Diaken Laurent is geboren in 1932 in het Noord-Franse Douvrain, bij Lens. Zijn ouders waren uitgeweken naar Noord-Frankrijk omdat er in Vlaanderen geen werk te vinden was. Daar werkten zij in een steenbakkerij. Laurent was de jongste van zeven kinderen. Drie van hen zijn vroeg gestorven en hij was nog geen jaar toen ook zijn vader stierf. Later, in de jaren vijftig, verloor hij nog twee broers in een mijnongeval.
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, vluchtten zij naar het Zuiden van Frankrijk. Na drie dagen keerden zij al terug. Kort daarna maakte een ontploffing hun huis met de grond gelijk. Met zijn moeder woonde hij daarna een tijdje in een hok. Door toedoen van een kasteelvrouw, die hij tijdens een korte vakantie bij een nicht leert kennen, keerden zij aan het begin van jaren vijftig naar Vlaanderen terug. Hij kon op het kasteel gaan werken en zijn moeder betrok een huisje in het dorp vlakbij het kasteel. Maar in 1962 raakte ze verlamd. Toen besloot Laurent bij haar in te trekken en vond werk in een fabriek.
Met zijn moeder ging het van kwaad tot erger en enkele jaren later moest ze worden opgenomen in wat nu het rust- en verzorgingstehuis Sint-Vincentius heet. Laurent ging met haar mee en hij vroeg de zusters of hij bij haar mocht blijven. Als tegenprestatie beloofde hij een handje toe te steken in het onderhoud van het tehuis en van de grote tuin. Op die manier voorzag hij in het onderhoud van zijn moeder. Die dag begon voor Laurent een nieuw leven ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden. Ook na de dood van zijn moeder in 1971 bleef hij daar wonen en werken.
In1969 las Laurent een bericht in het parochieblad waarbij mannen werden gevraagd zich eventueel kandidaat te stellen voor het permanent diaconaat. Na veel wikken en wegen, na een lang gesprek met een priester die het diaconaat gunstig gezind was, stelde hij zich kandidaat.Het duurde heel lang voor hij antwoord kreeg, maar uiteindelijk werd hij als kandidaat, samen met zes anderen, aanvaard. Hun opleiding begon in 1970.
In het begin viel het Laurent niet mee de opleiding te volgen. In het tehuis had hij handen vol werk, maar ook het wekelijks cursus volgen vroeg in het begin het uiterste van Laurent. Hij had wel degelijk lager onderwijs genoten en was absoluut geen slechte leerling. Daarna volgde allerlei cursussen in het avondonderwijs. Tevens is Laurent altijd een verwoed lezer geweest. Geleidelijk aan kreeg hij dan ook het ritme te pakken. Toch was hij blij toen men tijdens het derde jaar overschakelde op groepswerk en zelfwerkzaamheid. Die opleidingsvorm lag hem beter en was volgens hem ook intenser. Om de veertien dagen werden zij verwacht op het seminarie. Als basisboek gebruikten zij de enkele jaren eerder verschenen, beroemde en beruchte, Nieuwe Katechismus. Geloofsverkondiging voor volwassen(1966 ). Eén van de kandidaten bereidde een hoofdstuk voor, formuleerde vragen bij dat hoofdstuk en bezorgde die aan zijn medekandidaten. Het was de bedoeling dat zij die vragen verwerkten aan de hand van het hoofdstuk en eventueel daarbij verwezen naar andere, daarbij passend, lectuur. Op het einde van het derde jaar hadden zij een kleine bibliotheek samen gelezen en bestudeerd. Tijdens de veertiendaagse avondbijeenkomst werd ,na de eucharistieviering met homilie door één van de kandidaten, het hoofdstuk besproken. Elk van de kandidaten had daarbij zijn inbreng. Elke avond werd afgesloten met het avondgebed uit het brevier of getijdengebed.
Van de bezinningszondagen om de zes weken heeft Laurent ook veel meegedragen. In het begin vroeg hij zich soms af of hij wel tot het diaconaat geroepen was. Tijdens die bezinningsdagen ontdekte hij geleidelijk dat hij in zijn werk van elke dag het diaconaat kon beleven. Het leven als leerschool had hem tegen heug en meug met de ervaring van tegenslag, armoede en ziekte geconfronteerd en hij had er leren mee omgaan. Zoals hij in een artikel ooit las: als je het lijden niet kunt wegruimen, leer er dan mee op weg te gaan. Maar vooral zijn inzet ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden was voor hem de universiteit van het leven geweest.
In zijn contacten met medediakens viel het hem wel op dat de meerderheid van zijn medekandidaten sterk liturgisch gericht waren. Laurent zelf vond het gebed en de liturgie uiterst belangrijk, maar naar zijn ervaring en mening moest de diaken vooral de broeder- en zusterdienst verrichten. Het moeilijke woord diaconie was, zo leerde hij, de toetssteen van de verkondiging en de viering.
In 1973 werd Laurent samen met andere kandidaten diaken gewijd.. Hij herinnert zich nog dat het op een autoloze zondag was, maar de wijding zelf heeft hij als een machtig en indrukwekkend gebeuren ervaren.
Diaken Laurent is nu 32 jaar diaken gewijd. Vanuit de genade van de wijding ging hij zijn inzet voor bejaarden, zieken en stervenden nog meer bewust en bezield beleven. Met de jaren werd zijn kijk op het diaken-zijn duidelijker. Dat is dan ook hebben wij hem gevraagd voor dit interview.
Deze lange levenschets was nodig om diaken Laurent, een van de oudste diakens van zijn bisdom, te kunnen plaatsen.
Wij laten hem nu zelf aan het woord.
-Diaken Laurent, jij bent ongehuwd gebleven?
-Dat ongehuwd blijven was, zeker in het begin, geen bewuste keuze. De levensomstandigheden hebben mij als vanzelf in deze situatie geplaatst. Samen met mijn zuster waren wij de enige die voor onze moeder konden zorgen. Daar mijn zuster reeds gehuwd was bleek ik, door het feit niet gehuwd te zijn het best geschikt om voor moeder te zorgen. Ik ben dan maar de ongehuwde jonge dochter (je verstaat mij wel!) gebleven om mijn ouder wordende moeder een rustige en waardige oude dag te bezorgen en dat zeker vanaf het moment dat haar gezondheid sterk achteruit ging. Zoals je wel weet ben ik in onze diakengemeenschap een van de uitzonderingen . Het grootste deel van onze diakens zijn gehuwd. Met de jaren heb ik er dan wel bewust voor gekozen, want ik was op de duur gehuwd met mijn werk en té oud geworden. Maar het klikt met mijn gehuwde collegas. In onze regiobijeenkomsten word ik als het ware in het grote diaconale gezin opgenomen. Wij hebben ook van elkaar geleerd. Ik heb, bijvoorbeeld, bij mijn gehuwde medebroeders ervaren dat voor hen de liefde heel concreet is: met die bepaalde man of vrouw in goede en kwade dagen én die welbepaalde kinderen van vlees en bloed. Iemand beminnen die veraf woont is niet zo moeilijk, maar als hij/zij onder hetzelfde dak woont of vlak in de buurt dan is dat niet zo vanzelfsprekend. Als celibatair ben je zogezegd voor iedereen beschikbaar. Maar op de duur kan dat iedereen zo abstract worden dat je niemand meer bemint. Ik denk dat mijn gehuwde collegas ook van de celibataire diakens kunnen leren. Het huwelijk mag geen egoïsme met twee worden. Zij kunnen van ons leren dat de liefde verder draagt dan je partner en de eventuele kinderen. Wie het huwelijk sacramenteel beleeft kan niet meer zeggen dat de anderen er geen zaken mee hebben. Neen, hun onderlinge liefde moet uitstralen naar de anderen toe. Het huwelijk als sacrament houdt een zending in naar de anderen buiten het gezin. Mijn gehuwde collegas zouden het verhaal van Agrippa en Aquila moeten leren kennen. Heel inspirerend!
-Ik ga meteen met de hamvraag in huis vallen. Waarschijnlijk heb je al meermaals de vraag gesteld gekregen: Voor datgene wat je vroeger al deed in het rustoord en nogal altijd doet, was het nodig daarvoor tot diaken te worden gewijd?
-Ja, dat is een heel confronterende vraag, vroeger zeker, maar ook vandaag nog. Ze wordt ook aan andere diakens gesteld, vooral degenen die hun diaken-zijn vooral beleven in hun beroepssituatie. Een begin van antwoord is dat vroeger priesters priester-arbeider werden. Zij waren gewijd tot priester en gingen pas later dat priester-zijn gaan beleven in het arbeidsmidden. Diakens werken of werkten al. Zij oefenen allerlei beroepen uit. De lijst is te lang om op te sommen. Wél, zij worden als arbeider, bediende, kaderlid, onderwijskracht, enz. gewijd tot diaken. Zij zijn op de eerste plaat diaken in hun werkmilieu. Door hen gaat de kerk naar de mensen toe en deelt met hen lief en leed.
-Maar als men je dan opmerkt dat die diakens na hun wijding toch niets anders of speciaals doen dan wat ze reeds tevoren deden?
-Ik ben er nog niet helemaal uit. Ikzelf vond het heel zinvol tot diaken te worden gewijd. Ik voelde als het ware dat het méér dan nuttig, maar zinvol was. Ik dacht daarbij aan een priester-leraars. Was het zinvol hen tot priester te wijden als zij tochlevenlang op een college zouden verblijven? Waarom werden zij dan geen broeder in een onderwijscongregatie? Maar het antwoord gaat veel dieper. Ik heb het zelf niet uitgevonden, maar dankbaar ontvangen. Ik heb ooit een artikel gelezen en herlezen en nog eens herlezen. Op de duur kende ik het als het ware van buiten. Maar dat artikel heeft mij op weg gezet.
-Ik weet dat je daar veel bent mee bezig geweest. Wil je ontdekking met ons delen?
-Ik wil proberen wat ik daar geleerd heb met eigen woorden uit te drukken. Mijn excuses als het niet altijd heel duidelijk is. Ik ben helemaal geen theoloog. Maar gelukkig heb ik wat gezond verstand meegekregen. Met eigen woorden probeer ik het nu kort te verwoorden. Opdat het volk van God een volk zou kunnen zijn en nog meer bepaald volk van God, heeft Jezus aan degenen die met Hem verbonden zijn door het geloof en het sacrament van het geloof, het doopsel, een werkzaam teken gegeven. En dat zijn mensen van vlees en bloed, geen brood en wijn deze keer, geen water of olie, maar concrete mensen. Misschien maakt het volgende het wat duidelijker. Kijk, de bijbel is van heel groot belang, maar in het begin was het Woord en niet het Boek. De heilige Schrift leert ons juist het oorspronkelijke feit kennen: geschreven teksten komen op de tweede plaats. Oorspronkelijk is het Woord en het levend getuigenis. Daarom is de voornaamste en bijzonderste gestalte van het woord in de Kerk van Jezus Christus niet de Heilige Schrift, maar de gemachtigde getuige. (Tussen haakjes: hoor mij nu niet vertellen dat ik de Schrift onderwaardeer en op de tweede plaats zet!) Deze getuige heeft een naam. De naamafroeping bij het begin van elke wijding heeft daarom een rijke betekenis. Het referentiepunt waarin het Volk zijn eenheid betekend ziet en belichaamd weet is niet een dode letter, maar de levende persoon, de gemachtigde getuige die spreekt in de naam van de Heer. Christus heeft niet gezegd: Wie u leest, leest Mij. Hij heeft gezegd: Wie naar u luistert, luistert naar Mij; en wie u verstoot, verstoot Mij. Wij Mij verstoot, verstoot Hem die Mij gezonden heeft (Lc 10, 16). Maar deze levende mensen, met eigen naam en levensgeschiedenis, zijn niet alleen passieve refentiepunten; zij zijn ook actief en werkzaam. Ik zou ook kunnen zeggen dat een diaken-zijn een sacrament is. Een sacrament is een teken: maar het teken is hier geen zaak, geen boek of papieren, maar levende mensen die Hij zendt met een opdracht en een volmacht. Maar de diaken is ook actief als sacrament. Hij stelt de dienende Christus en de dienende Kerk tegenwoordig en staat er mede voor in datde mensen dat ook daadwerkelijk kunnen ervaren. Ik ben geen theoloog, maar ik durf beweren dat het feit dat iemand diaken gewijd is al heel wat betekent en realiseert, afgezien van de concrete sacramenten die hij mag of maar mag toedienen. Nog iets dat daar een licht op werpt en voor ik het vergeet. Bij elke gelegenheid dat er hier in het verzorgingstehuis een priester voorgaat in de eucharistieviering, vraag hij mij niet om te assisteren, maar om te concelebreren. Ik kan mij voorstellen dat zelfs collegas diakens verbaasd zullen opkijken als ze dat lezen of horen van mij.
-Diaken Laurent, dat moet je ons dan eens goed uit de doeken doen!
-Het is helemaal niet de bedoeling om hier sensationele verklaringen af te leggen. Maar ik kan het als volgt duidelijk maken: Wij moeten de symboliek van het wijdingsambt leren begrijpen. Het wijdingsambt heeft niet met macht te maken maar wel met dienen. De priester symboliseert Christus,de Herder en de diaken Christus, de Dienaar. Als zij beiden aanwezig zijn bij het vieren van de eucharistie is de symboolwaarde pas volwaardig aanwezig! Oef!Ik hoop dat mijn laatste antwoorden niet al te ingewikkeld waren! Laat ons maar terugkeren op begane grond.
- Het was niet simpel maar heel diep. Diaken Laurent, mag ik vragen hoe je dagbegint?
-Elke dag sta ik op om kwart over vijf. Eerst bid ik in de kapel, o.a. het getijdengebed is voor mij echt een belangrijke manier van mijn engagement geworden. Het heeft wel een tijd geduurd voor ik vertrouwd geraakte met de psalmen. Gelukkig heb ik ooit een reeks lessen gevolgd bij pater Rossel. Tien lessen van twee uur lang leerde hij ons de psalmen smaken. En of ze smaken. Op onze bezinningsdagen werden wij ook vertrouwd gemaakt met de geestelijke lezing. Niet makkelijk in het begin, maar het helpt wel aan te boren bij de bron.
-Wat doe je daarna zoals in het rust- en verzorgingstehuis?
-Na mijn bezoek aan de kapel, ga ik bij de zieken en stervenden en ik bekommer mij ook om de zieke zusters. Ik help bij het klaar maken van het ontbijt en steek een handje toe bij de verzorging. Na de eucharistieviering van 8.30 deel ik de communie uit onder de zieken. Tijdens de dag help ik bij de verpleging, de verzorging en de stervensbegeleiding. Ik help ook bij het afleggen van de doden.
-Ik leerde hier een verpleegster kennen die over jou,diaken Laurent, het volgende verklaarde: Al wie hier sterft, gaat met diaken Laurent de dood in.
-Stervensbegeleiding is een van de zeven werken van barmhartigheid. Ik ontvang o.a. de families van de gestorvenen bij het mortuarium. Eigenlijk ben ik voortdurend bezig met wie met de grenzen van het leven wordt geconfronteerd. Of het nu gaat om patiënten die met de ambulance worden weggevoerd, of familieleden die een laatste groet komen brengen, ik wil niet dat ze alleen worden weggestuurd. Mag ik er hier op wijzen dat het zevende werk van barmhartigheid of werk van de Messias de doden begraven door de kerk aan de zes van Mt 25 werd toegevoegd. Blijkbaar mag de kerk dat doen! In ieder geval is de doden begraven in zijn moderne vertalingen (palliatieve zorg, rouwbegeleiding, enz.) een diaconaal werk bij uitstek.
-Diaken Laurent, het zal je niet verbazen dat sommige mensen vragen: Hoe doe je dat toch allemaal?
-Ik heb daar niet meteen een antwoord op. Goed zijn voor de naaste, meer niet. Mag ik het zeggen zoals ik ergens las: Ik probeer voor de mensen, wie ook, zo goed te zijn als God. Sommigen zeggen dat ik een sterke man moet zijn om op die manier met lijden en dood om te gaan. Maar zo voel ik me niet. Zonder Onze-Lieve-Heer (Is dat geen mooie naam voor God in Jezus?) en zonder mijn geloof kan ik dat soort werk niet aan. Hij maakt mij sterk en helpt mij de mensen tot rust te brengen. Want daar komt het uiteindelijk op neer. Aan een sterfbed passen geen grote woorden. Kleine gebaren volstaan. Iemands hand vastnemen, hem een knuffel geven of gewoon luisteren. Stilte en eenvoud. Ik vernoemde zo juist de lichamelijke werken van barmhartigheid. Even belangrijk vind ik de geestelijke werken van barmhartigheid. Maar ik geef je een kopie van Mt 25 mee. Daarin vond ik die geestelijke werken, voor mijn situatie, prachtig verwoord. Wellicht kunnen ze ook anderen interesseren.
-Kan je enkele sterke ervaring vertellen?
-Velen vragen op hun sterfbed naar hun kinderen. Als buitenstaander kun je die natuurlijk niet vervangen, maar je kunt de mensen wel geruststellen. En andere keer moet je de stervende helpen zijn angst te overwinnen. Hoe vreemd dat ook klinkt: ook de dood moet je met vertrouwen tegemoet gaan. Het sacrament van de ziekenzalving draagt daartoe bij, ook al wordt dat nu meer dan vroeger in groep toegediend. Je moet de mensen er dan wel goed op voorbereiden en hen daar naartoe begeleiden.
-Niet alleen van de boven vermelde verpleegster, maar ook van andere verplegenden hoorde ik dat je invloed bijhet verplegend personeel heel groot is
-Ik dank God dat ik hier in teamverband heb leren werken. Door mijn leeftijd en ervaring mag ik wel eens iets vertellen aan de nieuwkomers, ook aan de ouderen. Zovertel ik de jonge verplegers en verpleegsters geregeld dat wie in een rust- en verzorgingstehuis verblijft, vaak alles achter zich heeft moeten laten. Niet alleen materieel, maar ook geestelijk: zijn dromen, zijn illusies, zijn hoop. Voor zulke mensen kun je nooit te goed zijn. Is een belangrijke opdracht van het diaconaat niet de anderen op te roepen en stimuleren om de mensen, wie die ook zijn, te dienen? Diaconaal werken is kerk-zijn in werkkledij! Kerk in uitvoering!
-Je vertelde mij dat vooral het leven de beste leerschool in je diaconaat is geweest. Dat geldt waarschijnlijk niet alleen voor je opleiding tot diaken?
-Inderdaad. Mijn geloof kreeg ik van mijn ouders, vooral van mijn moeder mee. Ondanks vele tegenslagen die ze kende, hield haar geloof altijd stand. Ze bad veel en was altijd hoopvol gestemd. Morgen wordt het beter, herhaalde ze. Ik heb me laten vertellen dat Felix Timmermans als lijfspreuk had: En toch! Zo was ook mijn moeder. Ook in de donkerste perioden van haar leven vertrouwde ze haar leven aan God toe. Wat God niet toestond, was ook voor haar niet toegestaan. Ik herinner me dat ik op de terugweg van het kerkhof ooit een biet meenam. Mijn moeder stuurde me onmiddellijk te biechten. Ach jongen, zei de pastoor, als je zon honger had, had je er gerust twee mogen meenemen; Dat ik aan de lijve heb ervaren wat armoede betekent, verklaart misschien waarom ik zo met de armen ben begaan. Als er overschotten aan voedsel of kleren zijn, laat ik die naar de zusters van moeder Teresa brengen. Ik werk mee met de Helpende Hand, een vereniging die kleren en speelgoed voor kinderen inzamelt. Ziekenzorg, Wereldmissiehulp (Waar ik nogal een diakens en diakenvrouwen mag ontmoeten!), enzovoort: ze liggen me allemaal na aan het hart. En als ik de krant lees dat een gezin iets is overkomen, vraag ik of we kunnen helpen.
-Ik heb mogen begrijpen dat spiritualiteit een grote plaats inneemt in je leven.
-Ik ben zeer gehecht aan de figuur van Theresia van Lisieux, onze jongste kerklerares. Zij leerde mij dat bidden niet altijd een zaak van grote woorden is, maar van het openstellen van je hart. Bij haar leerde ik ook wat nederigheid is en wat de Fransen simplicité noemen. Nederig en klein, zo moeten we de medemens tegemoet treden. Ik zou ook kunnen zeggen dat eenvoud belangrijk is. Maar wij moeten dat dan goed begrijpen. Volgens mij betekent dat één-zijn, niet dubbel. Nederigheid, simplicité , eenvoud: geen gemakkelijke opdracht in een samenleving als de onze, waar het voortduren op aankomt zoveel mogelijk op te vallen. Als diaken mag ik zeggen dat spiritualiteit uiterst belangrijk is. In een artikel van het parochieblad las ik ooit een interview met bisschop Adriaan van Luyn. Hij had het in dat interview over de drie sen: spiritualiteit, solidariteit en soberheid. Een diaken zou het niet beter kunnen zeggen!
-Diaken Laurent, jij bent een ge-lukte diaken of mag ik ook zeggen: een gelukkige diaken?
-Ik dank God dagelijks dat Hij mij de kans geeft anderen gelukkig te helpen maken of te helpen genezen. In een rust-en verzorgingstehuis voel je nog dat mensen dankbaar en blij zijn. Ik hoop dan ook dat ik dat werk nog lang mag doen. Wat dat gelukkig zijn of gelukt zijn betreft. Ik las ooit dat een roofdier dat zijn prooi verslindt volmaakt gelukkig is. Bij gelukken denk ik aan een gelukte foto: wij staan er dan op en nog goed ook! Heel gelijkend en flatterend. Ik hoop een gelukkige diaken te zijn omdat ik gelukt ben de menslievendheid van God in Jezus te betekenen en te realiseren, heel gelijkend of zoals iemand zegde: een levende heenwijzer.
-Diaken Laurent, ik weet dat jij de verdediger bent van een gedurfde stelling, namelijk dat er geen tekort is aan priesters, maar wel aan diakens.
-Soms durf ik wel eens stout te zijn. Maar kijk: hoewel onze samenleving welvarender dan ooit is, zijn de noden er niet kleiner op geworden. Veel ouderen blijven verweesd achter. Hun kinderen maken voor hen geen tijd meer vrij of luisteren nog nauwelijks naar wat ze te zeggen hebben. Er is een groot gebrek aan respect en er is veel stil verdriet. Dat stemt mij triest. Maar als christen moeten we getuigen van onze hoop op een betere wereld. Dat kunnen we maar door goed te zijn voor onze medemens, zo goed als God, zoals wij in een kerklied zingen. Daarom hebben wij veel diakens nodig die onze christenen en de mensen van goede wil attent maken op al die noden en hen oproepen Gods liefde handen en voeten te geven, zeker en desnoods door zelf de handen uit te mouwen steken. Volgens mij hoort dat ook bij het sacrament zijn van de diaken. Om het te kunnen klaren en niet uitgeblust te geraken, zijn er nog veel diakens en diaconessen nodig. Anders lopen zij het gevaar overvraagd te worden. Zij moeten er dan wel acht op slaan niet alles zelf te willen doen. Het is onze taak onze medechristenen te herinnen aan hun roeping om te dienen.Wij moeten onze omgeving voortdurend oproepen en stimuleren en natuurlijk ook voorgaan! Kijk, ik hou van puntige uitdrukkingen. Ooit las ik dat een bisschop een pasgewijde diaken de vrede toewenste met de woorden: Dat de vrede van Christus u nooit met rust late!. Wel, die niet-met-rust- latende- vrede moeten wij aan onze mensen doorgeven!
-Jij hebt ons al verteld dat de universiteit van het leven de beste leerschool en vormingsinstituut is en toch weet ik dat jij regelmatig bijschoolt.
-Het leven als universiteit is de beste leerschool, maar dat belet niet dat wij nood hebbenaan bijscholing. Zo heb ik heel wat cursussen gevolgd, o.a. voor palliatieve verzorgingen ben ik een trouwe bezoeker van onze bezinningszondagen, die in feite een goede bijscholing zijn. Ook de regiobijeenkomsten bieden naast het schouder en wang voor elkaar zijn, ook altijd kansen om van elkaar te leren. In onze regio noemen wij dat het pastoraal forum. De bij- en navorming hebben mij al dikwijls geholpen dat wat onbewust bij mij al leefde, bewust te worden. En dat geeft kracht!
-Als patriarch onder de diakens of zoals sommigen onder ons soms zeggen, onze vader abt, zal je wel een goede raad aan de kandidaat diakens en hun gezinnen kunnen geven. Je lange ervaring als diaken moet een schatkamer aan goederaad bevatten.
-Op de eerste plaats: vergelijk nooit jezelf met een andere diaken. Zeker de gehuwde diakens niet met een celibataire diaken. Het overgrote deel van diakens zijn gehuwd en hebben een gezin. Bovendien hebben ze ook nog een beroepstaak. Je kan moeilijk een diaken die én gehuwd én beroepsverplichtingen heeft vergelijken met een alleengaande zoals ik ben. Ik zeg wel alleengaande: ik ben geen alleen-staande.
-Ik denk dat men meer moet nadenken over de beleving van zijn diaken-zijn in zijn beroep. Vele diakens haasten zich na hun werk naar huis om eindelijk hun diaconaat te kunnen uitoefenen, in de parochie bijvoorbeeld. Daarnaast pleit ik ervoor niet te veel hooi op zijn vork te nemen. Zelf werk ik niet van s morgens tot s avonds, want dat wordt vlug ook nog eens van s avonds tot s morgens. Het vraagt veel ascese om in te zien dat je niet God bent: wij kunnen niet alles en wij kunnen niet overal tegenwoordig zijn. God zelf rustte op de zevende dag. Waarom rusten wij niet op tijd en stond.
Vooral pleit ik voor stabilitas. Dat leerde ik verwoorden dank zij eenprachtig boekvan Wil Derkse.In de stabilitas gaat het erom te groeien en te bloeien waar je geplant bent, in deze situatie, in dit gezin, in deze organisatie waaraan je het jawoord hebt gegeven, en niet ergens anders. Mag ik zeggen dat wij het sacrament van het diaconaat moeten beleven daar waar God ons roept?!De diakens zouden een moeten nadenken over het verhaal van de vier paters die hoorden dat er ergens op aarde de wereld en de hemel elkaar raakten. Moet ik het vertellen? Wel, die vier paters lazen in een oud en dik boek dat ergens op de wereld de aarde en de hemel elkaar raakten. Daar was ook een deur en wie door die deur naar binnen wandelde kwam in de hemel terecht. Dat vonden de paters iets anders dan elke dag opnieuw vroeg opstaan, bidden en werken en wat allemaal nog meer, heel vemoeiend. Zij trokken erop uit om die plaats te ontdekken. Zij zwierven noord naar zuid, van oost naar west, dagen, weken, maanden aan een stuk en die plaats bleek onvindbaar. Op zekere dag klopten zij aan de poort van een oud gebouw en toen zij binnengingen ontdekten zij dat zij terug waren in hun eigen abdij. Daar raakte de aarde de hemel en daar was de deur naar de hemel!
Wat mij eveneens zorgen baart is het toenemend priestertekort. Vele diakens voelen zich wel eens te veel tot louter liturgische taken aangetrokken. Door het priestertekort dreigen zij nog meer op te gaan in liturgische vervangingsdiensten. Maar daarover zouden wij een andere keer een boom moeten opzetten.
Diaken Maurice Temmerman
Bibliografie bij dit interview
-Bert Claerhout,Geen grote woorden aan het sterfbed, in Achterkant van Tertio van 22 juni 2005, p. 16
-Lieve Wouters, Adriaan van Luyn: Kerk in het derde milennium? Evangelie verkondigen in Kerk en Leven, van 20 december 2000, p.
-Will Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven, Lannoo-Tielt, tiende druk, 2003.
-Henri Nouwen,
-Paul De Haes, De Kerk als dienst aan de wereld,
-
Geestelijke werken van barmhartigheid in een parafrase op Mt 25, 35 - 40
Diaconie is zowel barmhartigheid als gerechtigheid.
De werken van barmhartigheid of de werken van de Messias krijgen gestalte in de lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid.
In onderstaande parafrase Mt 25, 35 40 krijgen wij een actuele vertaling van de geestelijke werken van barmhartigheid.
Parafrase op Mt 25, 35 40
Ik, zo zegt Jezus in naam van armen en kleinen, Ik was hongerig, niet alleen naar voedsel, maar naar een helpende hand, naar een meelevend gebaar of een glimlach toen ik in de put zat; hongerig naar een bemoedigend woord, een bemoedigend compliment, toen ik toch mijn best had gedaan.
Ik was dorstig, niet naar drank, maar naar een beetje erkenning, naar wat aandacht voor mijn spreken, naar wat gezelschap; maar jij was steeds zo haastig.
Ik was vreemdeling, daarom nog geen buitenlander of kleurling, maar een beetje verschillend van u. Jammer dat je zozeer op afstand gebleven bent. Ik was uw buurman, maar ik vond geen toegang tot uw vriendenkring; omdat ik van mindere afkomst was, niet zo rijk, niet zo geleerd.
Ik was naakt, niet omdat ik kleren nodig had, ik was behoorlijk gekleed, maar sommigen hebben mij door hun kwaadspreken uitgekleed; niemand heeft mij verdedigd en zo ben ik mijn goede faam kwijtgeraakt.
Ik was ziek, niet zozeer naar het lichaam, maar naar de geest: zenuwachtig, angstig, overspannen, gedeprimeerd. Jij hebt niet getracht mij wat gerust te stellen of op te beuren; je hebt mijn gezelschap vermeden.
Ik was gevangen, niet in een kerker met stalen tralies, maar gevangen door mijn ouderdom, mijn ziekte. Er werd zo weinig naar mij omgezien.
Op het einde van ons leven en op het einde der tijden zal de kwaliteit van ons leven niet worden afgewogen aan grote prestaties door ons verricht; het zal gaan om kleine eenvoudige dingen die wij al of niet hebben gedaan; al was het maar een glas water, zegt Jezus, dat wij uit liefde tot Hem aan iemand hebben gegeven.
Jezus bouwt zijn Rijk nu reeds,hier, op aarde, met mensen die zich in stilte toeleggen op werken, ingegeven door naastenliefde.
Onlangs heb ik deelgnomen aan een vraaggesprek rond de noden van zorgbehoevende ouderen. Een hele mondvol, inderdaad. Ik was daar uiteraard niet alleen en iedereen had zo zijn of haar idee over wat die noden waren en wat de hoogste nood was, als ik het zo on-Nederlands mag uitdrukken.
Ik weet niet wat u vindt, maar respect staat bij mij nogal bovenaan op het lijstje. Misschien omdat op dat vlak hier een daar ernstige schaarste heerst. In instellingen inderdaad, maar ook in thuiszorgsituaties.
Kent u ook van die RVTs waar iedereen met carnaval en daarbuiten wordt volgeschilderd en in de polonaise meegesleurd, zin of geen zin? Ook dat beeld op de Nederlands teelvisie gezien van die ene verpleegkundige die het slab van een hoogbejaarde dame onder haar neus knoopte in plaats van onder haar kin omdat ze een geanimeerd gesprek aan het voeren was met een collega? Smakelijk! riep ze opgewekt, onderweg al naar de volgende eter, en zich nog steeds niet bewust van de verbijstering van de eerste mevrouw die de weg van haar bord naar haar mond versperd zag door haar slab. Heeft u zich ook al geërgerd aan de beruchte toiletrondes die nergens bestaan maar overal worden toegepast? Nee, Marie, ge kun nu niet naar de wc, t is nog geen half elf! Hoort u ook de ergotherapeute galmen: Meneer Dewimpel! Waar denken we dat we naartoe gaan? Moesten we niet in de kinézaal aanwezig zijn?
Ach, instellingen hebben heus niet het monopolie inzake gebrek aan consideratie voor ouderen of zorgbehoevenden. Bent u in een winkel nooit getuige geweest van rolstoel- gebruikers die door hun begeleiders zover mogelijk uit de buurt van de rekken worden geparkeerd zodat ze zelf nergens meer aankunnen? Of waarvan de keuze voortdurend hoorbaar wordt genegeerd? Kent u niet de toegewijde kinderen die in het bijzijn van vreemden de incontinentieproblemen van vader of moeder breed uitsmeren? Of ma, die pa onder de hoede van een oppas thuis achterlaat als ze naar de familie rijdt, want ze schaamt zich over zijn gekwijl en gemors aan tafel en dat eeuwig beven.
Nee, ik bedoel hiermee duidelijk niet dat er nergens degelijk verzorging te krijgen is, noch dat het gebrek aan respect zo wijd verspreid is dat er van overheidswege dringend iets aan moet worden gedaan.
Waar ik wél voor wil pleiten, vurig voor wil pleiten, is dat geen verzorg(st)er ooit zou vergeten dat iemand die toch al een deel van zijn mogelijkheden verliest, een deel van zijn zelfredzaamheid, een deel van zijn beslissingsbekwaamheid, welk deel dan ook van zichzelf, dat die al genoeg verliest. Die hoeft niet ook nog eens ons respect te verliezen. Vergeet tenslotte vooral niet dat we st raks zelf aan de beurt kunnen zijn
Zal ik u nog een volschilderen?
Lief Verlou in Onder Ons, maandblad van ziekenzorg cm, augustus 2005, p.13.
Een 'oude' tekst over diaconaat, huwelijk en gezin
Diaconaat, huwelijk en gezin
Midden in de stroomversnelling
Hoe een dubbeltje rollen kan. Toen wij de opdracht kregen het nummer van ons contactblad over diaconaat en gezin samen te stellen, beseften wij niet wat het allemaal als gevolg zou hebben. Vooreerst veel zorgen en ook nogal wat werk, maar vooral hebben wij deze opdracht achteraf als een genade ervaren. Driemaal hebben wij ons in groep over dit onderwerp bezonnen. Het heeft heel veel losgewoeld, zelfs hier en daar geschokt. Wat als zeer waardevol werd ervaren is het bewustwordingsproces dat door deze bezinning op gang werd gebracht. Ineens gingen wij kansen zien, maar ook risicos. Wat hieronder te lezen valt is dus de vrucht van gezamenlijk zoeken en tasten en soms even zien. Het is ons bescheiden bijdrage tot profilering van het permanent diaconaat.
Terloops willen wij erop wijzen dat wij ons bewust beperkt hebben tot een weergave van wat onder ons leeft.
Wij weten dat wij als individuen en gezinnen niet verschillen van andere individuen en gezinnen. Of anders: dat wij, zoals iedereen, kinderen zijn van ons milieu, van onze tijd. Wij staan onder dezelfde invloeden. Wij ervaren dezelfde kansen en risicos. De laatste jaren is er heel wat gebeurd op terrein van huwelijk en gezin. Heel veel zekerheden zijn verdwenen. Vele vanzelfsprekendheden werden en worden in vraag gesteld. De basis waarop ons huwelijk en gezin steunt is heel smal geworden. Dat geldt ook voor ons allen. Maar voor dit alles verwijzen wij naar allerlei boeken, brochures en tijdschriften waarin op deskundige wijze over werd geschreven en waarvan de lectuur voor uzelf en voor de uwen veel nut kan opleveren. In dit nummer worden enkele gemakkelijk bereikbare en makkelijk leesbare werken (-jes) als bibliografie opgenomen.
Begeleidende vragen
Wij zouden ook graag een voorstel doen. Om de vruchtbaarheid van ons contactblad op te voeren en vooral om dezelfde mogelijkheden te ontdekken zou het goed zijn moest elke diaconaatsgemeenschap zich eveneens bezinnen op dit onderwerp en daarna een kort verslag van deze bezinning aan de redactie te sturen. Enkele vragen kunnen daarbij helpen.
Wat is er bij ons (als gezin) veranderd als de man kandidaat-diaken of diaken werd? Is het juist hetzelfde gebleven? Of zijn er vensters en deuren van de werkelijkheid of van een werkelijkheid opengegaan?
Waarom besteden wij zo intens aandacht aan ons huwelijk, aan ons gezin? Waarom bekommert ons dat zo?
In welke mate hebben wij ontdekt dat het diaconaat ons sacrament van het huwelijk bevrucht? Is het een soort tweede huwelijk? Is het gegroeid, geboren uit het sacramenteel beleven van ons huwelijk?
Zijn wij anders, intenser gaan bidden? Zijn wij gaan bidden? Is er die nood gekomen?
Welke hindernissen vanuit het gezin hebben wij ervaren waardoor het diaconaat moeilijk kan (kon) gerealiseerd worden?
Zijn er door het diaconaat dingen, mensen, uit ons gezinsleven verdwenen? Zeggen wij: daardoor gebeurt dat nu niet mee?
Is het huwelijk voor ons de cel van de kerkgemeenschap of beeld van wat de kerk zou moeten zijn? Of willen wij voorbeelden zijn? Willen wij bijvoorbeeld de waarde van het huwelijk benadrukken? Willen wij een blijde boodschap brengen?
Zij er aspecten niet aan bod gekomen?
Hebt ge U niet verraden gevoeld oor het stellen van deze vragen?
Diaconaal gezin
Onze eerste bezinning eindigden op het besluit: onze gezinnen lijken zo volmaakt dat het diaconaat enkel spelbreker kan zijn. Elk van ons verdedigde zijn gezinsopstelling. Elk van ons voelde zich onbehaaglijk. Wij vonden ons in een sterk bevragende situatie. Daarover doordenkend meenden wij voor een dilemma te staan: diaconaat of gezin, gezin of diaconaat.
Woorden hebben hun betekenis, geven levenservaring en levensopvatting weer, ook als zij naast, voor of achter elkaar worden gebruikt. Gezin of diaconaat. Eerst het gezin en dan het diaconaat. Wordt het diaconaat dan geen aanhangwagen door het gezin getrokken, door het gezin gesleurd als ballast. Of toch eerst het diaconaat en dan het gezin? Natuurlijk niet, het gezin primeert. Dus staan wij toch voor een dilemma. Diakens lijken dan wel koordlopers. Zij lopen in het moeilijk(labiel) evenwicht tussen het gezin en hun diaconaal engagement. Vele gesprekken wijzen voortdurend naar dit ervaren.
Kan het ook anders? Is het niet beter te spreken van een diaconaal gezin. Man en vrouw en kun kinderen engageren zich in het diaconaat. Daarover spreken bleek moeilijk. Waarom? Omdat het (nog) niet leeft, weinig of niet in de ervaring wordt aangewezen. Of: de meesten van ons zijn nog niet zo ver gegroeid. Toch menen wij dat bovenstaand dilemma moet opgeruimd worden. Anders zitten wij voortdurend met onlustgevoelens. Het is niet aangenaam voortdurend op een dunne koord in evenwicht te moeten blijven. Het is allesbehalvekonfortabel tussen twee stoelen te moeten zitten.
Zo deden wij een eerste belangrijke konstatatie. Ieder van ons bleek sterk begaan met zijn huwelijks- en gezinsleven. Waar kwam die sterke bekommernis vandaan? Wij beseffen naar buiten toe niets te kunnen bieden als wij het naar binnen toe niet waar maken. Wij kunnen niet goed zijn voor anderen, als wij niet goed zijn voor elkaar. Ons apostolaatwerk moet als waarmerk het gezinsleven dragen.
Dit alles neemt niet weg dat elk gezin aan het diaconaal engagement anders gestalte kan en mag geven. Mijn levens- en gezinssituatie is niet de uwe. Mens heten wij ook hem of haar die psychisch of fysisch gehandicapt is. Elk van onze kinderen is eigen-aardig en toch ons kind. Zo zal elke echtelijke liefde eigen-aardig worden beleefd en toch liefde zijn. Zo zal elk van ons eigen-aardig zijn diaconaat beleven.
Maar toch zullen wij in allen verscheidenheid deze krachtlijn ontdekken: beroep, huwelijk, gezin en diaconaat mogen niet in concurrentie staan met elkaar. Als het goed is veronderstelt diaconaat één centrum voor alle cirkels. Of zoals iemand van ons het uitdrukte: als wij uithuizig zijn dan moet het vanuit dezelfde bekommernis zijn als waarom wij thuis blijven.
Gehuwd diaconaat
Een goed diaconaat kan niet zonder een goed huwelijk. Wel zal het huwelijk groeien onder invloed van het diaconaat. Er is een voortdurende wisselwerking. Dat was onze tweede vaststelling. Huwelijk, gezin en diaconaat groeien. Het is dynamisch. Wij zijn nooit gearriveerd. Onze diaconaatsgemeenschap kreeg een sterke impuls nadat de echtgenoten rechtstreeks betrokken werden in de voorbereiding en navorming van het diaconaat.Dat hebben alle betrokkenen sterk als een genade ervaren. Zo werd een gevaarlijke klip omzeild. Voor de vrouw is het nog dikwijls zo dat het huwelijk voor haar haar identiteit is. Ze beleeft het huwelijk als een vervulling,de man heeft zijn carrière en een hele hoop andere dingen waaronder soms het diaconaat om zijn leven een inhoud te geven. Zij krijgt haar identiteit maar door middel van het huwelijk en in het versmelten met haar man. Daarom moet de vrouw eveneens kansen krijgen tot zelfverwerkelijking. Ideaal is dat zij samen elk volgens eigen kunnen zich diaconaal engageren.
Als de vrouw niet sterk betrokken wordt dreigt het gevaar van vervreemding. Zo zei niet zo lang geleden een vrouw tegen haar man: Ik sloof me uit voor het gezin en jij doet tegenwoordig precies waar je zin in hebt. De man had een belangrijke persoonlijke ontwikkeling doorgemaakt op het bedrijf waar hij werkte. Hij was vrijer geworden, meer zichzelf. Maar hij had hierover nauwelijks gesproken met zijn vrouw.
Groeien betekent dan dat zij samen zoeken, telkens opnieuw, om elkaar te vinden en samen naar de anderen te gaan.
In de groei steekt ook wat wij bekering mogen heten. Opvallend is het getuigenis van sommigen onder ons. Een vrouw zegt: Toen mijn man aan het diaconaat begon, vreesden wij de kinderen en ikzelf dat hij nog meer uithuizig zou zijn. Dat is achteraf niet waar gebleken. Het is alsof hij diaken is in zijn eigen gezin. Waar hij vroeger aan tafel afwezig was, is hij nu echt bij ons. Misschien hebben wij de uithuizigheid beter leren aanvaarden omdat mijn man nu diaken is. Ik zie nu alles in een ander licht. En de man: Na de wijding ben ik meer in mijn gezin geïntegreerd. Ik heb geleerd nu beter klemtonen te leggen. Dat doet ons denken aan wat P. Nijs schreef over de goede en de slechte vader. Het evidente verschil tussen een goede en slechte vader is soms uiterst miniem. De slechte vader wordt door zijn vrouw verweten dat hij zijn gezin verwaarloost, te veel afwezig is en dat zij voor alles alleen staat. De goede vader daarentegen is hij dan, die zich naar de regel van onze maatschappij, voor zijn eigen gezin opoffert (én vaak letterlijk vroegtijdig doodwerkt!). Maar intussen vergeet hij er mee samen te leven. En in feite, ijverig klauterend op de maatschappelijke ladder, blijft hij evenzeer afwezig als die slechte vader. Toch blijft hij voor velen een goede vader, een harde werker, iemand naar wie wordt opgezien, terwijl een diaken die zich (soms) sterk buitenshuis inzet door de vrouw als een slechte huisvader ervaren wordt. Een verpleegster na een vraaggesprek over het diaconaat: Dat zou ik voor mijn gezin niet aanvaarden. Brengt dat niet te veel uithuizigheid mee? Zou de verpleegster het niet aanvaarden als die uithuizigheid het gevolg is van avondwerk dat opbrengt. Hier wordt wel duidelijk wat wij verstaan onder groeien, zich bekeren. Ons al of niet waarderen van het diaconaat met al zijn gevolgen heeft alles te maken met de waardeschaal waaruit wij leven.
Zo wordt heel makkelijk getolereerd dat de man (of de vrouw) uithuizig is als het maar opbrengt! In de mate dat Christus in ons leven meer ruimte krijgt, in de mate dat zijn levensperspectief ons leven richt, in de mate dat wij leven vanuit een christelijke waardeschaal zal het diaconaal engagement van man en vrouw meer kansen krijgen.
Sacramenteel beleefd huwelijk
Zo deden wij een derde vaststelling. Een diaconaal gezin veronderstelt een diep geloofsleven. Wij zijn ervan overtuigd te mogen zeggen dat iemand die zijn huwelijk sacramenteel beleeft makkelijker voor het diaconaat zal opteren. Nu weet iedereen die iet of wat te maken heeft met huwelijksvoorbereiding dat de sacramentele beleving hangt. Wie wat contact heeft met gezinnen weet dat de gezinspiritualiteit dikwijls niet te vinden is of zoek is geraakt. Vele priesters zijn terecht diep ontgoocheld over de motieven waarom jonge mensen in het huwelijk treden. De oorzaken liggen bij de gezinnen, de school en de pastoraal. Maar wijzelf moeten bekennen dat de echtelijke spiritualiteit dikwijlseen ontdekking naderhand is, na (enkele) jaren huwelijk. Misschien door een gezamenlijke retraite, of door een geleidelijke groei doorheen het dagelijks leven. Het ideaal ware indien jongen en meisje zo hun huwelijk aangingen: om elkaar gelukkig én heilig te maken. Deze twee vallen samen. Ze kunnen God voortaan niet beminnen tenzij ze in de eerste plaats elkaar beminnen. Ze naderen God in de mate ze naderbij komen tot elkaar. De sacramentele beleving is dus geen bovenbouw. Integendeel ze veronderstelt de aardse beleving. Ze zijn één. Het ene kan niet zonder het andere. Inderdaad is de aardse werkelijkheid van het huwelijk is tevens heilsmysterie.
In ons geloof maken wij onderscheid tussen scheppings- en verlossingsgeloof. Liefde voor elkaar heeft de maat van de liefde die we aankunnen. Daarom kan onze beperkte liefde slechts open gebroken worden door zich open te stellen voor de liefde van God. God doet het dan door ons. Het besef van deze roeping is zonder twijfel een grote hulp in de uitbouw van ons huwelijk. Maar het is slechts door en in het gebed en de bezinning dat dat roepingsbesef levendig blijft. Het sacrament van het huwelijk zal weinig efficiënt zijn zonder regelmatige gezinsgebed. Als wij nadenken en spreken over het diaconaal gezin dan kunnen wij niet voorbij aan deze inzichten. Terecht wordt aan de spiritualiteit een apart nummer gewijd.
Een noodzakelijk groeiproces
In onze gemeenschap zijn wij er ons sterk van bewust geworden en blijkbaar is al wat weg afgelegd van inzien naar beleven. Onzer priester-begeleider zegt: Bij mijn contacten met gehuwden zie ik steeds dat de ene partner boven de andere staat. In het diaconaat groeit een evenwicht tussen man en vrouw. Het diaconaat wordt blijkbaar ervaren als een gemeenschappelijke opdracht van man en vrouw. Deze ervaring is zo diepgaand dat mijn relatie tot deze gehuwden veranderd is. Vroeger ervoer en benaderde ik gehuwden als individuen. Ik had de ervaring: God is een persoon. Nu ervaar ik: wij doen het samen. God is gemeenschap.
Het gebedis voor een diaconaal gezin leven s noodzakelijk. Wil een mens leven dan moet hij ademen. In die adem is God aanwezig. Als twee mensen van elkaar houden dan is hun ademhaling de attentie, een verdichting van hun liefde en vertrouwen. Maar er is meer. Er is ook de verhouding van de mens tot God. Daar is de ademhaling het gebed. Fundamenteel voor een diaconaal gezin is dan ook het gebed. Zoals elk leven eigen aardig ademt: een baby ademt anders dan een kind, anders dan een atleet. Zo zal het bidden ook van gezin tot gezin verschillen.
Concrete beleving
Opvallend is de gemeenschappelijke ervaring dat er heel wat verandert in het gezinsleven. Er is boven al op gewezen. Enkele getuigenissen ter illustratie. Een vriend vraagt of ge als diaken nu altijd naar de anderen toe moet. Voor het diaconaat verspeelde de aangesprokene vele uren met schaken. Voor zijn ontspanning was hij toch ook bij de anderen. Maar het was voor zichzelf en niet voor die anderen.
Een kandidaat typeert het zo. Vroeger zou ik bij twee vergaderingen altijd voor de Heemkundige Kring hebben gekozen, nu voor het Marialegioen. Blijkbaar houdt het diaconaat een sterk appel in, want velen van ons voelen het niet kunnen dienen door eigen beperktheid aan als een pijn.
Die verandering tekent zich eveneens af in de verhouding man vrouw. Is de mens maar datgene wat hij maar kan realiseren? Of is de basis waarop zij hem, elkaar, beoordelen, zijn ideaal, datgene waar hij of zij achter staat? Op basis van de nuchtere werkelijkheid van slurpen en snurken kan men elkaar niet juist beoordelen. Mijn man, vrouw, is meer dan dit of dat gezicht, met die gebreken. Dat is de trouw. Diaconaal gezin zijn is de fundamentele waarde zien. Misschien kunnen wij wel zeggen dat diakengezinnen forellengezinnen (of zalmgezinnen) zijn. Vanuit ons diaconaat worden wij een stuk apart geplaatst. Wij mogen ons vanuit ons diaken zijn niet alles permitteren. Of zoals iemand het zegde: De diaken (als gehuwde man en gezinsman) moet voorgaan in het zich omgeven weten door diepte. Zoals wij leven, leeft niemand. Zo vrij en toch zo gebonden. En zien wat er vanuit die inspiratie kan groeien.
Een diaconale gezinstaak
Meteen zitten wij in een vierde belangrijke vaststelling. De diaken is een teken. Hij en zijn gezin zijn er niet voor zichzelf, maar door de Andere voor de anderen.
Hier blijken heel wat wolfijzers en schietgeweren te liggen. Wij zien niet altijd klaar. Dan grijpen wij gemakkelijk naar wat nu wel klaar is. Zo plagiëren heel wat diakens het (oude) priesterbeeld en gaan zich vermeien in het cultische, het liturgische; wij gaan ons vlug vereenzelvigen met het type van de leider.
Hebben wij als gehuwden en gezinnen geen andere mogelijkheden? Wat valt er niet allemaal te putten uit de rijke (maar dikwijls onbekende bron) van ons huwelijks- en gezinsleven?
Apelleert onze omgeving niet op ons als gehuwden en als gezin? En is de bekommernis om ons gezinsleven te verzorgen geen antwoord op dat appel; een antwoord op de ervaring door de anderen die ons omringen anders te worden bekeken? Wij zwemmen dan maar in de richting van de bron, door en over alle hindernissen en ontdekken zo onderweg welke onze taak is. Forellengezinnen zoals wij het al eerder noemden. Als de kerk tot taak heeft ruimte te scheppen opdat Jezus als de Christus ter sprake zou gebracht worden, dan heeft het diakengezin daarin zijn eigen invalshoek. Wie vanuit zijn hart naar God kijkt en naar de mensen ontdekt wel waar God hem roept om te dienen.
Diaconaal gezin evangelisch gezin
Een diaconaal gezin is m.a.w. een evangelisch gezin, kerkelijk geëngageerd in trouw tot ter dood voor de anderen, wie die anderen ook mogen zijn. Het zal dan ook alles afleggen wat het kan vervreemden van die anderen, zijn broers en zusters. Een dienende gezin impliceert dat het zich anders opstelt tegenover het bezit van de dingen en in zijn verhouding tot zijn medemensen verzaakt aan machts- en geldingsdrang. Zo wordt het diaconaal huwelijk en gezin beeld van het feit dat in duizend gewone dingen Gods Rijk wordt bevorderd.
Geschreven door mezelf in 1977 en verschenen in het Kontaktblad van het Permanent Diakonaat Diakens voor de wereld, n° 21 (mei juni juli ) 1977, p.1 6).
Tijdens een vergadering van de interdiocesane commissie voor het permanent diaconaat vroeg Paul De Haes mij de toelating om het te publiceren in Pastor Bonus. Ik vond het niet de moeit waard. Als ik nu herlees dan moet ik zeggen dat vooral het tweede deel reeds heel goede dingen bevat. Wat denk je beste lezer?