tegen het patronaat, tegen de partijbonzen, tegen de uitbuiting van de kleine man. Het zingen en musiceren is hem van kleinsaf, door zijn vader, meegegeven. "Die speelde viool en zong erbij," vertelde John. Gewoon door hem na te spelen heb ik muziek geleerd. Toen ik wat ouder werd ben ik dan op stap gegaan, per autostop heb ik heel Europa rondgetrokken. In de jeugdherbergen heb ik kennisgemaakt met volksdans en volksmuziek. Ik ben zelfs nog een tijd lang "Vake Viool" geweest, vader van de jeugdherberg in Heide-Kalmthout." Van "Vake Viool" naar socialistisch geëngageerd zanger is wel een hele stap. Een stap die John Lundström echter op een heel natuurlijke manier heeft gezet. "Eerlijk gezegd, ik had nogal wat bezwaren tegen liedjes als My Bonnie, of Hoog op de gele wagen, of Annemarieke en dergelijke dingen meer. De charme is daarin ver te zoeken. En daar wou ik dan iets aan doen. Door zelf nieuwe liedjes te schrijven, maar altijd gestoeld op het Antwerps volksleven. Eerst in het teken van de kindervakantie, daarna zijn de andere nummers er automatisch uit gegroeid." Dat die eerste liedjes gebaseerd waren op de kindervakanties, hoeft ook al helemaal geen verwondering te wekken. John is immers jarenlang technisch adviseur geweest voor de kindervakanties van het socialistisch ziekenfonds "De Voorzorg", waar hij ondermeer monitoren opleidde. Hij werkte bij de Nationale Dienst voor de Jeugd, verleende zijn medewerking aan het kinderuurtje op de radio en de televisie, gaf kursussen voor Scouts, Chiro en KSA, doceerde in de sociale school en was zelfs gastdocent aan de UIA. Hij was altijd begaan met kinderen - én met hun muziek. Hij leerde de kleintjes zelf hun instrumenten maken, en te bespelen. En het is helemaal geen eigenaardigheid om hem als een gulle, dikbuikige Rattenvanger van Hamelen aan het hoofd van een hele bende klein grut te zien lopen met slogans als "Wij willen spelen op de Koraalberg !" Want "Dat Antwerpen van ons" is niet alleen de titel van een van Johns platen, het is wis en waarachtig ook een zeer wezenlijk deel van hemzelf. Hij herinnerde zich nog hoe het vroeger was: "Helemaal anders dan nu. Nu is het Schipperskwartier een vervallen krottenbuurt. Toen ik er nog woonden moesten de meisjes, die dan een hele nacht gewerkt hadden, 's morgens de straat kuisen. Er werd zand gestrooid in de café's, en de stoof en het koper werden gepoetst dat het een lieve lust was. En als de processie uitging, werd er papier gesnipperd om op straat te gooien, en alle huizen werden versierd met het mooiste wat er te vinden was. En karnaval, dat was ook zo iets, daar spaarden de mensen een heel jaar lang voor. Ze verkleedden zich prachtig, en gingen dagen na elkaar op zwier. Allemaal samen. Het was één groot familiefeest. Zo iets zie je nu niet meer." Dat was helemaal John Lundström. Lyrisch als hij het over zijn stad had. Hij was dan ook direkt bereid om mee te werken toen de Antwerpse Snorrenklub werd opgericht. Ontbrak trouwens nooit op de maandelijkse vergaderingen. En schreef en komponeerde speciaal voor hen een eigen Snorrenlied. Met als refrein: "Want den iene zegt dit, en den and're zegt dat, Maar ne smoel zonder snor is precies een bloeët gat." Ook dàt was John Lundström die op 71-jarige leeftijd overleed te Merksem op 25 juli 1990.
De Brabantse folkgroep "Nogal Neig" bracht het nogal Middeleeuws klinkend "Ik zei laatst tegen mijn schoon lief" op CD uit. Dit nummer is opgedragen aan de Antwerpse troubadour en volkszanger John Lundström. Onder de naam Deurne vinden we nog een belangrijke activiteit die ons aan John doet terugdenken. De moeite even in je agenda te noteren: We vonden ook volgende aankondiging van: TUSSEN POT EN KIND "Lange Wapper leest Zurenborg de les" De Nieuwe Gazet, 8/11/82 door AN "Lange Wapper is zijne naam en slecht is zijn reputatie" zingt Wannes en zo is het ook. Nu is deze kwelgeest van onderdrukkers en oneerlijke lieden weer opgedoken in het Antwerpse, in het levendige Zurenborg nog wel. Of vindt Wapper soms dat Zurenborg een lesje nodig heeft? Geert Kimpen (17) van Theater Spelende Mens weefde rond deze grote figuur een musical voor kleine en grote mensen "Tussen pot en kind". Een heel collectief jonge 16 plussers speelt mee in dit prententieloze spektakel over Wappers leven van bij de geboorte tot nu. De makers doken in de stadsarchieven, pikten er de leukste Wapper-anecdotes uit, gaven alles hun eigen draai en een actueel tintje mee. Het resultaat was een bomvol Centrum Zurenborg, spontaan meelevend, zingend en dansend met het amusante gebeuren op de scene. Heel natuurlijk en vooral gedreven spel van de debuterende acteurs plus twee geroutineerden. Vooral de toespelingen op herkenbare actuele toestanden vonden weerklank in de zaal. Zo redt Wapper een bejaarde dame uit de handen van jeugdige straatrovers, maakt hij korte metten met een huisbazin voor wie huurders alleen maar plichten hebben, brengt hij een echtgenoot die zijn geld spendeerd aan drank en barmaids weer tot rede enzovoort. Dat alles in ongekuist Antwerps vol lollige gezegdes en rake uitspraken, op de populaire muziek van John Lundstrom. Wapper is terug... en hij mag blijven.
Het Volksmuseum Turninum te Deurne brengt een eerbetoon aan enkele van onze grootste volksdichters en liekeszangers uit Antwerpen Den Djon en den Dré, want t woare twie patéékes. Doorheen alle ruimtes van het museum wordt een tentoonstelling opgezet herinnerend aan beide wandelende muziekdozen. Zij waren het volk, zij zongen van en met het volk, zij leerden zelfs de maskes van de Leguit, de dokwerkers en de zakkenwijven liekes zingen. Andries De Weerdt, Dré genoemd, was de belangrijkste liekesschrijver van Oud-Antwerpen in de tweede helft van de negentiende eeuw. Hij liet meer dan 1700 liekesteksten na.John Lundstrom was een componist en zanger geboortig uit het Schipperskwartier, later wonend aan de Reuzenpoort in Borgerhout en tenslotte in zijn Deurne-dorp. Hij bezong de gewone volksmens in talloze teksten en begeleidde zichzelf op zijn onafscheidelijke viool. Djon was tenslotte ook een van de medebezielers van het Volksmuseum van Deurne. Hij gaf er talloze zangavonden en bracht vele vrienden Ð zangers en muzikanten Ð mee. De tentoonstelling wordt op 30 april opengespeeld op den doedelzak, den trekzak en de piano door Erwin Verstappen en zijn kompaan. Organisatie: Turninum Wanneer : 30 april tot en met 20 juni zaterdag en zondag van 14 tot 15 uur (groepen op aanvraag) 30 april : openingsreceptie van 19.30 tot 20.30 uur Waar: Volksmuseum Deurne - Koraalplaats - Deurne Toegang: gratis Info: 03/326 75 98
Onder onze collega's bloggers heb ik eveneens een tekstje gevonden via Lama van Bomma. Ik neem het volledig over. Alvast bedankt voor deze vondst en de hulp: Van Bomma heb ik volgende reactie ontvangen op mijn logje van 19/11 in verband met het beeldje "Den Deugniet".
Den Deugniet, het beeldje is daar eind jaren 70 geplaatst door de middenstand uit de buurt " De gilde van den Deugeniet" Waar het naar verwijst weet ik niet zeker, het staat wel dicht bij " Den Oudaan" de bekende toren waar de Antwerpse flikken resideren. En misschien staat dat ventje daar een beetje die flikken uit te dagen ?? Maar dan hadden ze het misschien beter "Pagadder" genoemd. Er is een tijd geweest dat men het beeldje regelmatig "ontvoerde". Wijlen John Lundstrom, de bekende Antwerpse volkszanger heeft er ook een liedje voor gemaakt. Vervolgens gaf Bomma mij ook nog volgende hint mee........ "Pedro, je hebt toch ook over dat ventje zijn billen gewreven hé want dat zorgt ervoor dat je een mooie snor krijgt."
(met dank aan Bomma voor de reactie)
"Deugnietlieke" zoals het te lezen staat op de plaat bij het beeldje:
Oep den Oudaan stater nondedju à ventje in zen blote ku 't is famile van "Manneke Pis" ge kunt goe zien dat nen "Deugniet" is
Ref.:
ja ja ja .... Mensen bleft toch staon en komter mor es aon mor doeget met fatsoen dan meude "wenske" doen
't is 't allerschoenste "gat" van heel de koekestad ja heel de waereld rond vind men geen schoener "kont"
Ref.:
ja ja ja .... Er staot geschreve onderaon "Met heel de stad, mor nie me mij" En die da nie goe verstaon zen ni van hier, geloofd me vrij. Ref.: ja ja ja ....
(John Lundström december 1976)
Verdere nieuwsjes via Google gevonden:
Caïphas is de Oelegemse stroper, die voor het eerst opduikt in de verhalenbundel 'Harslucht' van Jozef Simons in 1933. Naar aanleiding van de viering van de honderdste verjaardag van Simons in 1988 werd beslist de eerste Oelegmse reus de naam van de legendarische stroper te voorzien. Op zondag 5/6/1988 deed de reus zijn plechtige intrede, in het gezelschap van Vake Viool, Jeannette en Fredje Tokkelaar (alledrie uit Deurne) en Amelie uit Broechem. Als peter en meter fungeerden Ludo Simons (zoon van de schrijver) en Paula Van Rooy, trwijl burgemeester Mon Goossens en Leonie Smits getuige waren. Schepper van de figuur is Gilbert Simons, die samen met de naaisters Agnes De Keersmaecker, Lena Meeuws, Marisse Devrindt en Greet Smets de kolos zijn uitzicht van stroper gaf. De Jozef Simonskring voerde het wagenspel Dientje Gooris op, en John Lundström componeerde voor de gelegenheid het lied van Caïphas.
refrein:
Caïphas, Caïphas, wor godde gij nortoe.
Och mense, lieve mensen, 'k weet het nie zoe goe.
Caïphas, Caïphas en godde gij wer oep jacht.
Ja mense, lieve mensen, mor 'kwacht tot deze nacht.
In de meule van Oelegem,
Woenter ne groete reus.
Hij draagt ne zwarten baard,
en hij heeft ne rooie neus.
In den dag bleft hem t'huis
mor 's avonds kundhem zien goan.
Al heeft hem ne knuppel bij,
sprekt hem gerust mor aon.
En dat hem uit strope gaat,
da mag iedereen wete.
Hij doeter niemand kwaad,
zen kinderen moete toch ete.
De gendarme liggen oep loer,
ze wille hem betrappe.
Mor Caïphas dien is slim,
en lotter zich nie in lappe.
En ieder joar oepnief,
got hem mee in de stoet.
Z'n beste kostumeke aon,
'n pluim oep zijnen hoed.
De mensen juiche hem toe,
hij is vriend van iedereen.
Zoe als Caïphas van Oelegem,
zoe isser toch mor ien.
Foto's en meer teksten kon ik nergens terugvinden. Evenmin platen of nummers. Moest iemand me op de goeie weg kunnen helpen. Heel heel graag gedaan. Wie heeft er foto's van John?
Louis Baret en Jo Leemans waren ooit, samen met Louis Neefs, Bobbejaan Schoepen, Terry Lamo en nog enkele andere Vlamingen de geliefkoosde artiesten op Radio Luxemburg.
Ruim 30 jaar maakt Henk de Bruin platen. In 1951 al, toen een grammafoonplaat nog echt iets bijzonders was, werd Henks stem in - toen nog - schellak geperst. Nu, ruim 30 jaar later, ligt er een plaat vol gloednieuwe opnamen klaar: een bewijs dat Henks populariteit nog steeds groot is. Henk, die 63 is, zingt nog steeds zijn oude suksessen als "Een mooie zomernacht", "Sonny Boy" en "Jouw ogen". 214 opnamen maakte Henk sinds 1951, met orkesten onder leiding van mensen als Francis Bay, Tonny Vess, Willy Rockin en Tom Erich. In de jaren '50 toerde Henk ook met het orkest van Tony Erich door België en Nederland, samen met artiesten als Annie de Reuver, Johnny Meyer en Eddie Christiani. Henk had eigen programma's op de BRT ("Wie gaat er mee op reis met Henk de Bruin naar Parijs") en op Radio Luxemburg ("Hier met Henk de Bruin") In 1958 opende Henk in Bredene aan de zee zijn eigen theater: het Casino Duinhof. Hij bracht er volop theaterprogramma's, maar ook... een ijsprogramma op de enorme schaatsbaan. Een keer per jaar zond de Belgische televisie dat ijsprogramma uit. Ook in 1958 stichtte Henk zijn eigen, 18 man sterke showorkest, onder leiding van Roger Berry. De groep telde twee zangeressen, twee zangers, twee balletdanseressen en een balletdanser. De steeds hoger worden personeelskosten noopten Henk ertoe, het orkest te verkleinen en in 1969 bestond het showorkest nog uit 11 personen. Nog steeds een respektabel aantal. Henk toerde door binnen- en buitenland, speelde elk jaar 3 maanden lang in het Brusselse hotel Metropole en natuurlijk ook vaak in zijn eigen zaak in Bredene. Belangrijke buitenlandse vermaakcentra waar Henk met zijn orkest optrad zijn de casino's van Bern en Luzern, de Gartenhalle in Zürich, Grand Chêne in Lausanne, de Stadthalle in Dortmund en Keesse in Berlijn. Daarnaast maakte Henk Welfare toernees voor Belgische soldaten in het buitenland. In Nederland trad Henk op in Heck en Rutecks zaken in Amsterdam, Utrecht en Den Haag, in het Atlanta hotel in Rotterdam en zelfs in Diergaarde Blijdorp. In Frankrijk was Henk te bewonderen in het gigantische Palais de la Méditerranée in Nice, in het casino aldaar en in tv-studio's in Lille en Straatsburg. In 1970 ging Henk op de solotoer. Hij trad onderandere op in het Theatre de la Gaîté in Brussel. Enkele jaren later vinden we Henk terug in radio- en tv-programma's van mensen als Jan Theys: De tijd van Toen, Jonger dan je denkt en Liedjes van toen. Henk werd en wordt nog veel begeleid door het orkest van Al van Dam. Henks eerste optredens bevatten aria's uit "De barbier van Sivilla", later kwam hij via operettes in een steeds lichter genre terecht. Maar zijn klassieke scholing drukt nog steeds een stempel op zijn zang. Zijn warme, aangename baritonstem klinkt nog even fris, ook nu in 1982. In 1942 stond Henk al op het podium, met het orkest van Eddie de Latte. Nu 40 jaar later is Henk, 63 jaar oud, nog steeds een gevierd artiest, ook ver buiten België. (dit schreef Bert Salden in maart 1982)
De in 1921 geboren Brandsma speelde nog voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in zijn geboorteplaats Leerdam op de hoek van de straat onder de naam "De Drie Zwervers". De andere twee "Zwervers" waren Joop Gieltjes en Henk de Bruin. Zij speelden country en zelfgeschreven levens- en jodelliedjes. De muzikaliteit van de heren viel de eveneens in Leerdam woonachtige VARA-medewerker Verbaan op, die ervoor zorgde dat het trio in het programma VARA's Stalenboek kon optreden. Het gevolg was dat ze meer bekendheid kregen, waarop vele optredens volgden. Toen Brandsma rond 1950 naar Emmen verhuisde was het gedaan met De Drie Zwervers uit Leerdam.
KLIK OP BOVENSTAANDE JUKEBOX EN JE KIEST ZELF JE EIGEN LIEDJES VAN TOEN !!! MAAR ZET EERST JE 78-TOEREN NETRADIO OP! EN GENIET VAN MUZIEK UIT DIE GOEDE OUWE TIJD