House by the Railroad (1925). The Museum of Modern Art, New York. Edward Hopper (Nyack (New York), 22 juli 1882 New York City, 15 mei 1967) was een Amerikaans kunstschilder die schilderijen maakte die typisch Amerikaans ogen. Zijn schilderijen behoren tot het realisme.
Inhoud : Hopper creëert in zijn schilderijen een onwerkelijke, desolate sfeer. In veel van zijn schilderijen heerst een psychologische spanning. De mensen op zijn schilderijen zijn nooit gelukkig. Ook wekken de schilderijen een gevoel van "samen maar toch alleen" op.
Als men het gehele oeuvre van Hopper overziet kan men concluderen dat in het overgrote deel van zijn schilderijen de isolatie van het individu centraal staat.
In zijn schilderijen wordt zelden contact met een ander persoon gelegd, zelfs al zijn er meerdere personen in het beeld aanwezig. Voorbeelden zijn de werken waar enkele personen in een theater wachten tot de voorstelling begint. Geen van hen is in contact met een ander. Ze doen allemaal hun eigen ding.
Een thema van Hopper is het huis in een landschap. Hoewel het huis vrijwel altijd een voordeur heeft, loopt er geen pad naar deze deur.
Het lijkt of het huis niet in het landschap thuishoort. Dit laat weer het isolement van één enkel gebouw in het landschap zien.
Weggegooid kunstwerk onherstelbaar beschadigd
Het was geen wonder dat een kunstwerk van Gustav Metzger in Tate Modern plotseling bij de vuilnisbelandde. De schoonmaakster zag zijn kunstwerk - een vuilniszak met papier - aan voor... een vulniszak met papier en ruimde eens netjes op. De zak werd tussen de andere zakken teruggevonden maar was volgens de kunstenaar te zwaar beschadigd voor verder gebruik en is vervangen door een nieuwe - nu hopelijk beter gemarkeerde - zak.
Nat-in-nat schilderen of alla prima is een schildertechniek
waarbij nieuwe verf wordt toegevoegd aan voorafgaande lagen nog natte
verf. Bij deze techniek dient het werkstuk in korte tijd te worden
voltooid.
De traditionele kunstschilders gebruikten glaceringen,
of laag over laag verven, waarbij de onderliggende lagen volkomen
moesten zijn gedroogd. Dat drogen duurde heel lang, zeker vóór de
uitvinding van siccatieven, enkele dagen tot enkele weken. Vanaf ruwweg de periode van het impressionisme ontstond de behoefte om sneller te schilderen. Zo maakten bijvoorbeeld Monet, maar ook een schilder als Vincent van Gogh hun schilderijen vaak binnen een dag.
De populaire schildertechniek van Bob Ross
is ook een voorbeeld van nat-in-nat werken. Hij mengde kleuren op het
doek in elkaar, en schilderde bijvoorbeeld bomen met dikkere verf op
een ondergrond die nog niet droog was. Ook bij aquareltechniek wordt vaak, maar niet altijd, nat-in-nat gewerkt.
De moeilijkheid bij nat-in-nat werken is dat de kleuren soms
ongewenst mengen, en dat het risico bestaat dat de kleuren minder fris
en minder sprekend worden. Het voordeel is het effect van mooie
kleurovergangen, die bij de glaceertechniek moeilijk te realiseren
zijn. Een voorbeeld daarvan is de lucht in het hier afgebeelde
schilderij van Sisley.
Nat-in-nat als therapie
Een minder bekende vorm van nat-in-nat schilderen wordt gebruikt in de kunstzinnige therapie.
Bij deze techniek wordt er een poreus vel papier (onbedrukt
krantenpapier of speciaal "therapeutisch" papier) doordrenkt met water
en op een kunststof ondergrond gespannen. Er wordt enkel van aquarel
(watergedragen pigment) gebruik gemaakt, bij voorkeur is deze verf op
plantaardige basis.
Ook bij deze techniek wordt ervaren dat de kleuren in elkaar
overvloeien en het lastig is om tot vorm te komen. Dit wordt in de
kunstzinnige therapie echter niet gezien als een hinder maar als een
van de therapeutische werkingen van de techniek. Door het uitvloeiende
karakter van de techniek leert men de resultaatgerichtheid los te laten
en plaats te maken voor het geduldig tot vorm komen.
Ook krijgen de kleuren (een van de belangrijkste werktuigen van de therapeut) een 'glans' die, volgens de kunstzinnige therapie "de mens zou aanspreken in de ziel"
Ardennenlied. O edel, heilig gerstennat, Dag, Edele Waard met al jouw wouderse smaken van innig heidens feest en godendrank, zo lang bewaard, God zij dank voor jouw gistende Zonen. Amberkleurig de bron en rivier die rijpt in menig hart en geest. Blond, wit, bruin en ebbenbier, Gouden fruit wacht op plezier. Met opgewarmde kerstmistonen. O waard, Gij Waardier,Gij grote Kastelein in onontgonnen wildgebied, vergeet de fanfare van lavenlozen niet.
Niki de Saint Phalle (Neuilly-sur-Seine, 29 oktober 1930 San Diego, 21 mei 2002), geboren als Catherine Marie-Agnes Fal de Saint Phalle, was een Frans kunstschilder en beeldhouwer.
Haar Nana-figuren, expressieve in felle kleuren beschilderde manshoge vrouwenbeelden in polyester, zijn wereldberoemd en veroorzaakten ophef in de moderne kunstwereld.
De Saint Phalle werd geboren in een uitgesproken katholiek bankiersgezin, als dochter van een Franse vader en een Amerikaanse moeder. Toen ze drie jaar oud was, verhuisde het gezin naar het Amerikaanse New York. Daar bracht ze haar jeugd door en raakte ze op haar elfde jaar getraumatiseerd vanwege seksueel misbruik door haar vader.
Later verwerkte ze deze ervaring in haar surrealistische film 'Daddy'.
De Saint Phalle werd model en trouwde op haar zeventiende met een Amerikaans schrijver. Ze kregen twee kinderen. Later verliet ze het gezin. In 1951 kwam ze terug naar Parijs en in 1952 begon ze te schilderen.
In 1955 begon haar samenwerking met de Zwitserse nieuw-realistische kunstenaar Jean Tinguely, met wie ze later trouwde.
Vanaf 1956 creëerde ze haar eerste reliëfs in gips en andere materialen. Aanvankelijk exposeerde ze met veel agressief, 'mannelijk' aandoende collages van gevonden voorwerpen als geweren en pistolen. Later maakten die plaats voor de vrouwelijke 'Nana's'.
Vanaf 1979 woonde De Saint Phalle in Garavicchio, in het Italiaanse Toscane. Daar werkte ze onder meer vijftien jaar aan figuren uit het Tarotkaartspel, waarmee ze aan haar beeldenpark Giardino dei Tarocchi vorm gaf. Ook maakte ze dierenfiguren voor de Ark van Noach in Israël.
Het vele gieten in polyester en plastic en daarmee het voortdurend inademen van giftige dampen speelde haar parten, zodat ze voor haar gezondheid een behoorlijk aantal jaren in Zwitserland verbleef.
Na Tinguely's dood verhuisde ze naar San Diego in Californië vanwege de schone lucht. Ze overleed daar na een lang ziekbed op 71-jarige leeftijd.
In Zuid-Frankrijk wordt De Saint Phalle buitengewoon gewaardeerd. Er zijn rond Nice verschillende van haar beelden te vinden, onder andere in de tuin van Negresco, het beroemde hotel in Nice.
In Valbonne, Zuid-Frankrijk, is het daar gebouwde Collège de Valbonne, naar haar vernoemd. Haar familie maakte daar bezwaar tegen, omdat haar naam nog niet 'publiek' was. Inmiddels heet het college weer Collège de Niki de Saint Phalle
Stroming
In 1960, werd ze lid van de groep nieuw-realisten.
Het leven van Tamara de Lempicka blijft een mysterie. Niet zozeer haar schilderkunst, maar vooral haar levenswijze staat garant voor tegenstrijdige anekdotes en saillante verhalen. Zo is het nog altijd niet zeker of zij in 1898 te Warschau werd geboren of, zoals door familie van haar wordt beweerd, in 1897 in Moskou. Wel is bekend dat Tamara Gorski opgroeit in een aristocratisch gezin en dat zij naar school gaat in het Zwitserse Lausanne. Op jonge leeftijd reist zij met haar grootmoeder door Europa. In Italië ontdekt ze de Renaissance schilders en onstaat haar liefde voor schilderijen en haar wens om kunstenaar te worden.
In 1916 trouwt zij met de Rus Lempitzki. Tijdens de Russische revolutie vluchten zij samen naar Parijs. Daar pakt zij, berooid, maar jong en mooi en vol energie, haar kunstopleiding weer op en krijgt zij onder andere les van Maurice Denis en Andre Lhote. Vanaf 1922 exposeert zij in verschillende Parijse salons, onder de naam van haar echtgenoot. De verfransing van de naam Lempitzki, De Lempicka, verschijnt voor het eerst in 1927.
In de jaren twintig is De Lempicka zeer productief en schildert zij karakteristieke portretten van de Europese aristocratie. In het jaar 1929, waarin Tamara 'La Musicienne' schildert, bereikt zij haar artistieke hoogtepunt en heeft zij tal van exposities in Parijs en elders. De indrukken die ze in datzelfde jaar tijdens haar verblijf in New York opdoet verwerkt zij in haar schilderijen.
In de jaren dertig brengt De Lempicka steeds meer tijd door in Amerika waar zij zich in 1939 vestigt. In de jaren die volgen raakt zij in een persoonlijke crisis en werkt zij steeds minder. Haar stijl verandert en ze schildert nu abstracte voorstellingen. Eind jaren vijftig maakt De Lempicka nog één productieve periode door, waarin zij wederom figuratief werkt: gestileerde stillevens met eenvoudige thema's, als bloemen en vruchten. Na een turbulent leven met vele liefdes, twee huwelijken en één dochter, sterft De Lempicka op 82-jarige leeftijd in Mexico waar ze de laatste jaren van haar leven woont.
Dante meets Beatrice at Ponte Santa Trinita", by Henry Holiday (1839 - 1927), 1883, oil on canvas, 140 x 199 cm, National Museums and Galleries on Merseyside, Liverpool.
You can see the Arno and the Ponte Vecchio of Florence.
DANTE
Io mi senti svegliar dentro a lo core
un spirito amoroso che dormia :
e poi vidi venir da lungi Amore
allegro sì, che appena il conoscia,
dicendo : Or pensa pur di farmi onore,
e n ciascuna parola sua ridia.
E poco stando meco il mio segnore,
guardando in quella parte onde venia,
io vidi monna Vanna e monna Bice
venire inver lo loco là vio era,
luna appresso de laltra maraviglia;
e sì come la mente mi ridice,
Amor mi disse: Quellè Primavera,
e quellha nome Amor, sì mi somiglia.
Ik voelde in mijn hart een liefdesgeest
ontwaken die daar te slapen lag,
en zag toen Amor uit de verte komen,
zo snel dat ik hem bijna niet herkende.
Hij zei: En nu moet jij mij eer aandoen,
en lachte bij ieder van zijn woorden.
En toen mijn heer daar even bij mij stond,
keek ik van welke kant hij was gekomen
en zag vrouw Vanna en vrouw Beatrice
naar de plaats komen waar ik toen was:
het ene na het andere wonder;
en weer komt mij voor de geest
hoe Amor sprak: Dat is de Lente,
en deze vrouw heet Amor, zo lijkt zij op mij.
Tijdens een reis naar Italië in 1863 vatte hij een grote liefde op voor de klassieke kunst en architectuur. In 1869 vestigde hij zich in Engeland, waar hij bleef wonen tot aan zijn dood in 1912. In 1879 werd hij toegelaten tot de Royal Academy of Arts. In 1899 werd hij in Engeland geridderd en hij mocht zich daarom Sir Lawrence noemen. Alma Tadema was ook commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw en werd in 1881 opgenomen in de exclusieve Orde "Pour le Mérite".
De schilderijen van Alma-Tadema zijn opmerkelijk vanwege de aandacht voor details, de gladde afwerking en de realistische stofuitdrukking. Zijn meeste werken beelden geïdealiseerde scènes uit de klassieke oudheid of uit het Frankrijk van de Middeleeuwen.
Alma Tadema was een rondborstige en vrolijke man. Zijn luxueuze en
grotendeels marmeren atelier in Londen was een trefpunt voor de society
en het ging er vrolijk aan toe. Louis Couperus kon het daarom slecht met de schilder, met wie hij toch interesse in de oudheid deelde, vinden. Alma Tadema was atheïst.
Alma Tadema liet twee vrijgezelle dochters na. Het atelier is
bewaard gebleven, maar het is na hun dood vervallen en in appartementen
opgedeeld. In de jaren na zijn dood werd het classistische werk van
Alma Tadema door kunstkenners niet meer op prijs gesteld.
Sinds de late jaren '80 van de twintigste eeuw wordt het werk van
Alma Tadema weer meer gewaardeerd en verzameld en de prijzen op de
veilingen stijgen dan ook gestaag. Een opvallende verzamelaar van
Alma-Tadema's werk is de acteur Jack Nicholson.
Fernando Botero (Medellín, 19 april 1932) is een Colombiaanse schilder en beeldhouwer
Na een opleiding bij de Jezuïeten kreeg hij twee jaar lang een opleiding voor matador, waarvoor hij echter te weinig talent bleek te hebben.
In zijn jeugd begon hij met het schilderen van stierengevechten, waar hij regelmatig heen ging.
Op een dag merkte hij dat hij geen stier, maar een landschap schilderde.
Vanaf dat moment was hij naar eigen zeggen kunstenaar.
Hij kreeg zijn professionele opleiding aan de Academia de San Fernando in Madrid.
Hij begon beeldhouwwerken te maken in 1971. Botero woont in 2003 in Parijs, maar is door zijn afkomst geïnspireerd door de Zuid-Amerikaanse cultuur, hetgeen tot uitdrukking komt in zijn kleurgebruik, maar ook in de thema's.
Botero maakt bronzen beelden, schilderijen en pastels die op het eerste gezicht vooral dikke, opgezwolle mensen afbeelden.
Botero zegt hier zelf over dat het geen dikke mensen zijn, maar dat hij door de omvang van de voorwerpen en lichaamsdelen het relatieve belang daarvan wil aanduiden, en dat het ook het plezier aanduidt.
De gezwollen mensen lijken vaak enigszins te zweven en doen geenszins zwaar aan.
De hoofden zijn meestal relatief groot (tot wel een kwart van het lichaam), de handen en voeten zijn daarentegen meestal zeer klein. De trekken in het gelaat (de mond, ogen etc) zijn kleiner dan in de realiteit.
Vaak kijken de geportretteerde personen scheel. De gezichten lijken echter wel "typisch" Zuid-Amerikaans.
Vrouwen hebben kleine borsten die niet lijken te passen bij hun dikke billen en dijen, en worden vaak afgebeeld met gekruiste benen en één arm boven het hoofd. De hoofden van paarden zijn echter vaak kleiner afgebeeld dan in werkelijkheid.
De kunst van Botero is zeer toegankelijk en heeft bij velen soms een komisch, maar ook een ontroerend en soms schokkend effect.
Frits van den Berghe heeft in zijn werk
veel belangstelling voor de veelzijdigheid van de menselijke psyche.
Deze zogeheten idioot een gedrongen, sjofel geklede, frontaal
afgebeelde figuur met de bijna aapachtige fysionomie van een minus
habens is een goed voorbeeld van Van den Berghes benadering, waarin
humor nooit ver weg is, zonder dat het tragische aspect wordt
weggelachen. Deze eenzelvige figuur in zijn kleurrijke omgeving roept
gevoelens van hulpeloosheid en kinderlijkheid op.
Vincent Willem van Gogh (Zundert, 30 maart 1853 Auvers-sur-Oise, 29 juli 1890) was een Nederlands kunstschilder. Zijn werk valt onder het postimpressionisme, een kunststroming die het negentiende-eeuwse impressionisme opvolgde. Van Goghs invloed op het expressionisme, het fauvisme en de vroege abstractie was enorm en kan worden gezien in vele andere aspecten van de twintigste-eeuwse kunst. Het Van Gogh Museum in Amsterdam is gewijd aan het werk van Van Gogh en zijn tijdgenoten.
Van Gogh wordt tegenwoordig gezien als één van de grote schilders van de 19de eeuw. Deze erkenning kwam echter pas laat. Tijdens zijn leven werd maar één schilderij verkocht: De rode wijngaard (Poesjkinmuseum in Moskou). Anna Boch, een Belgische kunstenares en zus van zijn vriend Eugène Boch kocht het voor 400 toenmalige frank op de expositie van de Brusselse Les XX in 1890, een paar maanden voor Van Goghs dood. Er verliepen maar drie jaar tussen zijn zwaarmoedige De Aardappeleters (1885) en de kleurenexplosie in het zuidelijke Arles (1888). Van Gogh produceerde al zijn werk in slechts tien jaar, voordat hij begon te lijden aan een zenuwziekte en zelfmoord pleegde. Zijn roem groeide na zijn dood snel. "
Alice, Ernestine Prinwerd geboren in Châtillon-sur-Seine (Côte d'Or) in de Bourgogne op 2 oktober 1901. Ze was een buitenechtelijk kind en werd opgevoed door haar grootmoeder in grote armoede. Toen ze twaalf was, stuurde haar grootmoeder haar naar Parijs bij haar moeder om er werk te zoeken. Ze werkte er in diverse winkels , maar was niet te beroerd om al op veertienjarige leeftijd naakt te poseren voor beeldhouwers, wat tot een breuk met haar moeder leidde.
Toch zou het haar niet beletten om op de 'sociale scène' in het Parijse Montparnasse een 'habitué' te worden. Daar poseerde ze voor tientallen artiesten waaronder: Chaim Soutine, Julian Mandel, Tsuguharu Foujita, Francis Picabia, Jean Cocteau, Arno Breker, Alexander Calder, Per Krohg, Hermine David, Pablo Gargallo, Mayo, Tono Salazar. en Moïse Kisling. Voor deze laatste poseerde ze voor een schilderwerk dat de titel 'Nu assis' (Zittend naakt) meekreeg.
Man Ray - haar metgezel in de twintiger jaren - maakte honderden portretten van haar, waarvan 'Le violon d'Ingres' het bekendste is. Ook de film was haar niet onbekend. Zo was ze te zien in een negental kortfilms (meestal experimentele films) met als uitschieter 'Ballet mécanique' van Fernand Léger.
Succesvolle artieste met een 'verboden autobiografie'!
Begin de jaren twintig hanteerde ze zelf het penseel, wat in 1927 uitmondde in een tentoonstelling van haar werken in de 'Galerie au Sacre du Primtemps' in Parijs. Haar werken bestonden vooral uit: portretten, zelfportretten, sociale activiteiten, schattige dieren en dromerige landschappen, geschilderd in een licht onevenwichtig expressionisme wat een duidelijke weergave was van haar ongecompliceerde manier van leven en grenzeloos optimisme.
In 1929 waagde ze zich aan haar autobiografie. Hierin gesteund door Ernest Hemingway en Tsuguharu Foujita werd haar boek 'Kiki's Memoirs' in 1930 in New York City uitgegeven door de 'Black Manikin Press', maar meteen ook verboden door de Amerikaanse regering.Pas in 1996 (!) zou het werk in de U.S. mogen verschijnen.
Nog kende Kiki's veelzijdigheid geen grenzen. Deze keer (de dertiger jaren) stortte ze zich op de music hall en had ze in Montparnasse haar eigen cabaret 'Chez Kiki'. Als symbool van een Bohemiaanse en en creatieve Parisienne kreeg ze op 28-jarige leeftijd de bijnaam 'Koningin van Montparnasse'. Ook trotseerde ze de moeilijke jaren van de 'recessie'. Uit die tijd dateert haar uitspraak: "Al wat ik nodig heb om te overleven is een ajuin, een stuk brood en een fles rode wijn." Toen de Duitsers in juni 1940 Parijs bezetten , verliet ze de lichtstad om er als 'resident' nooit meer terug te keren.
Dood en nalatenschap
Kiki overleed in 1953 in Sanary-sur-Mer in Frankrijk op 51-jarige leeftijd aan complicaties van drugs- en alcoholverslaving.
Op de'Cimetière de Montparnasse'. Op haar graftombe werd ze omschrevenals: "Kiki, 1901-1953, zangeres, actrice, schilder, Koningin van Montparnasse." Tsuguharu Foujita stelde, dat met de dood van Kiki de glorierijke dagen van Montparnasse definitief voorbij waren.Lang na haar dood blijft Kiki nog altijd de verpersoonlijking van de uitgesproken 'lef en creativiteit' die haar periode in die wijk typeerde. Ter ere van haar kreeg een bloem, met name de ééndagslelie, de naam 'Kiki de Montparnasse' mee.
Naar een tekst van Wikipedia, vertaald door Heli Rombaut
Marie Laurencin werd op 31 oktober 1883 geboren en opgevoed door haar ongetrouwde moeder De naam van haar vader, Alfred Toulet (1839-1905), kreeg zij pas op tweëntwintigjarige leeftijd te horen. Zij leerde porcelein beschilderen bij de fabriek in Sèvres en studeerde in 1903-1904 aan de Academie Humbert, waar zij o.a. Georges Braque, Francis Picabia, André&Favory en Georges Lepape ontmoette. In 1907 werden haar werken tentoongesteld op de Salon des Independants en bij Clovis Sagot. Pablo Picasso, ontmoette zij bij kunsthandelaar Clovis Sagot, die stelde haar voor aan Guillaume Apollinaire. Zij leefde met hem vijf jaar samen in de Rue des Martyrs.
Onder de naam Louise Lalanne publiceerde zij gedichten
In juni 1912 kwam er een breuk tussen Laurencin en Apollinaire. Op 22 juni 1914 trouwde Marie Laurencin met de Duitse schilder Otto von Wätjen (1881-1942) en kreeg zij de Duitse nationaliteit.
Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vluchtten Marie en Otto naar Spanje, waar zij tot 1919 bleven. Laurencins vooroorlogse werk werd geconfisqueerd en na de oorlog verkocht. In Spanje ontmoette zij oude bekenden uit Parijs, n.l. Sonia en Robert Delaunay en Francis Picabia en zijn vrouw Gabrielle Buffet. (Met haar staat Marie op de nevenstaande foto gemaakt op 25 of 26 december 1916 te Barcelona.) In maart 1916 woonde Marie in de Carrer de Diputacia te Barcelona en kreeg daar vaak bezoek van haar Parijse vriendin Nicole Groult. Tijdens de oorlog kwam Marie in Madrid in aanraking met het dadaisme. Zij werkte met enkele gedichten mee aan het tijdschrift 391 van Francis Picabia. Na een verblijf in Zwitserland en daarna van een jaar in Dusseldorf scheidde het paar, daar Otto een alcoholverslaving had, en kwam Marie in 1920 alleen naar Parijs terug. Later kwam Otto ook naar Parijs terug en werd hij vaak door Marie financieel geholpen.
Les Biches, 1924
Hier zien we Dali's vrouw Gala juist op haar rug liggend, armen net boven het hoofd gekruist, en zwevend boven een vlakke stenen rots. Er is te zien hoe een deel van het leven ontstaat uit de opengebarsten granaatappel. Twee pitten zweven voor de opengesprongen granaatappel. Uit de appel ontstaat een vis met opengesperde mond. Uit deze mond is een mannetjes tijger half zichtbaar. Uit diens mond komt de vrouwtjes tijger, je kunt een stuk staart nog in de mond van het mannetjes zien. De tijger staat met open klauwen klaar om op Gaja te springen. Voor het dier is een geweer met bajonet te zien en het zijn maar enkele millimeters alvorens de speld in de bovenarm prikt.
Kiki De Montparnasse , 1928 , door Pablo Gargallo .Brons in Musée du Louvre.
Foto van Kiki door Julian Mandel rond 1935
Pablo Gargallo
Kiki de Montparnasse Musée de Louvre
Pablo Gargallo (Maella, Aragón 5 januari 1881 Reus, Tarragona 28 december 1934) Was een Spaanse schilder en beeldhouwer .
Gargallo bezocht in Barcelona het kunstenaarscafé Els Quatre Gats, waar hij bevriend raakte met Pablo Picasso en Julio González. Gargallo ontwikkelde, onder invloed van het werk van González een beeldhouwstijl, waarbij een driedimensionaal object werd gecreëerd van stukken plaatmetaal of ook wel van karton. Enkele van deze objecten kunnen al gerekend worden tot het minimalisme of primitivisme, zoals een half gezicht of slechts één oog, alsmede het kubisme en het expressionisme. Hij wordt beschouwd als één van de meest belangrijke Spaanse avant-garde-kunstenaars.
Gargallo bracht een aanzienlijk deel van zijn leven door in Parijs (Montparnasse). In 1903 woonde hij een tijdje in de kunstenaargemeenschap Le Bateau-Lavoir met onder andere Max Jacob, Juan Gris en andere "hongerkunstenaars", zoals zijn vriend Pablo Picasso, wiens hoofd model stond voor een sculptuur.
*****************************
"Julian Mandel" (1872-1935) Is een van de bekendste commerciële fotografen van vrouwelijke naakt in het begin van de twintigste eeuw. Als fotograaf werd hij bekend vanaf 1910 Hij werkte voor Alfred Noyer, Les Studios, PC Parijs, en de Neue Photographische Gesellschaft.
. Biografische gegevens over Mandel zijn schaars en men vermoed dat de naam een pseudoniem is.