Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
11-06-2017
Grijs schorssteeltje
Grijs schorssteeltje(Chaenoteca trichialis) heeft inderdaad een apothecium dat op een steeltje staat maar het ziet bruin. De thallus (het grondvlak) is wel grijs. Het komt voor in schorsspleten van bomen in parken en bossen. Dit weten we ook staan in Vrieselhof in de voegen van een grote kastanjeboom. Deze werd overgroeid door klimop maar men is zo goed geweest deze klimop te verwijderen om dit niet zo algemene licheen alle kansen te geven.In "bijlage" nog en foto met een vergroting van x 30 om deze schorsteeltjes nog beter te kunnen zien! Mooi om te ontdekken!
Het "Rookglimschoteltje" (Lecania naegelii) is korstvormig, wittig, glad en dikwijls in ronde kolonies, maar kan ook wat verspreid staan. De apotheciën zijn ongeveer 0,5 mm in doorsnede, meestal bol en grijzig bruin met een lichtere rand maar ook donker. Er zijn dus heel wat kleurnuances in het apothecium. Het wordt vandaar ook wel "bontgekleurd" genoemd. De Nederlandse naam is ook wel goed gekozen. "Rook" heeft ook wel een "bonte" schakering van licht naar donker. De wetenschappelijke naam is dan weer anders samengesteld. Het Griekse "Lecane" = schoteltje + de suffix "- ia", die en naamwoord vomt. En wonderwel "naegelii" is genoemd naar de Duitse orchideeënverzamelaar in Mexico: Otto Nagel. Eigenaardig hoe dit zo verlopen is. In "bijlage" geven we nog en opname van dit licheen met "bontgekleurde" apotheciën. Het wordt als zeldzaam gequoteerd maar we komen het toch al eens meer tegen.....
" Klein dooiermos" (Polycaulione polycarpa) heeft kleine lobjes en doorgaans apotheciën (vruchtlichamen als ronde schoteltjes) die relatief groot zijn. Vroeger noemde het Xanthoria in zijn wetenschappelijke naam omwille van de gele kleur: Griekse "xanthos". Nu veranderd in "Polycauliona" dit komt allicht van Griekse "poly" = veel en Gr. "kaulos" = stengel, omwille van de vele smalle lobjes van het licheen. "Polycarpa" is dan weer "poly" = veel en Griekse "carpa" = vruchtjes of hoofdjes. Het licheen heeft doorgaans ook vele apotheciën. Leuk hier is goed te zien hoe de smalle lobjes te vergelijken zijn met bovenaan een lob van het Groot dooiermos dat veel groter is. Nietegenstaande dit, durven velen zich nog wel eens vergissen in dit Klein dooiermos! In "bijlage" nog een omname van dit mooi klein licheentje!
"Olijf-schildmos" Pleuristicta acetabulum) is een licheen dat bij ons niet zo veel te vinden is, terwijl het in Nederland als algemeen bekend is. Het is olijf-groenig tot wat grijs, aan de lobben is het wat berijpt en het heeft normaal ook pycnidiën (dit zijn aseksuele voortplantignssystemen van het licheen door vorming van pycnosporen) zwarte puntvormigestructuren in het thallus. Als het licheen nat is of nat gemaakt wordt , wordt het "fris groen". In "bijlage" hebben we een stuktje nat gemaakt en ziet men ook beter de zwarte pycnidiën.
Dit "Gewoon purperschaaltje" (Lecidella elaeochroma) is wel iets speciaal. Zoals te zien zijn alle apotheciën (de vruchtlichamen van het licheen) niet alle van dezelfde kleur. Normaal zijn deze zwart met een zwart randje maar hier zijn er ook bruinige apotheciën bij.Gezien het op één thallus staat zijn er geen uitwendige factoren in het spel om deze kleurvariëteit te verklaren. Is dit een gedeeltelijke mutatie? De juiste oorzaak is niet gekend maar er zijn nog meerdere kleurschakeringen mogelijk en die doen zich ook voor, in de ons omliggende landen. Daarom wordt dit licheen wel een "kameleon" genoemd! Leuk om tegen te komen! In "bijlage" nog een opname van dit exemplaar.
Dit is ook een klein licheentje "Kroezig dooiermos" (Polycauliona candelaria). (Vroeger Xanthoria candelaria) De Nederlandse naam "mos" vloekt hier natuurlijk bij, omdat het niets met een mos te maken heeft maar dat het uit een tijd stamd dat het nog niet zo goed werd onderscheiden. Maar men is eerder nog bereid om de wetenschappelijke naam te veranderen dat een goede Nederlandse naam te kiezen! Het zijn kleine heldergele tot oranje schubjes ofkrobachtige lobjes die nogal opstijgend staan en op de randen ingesneden zijn en met soralen bedekt. Leuk om te vinden! Deze opname is reeds x 30!
Het "Hamsteroortje" (Normandina pulchella) is een licheen dat tot de verbeelding spreekt! De naam is geweldig goed gekozen. Het zijn klein ronde vlakjes die men normaal ziet met nog een randje (soralen) aan! Echt bijna "hamsteroortjes"! Deze foto is reeds en vergroting van 10 x. In "Bijlage" geven we nog een opname van x 30! In de jaren 70 was dit licheen door de luchtverontreiniging teruggedrongen tot de kuststreek. Nu kunnen we ons verheugen om dit al eens meer terug te zien. Zeer mooi!
De "Zwavelgroene schotelkorst" (Lecanora sulfurea) heeft een 'zwavelig' kleurtje of geelgroene kleur tot groengrijs. Te vinden op bakstenen muren van oudere kerken. Het is nogal zeldzaam. Het thallus is korstvormig en in wat bolvormige areolen gebarsten, vaak door een zwart prothallus begrensd. Hier zien we deze zwarte prothallus een beetje aan de linkerkant van het thallus. Dat het ook geen apotheciën (deze zijn bleekbruin tot grijsbruin) heeft hier, maakt het ook wat moeilijker om het te herkennen.
"Inktspatkorst" (Arthonia spadicea) is wel een van de best gekozen nederlandse namen voor dit licheen! De vruchtlichamen zijn donkerbruin tot zwart en liggen als donkere vlekjes (echt bijna inkspatjes) op het thallus. Men zou soms kunnen denken dat dit bij de schors hoort maar dat is dus helemaal niet juist. De vorm van de apotheciën is ook wetenschappelijk benoemd als "arthonoied". Een heel speciaal licheen en mooi om het te vinden op wat gladde schors en dikwijls aan de boomvoeten.
Dit "Verzonken schriftmos" (Pseudoschismatomma (vroeger Opegrapha) rufescens) heeft wel een van de kleinste vruchtlichamen of apotheciën, veelal zijn ze ook nog wat verzonken, zoals de naam suggereert. Het thallus is wat bruinroze tot bruinig grijs. Dat het thallus heel wat kan verschillen geven we even weer (zie bijlage) waar we een omname maakten van twee naast elkaar voorkomende vlakken van dit licheen. Wel verrassend dus!
"Lichtvlekje" (Phlictis argena) is een zeer opvallende verschijning als men op en wilgenstam bv. zo'n plekje vindt. In het centrum is het nogal lichtgroenig grijs en de randen zijn mooi wit! Als men echt zeker wil zijn van dit licheen kan men het met wat KOH testen en dan is er een roodverkleuring. De Nederlandse naam is dus wel heel goed gekozen. Ook de wetenschappelijke naam gaat in die richting: het Griekse 'argena' is het wit rond de oogappel!
Dit is een parasiet die een "Rond schaduwmos" (Phaeophyscia orbicularis) aantast. Ook lichenen ontsnappen niet aan andere schimmels die bij hen de voedselbestanddelen die de algen er aanmaken gaan "roven" om het zo uit te drukken. We zien op het licheen zwarte apotheciën verschijnen die de vruchtlichamen zijn van deze parasiet. In "bijlage" kan men nog beter zien hoe een vruchtlichaam van de parasiet in het apothecium van het licheen staan. Het is een apothecium in een apothecium!
Het "Witstippelschildmos" ( Punctelia borreri) is heldergrijs nogal plat aangedrukt en de randen gaan iets omhoog. Typisch zijn de wittepseudocyphellen (ronde puntjes) die nogal ongelijk zijn in grootte. Ook is het nogal mat van oppervlak. Er is een zekere beharing die moeilijk zo te zien is. Van dit type zijn er bij ons in België nu vier soorten gekend. Mooi om deze te vinden. In "bijlage" nog een wat vergroootte opname.
Dit licheen is een van dezelfde familie als de vorige alleen is de wetenschappelijke naam toch iets anders, omdat er andere zuren in aanwezig zijn. Met chloor bijvoorbeeld reageert deze "roze" terwijl het "Lepelschidmos" niet reageert. Dit "Glanzend schildmos" (Melanelixia glabratula) heeft verder ook geen afgeplatte isidiën maar meer koraalvormige ronde structuren op de thallus met bruine topjes. Op foto te zien waar ze in het midden massaal tegen mekaar aandrummen. Verder is het natuurlijk ook glanzend zoals zijn Nederlandse naam aangeeft!
Het "Lepelschildmos" (Melanohalea exasperatula) is een bladvormig licheen dat bruinig is tot groenbruin en heel glimmend. Speciaal zijn de isidiën (thallusstructuren) die op het meestal midden van het thallus verschijnen. Deze zijn wat spatelvormig en afgeplat en niet vertakt. Op foto moet men er een beetje naar zoeken. Het behoort tot de "verstopschildmossen" omdat men ze niet zo vlug ontdekt op een boomtak. Die naam is daarom wel goed gekozen. Alleen opmerken dat het geen mos is maar een licheen (symbiose tusen een alg en een schimmel)!
"Vals kronkelsteeltje" (Cladonia rei) behoort tot een nogal grote familie van lichenen: de Cladonia's en zij hebben wel een speciale constructie. We vinden ze veel op de bodem in heidegebieden of op rottend hout. De podetiën zijn altijd speciaal, het zijn de omhoogstaande staafvormige structuren die ofwel nogal kaal, soredieus of met blaadjes kunnen bekleed zijn. Hier zijn ze grotendeels soredieus (met korrels bedekt) of kaal, ofwel onderaan wat met schubjes (kleine blaadjes) bedekt.Bovenaan zijn deze onregelmatig bekervormig. Deze soort is ook bovenaan het minst vertakt. Het "Kronkelheidestaartje" is dat meer. Om echt zeker te zijn moet men deze met UV licht bekijken en dan is het "Vals kronkelheidestaartje" wit! Een moeilijke familie...
Het "Schilferig schildmos" (Hypotrachyna afrorevoluta) is een bladmos en werd nog niet zo heel lang van het "Gebogen schildmos" ondersheiden. De soralen zijn ruwer en beginnnen schubachtig op het einde van de omhoogkomende lobben. De rhizinen (de hechtworteltjes) zijn zwart vrij lang en onvertakt. De cortex (het lichaam van het licheen) is ook brozer. Er kunnen ook ciliën (haartjes aan de zijlobben) zijn.
Hier zien we en overzicht van het licheen. De details zijn niet zo goed te zien. In "bijlage" nog een opname van dit licheen dat blijkbaar meer voorkomend is dan het "Gebogen schildmos"
"Rond schaduwmos" (Phaeophyscia orbicularis) is een zeer algemeen licheen dat hier dus zoals dikwijls gebeurt een naam met "mos" gekregen heeft. In feite is het een symbiose van een schimmel met een alg. Een betere naam is "licheen"!Het thallus (of lichaam van het licheen) bestaat uit fijn verdeelde liggende tot iets opgerichte lobben in rozetjes, die tot matjes kunnen uitgroeien. Zij varieren van heldergrijs
tot bruingrijs of groenzwart. Als ze nat zijn worden ze groen. Dit is dikwijls en goed determinatiekenmerk! Hier zien we ook dat er ronder schotelvormige structuren zijn, die zwart zijn in het midden met een grijzige rand. Dit zijn de apotheciën of vruchtlichamen van de schimmel. Wanneer deze zich verspreiden met de wind moeten zij nog een passende alg vinden om tot een volwaardig licheen uit te groeien. Niet altijd zo eenvoudig waarschijnlijk. In "bijlage" geven we nog een opname van dit licheen.
Het "Witkopvingermos" (Physcia tribacioides) is wel een zeer zeldzaam licheen. Het heeft eindlobben, bladvormig in een rozet en heldergrijs en niet gemarmerd. Speciaal zijn de sorediën die wat naar de eindlobben toe in ronde soralen op te merken zijn. In "bijlage" geven we nog een opname van dit zeldzaam licheen.
"Duindaalder" (Diplochistes muscorum) is een merkwaardig licheen. Het ontstaat parasitair op Cladonia om daarna zelfstandig verder te leven.Soms zien we nog een restand van het oude licheen maar dikwijls ook niet. Op deze foto kunnen we het oude licheen niet zien.
Het is korstvormig, heldergrijs, dun tot dik en gebartsen. De apotheciën (vruchtlichamen van de schimmel) zijn zwart, ingezonken en soms wat berijpt. De sporen zijn ook speciaal en hebben we hieronder apart behandeld. In "bijlage" nog een opname van dit licheen maar wel wat vergroot.