Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
19-08-2012
Moerashertshooi
Dit plantje, het "Moerashertshooi" (Hypericum elodes) is ook een bewoner van soms droogvallende, matig voedselarme grond soms ook in ondiep water. Hier is de stengel opstijgend met bladen die zittend staan en eirond tot cirkelrond zijn. De bloeiwijze is weinigbloemig , okselstandig of schijnbaar eindelings zoals hier op dit voorbeeld. Het behoort tot dezelfde familie als het "Sint-Janskruid" dat ons beter bekend is en dat ook gele bloemen heeft. Deze plant is echter zeer zeldzaam en behoort tot de "Rode lijst"!
De "Ronde zonnedauw" (Drosera rotundifolia) is een tweede soort naast de "Kleine zonnedauw" van deze familie die we bij ons kunnen vinden. De bladen zijn meer uitgespreid en de bladschijf is practisch rond. ook hier natuurlijk bezet met kleverige klierhaartjes om insecten te kunnen vangen om aan zijn stikstof tekort te kunnen verhelpen. Hij komt ook voor op open,natte,zure heidegrond en tussen veenmos in veenmos in hoogveen en veenmosrietlanden. Deze familie is een beschermde soort als "insectenetend plantje". In "bijlage" nog een meer close opname van zo'n blaadje met de klierweefsel bevattende haartjes.
Het "Oranje zandoogje" (Pyronia tithiones) is hier wel het slachtoffer geworden van de "Kleine zonnedauw" (Drosera intermedia). De "Kleine zonnedauw" groeit op stikstofarme zandgronden en wat vochtige omstandigheden. Om aan het gebrek aan stikstof te voldoen heeft het blaadjes ontwikkeld met aan het einde sterk kleverige kliertjes. Een insect dat er op landt wordt dan wel vlug vastgekleefd en verder door de plant gegrepen en verteerd. De zonnedauw is een bij ons "vleesetende" plant, die op deze wijze hun stikstoftekort kunnen aanvullen. In "bijlage" nog een opname van het "Oranje zandoogje" in betere omstandigheden. Het zandoogje heeft een opvallende oogvlek bij de vleugelrand, deze zouden de aanvallen van vogels afleiden van de kop naar de minder kwetsbere uiteinden van de vleugels. Het "Oranje zandoogje" is verder vooral te vinden op bloemsems van de braam..
Een eenvoudige tuinplant de "Haagwinde" Calystegia sepium)! Hij is te herkennen aan de bladeren die eirond zijn tot driehoekig spits zijn en met vooral een hart-, pijl-, of spiesvormige voet en afgeknotte of afgeronde oortjes. De bloemkroon is doorgaans wit maar kan ook wat rozig zijn de meeldraden en stamper zijn in de diepte van de kelk te vinden. Mooi in zijn eenvoud maar soms weinig opgemerkt! Buiten de tuinen is hij ook nog op vele andere plaatsen te vinden...
Merkwaardig dat "Aardappel" (Solanum tuberosum) ook in een flora wordt vernoemd omdat het toch eerder als een cultuurplant wordt aanzien. Er wordt wel vermeld dat hij ook verwildert kan voorkomen. Het is een plant met "knollen" aan ondergrondse uitlopers. De bloemen zijn wel mooi en eigen aan de vorm van de "Nachtschadigen" zoals ook Bitterzoet en Tomaat. Eigen aan de "nachtschadigen" is dat zij ook giftige delen hebben. De helmknoppen (geel) zijn vrij aan de top met twee poriën openspringend. Er zijn vele rassen in cultuur om de eetbare knollen uiteraard! In "bijlage" nog een rode bloem van de Aardappel allicht van een rode soort. (De foto's zijn nog wat verrijkt door enkel waterdruppels van de regen).
De "Grote ratelaar" (Rhinantus angustifolius) is een "halfparasiet" op grassen. Hij heeft de groene kleur van het bladgroen dat hij bezit en doet dus wel aan fotosynthese (maakt zelf suikers aan). Met zijn wortels gaat hij echter zich vestigen op het wortelstelsel van grassen, om zo mee te profiteren van het water en mineralen, die grassen voor zichzelf ook nodig hebben. Hij parasiteert dus niet volledig op de grassen. De naam is ook goed gekozen want als de zaadjes rijp zijn zitten deze los een "droog bruin doosje". Als men dan even schudt met deze doosjes hoort men een "rammelend" geluid! De plant zelf en de bloemen zijn ook mooi. Speciaal zijn wel de tanden aan de bovenlip van de bloem , aan deze geel-groene bovenlip moet men wel goed kijken om ze te vinden. In "bijlage" een close-up van de bloem.
De naam is hier ook weer verwarrend omdat het geen mos is, maar een "licheen" namelijk een symbiose tussen een schimmel en een alg. Hier gaat het om het het "Rond schaduwmos"(Phaeophyscia orbicularis) dat bij droogte nogal bleek kan uitvallen. Als men het dan nat maakt kleurt het vlug donkerder. Op het oppervalk zijn dan nog "bolronde soralen" (hoopjes bestaande uit fijne korreltjes) die geelgroen tot blauwgrijs van kleuur zijn. Dit exemplaar kleurt ook wat oranje en dat is een aanduiding dat er een zuur aanwezig is nml. "skyrine". De samenstelling van lichenen kan dus soms wel wat wijzigen! Recent onderzoek heeft ook uitgewezen dat naast de symbiose (schimmel en alg) er ook nog eens bacteriën in deze samenleving kunnen huizen. Met DNA onderzoek gaat men wel erg ver nu! In "bijlage" nog een opname van dit licheen dat geen "skyrinne" in zich heeft. Het ziet er dan ook donkerder uit!
Dit is een licheen: het "Vals dooiermos" Candelaria concollor") dat zeer kleine, gele schubjes heeft. We zien eigenlijk slechts een hoopje schubjes. Het is soms maar door een scheikundige reactie toe te passen dat men het kan onderscheiden van het "Kroezig dooiermos". Het verkleurd namelijk niet als men er KOH opdoet. Het "Kroezig dooiermos" (Xanthoria candelaria) doet dat wel, dat verkleurt "rood" met KOH.
Hieronder geven we foto's van natuurwaarnemingen met ook wat uitleg er bij. Er staan nu meer dan "1100 bijdragen "op. Opde foto zelf moet men wel even klikken om die vergroot weer te geven en dat is doorgaans nodig omdat we eerder kleine dingen fotograferen. Er kan nog een "bijlage" gevoegd zijn bij het bericht. Hier moet men ook even klikken om de foto, die daar te zien is te openen.
- We zijn gestart met zwammen of paddestoelen op 23/11/2007 met het "Fopelfenbankje". Een recept voor inkt van een inktzwam vind u op 1-11-2010. - Insecten vindt u b.v. op 15/12/2007 b.v. "Sabelsprinkhaan" en "Neushoornkever" op 09/04/2008. - Lichenen of korstmossen zoals het "Bosschildmos" op 22/12/2007 en 4/12/2013
tot 7/05/2014 en verder. - Vrijlevende algen zoals "Trentepolia umbrina" op 02/01/2008. - Slijmzwammen, die geen zwammen zijn maar bij de ééncelligen behoren. Zij beginnen als amoebeachtige diertjes te leven, zoals het "Roestbruin netwatje" op 02/01/2008 en "Netpluimpje" op 29/08/2009. - Mossen zoals het "Halve maantjesmos" op 18/01/2008. - Planten zoals het "Speenkruid" op 02/01/2008. - Amfibiën zoals de "Bruine kikker op 06/07/2008. - Vogels zoals de "Pimpelmees" op 18/02/2010 - Dode dieren zoals b.v. een "mol" op 18/07/2009 - Roesten zoals de "Brandnetelroest op 01/05/2009 en op 10, 11, 14, 19/11/2012 - Spanners zoals op 25/09/2008 de bijzondere "Korstmosspanner". - Gallen zoals de Bedeguargal op 03/08/2008 en op 02, 03, 04, 07/11/1012
Langs de datum (linkse kolom) kan men alle bijdragen bekijken.....
Deze "Kleine brandnetel" (Urtica urens) is veel minder gekend dan zijn grote broer de "Grote brandnetel" (Urtica dioica). Deze laatste is tweehuizig: Griekse "di = twee" en "oica =huis". De "Kleine brandnetel" heeft daarentegen de vrouwelijke en mannelijke bloeiwijze samen op één plant en is dus éénhuizig. Allebei kunnen ze echter "branden of netelen" (latijnse "urere" = branden). Dit is het gevolg van de histamine (een irritatie verwekkende stof) die in de toppen van "brandharen" zitten, die gemakkelijk afbreken. De histamine zit daar ook onder spanning in zodat bij het afbreken van het topje, de brandhaar als een spuitje werkt en de histamine op de gevoelige huid kan "spuiten" Een anti-histaminicum kan dat branderig gevoel verder beperken als dat nodig moest zijn. De "Grote Brandnetel" is een overblijvende plant met wortelstokken en minder goed uit te roeien, terwijl de "Kleine brandnetel" éénjarig is met een penwortel Hij moet zich dus elk jaar opnieuw kunnen uitzaaien. Vandaar dat hij ook niet zo veel te vinden is.De "Kleine brandnetel" zal ook niet zo groot worden als de grote. In "bijlage nog een opname van dit minder voorkomend "neteltje".
De bloem van de "Gespleten hennepnetel" (Galeopsis bifida) is ook zeer mooi. De middenslip van de onderlip is duidelijk langer dan breed en tegen het einde van de bloeitijd krullen de de zijranden wat om.In het midden van de onderlip is er ook nog een bijna onopvallend klein spleetje te vinden. De randen zijn rozerood met een afgescheiden wit randje. Bemerk ook de meeldraden die bovenaan de bloem gekruld staan, samen met de stamper. Een onderscheid met de "Gewone hennepnetel" is dat de onderlip van de "Gewone hennepnetel" even breed is als lang. Men vind deze plant op nogal vochtige en stikstofrijke grond in natte bossen en kapvlakten. In "bijlage" nog een opname van deze prachtige bloem die wat in kransen bij elkaar staan.
De bloem van de "Moerasandoorn"(Stahys palustris) mag ook naast een orchidee geplaatst worden! Rode en witte tekening is over alle bloemdelen gespreid. Hier zien we ook nog tegen de kroon bovenaan de meeldraden en de stamper gekromd. Als er insectenbezoek komt zullen de meeldraden tegen de rug van het insect het stuifmeel afgeven en dit wordt dan op dezelfde wijze bij een andere bloem tegen de stamper afgeveegd. Gewoonlijk is in deze situaties de stamper maar ontvankelijk voor stuifmeel van een andere bloem om kruisbestuiving te bevorderen. (De wetenschappelijke naam "palustris" verwijst hier ook naar de plaats van afkomst, namelijk het "moeras".
De bloem van de "Bosandoorn" (Stachys sylvatica) mag er ook wel zijn! De bloemkroon is donker paarsrood en onderaan de lip is mooi roze -rood en met witte vlekken. Het geheel is dan nog eens rondom met klierhaartjes bezet. Wanneer men de bladeren van de plant tussen de vingers kneust is de geur wel niet zo aangenaam! (De wetenschappelijke naam "stachys" = aar , verwijst naar de bloeiwijze allicht."Sylvatica" komt van Griekse "sylva" = bos en verwijst naar de afkomst of groeiplaats : hier het bos dus. )
De "Rietorchis" (Dactylorhiza praetermissa) heeft een onderlip met een kleine middenlob. De bloem is licht paarsrood. Deze is te vinden op meer natte en matig voedselrijke grond in grasvelden. In "bijlage" nog een opname van deze prachtige bloem midden zijn biotoop. Onnodig te vermelden dat deze orchideeën allen op de "Rode lijst" staan als zeldzame bloemen en dat zij beschermd zijn!
De "Vleeskleurige orchis" (Dactylorihiza incarnata) kan donkerpaars of roze zijn of zwak geelachtig-roze (vleeskleurig). Het honingmerk bestaat uit fijne stipjes en lijntjes begrensd door een fijne, vaak ononderbroken hartvormige lijn. Bij deze foto kunnen we deze tekening wel terugvinden. In "bijlage" nog een foto met de gehele bloemtoorts. Deze ochidee is te vinden op kalkhoudende zandgronden.
De "Bijenorchis" (Ophrys apifera) heeft een roodbruin tot donkerpurper met gele tekening, en een strek gewelfde eivormige middenlob, achterwaarts gericht. Het ziet er een beetje als het achterlijf van een bij uit. De wetenschappelijke naam "apifera" api = bij en fera =dragen duidt daar ook op. De bloem is prachtig en tamelijk groot de gehele bloeiwijze draagt trouwens niet zoveel bloemen. We namen telkens één bloem op de foto. Nog eentje te bewonderen in "bijlage".Staat vooral in kalkgraslanden.
Ook in de vrije natuur worden orchideën tot de mooiste bloemen gerekend. De determinatie is niet altijd eenvoudig. Hier de "Bosorchis" (Dactylorhiza fuchsii). De kroonlip is diep drie lobbig en de middelste lob is langwerpig en nagenoeg even breed als de zijlobben. Ook de bladeren moeten bekeken worden maar die staan hier niet op. De rood gestreepte kroonbladeren zijn wel imponerend. In "bijlage" nog een opname van de ze orchidee die bij ons in vochtige bosen en natte graslanden te vinden is.
De "Lepelstruik" (Kalmia latifolia) lijkt van ver op een Rododendron maar van nabij is de bloem vooral toch wel heel apart! Naast gesloten bloemen zien we er hier twee naast mekaar in het midden zien we duidelijk de stamper en de meeldraden steken wat in de zijwand van de bloem. De kleuren zijn ook speciaal. Het rood en wit worden wel eens met chinees porselijn vergeleken. Het is uitzonderlijk mooi! De struik is ingevoerd uit het Oosten van de V.S.A. In "bijlage" nog een opname van één bloempje!In sommige parken, zoals Vordenstein in Schoten tegen Antwerpen, kan men er een hele partij van bewonderen in het voorjaar.
Soms komt men al eens iets onverwacht tegen. In een grasland vonden we dit wat gebroken ei. Kenners wisten ons te vertellen dat het een ei van een "Zanglijster" (Turdus philomelos) was. Deze heeft een rijke en luide zang. Er wordt afgewiseld met zachte fluittonen en imitaties, opgebouwd uit korte frases en de frases worden dan nog eens twee tot zelfs vier maal herhaald. Meestal kunnen we deze goede zanger 's avonds beluisteren. Hij leeft van wormen ,insecten slakken en verschillende vruchten. De slakken slaat hij gewoonlijk stuk op een grote steen en dan kan men een hoopje slakken vinden, een "smidse" genoemd!
Een zeer veel voorkomend licheen is "Muurschotelkorst" (Lecanora muralis). Van ver ziet het er uit als een schoteltje, een ronde vlek op vooral steen. Op stoepen tot in de stad komt het veel voor men noemt het daarom ook al eens "shuwing-gum" korstmos omdat het van ver als zo'n vlekje shuwing-gum op de grond lijk. Het heeft echter lobjes die wat vertakt zijn, maar niet bol en langgerekt. Het lijkt op het in Nederland gevonden nieuw korstmos "Warme schotelkorst"(Lecanora garovaglii) dat we hiervoor op 18/06 bespraken. (Even daar ook gaan kijken om de verschillen, die niet zo groot zijn). De vruchtlichamen (apotheciën) zijn nogal groot kunnen tot 3 mm doorsnede hebben. Deze zijn plat tot hol , bleekbruin tot geelgroen met een wat geelgroene rand. In "bijlage nog meer een detailopname. Daar komen de apotheciën nog meer tot uiting. Even op die "bijlage" klikken. Deze foto kan vergroot worden door er op te klikken.