Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
30-07-2009
Zweefvlieg
Er zijn heel wat zweefvliegen die nu overal nectar gaan puren uit de bloemen. Zij lijken wel wat op onze honingbij maar zijn wel niet zo gevaarlijk omdat ze geen angel hebben. Zij kunnen lang zwevend blijven hangen in hun vlucht om dan plots van richting te veranderen. Hier zit er een op Koninginnnenkruid.
Er zijn ook in het wild wel enkele looksoorten te vinden zoals ook de Daslook dat een voorjaarsbloeier is. Hier vonden we Kraailook (Alium vineale) langs een weg in de Kalmthoutse heide. Op een langere grijsgroene stengel is een halfronde tot ronde bloeiwijze, bestaande uit allemaal bolletjes. Op enkele zien we hiet nog de roze tot purperachtige bloemdekbladen. (Op foto klikken om te vergroten.)
Het Vuurvlindertje (Lycaena phlaeas) zou zeer algemeen zijn. De rups leeft op gewone planten als Zuring en Duizendknoop. Het valt wel op door zijn kleur. De variatie in de grootte van de vlekken op de voorvleugels en de breedte van de koperrode band op de achtervleugels zou groot zijn. Er zijn zelfs albino exemplaren bekend....
De Honingbij (Apis mellifera) heeft een zeer kort leven in de zomer een 4 tot 6 weken. Het bruist echter van activiteit . Na het leven in de korf waar de cellen eerst schoongemaakt moet worden en gerepareerd moet daarna de afval opgeruimd en de jonge larven gevoed worden met een brij van honing en stuifmeel. Daarna moet de werkster (waar we hier een van zien) nectar halen uit de bloemen en ook stuifmeel verzamelen. We zien hier geen stuifmeelklompjes aan de poten hangen van de bij dus zal deze bezig zijn met nectar ophalen die later ook zal opgeslagen worden als honing. De nectar wordt honing door het half verteren of omzetten van de nectar.
Deze prachtige nachtvlinder rust graag in de zon om energie op te doen. Hij is wel 's nachts actief. De koperkleurigeglanzende banden over zijn voorvleugelen doen hem alle eer aan. De metaalglans ontstaat door interferentie (de wederzijdse werking op elkaar) van de lichtstralen die op microscopische kleineschubranden breken. Hier rust hij op Blaassilene. Koperuil of Diatriches chrysitis.
Nu is het seizoen van de vlinders. Dit is een kleinonoogelijk vlindertje, het heeft bijna doorschijnend witte vleugels en bleef lang genoeg rustig zitten.
Hier is een dode Mol ten prooi van de Kale rode bosmier. Indrukwekkend zijn toch de klauwenaan de voorpoten van de Mol waarmee hij zijn gangen graaft om o.a. voedsel te zoeken. Steeds even klikken op de foto om uit te vergroten!
Sons kom je ook al eens een dood diertje tegen. Hier een dode muis. Deze muis levert dan weer voedsel aan, voor zover we kunnen uitmaken, de Kale rode bosmier. Deze is niet behaard, terwijl andere Rode bosmieren dat juist wel zijn.
Hier treffen we een oud omhulsel of "harnas" van een nimf. Deze larven of nimfen leven één tottwee jaar in het water waar ze o.a. kikkervisjes vangen en eten. Vroeg in de zomer, wanneer ze volgroeid zijn, komen deze nimfen uit het water gekropen waarna de huid openbarst (bovenaan het borststuk achter de aanzet van de vleugels) en de libel te voorschijn komt. Hier is het van een libel omdat het achterlijf dikker is dan die van de waterjuffer. De waterjuffer heeft achteraan ook drie opvallende tracheekiewen die we hier dus ook niet zien.
De Grote wederik (Lysimachia vulgaris) heeft zijn bloemen in grote eindelingse pluimen.Maar hij geeft geen nectar zoals de meeste bloemen maar wel olie. Een gespecialiseerd bijtje komt daar de olie uit puren en gebruikt ook het stuifmeel . Tijdens de vlucht van het bijtje zal het deze beide (olie en stuifmeel) opstapelen in een korfje aan de achterpoten, zoals de bijen dat ook doen met stuifmeel. Deze brij ziet er wit uit. Daarom heeft dat bijtje van achter twee witte klompjes aan de achterpootjes en noemt men het ook toepasselijk: "Slobkousbijtje." Dit bijtje leeft dan ook tijdens de bloei van de Grote wederik, om zijn kroost te voeden.
Dit prachtige vlindertje dat uit de Zebrarups (zie vorige foto) te voorschijn komt, zien we niet dikwijls. Het was nu voor de eerste keer aan de oevers van de Nete in Lier dat we het aantroffen en dat het zich nog liet fotograferen ook! Wanneer het vliegt laat het nog meer zijn vuurrode ondervleugels zien. (Even op de foto klikken om te vergroten.)
Op Jacobskruiskruid komt de Zebrarups voor. Soms met zeer veel zodat ze de hele plant bijna kaal vreten. De naam is wel goed gekozen voor deze gestreepte rups in de Vlaamse kleuren!
Een vlinder die niet zoveel lijkt voort te komen. Men ziet hem zeker niet dikwijls want hij vertoefd meestal in de kruinen van eiken. De intensiteit van de paarsblauwe kleur op de vleugels is ook afhankelijk van de lichtinval. Deze kon nog niet goed vliegen, zijn vleugels zijn slecht uitgelopen...
Dit is een parasiet op een levend mos! Geen enkel organisme lijkt aan parasieten te ontsnappen! Dit vruchtlichaam, zoals we kunnen zien, is ongeveer tussen een 0,5 à 1 cm groot. Het is nap tot schelpvormigen met de rug aangehecht aan het mos. Verder is het rimpelig en wat grijswit. De benaming is wel goed gekozen. Best even klikken om te vergroten!
Dit is een halfparasiet op grassen. Hij ziet groen dus heeft bladgroen en kan aan fotosynthese doen maar hecht zich verder aan de wortels van grassen om water en voedingstoffen op te doen. Hij verzwakt dus de grassen, waarop hij gehecht is. De kelkbloem zelf is geel. Vooral de schutbladen vallen hier op. Deze zijn bleekgroen en veel lichter van tint dan de stengelbladeren. Zij hebben ook sterke driehoekige tot priemvormige tanden waarvan de onderste meer dan driemaal zo lang zijn als breed. Deze tanden kunnen we hier op de foto duidelijk opmerken! (Even op foto klikken!)
Een mosje dat gewoonlijk in groepjes voorkomt als een pionier op verstoorde gronden. De blaadjes onderaan staan in een kropje gebundeld. Het zijn vooral de kapselstelen , die opvallen. Hier nogal rechtopstaande, wat duidt op een tamelijk vochtige toestand. Naarmate het droger wordt zullen deze kapselstelen gaan opkrullen. Het kapsel zelf is hier lichtgroen en zal later nog oranje en roodbruin gaan kleuren. De wetenschappelijke eigennaam is "hygrometrica" = "vochtmetend". Helemaal een naamgeving in functie van het voorkomen en gedrag van het kapsel!
Op zandige en ook wat lemige grond op een omgeploegd veldje b.v. kan men soms dit mosje vinden dat tot de "zeer kleine knikmosjes" behoort, omdat het kapsel met de sporen (als het er is) naar beneden knikt. Men kan het echter ook op naam brengen door de kleine (1/3 van eenmm!) roodbruine knolletjes te vinden op de stengel tussen de bladeren en wortels. Zeker op de foto klikken om die kleine "roestknolletjes" te vinden!