Voedselschaarste
leidt tot mondiale honger naar land
De grote vraag
naar voedsel, palmolie en biodiesel leidt tot een stijgende vraag naar
landbouwgrond in ontwikkelingslanden. Vooral de grote megadeals tussen
regeringen krijgen veel aandacht, maar we moeten niet vergeten dat de meeste
aankopen klein zijn en op lokaal niveau de bestaanszekerheid van de bevolking
kunnen ondermijnen, waarschuwen verschillende wetenschappers.
Vorige week was
het raak in Guatemala, in Valle del Polochic in het noordoosten van het land.
"Achthonderd inheemse families in veertien dorpen zijn met traangas van
hun land verdreven", zegt Duncan Pruett van Oxfam Novib. "Er is een
dode gevallen, verschillende mensen zijn gewond geraakt en een paar duizend
mensen zijn hun huis kwijt." De boeren bewerken het land al dertig jaar,
maar volgens de rechter is de grond van een palmoliebedrijf.
Dit voorbeeld laat zien dat het niet alleen gaat om grote lappen grond die
worden opgekocht door multinationals of regeringen uit Azië. Heel veel
grondaankopen gebeuren op kleine schaal en vaak buiten het formele proces om,
zo bleek gisteren op een symposium voor wetenschappers in Utrecht. Door het
neoliberale klimaat zijn er voor internationale investeerders steeds minder
barrières om mee te doen op deze markt.
Schaarste
In 2009, net na de explosie van prijzen in 2008, werd er maar liefst 45 miljoen
hectare grond verhandeld, schatte de Wereldbank in een rapport, een half jaar
geleden. Het grootste deel daarvan was in Afrika. De Wereldbank zag vooral
kansen voor ontwikkelingslanden om hun landbouw te moderniseren en geld te
verdienen. Critici wijzen er echter op dat deze baten vaak aan de arme
bevolking voorbij gaan. Waarom zou hun land moeten worden gebruikt om voedsel
of biobrandstof te verbouwen voor rijke consumenten?
De negatieve gevolgen zijn vaak voor de inheemse bevolking, zoals in het
beboste noorden van Cambodja, vertelde ontwikkelingsgeograaf Guus van Westen.
"De Khmer, de grootste bevolkingsgroep van het land, dringen steeds meer
door, kappen het woud en planten er rubber. Ze krijgen de concessies omdat het
land toch als 'leeg' is bestempeld."
De oorspronkelijke bewoners zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van het
bos en hebben de ruimte nodig voor hun veeteelt en hun wisselbouw. Dat
verliezen ze. "Kortom: ze worden afhankelijker en het aantal mogelijkheden
om te overleven neemt af." Van Westen ziet wel een dilemma: "Moeten
we proberen met alle macht hun traditionele levensstijl te verdedigen? De druk
van de demografie en de commercialisering van landbouw is niet tegen te houden."
"Het is onvermijdelijk", vindt ook Rita Esimu Sewornu, landeconoom in
Ghana. "De maatschappij verandert en moderniseert. Het hangt er dus vanaf
hoe het wordt gedaan en of de rechten van de bevolking worden gerespecteerd.
Mensen moeten voldoende gecompenseerd worden, zodat ze in hun bestaanszekerheid
kunnen voorzien."
Lokale autoriteiten
Dat kan alleen als de lokale autoriteiten sterk genoeg zijn om eisen te stellen
aan grote spelers, blijkt uit onderzoek in het district Berau in het oosten van
Kalimantan, waar oerwoud moet plaatsmaken voor palmolie of steenkoolmijnen. Dat
heeft niet alleen directe gevolgen voor de bevolking, die haar leefmilieu
aangetast ziet, maar ook indirecte. De ontginning trekt veel migranten aan, die
ook weer grond kopen. Bovendien gaan mensen steeds meer producten voor de
handel verbouwen, in plaats van rijst, waardoor de voedselzekerheid afneemt.
"Het leidt vaak tot conflicten met de lokale bevolking, maar ik zie ook
kansen", zegt Rizki Pandu Permana, die vanuit Nederland en Indonesië deelneemt
aan dit onderzoek. "Lokale autoriteiten kunnen er bijvoorbeeld geld mee
verdienen. Die stellen ook echt eisen aan bedrijven. Ze zijn verplicht tot een
dialoog met de bewoners. Het is nog te vroeg om te zien hoe dat uitpakt. Wat we
al wel kunnen zien is dat grootschalige investeringen niet de banen opleveren
die worden beloofd. Kleinschalige landbouw moet dus altijd worden
gesteund."
Europeanen
We moeten het opkopen van landbouwgrond niet te snel veroordelen, vindt Josh
Maiyo, een Keniaanse docent politieke economie aan de Universiteit van
Amsterdam. "De verontwaardiging hier richt zich vaak op die Aziaten die
Afrika opkopen. Maar Europeanen hebben een blinde vlek. Zij hebben nog steeds
veel meer grond in Afrika dan in totaal wordt aangekocht. Er is niets mis met
het duur verkopen van je hulpbronnen. Er is alleen wel iets mis als het land
daardoor wordt uitgeput."
Volgens Maiyo mogen we wel eens naar onze eigen bedrijven kijken. Zoals de
Nederlandse bloementelers die op een zeer intensieve manier landbouw bedrijven
in Kenia. "Er wordt veel mest gebruikt, de bodem wordt uitgeput en er
wordt heel veel water onttrokken. Ze exporteren water van Kenia naar Nederland.
Op een dag is het uitgeput en dan gaan ze naar een ander land. Dat soort
praktijken keur ik wel af."
|