Simone Weil wordt in 1909 geboren te Parijs in een joodse familie,. Intellectueel bijzonder begaafd, studeert zij filosofie, onder meer bij de franse filosoof Alain (Emile Chartier). Reeds als kind had zij een grote bekommernis voor mensen die door le malheur, het ongeluk, getroffen zijn en daardoor elk zelfrespect en het respect van anderen verloren hebben. Zij engageert zich voor een tijd in de communistische beweging, gaat werken als fabrieksarbeidster en neemt in 1936 deel aan de Spaanse burgeroorlog aan de zijde van de anarchistische syndicalisten. Deze levenswijze zal haar al niet sterke gezondheid ondermijnen. Drie bijzondere ervaringen in Portugal, in Assisi en in Solesmes zetten haar op de weg van het christelijk geloof, maar ze komt er niet toe zich te laten dopen. In 1942 gaat ze naar New York en vervolgens naar Londen, waar ze zich voorbereidt voor een taak aan het front. Op 24 augustus 1943 overlijdt ze evenwel aan tuberculose in het sanatorium van Ashford (Kent).
Simone Weil schreef verschillende werken en artikelen, die alle na haar dood gepubliceerd werden. Zij schreef prachtige teksten over het christelijk geloof.
In het onderstaande fragment heeft ze het over de liefde voor de ongelukkige naaste.
De ongelukkige is iemand die, zonder er zelf verantwoordelijk voor te zijn, op een of andere manier getroffen is door sociale uitsluiting, psychologische ontworteling en fysiek lijden.
Van nature zijn wij mensen geneigd ons zo vlug mogelijk van een ongelukkige te ontdoen.
Wij gedragen ons als een nest kippen, zegt Simone Weil, die niet aarzelen om zich zo snel mogelijk van een gewonde soortgenoot te ontdoen: ze vallen hem aan en pikken hem dood.
Als wij dan toch in staat zijn om werkelijk aandacht op te brengen voor de ongelukkige, dat wil zeggen deze als een persoon gelijk aan onszelf - te beschouwen, is dat niets minder dan een mirakel, een goddelijk gebeuren.
Verwijzend naar een citaat van Paulus (2 Kor 11, 29), schrijft ze:
De ongelukkigen hebben in deze wereld niets anders nodig dan mensen die in staat zijn aandacht aan hen te schenken.
Het vermogen om aandacht aan een ongelukkige te schenken is iets zeer zeldzaam, heel moeilijk; het is bijna een mirakel; het is een mirakel.
Bijna iedereen die denkt deze capaciteit te bezitten, heeft ze niet. Warmte, een groot hart en medelijden zijn niet voldoende.
In de eerste legende van de Graal wordt gezegd dat de Graal - een miraculeuze steen die door de kracht van de geconsacreerde hostie elke honger stilt - toebehoort aan diegene die als eerste aan de bewaker van de steen - een koning die voor drievierde verlamd is door een zeer pijnlijke wonde - zal zeggen: Wat is het dat u kwelt?
De volheid van de liefde voor de naaste is eenvoudigweg in staat zijn hem te vragen: Wat is het dat u kwelt?
Het is weten dat de ongelukkige bestaat, niet als een deel van een verzameling, ook niet als een exemplaar van de sociale categorie met het etiket ongelukkigen, maar als mens, exact gelijkend op ons, die op een dag door het ongeluk getroffen is en getekend met een niet uitwisselbaar merkteken.
Het is daarvoor voldoende, maar noodzakelijk, met een bepaalde blik naar hem te kijken.
Deze blik is in de eerste blik een aandachtige blik, waar de ziel zich leegmaakt van alle eigen inhoud om in zichzelf het wezen te ontvangen dat ze ziet zoals het is. Alleen diegene die aandacht kan schenken, is daartoe in staat.
Citaat geplukt van de wegsite van De Oude Abdij Drongen. Een meer dan boeiende web-site.
"Bescheidenheid en nederigheid zijn mentaal elkaars tegengestelde. Bescheidenheid is de houding van de bediende die komt als hij wordt geroepen. Nederigheid is de houding van de dienaar die zich komt aanbieden met de volle kracht van zijn overtuiging. Hij heeft een ideaal voor ogen dat helemaal niet bescheiden is: meer menselijkheid in de naam van God."
"In het evangelie wordt de '(on)deugd van bescheidenheid nergens aangeprezen. Christus is allesbehalve bescheiden. Zijn claim op de waarheid kwam zelfs arrogant over. Zijn voorbode Johannes de Doper was met zijn profetische oproepen ook niet bescheiden te noemen. Van zijn leerlingen verwachtte Jezus van Nazareth geen bescheidenheid, maar de lef van de verkondiging ('omzichtig als slangen en argeloos als duiven'). Die leerlingen zijn heel even bescheiden geweest. Toen ze zich opsloten in het cenakel. Een ideaal? En Paulus was allesbehalve bescheiden in zijn missioneringsijver.
Met Allerheiligen laat de katholieke liturgie de zaligsprekingen horen. Daar zit bescheidenheid niet tussen, wel barmhartigheid, zachtmoedigheid, rechtvaardigheid, vrede en andere houdingen die de moed van de uitgesproken overtuiging vergen. Het evangelie van de zondag van Allerheiligen laat Jezus zeggen: 'Al wie zichzelf verheft, zal vernederd wordenen en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden.' Een oproep tot bescheidenheid? Beslist niet, wel een eis van nederigheid."
"Bescheidenheid vertrekt dus van een negatief zelfbeeld. Menselijkheid wordt bevorderd door mensen hun eigen waardigheid te doen ontdekken. De deugd van bescheidenheid is een wapen in de handen van de meerdere die met zijn oproep tot bescheidenheid aan de mindere zegt: 'Ken je plats (daar beneden) en vergeetniet wie boven je staat.'
"'Bescheidenheid siert de mens' is letterlijk een dooddoener. Wie zich bescheiden opstelt, verdwijnt uit het gezicht. Een bescheiden mens spreekt alleen als hij gevraagd wordt. In de postchristelijke samenleving betekent dat voor de christen algauw: nooit. Een bescheiden mens gelooft niet dat hij wat te zeggen heeft. Hij heeft immers geen te hoge gedachten van zichzelf. Zijn mening is dus niet noemenswaardig. Bescheidenheid is dan ook de eerste stap om van je geloof te vallen."
De normale tijd is de tijd van het 'willen geloven'
'De normale tijd is de tijd van het 'willen geloven'
"Geloven betekent (dus): zich inpassen in Gods wil en die tot dezijn maken. In de tocht van het geloof zijn de ervaringen kleine pieken van herkenbaarheid en zekerheid. Maar ze blijven uitzonderlijk. De normale tijd is de tijd van het 'willen geloven'. Het is zoals bij beminnen: je ervaart ook niet elke dag elkaars liefde even sterk. Maar elke dag moet je elkaar 'willen beminnen' om tot intieme momenten te komen. Ervaringen zijn als de kralen van een ketting. Losse kralen vormen geen juweel. Er is een draad nodig om de parels aaneen te rijgen, om ze te binden tot een geheel, tot een juweel. In het geloof is die draad de wil. De draad, onooglijk ding maar onmisbaar. Daarom is opvoeden tot 'willen geloven' zo belangrijk."
"Niet alleen de taal van de mond heeft haar spraakkunst, ook de talen van het hart hebben hun grammatica. De taal van de schoonheid bijvoorbeeld volgt de normen van de kunst. De taal van de liefde zoekt haar bedding in de spelregels van de tederheid. De taal van het verdriet krijgt haar beslag in de vormgeving van rouw en afscheid. Ook hier is er vandaag veel grammaticale slordigheid. Zoals veel mensen hoekig spreken, zijn ook velen schokkerig in de talen van het hart. Ze ontberen daardoor ware schoonheidservaring, zijn onbekwaam in de liefe en weten met hun verdriet geen weg.
Ook het geloof en de religieuze ervaring hebben een grammatica nodig om beleefd te worden. Ook grammaticale onkunde is vandaag de oorzaak van veel religieus onvermogen, terwijl het onze samenleving helemaal niet ontbreekt aan religieus verlangen. Integendeel. De jongste tijd las ik in menig interview de uitroep: "Ik zou willen geloven.' of: 'Ik zou willen dat God bestond.' Of nog: 'We hebben een religie nodig.' Maar dit verlangend zuchten werd veelal gevolgd door de klacht: 'Mijn verstand houdt me tegen.' Of: 'Maar God is een rationele onmogelijkheid.' Of nog: ' De huidige stand van de kennis maakt geloven onmogelijk.'
Toch ligt niet daar het probleem. Het idee dat kennis geloven in de weg staat, is een achterhaalde (negentiende-eeuwse) discussie. Het probleem is het ontbreken van de kennis van het geloof, waardoor mensen niet de bedding van taal en teken vinden om hun geloof te laten stromen als levend water."
Mark van de Voorde in Geloven is achterlijk, zeggen ze. Open brief aan kerkverlaters, Davidsfonds/Leuven, 2006, p. 57.