Inhoud blog
  • Waarom wij 'christenen' genoemd?
  • Wij het lichaam van Christus, de Kerk
  • Ouderen tellen nauwelijks mee
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Diaconaat: kerk in uitvoering

    22-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een schat en een parel

     

    Jezus heeft het over het Rijk Gods maar weer maakt Hij gebruik van scènes uit het dagelijks leven: Hij heeft het over een schattenjacht.

    Zie: zilverschat van Bambrugge!

     

    Wie van ons heeft nog nooit deelgenomen aan de lotto, de toto, de tiercé, de kwislijn?

    En de meeste hopen dan nog de ganse pot te winnen, vrij van belastingen.

     

    Twee dingen vallen op bij Jezus. Het eerste: voor zijn schat moet je geen twintig hindernissen overwinnen zoals in een sprookje, je moet er niet speciaal voor naar de krantewinkel of naar de tv-studio, je moet niet krabben.
    Hij zegt dat je het Rijk God kan vinden midden in je gewone leven!

    ‘Dig where you stay…’

    De monniken die de deur naar de hemel zoeken…

     

    De boer vindt hem terwijl hij het land bewerkt, de koopman vindt hem terwijl hij doet wat hij altijd doet: parels kopen.

    Het Rijk Gods vind je in je eigen akker, in je eigen leven.

    Wij kijken ernaar en we zien het niet.

    We zijn als vissen die niet weten dat het water hun schat is, en dit pas beseffen als ze aan land liggen te hijgen en te snakken naar water.

    We lopen door het veld over onze schat heen,zonder het te beseffen.

    We zijn als mensen die in een prachtig land wonen en er zo gewend aan werden, dat ze het niet meer zien.

    Ik denk aan een Zwitserse pastoor van Vitznau aan het Vierwoudstedenmeer, waar ik lang geleden met vakantie was. Hij begreep niet waarom ik elke dag opnieuw de bergen introk en ’s avonds lachte hij: “Du Flame, hast du etwas gefunden, da droben?”

    Wat is dat Rijk Gods dan wel?

    Het woord zegt toch genoeg: dat God de Heer is, dat we leven in zijn Rijk, en we hier zijn Wil moeten doen, dat we zo dat Rijk kunnen doen groeien hier beneden.

     

    Het tweede dat opvalt bij Jezus is: al wie die schat vindt, zal vanzelf al het andere op het spel zetten. Ik las de laatste tijd al een paar keer over politici, over sportlui, ook over zakenmensen die omwillen van hun prestaties, hun prestige, hun promotie alles op het spel gezet hadden, jarenlang. Maar die op het eind met spijt moesten toegeven da ze voor die carrière, een puinhoop hadden gemaakt van hun gezinsleven.

    Wil die lieve Jezus ons in die richting sturen?

    Ik denk dat Jezus juist het tegenovergestelde bedoelt, namelijk dat we onszelf op het spel zouden zetten om anderen rond ons gelukkig te maken, om rond ons vrede en gerechtigheid te doen heersen, om de mensen rond ons leven te schenken.

    22-02-2006 om 11:00 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maria-Clara en Marie in de tuin van De Oude Abdij te Drongen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Maria-Clara en Marie in de tuin van De Oude Abdij te Drongen

    22-02-2006 om 10:57 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Die drong en die diende

    DIE DRONG EN DIE DIENDE

     

    de vuilhoop brandde

    we steken hem geregeld in brand

    om het grootste vuil wat weg te krijgen

    en de hoop te doen slinken

     

    ik zat met die brandgevaargedachten

    ik dacht:

    als we nu weer eens brandoefening hielden?

    zo gezegd zo gedaan

     

    wonder wat je dan gebeuren ziet:

    sommigen lopen her en der

    anderen blijven steenkalm

    en stellen rustige handelingen

     

    op een mum van tijd

    had iedereen iets in zijn hand

    dat water bevatten kon

     

    het vreemde was wel

    het vormen van de ketting:

    iedereen stond ofwel bij het water

    ofwel bij het vuur

    middenin stond niemand

     

    iedereen wil wel op een efficiënte plaats staan

    de plaatsen van de niet zo duidelijk efficiëntie

    die van de dienstbaarheid

    blijven leeg

     

    het was een spel

    en het werd ook gespeeld

    en toch werd de brand pas geblust

    maar dan ook op één twee drie

    van het ogenblik dat iedereen

    in de efficiëntie van de groep begon te geloven

     

    in het begin was er niets anders

    dan dringen

    ieder met zijn eigen potje

    rond de pomp die maar niet rap genoeg water gaf

     

    pas wanneer werd ingezien

    dat rustig je beurt afwachten

    tot de ene die pompte

    één na één de potjes en emmers gevuld kreeg

    ogenschijnlijk trager

    maar in feite vlugger ging

    kreeg iedereen vertrouwen in de ketting

    dus in elkaar

    dus in iedereen

    dus ook in degenen

    die niets zag

    noch het water

    noch het vuur

    maar die enkel maar doorgaf

    die enkel maar diende

     

    Luc Versteylen

     

    Deze parabel van Luc Versteylen heeft mij aan het denken gezet. Over de efficiëntie van de groep die alleen mogelijk wordt door degenen die dienen. Degenen die enkel maar doorgeven. Eigenlijk zijn degenen die dienen bemiddelaars, go-betweens! Zonder hen kan de ketting niet gevormd worden. Helaas staan velen liever bij het vuur of bij de pomp!

    19-02-2006 om 19:55 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De reddingspost

     


    Aan een gevaarlijk stuk kust, waar regelmatig schepen vergaan, stond lang geleden een primitieve kleine reddingspost. Het gebouwtje was niet meer dan een hut en er was één boot. Maar de toegewijde leden, die de reddingsploeg telde, waren altijd op hun post en zonder zich om hun eigen leven te bekommeren, trokken ze er dag en nacht op uit om onvermoeid te zoeken naar de vermisten.

    Vele mensen levens werden door deze kleine reddingspost gered, en ze werd daardoor beroemd. Sommigen die gered waren en verschillende anderen die in de omgeving woonden, wilden op één of andere manier met de post verbonden zijn en het reddingswerk met hun tijd, geld en moeite steunen.

     Er werden nieuwe boten gekocht en nieuwe bemanningen opgeleid. De kleine reddingspost werd groter en groter. Sommige nieuwe leden ging het ter harte, dat het gebouwtje zo primitief en armoedig uitgerust was. Ze hadden het gevoel, dat er een meer komfortabel gebouw moest komen, waar de aan land gebrachte drenkelingen konden worden opgevangen. Dus vervingen ze de houten kribben door echte bedden, vergrootten het gebouw en plaatsten er betere meubels in.

     

    Nu werd de reddingspost een populaire vergaderplaats voor haar leden. Omdat ze het als een soort clubgebouw gingen gebruiken, werd het gebouwtje steeds keuriger opgeknapt en luxueuzer gemeubileerd.

     

    Niet alle leden waren nog geïnteresseerd in het reddingswerk en waren in staat of bereid om er zelf met de reddingsboten op uit te trekken. Dus namen zij bemanningen in dienst om voor hen dit werk te doen. Het motief van het reddingswerk overheerste nog steeds in de versiering van het clubgebouw en in de kamer, waarin de nieuwe leden van de club plechtig werden geïnstalleerd, stond een symbolische reddingsboot.

     

    Rond deze tijd gebeurde het, dat een groot schip bij de kust verging, en de in dienst genomen bemanningen brachten scheepsladingen vol koude, natte en half verdronken schipbreukelingen het clubgebouw binnen. Ze waren vuil en ziek en de prachtige nieuw club veranderde in een chaos. Daarom besloot het bestuur onmiddellijk naast het clubgebouw een opvangcentrum te bouwen, waar de schipbreukelingen eerst konden worden opgeknapt, voordat ze werkelijk binnenkwamen. Maar bij de volgende algemene vergadering viel de club in twee partijen uiteen. De meeste leden wilden met het reddingswerk stoppen, omdat het maar onprettig was en erg hinderlijk voor het normale clubleven. Sommige leden hielden aan het reddingswerk vast als hun eerste doel en ze wezen erop, dat de club nog steeds een reddingspost heette. Maar toen het uiteindelijk op stemmen aankwam, bleek de laatste groep in de minderheid te zijn en ze kregen te horen, dat ze maar een eigen reddingspost moesten beginnen als ze dat werk nog steeds wilden voortzetten. Dat deden ze dan ook, een eindje verderop aan dezelfde kust.

     

    Toen de jaren verstreken, gebeurde er met deze nieuwe reddingspost hetzelfde wat er met de oude was gebeurd. Ze ontwikkelde zich tot een club en er werd wéér een andere post gesticht. De geschiedenis bleef zich herhalen.

     

    En als je vandaag de dag aan die kust een bezoek brengt, dan zul je er een aantal exclusieve clubs aantreffen.

    Schipbreuken komen nog veel voor in die omstreken, maar de meeste schipbreukelingen verdrinken.

     

    Een parabel van Th.O.Wedel uit The Ecumenical Review, oktober 1953

    Ook geciteerd, in andere versie in  Gerben Heitink, Tussen zeggen en zwijgen. Grondwoorden in een geloofsgesprek. Kok Kampen, 2003, 2de druk.

     

    “Dit verhaal geeft te denken”, zegt G. Heitink. “Het verhaal van een gemeenschap van mensen die zich noemt naar Jezus, redder is zijn naam, maar zo gauw vergeet waar het allemaal om begonnen is: het leven van mensen en de redding van de wereld, waarbij het woord redden niet vergeestelijkt mag worden. Heil is aards heil, vrede en gerechtigheid.

    De Kerk wordt zo gauw doel in zichzelf, een instituut, een nette club, een gezelligheidsvereniging. Ze schuift zomaar als een eigen organisatie tussen Jezus en de mens in. Het kruis wordt een ornament, de redders vergeten dat ze zelf geredden zijn en gaan over tot de orde van de dag.

    Sinds de Kerk staatskerk werd en deel ging uitmaken van de gevestigde orde, is dat het grote gevaar dat haar bedreigt. Daarom moet ze steeds weer bepaald worden door wat inde gelijkenis door een minderheid “de oorspronkelijke doelstelling” wordt genoemd. De Kerk is er voor anderen.” (blz. 109).

     

    Overgenomen uit Mensen Onderweg, juni 2004, n° 5, p. 24 -25.

     

     

     

    Ik zie de problemen die ge schetst in uw tekst, maar kan ze daarmee nog

    niet oplossen... Een paar gedachten slechts om er bij te leggen:

     

    - Het verhaal van de reddingspost is een goede eye-opener, maar klopt

    niet helemaal. Wij zijn geen verzorgingsinstelling 'zoals Christus ook

    deed', maar moeten als Kerk Christus zelf sacramenteel bemiddelen, en er

    verder op vertrouwen, als mensen christelijk zijn, dat ze (= Christus

    zelf in hen!) diaconaal zullen (= zal) handelen in de wereld.

    - dit betekent dat de kerk zichzelf ontvangt van Christus en hem

    binnenkerkelijk 'doorgeeft' in woord, sacramenten en ambt,in zijn

    drievoudig priesterschap: profetisch ontvangt de K zichzelf in het

    woord, priesterlijk in de sacramenten, en koninklijk of herderlijk in

    het ambt. Deze drie constitueren de Kerk, daarmee is ze als te ontvangen

    gave voltooid.

    - Daarmee wordt het ambt de diakonale dimensie in de Kerk zoals ze zich

    ontvangt: het ambt betekent precies dat Christus ons zelf komt dienen

    omdat wij het niet zelf kunnen. Het ambt is dus dienst ("als ik u de

    voeten niet mag wassen, kunt ge mijn leerlingen niet zijn").

    - Het diakonale handelen van de kerk is dan niet een van de drie

    dimensies, maar het /hele/ handelen van de kerk in haar relatie tot de

    wereld: in ons diakonaal zijn mogen wij nooit of te nimmer onderscheid

    maken tussen de wereld en de kerk. Een katholieke zieke is niet meer

    waard dan een niet katholieke (ook al moet hij misschien eerst bezocht

    worden, niet omdat hij de belangrijkste zieke is, maar omdat we onder de

    christelijke broeders en zusters bij uitstek moeten waar maken wat in de

    wereld nog maar half lukt)

    - Voorzover ik kan inschatten heeft het diakonaat als sacrament dan een

    dubbele betekenis: a) het is het fundament van het ambt (accent op 'het

    behoort tot de wijding, als onderste trap), en b) het stelt present dat

    de kerk moet dienen, de diaken is dienaar in persona(!) ecclesiae

    (accent op de specificiteit van diakonaat tov priesterschap en

    bisschopsambt). IN die laatste betekenis symboliseert de diaken m.i.

    veeleer dat de kerk de wereld dient dan dat de kerk haar kerkleden dient.

    - Praktisch komt het er op neer dat de kerk zich moet organiseren zoals

    ze zich moet ontvangen: vanuit woord, sacrament en ambt. Dat moet

    verzekerd zijn. Als ze leeft vanuit die drie zal ze automatisch

    diakonaal zijn. Is de kerk niet diaconaal, dan faalt de overdracht van

    woord, sacrament en ambt.

    - Dan nog zullen er praktische problemen zijn met de hertekening van het

    parochielandschap. Maar dat heeft te maken met twee gelijktijdige

    dynamieken die moeten worden ontwikkeld: schaalvergroting en

    schaalverkleining.

     

     

     

     

     

     

     

    19-02-2006 om 00:00 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De parabel van het ongetrouwde echtpaar

     

    Een koppel had reeds vijf jaar ruzie gemaakt, en voor hun vijfde huwelijksverjaardag besloten ze dat er iets moest veranderen in hun relatie. Daarom gingen ze naar een oude, wijze man, en vroegen hem om raad.

    “Kom op jullie huwelijks verjaardag bij mij op bezoek”, zei de wijze man, “en ik zal jullie een fijn soupeetje voorzetten”.

     

    Die dag kwam het jonge koppel uiterlijk welgezind bij de oude man.

    Ze hadden hun twee kinderen ook meegebracht, een jongen van vier-en-een half jaar en een meisje van drie.

    Als geschenk gaven ze de oude man mooie bloemen.

    Groot was hun verbazing toen hij ze aannam en ze zonder verpinken met de steel omhoog in een vaas zette. De oude man excuseerde zich niet en bovendien vroeg hij zijn gasten om eerst in de keuken de afwas te willen doen.

    Het soepeetje begon met een kop koffie en een taartje.

    Vervolgens diende de gastheer een chocolademousse als voorgerecht op.

     Na het hoofdgerecht volgde een bord soep waarop een visschoteltje de maaltijd afrondde.

    In de twee grote waterglazen goot de man rode en witte wijn, en in het wijnglas water.

    Toen de jonge man bruisend water vroeg kreeg hij leidingswater, en de vrouw die normaal plat water dronk schonk hij borrelend bronwater in.

     

    Met stijgende woede had de jonge vrouw dit eigenaardige schouwspel gevolgd, tot ze beledigd rechtsprong. “Nu is het genoeg” riep ze uit, “wij komen hier om wijze raad, niet om een maal waar alles op zijn kop staat”.

    Rustig keek de wijze man haar aan en deed har weer zitten.

    “Kijk”, zei hij, “zoals ik jullie nu behandeld heb, zo doen jullie al sinds je verlovingstijd met elkaar.

    Je kende elkaar nog maar pas en je at al van het zoet dessert der intimiteit.

    Je had thuis geleerd om wijs te zijn en je was niet eens voorzichtig – en hij knipoogde even naar het oudste kind, dat onverwachts vroeg geboren was.

    Je had jezelf nog niet gevonden en je wou de ander al bezitten.

    En toen je  - veel te vlug  - getrouwd was, heb je niet opgehouden de andere te bewijzen dat jij als vrouw of jij als man baas in huis bent. Als de ander plat water vroeg, dan gaf je bruisend water om te laten zien dat jij de sterkste was. Als je verwachtte dat de ander de afwas of een bepaald werk voor jullie gezin ging doen, dan werd je gevraagd om je eigen boontjes te doppen.

    Denk je dat je op die manier van het huwelijk een feest kunt maken?”

    Er viel een lange stilte.

    En toen de man de tranen in twee paar ogen zag en twee handen die voor het eerst mekaar echt zochten, dan wist hij dat een sinds lang gescheiden koppel, nu pas voorgoed getrouwd was.

     

    Uit de oude doos.

    Test van Jan Van Raemdonck

    18-02-2006 om 14:29 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Trainen

    (bij Mt 5, 48)

     

    Weinig hebben we van nature,

    veel moeten we aanleren,

    met moeite verwerven en vasthouden.

     

    Een lichamelijke behendigheid eist uren training,

    armen en benen en andere spieren soepel maken,

    door steeds dezelfde oefenstof,

    eindeloos saai, maar noodzakelijk,

    om conditie te krijgen en te houden,

    om mee te kunnen en de eindstreep te halen.

     

    Maar ons trainingsveld is veel groter;

    wat vroeger schijnbaar van nature kon,

    omgaan met elkaar,

    lijkt tegenwoordig een probleem.

    Waarom anders woorden als: eenzaamheid,

    communicatiestoornis, polarisatie?

    Daarom trainen in omgaan met elkaar,

    oefenen in luisteren en spreken,

    van mens tot mens, in grote groepen,

    oefenen in democratisch denken,

    in breken en delen…

     

    Ook zullen we moeten trainen in bidden,

    in luisteren naar God, in spreken met God,

    we zullen bij Jezus in de leer moeten

    om te ontdekken, wie de Vader is,

    wat Hij van ons vraagt,

    om te kunnen zijn zoals Hij,

    want dat is toch de opdracht:

    wees volmaakt, zoals uw Vader in de hemel.

     

     

    18-02-2006 om 11:51 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'Annenmaurice' wordt voorlopig 'diamautem'

    'Annenmaurice1964' wordt voorlopig 'diamautem'

    Door een of andere hacker kan ik niet verder bloggen onder de naam 'annenmaurice1964'. Daarom werk ik voorlopig verder aan mijn tweede blog 'diamautem'.

    17-02-2006 om 11:03 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Er waren eens twee monniken die in een zeer oud boek

    gelezen hadden dat aan het einde van de wereld een

    plaats bestaat waar hemel en aarde elkaar raken. Aan de

    poort hoeven ze maar te kloppen om de vrede van

    God binnen te gaan. Zij besloten ernaar op zoek te gaan

    en niet eerder naar hun klooster terug te keren voor ze

    die plaats gevonden hadden. Ze doorkruisten de wereld,

    met al de gevaren en ontberingen die op zo’n lange tocht

    denkbaar zijn. Eindelijk vonden ze de poort die ze

    zochten. Met een bevend hart klopten ze aan en tot hun

    verwondering werd de deur van hun kloostercel geopend.

    Ze hadden begrepen: de plaats waar hemel en aarde

    elkaar raken, is waar God je heeft geplaatst.

     

    Een Oude Legende,

    In Wege Entdecken, Stuttgart, Verlag Kath. Bibelwerk, 1980

    Gevonden bij

    16-02-2006 om 19:54 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De balans in evenwicht?!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De balans in evenwicht is het symbool van de rechtvaardigheid

    Maar de liefde heeft geen balans is evenwicht:

    Zij weegt niemand.

     

    Maar iedereen zal op de laatste dag

    gewogen worden op basis van de liefde!

     

    Jean Rodhain

    Priester

    1969

     

    De balans is symbool van rechtvaardigheid

    Liefde daarentegen heeft geen balans:

    Zij weegt niemand

     

    Maar iedereen zal op de laatste dag

    worden gewogen op basis van de liefde!

    15-02-2006 om 17:12 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nog een diaconaal initiatief: Is er een weg om het gekwetste hart te genezen?

    IS ER EEN WEG OM HET GEKWETSTE HART TE GENEZEN?

     

    BRUSSEL (KerkNet) - Niemand kan zich indekken tegen wonden die geslagen worden door frustratie, ontgoocheling, pesterijen, liefdesverdriet, verraad, enz. Overal waar mensen samenleven, ontstaan conflicten: tussen koppels, in gezinnen, tussen werkgevers en werknemers, tussen vrienden of buren. Jean Monbourquette, Canadees theoloog en psycholoog gelooft vast in vergeving als weg tot innerlijke genezing. Vergeving komt in zicht wanneer pijn, haat en wraakgevoelens langzaam hun verlammende greep lossen en plaats ruimen voor ervaringen van innerlijke vrede en sereniteit. Hij ontwikkelde een programma om te groeien in vergeving.  Groeigroepen in heel de wereld gingen de weg die hij uittekende. Dankzij zijn advies en ondersteuning van de Interdiocesane dienst voor Gezinspastoraal worden in en vanuit het bisdom Brugge groeigroepen georganiseerd.

    Groeien in vergeving
    Tegen die achtergrond organiseert de vzw Gezinspastoraal van het bisdom Brugge voor de derde keer een cursus 'groeien in vergeving'. Deze groep staat open voor iedereen die op zoek wil gaan naar de helende kracht van vergeving in het eigen leven. Gedurende avonden en namiddagen worden achtergrond en ervaringsgerichte stapstenen (delen in groep, meditatie, thematische reflectie, schrijfgesprek, huisopdrachten)  aangereikt om op zoek te gaan naar herstel van de innerlijke 'heelheid'. De groeigroep bezorgt de nodige toerusting om nadien de weg  zelf verder te bewandelen.
    De avonden en de namiddagen vormen één reeks en staan onder de begeleiding van Francky Debusschere en Anne Moerman, stafmedewerkers van vzw Gezinspastoraal bisdom Brugge. Ze hebben telkens plaats op dinsdagavond, van 19.30 tot 22 uur, op 17 januari, 7 februari, 7 maart, 18 april, 9 mei en 6 juni 2006. Op zaterdag zijn er samenkomsten 's middags van 14 tot 17.30 uur: op 28 januari, 18 februari, 25 maart, 22 april, 13 mei en 17 juni 2006. de bijeenkomsten vinden telkens plaats in het Centrum Licht en Ruimte, Oostnieuwkerksesteenweg 51 in 8800 Roeselare. Deelnemen kost 6 euro per avond (drank en map inbegrepen). Het aantal deelnemers is beperkt tot 12. Met iedere mogelijke deelnemer is er een kennismakingsgesprek. In het gesprek geven de initiatiefnemers wat meer uitleg over het programma en gaan ze na of de groeigroep een antwoord is op wat de kandidaat-deelnemers zoeken.
    Meer info: vzw Gezinspastoraal, Oostnieuwkerksesteenweg 51,8800 Roeselare, tel: 051 26 56 13, fax: 051 26 56 09, website:
    www.gezinspastoraal.be/brugge, e-mail: gezinspastoraal.brugge@skynet.be.

    Schuld, vergeving en verzoening
    Daarnaast is er ook de groeigroep schuld, vergeving en verzoening. Dit initiatief richt zich tot mensen die willen nadenken over deze thematiek als persoonlijke verdieping en verwerking om meer in harmonie met zichzelf en de anderen te leven. In de groeigroep wordt via theoretische inzichten deze thematiek verkend. Er worden ook vaardigheden aangereikt en er is een uitwisseling van gedachten en belevingen in een sfeer van veiligheid en geborgenheid.
    Voorafgaand aan de drie weekends die een geheel vormen, wordt een kennismakingsgesprek voorzien na afspraak met de deelnemer. Daarin wordt ingegaan op de inhoud en nagegaan of dit beantwoordt aan zijn of haar verwachtingen. De begeleiding is in handen van Jo Depreitere, vormingswerkster en werkzaam als rouwcounselor en relatietherapeut. De groeigroep schuld, vergeving en verzoening komt samen tijdens de weekends van 24-25-26 februari, 24-25-26 maart en 28-29-30 april 2006, telkens voor het avondmaal (18 uur) tot zondagnamiddag 15.30 uur in de St.-Benedictusabdij 'De Achelse Kluis', De Kluis 1 in 3930 Hamont - Achel. Deelnemen kost 320 euro voor de drie weekends alles inbegrepen. De groep is beperkt tot maximum 8 deelnemers.
    Meer info: vzw Sint-Benedictusabdij 'De Achelse Kluis', t.a.v. de Gastenbroeders, De Kluis 1, 3930 Hamont-Achel, fax: 011 66 67 14 en website:
    www.achelsekluis.org  of bij Jo Depreitere, tel: 050 38 12 94 en e- mail: jo.depreitere@skynet.be.

     

    14-02-2006 om 18:04 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een diaconaal initiatief:oproep voor humane amnestie!

    OPROEP VOOR HUMANE AMNESTIE KRIJGT VEEL WEERKLANK

     

    ANTWERPEN (KerkNet/HOP) - De initiatiefnemers en de deelnemende organisaties en scholen van HOP - Hoop op Papieren stellen vast dat hun voorstel voor een 'humane amnestie' voor ingeburgerde mensen zonder papieren steun krijgt in brede kring, oor vindt bij politici van verschillende partijen en een maatschappelijk debat losweekt. HOP vraagt concreet de regularisatie van wie drie jaar in procedure is en de regularisatie van wie niet (meer) in procedure is, maar duidelijk ingeburgerd is op basis van criteria als talenkennis, kinderen die hier twee jaar of meer naar school gaan, tewerkstelling, sociale bindingen in buurt of gemeente . HOP dringt erop aan dat deze criteria in rekening worden genomen als 'duurzame bindingen'. De huidige plannen om de asielprocedure te hervormen bieden volgens de organisatie een geschikte kans om een dergelijke 'amnestiemaatregel' door te voeren en met een schone lei te beginnen.
    Ondertussen ondertekenden al meer dan 2500 burgers de oproep tot 'humane amnestie' op de website van HOP:
    www.actie-hop.be/steun.php. Onder hen politici van verschillende partijen (CD&V, SP.A, Groen!, Spirit,.) en bekende figuren als Jan Decleir, Carl Huybrechts en stadsdichter Bart Moeyaert. HOP kan ook rekenen op de steun van de Antwerpse bisschop Paul Van den Berghe, die vanmorgen liet weten mee te stappen in de manifestatie van aanstaande woensdag.  Die vindt plaats onder de slogans: 'Laat onze vrienden blijven' (niet: 'Laat ons vrienden blijven') en 'Voor een humane amnestie'. "Het is niet in de eerste plaats een manifestatie 'van' illegalen, wel van hun vrienden en diegenen die voor hun zaak opkomen", aldus de initiatiefnemers. Zij benadrukken dat vlaggen van politieke partijen niet gewenst zijn. "Dit is immers geen partijpolitieke betoging." De betoging vertrekt om 16 uur op de Groenplaats. Het einde is voorzien rond 17.30 uur.

     

    14-02-2006 om 17:56 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Verslag voordracht door Mevr. Lisette Schuddinck in de zaal De Reep te Nederboelare Geraardsbergen 24 januari 2006

     

    Dinsdagnamiddag 24 januari hield Mevr. Lisette Schuddinck een zeer gewaardeerde inleiding voor vrijwilligers rouwbezoekers en voor mensen die zelf een rouwproces doormaken. Als besluit van haar inleiding gaf zij ons zeven raadgevingen mee.

    De deelnemers aan deze rijke namiddag willen met jullie delen!

     

    Raadgevingen voor bezoekers van mensen in rouw

     

    Als rouwbezoeker is het belangrijk dat je zelf inzicht hebt wat een rouwproces is : een groeiproces van aanpassing, aan het leven zonder ... Dit kan gepaard gaan met heel verwarrende emoties en gewaarwordingen: over ontkenning, kwaadheid, verdriet, angst, opluchting, schuldgevoelens ... soms ook lichamelijke klachten.

     

    “Er bestaat niet zo iets als een ‘normaal’ rouwproces”. Elke mens is uniek en rouwt ook op een unieke wijze. Neemt de tijd die hij/zij nodig heeft.

    Als rouwbezoeker heeft de mens in verdriet “geen boodschap” aan goede raad.

    Het enige wat je kan doen is luisteren en het verdriet, verdriet laten zijn, kwaadheid, kwaadheid laten zijn.

    Om dat aan te kunnen is het belangrijk dat je als rouwbegeleider weet hoe je zelf in mekaar zit : hoe ga je zelf om met emoties? Misschien heb je geleerd van altijd flink te zijn, geen emoties te tonen?!  Als de dood voor jou taboe is, als je zelf heel bang bent van dit onderwerp, is het heel moeilijk om rouwbezoeker te zijn. Het is heel confronterend voor jezelf geconfronteerd te worden met zwaar verlies, pijn en lijden. Wanneer heb ik de eerste keer pijn en verdriet ervaren en hoe ben je ermee omgegaan? Belangrijk ook ergens terecht te kunnen als je na een rouwbezoek geconfronteerd wordt met je eigen emoties en eventueel persoonlijke begeleiding te krijgen om open, als een leeg vat naar de rouwende te kunnen gaan. Anders loop je het risico je eigen problemen over te brengen op de rouwende.

     

    7 stappen in ondersteunend rouwbezoek :

     

    1. Er zijn , aanwezig zijn, er blijven.

       Daarbij niét: “Wat ga ik moeten zeggen?”, wél: “Wat ga ik te horen krijgen?”

       Onbevooroordeeld, onvoorwaardelijk aanwezig zijn – je hoeft niets te doen.

    2. Het verdriet niet uit de weg gaan – erover blijven praten..

       Als de rouwende over het weer praat, mag je niet vanzelfsprekend denken: ‘vandaag gaat

       het goed!’ Vermijd ook niet van te vragen: “Doet het nog pijn?” en niét: “Gaat het wat?”

    3. Luisteren, luisteren en nog eens luisteren.

    Luisteren, luisteren, luisteren!

    -         naar het verhaal van de ander : door het verhaal te vertellen, komt de ander ‘op verhaal’

    -         naar de gevoelens van die er achter zitten en niet altijd uitdrukkelijk worden genoemd: ‘ik zie dat dit je kwaad, triestig maakt’

    -         Naar de behoeften, de noden die achter de woorden klinken.

    4. Stilte, stilte laten zijn.

    Stilte kunnen verdragen (laten): attentvol bij haar/hem zijn of “biddend aanwezig zijn”. Dus niét alles vol praten!. Stilte = ‘even op adem komen’; als je daar tussenkomt verstoor je dat ‘even op adem komen’.

    5. Spreken met je lichaam.

    Soms zijn er geen woorden voor het woordenloze verdriet .. een onhandige schouderklop, een knuffel .. Wat heeft die rouwende persoon nodig? Bijvoorbeeld: sommige mensen hebben nood om geknuffeld te worden, andere schrikken ervoor terug! Daarom je intuïtie ontwikkelen. Je kan ook zeggen: “als ik je zo hoor verhalen heb ik goesting om vast te pakken!” of: “Ik heb geen woorden meer, maar ik zou je eens willen vastpakken!”

    6. Wees voorzichtig met uitspraken.

      Let op met uitspraken als : ‘Hij is een mooie dood gestorven.’ ‘had een schone leeftijd’ ‘je bent nog jong, je kan nog veel kinderen krijgen’ ...Bij vele mensen leeft de verdoemde neiging om ofwel hun eigen verliesgeschiedenis te gaan vertellen, ofwel het verdriet te minimaliseren door een veel erger verhaal te vertellen.

    7.Wees trouw aan dat verdriet.

    Daarom is het zeer goed een ‘rouw- of herdenkingsagenda’ bij te houden. Het doet zo deugd als je een telefoon of een bezoekje krijgt op de sterfdag, ook al is het vijf jaar geleden. Dat is zo veel waard.

     

    Vragen of opmerkingen:

    -         Afscheid kunnen nemen is heel belangrijk : bij een overlijden, zeker thuis – hoeft de begrafenisondernemer niet direct te komen. Neem als familie tijd om afscheid te nemen in de gewone thuisomgeving – zeker belangrijk als er kinderen zijn.

    -         Kan je als rouwbezoeker aangeven dat je tijd beperkt is? Ja, als je dit op een goede manier brengt. Het is beter vooraf aan te geven dat je vb een half uurtje tijd hebt, dan ongemakkelijk op je stoel te zitten omdat je eigenlijk iets anders te doen hebt – zo kan je niet echt luisteren. Sommige mensen hebben geen grenzen, hebben enorm veel aandacht nodig. Als rouwbezoeker moet je zeker je eigen grenzen bewaken.

     

    Oproep: de werkgroep rouwbezoekers vraagt versterking door mannen en vrouwen die wat tijd willen vrijmaken op mensen in rouw te bezoeken of er contact mee te houden. Eén of twee mensen in rouw nabij zijn is al een groot geschenk.

    Ben je aangesproken door bovenstaand zeven raadgevingen voor rouwbezoekers en wil je wat van je tijd in mensen investeren, aarzel dan niet om contact op te nemen met het decanaal secretariaat of met de priesters en/of diakens in het parochieblad vermeld.

     

    13-02-2006 om 18:19 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Diaken Maurice Temmerman terug aan het bloggen

    Diaken Maurice Temmerman terug aanhet bloggen

    Door een of andere hacker kan ik voorlopig niet verder werken aan mijn blog 'annenmaurice1964', daarom werk ik voortaan verder aan mijn tweede blog.

    13-02-2006 om 17:28 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Zorg voor de vragende mens

     

    Lut De Broey schreef in Mensen Onderweg, november 2004, n° 9, p.28 – 32 een interessant artikel, resultaat van een gesprek met Gerben Heitink, meer dan dertig jaar professor praktische theologie.

    Bladzijde 31 schrijft zij onder de titel ‘Consequenties voor de pastoraal’:

     

    “ De kerkdiensten zijn nog altijd hoofdzakelijk een eenmansgebeuren van degene die voorgaat. Ze zijn ontstaan in een tijd toen veel mensen nog analfabeet waren en afhankelijk waren van de kennis van de enkeling. Nu willen mensen erkend worden als mondig. Ze zijn geen ‘leek meer in de zin van ‘iemand die er niets van weet’., maar leek in de zin van ‘lid van de laos , het godsvolk’[1]. Het werk van priesters, predikanten en pastores wordt dan meer tweedelijnswerk: het stimuleren van de zelfwerkzaamheid en het zelf denken van groepen gelovigen. Dat vraagt van pastores ook andere eigenschappen.

    Pastoraal als zorg voor mensen is veel breder dan de kerk en gebeurt ook buiten de kerk. Er is ook pastorale zorg in ziekenhuizen, gevangenissen, bij vluchtelingen, ontrechte en ontheemde mensen. Er zijn inloophuizen in de stad waar iedereen kan binnenlopen, waar men iemand vindt om mee te praten en maaltijd mee te houden. De taak en de eigenheid van de pastor moeten zowel gezien worden vanuit zijn opdracht in de kerk als vanuit de noden van de mensen buiten de kerk. In feite zal het inde pastoraal altijd gaan om kernwoorden als: helen, bijstaan, verzoenen, begeleiden. Pastoraal gaat over de mens in zijn totaliteit, maar toegespitst op de mens in zijn relatie. Centraal staat het nabij zijn bij de vragende mens, in zijn gerichtheid op anderen en op zijn zelfontplooiing in relatie”.



    [1] Vetjes, onderlijnen en cursivering van mezelf.

    17-11-2005 om 18:38 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-10-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vraaggesprek met diaken Laurent: laatste versie
    Interview met diaken Laurent

    Diaken Laurent (laatste versie)

     

    Diaken Laurent is geboren in 1932 in het Noord-Franse Douvrain, bij Lens. Zijn ouders waren uitgeweken naar Noord-Frankrijk omdat er in Vlaanderen geen werk te vinden was. Daar werkten zij in een steenbakkerij. Laurent was de jongste van zeven kinderen. Drie van hen zijn vroeg gestorven en hij was nog geen jaar toen ook zijn vader stierf. Later, in de jaren vijftig, verloor hij nog twee broers in een mijnongeval.

    Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, vluchtte het gezin naar het zuiden van Frankrijk. Na drie dagen keerden zij al terug. Kort daarna maakte een ontploffing hun huis met de grond gelijk. Met zijn moeder woonde zij daarna een tijdje in een hok. Door toedoen van een kasteelvrouw, die hij tijdens een korte vakantie bij een nicht leerde kennen, keerden zij aan het begin van de jaren vijftig naar Vlaanderen terug. Hij kon op het kasteel gaan werken en zijn moeder betrok een huisje in het dorp vlakbij het kasteel. Maar in 1962 raakte ze verlamd. Toen besloot Laurent bij haar in te trekken en vond werk in een fabriek.

    Met zijn moeder ging het steeds verder bergaf en enkele jaren later moest ze worden opgenomen in wat nu het rust- en verzorgingstehuis Sint-Vincentius heet. Laurent ging met haar mee en hij vroeg de zusters of hij bij haar mocht blijven. Als tegenprestatie beloofde hij een handje toe te steken in het onderhoud van het tehuis en van de grote tuin. Op die manier voorzag hij in het onderhoud van zijn moeder. Die dag begon voor Laurent een nieuw leven ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden. Ook na de dood van zijn moeder in 1971 bleef hij daar wonen en werken.

     

    In1969 las Laurent een bericht in het parochieblad waarbij mannen werden gevraagd die zich eventueel kandidaat wilden stellen voor het permanent diaconaat. Na veel wikken en wegen, en een lang gesprek met een priester die het diaconaat gunstig gezind was, stelde hij zich kandidaat.  Het duurde heel lang voor hij antwoord kreeg, maar uiteindelijk werd hij als kandidaat, samen met zes anderen, aanvaard. Hun opleiding begon in 1970.

     

    In het begin viel het Laurent niet mee de opleiding te volgen. In het tehuis had hij handen vol werk, maar ook het wekelijks cursus volgen vroeg in het begin het uiterste van Laurent.

    Hij had wel degelijk lager onderwijs genoten en was absoluut geen slechte leerling. Daarna volgde allerlei cursussen in het avondonderwijs. Tevens is Laurent altijd een verwoed lezer geweest. Geleidelijk aan kreeg hij dan ook het ritme te pakken. Toch was hij blij toen men tijdens het derde jaar overschakelde op groepswerk en zelfwerkzaamheid. Die opleidingsvorm lag hem beter en was volgens hem ook intenser. Om de veertien dagen werden zij verwacht op het seminarie. Wij kregen een basisstudieboek aangeboden. Eén van de kandidaten bereidde een hoofdstuk voor, formuleerde vragen bij dat hoofdstuk en bezorgde die aan zijn medekandidaten. Het was de bedoeling dat dezen die vragen verwerkten aan de hand van het hoofdstuk en eventueel daarbij verwezen naar andere, erbij passende, lectuur. Op het einde van het derde jaar hadden zij een kleine bibliotheek samen gelezen en bestudeerd. Tijdens de veertiendaagse avondbijeenkomst werd, na de eucharistieviering met homilie door één van de kandidaten, het hoofdstuk besproken. Elk van de kandidaten had daarbij zijn inbreng. Elke avond werd afgesloten met het avondgebed uit het brevier of getijdengebed.

     

    Van de bezinningszondagen om de zes weken heeft Laurent ook veel meegedragen. In het begin vroeg hij zich soms af of hij wel tot het diaconaat geroepen was. Tijdens die bezinningsdagen ontdekte hij geleidelijk dat hij in zijn werk van elke dag het diaconaat kon beleven. Het leven als leerschool had hem tegen heug en meug met de ervaring van tegenslag, armoede en ziekte geconfronteerd en hij had er leren mee omgaan. Zoals hij in een artikel ooit las: als je het lijden niet kunt wegruimen, leer er dan mee op weg te gaan. Maar vooral zijn inzet ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden was voor hem de universiteit van het leven geweest.

    In zijn contacten met medekandidaten viel het hem wel op dat de meerderheid ervan sterk liturgisch gericht was. Laurent zelf vond het gebed en de liturgie uiterst belangrijk, maar naar zijn ervaring en mening moest de diaken vooral de broeder- en zusterdienst verrichten. Het moeilijke woord ‘diaconie’ was, zo leerde hij, de toetssteen van de verkondiging en de viering.

     

    In 1973 werd Laurent samen met andere kandidaten diaken gewijd.. Hij herinnert zich nog dat het op een autoloze zondag was, maar de wijding zelf heeft hij als een machtig en indrukwekkend gebeuren ervaren.

     

    Deze lange levenschets was nodig om diaken Laurent, een van de oudste diakens van zijn bisdom, te kunnen plaatsen. Diaken Laurent is nu 32 jaar diaken gewijd.  Vanuit de genade van de wijding ging hij zijn inzet voor bejaarden, zieken en stervenden nog meer bewust en bezield beleven. Met de jaren werd zijn kijk op het diaken-zijn duidelijker. Dat is dan ook de reden waarom wij hem hebben gevraagd voor dit interview. Wij laten hem nu zelf aan het woord.

    -         Diaken Laurent, jij bent ongehuwd gebleven?

    -         Dat ongehuwd blijven was, zeker in het begin, geen bewuste keuze. De levensomstandigheden hebben mij als vanzelf in deze situatie geplaatst. Mijn zuster en ik waren de enigen die voor onze moeder konden zorgen. Daar mijn zuster reeds gehuwd was bleek ik, door het feit niet gehuwd te zijn het best geschikt om voor moeder te zorgen. Ik ben dan maar ‘de ongehuwde jonge dochter’ (je verstaat mij wel!) gebleven om mijn ouder wordende moeder een rustige en waardige oude dag te bezorgen en dat zeker vanaf het moment dat haar gezondheid sterk achteruit ging. Zoals je wel weet ben ik in onze diakengemeenschap een van de uitzonderingen . Het grootste deel van onze diakens zijn gehuwd. Met de jaren heb ik er dan wel bewust voor gekozen, want ik was op de duur gehuwd met mijn werk en té oud geworden. Maar het klikt met mijn gehuwde collega’s. In onze regiobijeenkomsten word ik als het ware in het grote diaconale gezin opgenomen. Wij hebben ook van elkaar geleerd. Ik heb, bijvoorbeeld, bij mijn gehuwde medebroeders ervaren dat voor hen de liefde heel concreet is: met die bepaalde man of vrouw in goede en kwade dagen én die welbepaalde kinderen van vlees en bloed. Iemand beminnen die veraf woont is niet zo moeilijk, maar als hij/zij onder hetzelfde dak woont of vlak in de buurt dan is dat niet zo vanzelfsprekend. Als celibatair ben je zogezegd voor iedereen beschikbaar. Maar op de duur kan dat ‘iedereen’ zo abstract worden dat je niemand meer bemint. Ik denk dat mijn gehuwde collega’s ook van de celibataire diakens kunnen leren. Het huwelijk mag geen egoïsme met twee worden. Zij kunnen van ons leren dat de liefde verder draagt dan je partner en de eventuele kinderen. Wie het huwelijk sacramenteel beleeft kan niet meer zeggen dat de anderen er geen zaken mee hebben. Neen, hun onderlinge liefde moet uitstralen naar de anderen toe. Het huwelijk als sacrament houdt een zending in naar de anderen buiten het gezin. Mijn gehuwde collega’s zouden het verhaal van Agrippa en Aquila moeten leren kennen. Heel inspirerend! Als je het wenst kan je de tekst over hen meegeven.

    -         Ik val meteen met de hamvraag in huis. Waarschijnlijk heb je al meermaals de vraag gesteld gekregen: voor datgene wat je vroeger al deed in het rustoord en nog altijd doet, was het nodig daarvoor tot diaken te worden gewijd…?

    -         Ja, dat is een heel confronterende vraag, vroeger zeker, maar ook vandaag nog. Ze wordt ook aan andere diakens gesteld, vooral aan degenen die hun diaken-zijn vooral beleven in hun beroepssituatie. Een begin van antwoord is dat vroeger priesters priester-arbeider werden. Zij waren gewijd tot priester en gingen pas later dat priester-zijn gaan beleven in het arbeidsmidden. Diakens werken of werkten al. Zij oefenen allerlei beroepen uit. De lijst is te lang om op te sommen. Wél, zij worden als ‘arbeider’, ‘bediende’, ‘kaderlid’, ‘onderwijskracht’, enz. gewijd tot diaken. Zij zijn op de eerste plaat diaken in hun werkmilieu. Door hen gaat de kerk naar de mensen toe en deelt met hen lief en leed.

    -         Maar als men je dan opmerkt dat die diakens na hun wijding toch niets anders doen  dan wat ze reeds tevoren deden?

    -         Ik ben er nog niet helemaal uit. Ikzelf vond het heel zinvol tot diaken te worden gewijd. Ik ‘voelde’ als het ware dat het méér dan nuttig, maar ‘zinvol’ was. Ik dacht daarbij aan priester-leraars. Was het zinvol hen tot priester te wijden als zij toch  levenlang op een college zouden verblijven? Waarom werden zij dan geen broeder in een onderwijscongregatie? Maar het antwoord gaat veel dieper. Ik heb het zelf niet uitgevonden, maar dankbaar ontvangen. Ik heb ooit een hoofdstuk gelezen in het boek van Paul De Haes, De kerk als dienst aan de wereld, en ik heb het daarna herhaaldelijk herlezen en nog eens herlezen. Op de duur kende ik het als het ware uit het hoofd. Maar dat artikel heeft mij een heel eind op weg gezet.

    -         Ik weet dat je daar veel bent mee bezig geweest. Wil je ontdekking met ons delen?

    -         Ik wil proberen wat ik daar geleerd heb met eigen woorden uit te drukken. Mijn excuses als het niet altijd heel duidelijk is. Ik ben helemaal geen theoloog. Maar gelukkig heb ik wat gezond verstand meegekregen. Met eigen woorden probeer ik het nu kort te verwoorden. Opdat het volk van God een volk zou kunnen zijn en nog meer bepaald volk van God, heeft Jezus aan degenen die met Hem verbonden zijn door het geloof en het sacrament van het geloof, het doopsel, een werkzaam teken gegeven. En dat zijn mensen van vlees en bloed, geen brood en wijn deze keer, geen water of olie, maar concrete mensen. Misschien maakt het volgende het wat duidelijker. Kijk, de bijbel is van heel groot belang, maar in het begin was het Woord en niet het Boek. De heilige Schrift leert ons juist het oorspronkelijke feit kennen: geschreven teksten komen op de tweede plaats. Oorspronkelijk is het Woord en het levende getuigenis. Daarom is de voornaamste en bijzonderste gestalte van het woord in de Kerk van Jezus Christus niet de Heilige Schrift, maar de gemachtigde getuige. (Tussen haakjes: hoor mij nu niet vertellen dat ik de Schrift onderwaardeer en op de tweede plaats zet!) Deze getuige heeft een naam. Bij name wordt hij geroepen. De naamafroeping bij het begin van elke wijding heeft daarom een rijke betekenis. Het referentiepunt waarin het Volk zijn eenheid betekend ziet en belichaamd weet is niet een dode letter, maar de levende persoon, de gemachtigde getuige die spreekt in de naam van de Heer. Christus heeft niet gezegd: “Wie u leest, leest Mij”. Hij heeft gezegd: “Wie naar u luistert, luistert naar Mij; en wie u verstoot, verstoot Mij. Wij Mij verstoot, verstoot Hem die Mij gezonden heeft’ (Lc 10, 16).
    Maar deze levende mensen, met eigen naam en levensgeschiedenis, zijn niet alleen passieve referentiepunten; zij zijn ook actief en werkzaam. Ik zou ook kunnen zeggen dat een diaken-zijn een sacrament is. Een sacrament is een teken: maar het ‘teken’ is hier geen zaak, geen boek of papieren, maar levende mensen die Hij zendt met een opdracht en een volmacht. Maar de diaken is ook ‘actief’ als sacrament. Hij stelt de ‘dienende Christus en de dienende Kerk’ tegenwoordig en staat er mede voor in dat   de mensen dat ook daadwerkelijk kunnen ervaren. Ik ben geen theoloog, maar ik durf beweren dat het feit dat iemand diaken gewijd is al heel wat betekent en realiseert, afgezien van de concrete sacramenten die hij mag of maar mag ‘toedienen. Nog iets dat daar een licht op werpt en voor ik het vergeet. Elke zondag dat onze priester hier voorgaat in de eucharistieviering in het verzorgingstehuis, vraag hij mij niet om te assisteren, …maar om te ‘concelebreren’. Let wel, ‘concelebreren’ tussen aanhalingstekens! Ik kan mij voorstellen dat zelfs collega’s diakens verbaasd zullen opkijken als ze dat lezen of horen van mij.

    -         Diaken Laurent, dat moet je ons dan eens goed uit de doeken doen!

    -         Het is helemaal niet de bedoeling om hier sensationele verklaringen af te leggen. Maar ik kan het als volgt duidelijk maken: wij moeten de symboliek van het wijdingsambt leren begrijpen. Het wijdingsambt heeft niet met macht te maken maar wel met dienen. De priester symboliseert Christus,de Herder en de diaken Christus, de Dienaar. Als zij beiden aanwezig zijn bij het vieren van de eucharistie is de symboolwaarde pas volwaardig aanwezig!

    -         Dezelfde Paul De Haes heeft het ooit ongeveer als volgt verwoord. De consecratie en de communie zijn de twee sleutelwoorden van de eucharistie. Maar zijn wij soms niet eenzijdig geweest? Er is immers een dubbele consecratie. Dezelfde waarheid kunnen wij uitdrukken met een ander woord: er is een dubbele ‘identificatie’. De Heer zegt: Dit is mijn Lichaam. Dit is mijn bloed. Brood en wijn worden geconsacreerd. Het is de Heer in persoon. Hij is het zelf, wezenlijk en waarachtig.

    -         Maar de Heer zegt ook: “Ik had honger…Ik was ziek… Ik was naakt…” Zwakke mensen, “arme” zondaars worden “geconsacreerd” tot het Lichaam van Christus dat de kerk is. Jezus zelf bouwt zijn gemeenschap op, neemt mensen op en omvormt ze tot zijn lichaam. Er is dus een dubbele consecratie, een dubbele identificatie. Jezus is niet alleen de tochtgenoot die “met” ons gaat: door de eucharistische communie komt Hij “in” ons, in een allerinnigste eenheid. Waarom? Omdat hij “door” ons naar de mensen wil gaan. Om wat te doen? Om te doen wat Hij gedaan heeft: - om brood te breken voor hen die honger hebben; - om wijn van vreugde te schenken aan hen die het niet meer zien zitten; - om vertrapten en vernederden op te richten en hen een waardigheid van mensen en kind van God te geven; - om eenzamen op te nemen in een vriendenkring; - om God te leren ontdekken als een lieve Vader; - om mensen te leren ontdekken niet als rivalen en concurrenten maar als broeders en zusters; - om een wereld op te bouwen waar plaats is voor iedereen, waar geen oorlog en haat meer zijn maar enkel vrede in Jezus’ naam. Als ik met onze priester ‘concelebreer’, komt de symboolwaarde van het gewijde ambt volledig tot zijn recht. De priester met de eerste consecratie en de diaken met de tweede consecratie! Oef! Ik hoop dat mijn laatste antwoorden niet al te ingewikkeld waren! Al heb ik deze gedachten van Paul De Haes al enkele keren mogen gebruiken bij getuigenissen, het blijft toch moeilijk om het klaar en duidelijk te zeggen. Laat ons maar terugkeren op begane grond.

              - Het was niet simpel, maar heel diep. Laten wij inderdaad terugkeren naar de begane grond: diaken Laurent, mag ik vragen hoe je dag begint?

    -         Elke dag sta ik op om kwart over vijf. Eerst bid ik in de kapel, o.a. het getijdengebed is voor mij echt een belangrijke uiting van mijn engagement geworden. Het heeft wel een tijd geduurd voor ik vertrouwd geraakte met de psalmen. Gelukkig heb ik ooit een reeks lessen gevolgd bij pater Rossel. Tien lessen van twee uur lang leerde hij ons de psalmen smaken. En of ze smaken. Op onze bezinningsdagen werden wij ook vertrouwd gemaakt met de geestelijke lezing. Niet makkelijk in het begin, maar het helpt wel aan te boren bij de bron.

    -         Wat doe je daarna zoals in het rust- en verzorgingstehuis?

    -         Na mijn bezoek aan de kapel, ga ik bij de zieken en stervenden en ik bekommer mij ook om de zieke zusters. Ik help bij het klaar maken van het ontbijt en steek een handje toe bij de verzorging. Na de eucharistieviering van 8.30 deel ik de communie uit onder de zieken. Tijdens de dag help ik bij de verpleging, de verzorging en de stervensbegeleiding. Ik help ook bij het afleggen van de doden.

    -         Ik leerde hier een verpleegster kennen die over jou,diaken Laurent, het volgende verklaarde: ‘Al wie hier sterft, gaat met diaken Laurent de dood in’.

    -         Stervensbegeleiding is een van de zeven werken van barmhartigheid. Ik ontvang o.a. de families van de gestorvenen bij het mortuarium. Eigenlijk ben ik voortdurend bezig met wie met de grenzen van het leven wordt geconfronteerd. Of het nu gaat om patiënten die met de ambulance worden weggevoerd, of familieleden die een laatste groet komen brengen, ik wil niet dat ze alleen worden weggestuurd. Mag ik er hier op wijzen dat het zevende werk van barmhartigheid of werk van de Messias ‘de doden begraven’ door de kerk aan de zes van Mt 25 werd toegevoegd. Blijkbaar mag de kerk dat doen! In ieder geval is de doden begraven in zijn moderne verruiming (palliatieve zorg, rouwbegeleiding, enz.) een diaconaal werk bij uitstek.

    -         Diaken Laurent, het zal je niet verbazen dat sommige mensen vragen: ‘Hoe doe je dat toch allemaal?’

    -         Ik heb daar niet meteen een antwoord op. Goed zijn voor de naaste, meer niet. Mag ik het zeggen zoals ik ergens las: ik probeer voor de mensen, wie ook, zo goed te zijn als God. Sommigen zeggen dat ik een sterke man moet zijn om op die manier met lijden en dood om te gaan. Maar zo voel ik me niet. Zonder Onze-Lieve-Heer (Is dat geen mooie naam voor God in Jezus?) en zonder mijn geloof kan ik dat soort werk niet aan. Hij maakt mij sterk en helpt mij de mensen tot rust te brengen. Want daar komt het uiteindelijk op neer. Aan een sterfbed passen geen grote woorden. Kleine gebaren volstaan. Iemands hand vastnemen, hem een knuffel geven of gewoon luisteren. Stilte en eenvoud. Ik vernoemde zo juist de lichamelijke werken van barmhartigheid. Even belangrijk vind ik de geestelijke werken van barmhartigheid. Maar ik geef je een kopie van Mt 25 mee. Daarin vond ik die geestelijke werken, voor mijn situatie, prachtig verwoord. Wellicht kunnen ze ook anderen interesseren.

    -         Kan je enkele sterke ervaring vertellen?

    -         Velen vragen op hun sterfbed naar hun kinderen. Als buitenstaander kun je die natuurlijk niet vervangen, maar je kunt de mensen wel geruststellen. Een andere keer moet je de stervende helpen zijn angst te overwinnen. Hoe vreemd dat ook klinkt: ook de dood moet je met ‘vertrouwen’ tegemoet gaan. Het sacrament van de ziekenzalving draagt daartoe bij, ook al wordt dat nu meer dan vroeger in groep toegediend. Je moet de mensen er dan wel goed op voorbereiden en hen daar naartoe begeleiden.

    -         Niet alleen van de boven vermelde verpleegster, maar ook van andere verzorgers hoorde ik dat je invloed bij  het verplegend personeel heel groot is

    -         Ik dank God dat ik hier in teamverband heb leren werken. Door mijn leeftijd en ervaring mag ik wel eens iets vertellen aan de nieuwkomers, ook aan de ouderen. Zo  vertel ik de jonge verplegers en verpleegsters geregeld dat wie in een rust- en verzorgingstehuis verblijft, vaak alles achter zich heeft moeten laten. Niet alleen materieel, maar ook geestelijk: zijn dromen, zijn illusies, zijn hoop. Voor zulke mensen kun je nooit te goed zijn. Is een belangrijke opdracht van het diaconaat niet de anderen op te roepen en te stimuleren om de mensen, wie die ook zijn, te dienen? Diaconaal werken is kerk-zijn in werkkledij! Kerk in uitvoering!

    -         Je vertelde mij dat vooral het leven de beste leerschool in je diaconaat is geweest. Dat geldt waarschijnlijk niet alleen voor je opleiding tot diaken?

    -         Inderdaad. Mijn geloof kreeg ik van mijn ouders, vooral van mijn moeder mee. Ondanks vele tegenslagen die ze kende, hield haar geloof altijd stand. Ze bad veel en was altijd hoopvol gestemd. ‘Morgen wordt het beter’, herhaalde ze. Ik heb me laten vertellen dat Felix Timmermans als lijfspreuk had: ‘En toch!’ Zo was ook mijn moeder. Ook in de donkerste perioden van haar leven vertrouwde ze haar leven aan God toe. Wat God niet toestond, was ook voor haar niet toegestaan. Ik herinner me dat ik op de terugweg van het kerkhof ooit een biet meenam. Mijn moeder stuurde me onmiddellijk te biechten. ‘Ach jongen’, zei de pastoor, ‘als je zo’n honger had, had je er gerust twee mogen meenemen.’ Dat ik aan de lijve heb ervaren wat armoede betekent, verklaart misschien waarom ik zo met de armen ben begaan. Als er overschotten aan voedsel of kleren zijn, laat ik die naar de zusters van moeder Teresa  brengen. Ik werk mee met de Helpende Hand, een vereniging die kleren en speelgoed voor kinderen inzamelt. Ziekenzorg, Wereldmissiehulp (waar ik nogal een diakens en diakenvrouwen mag ontmoeten!), enzovoort: ze liggen me allemaal na aan het hart. En als ik de krant lees dat een gezin iets is overkomen, vraag ik of we kunnen helpen.

    -         Ik heb mogen begrijpen dat spiritualiteit een grote plaats inneemt in je leven.

    -         Ik ben zeer gehecht aan de figuur van Theresia van Lisieux, onze jongste kerklerares. Zij leerde mij dat bidden niet altijd een zaak van grote woorden is, maar van het openstellen van je hart. Bij haar leerde ik ook wat nederigheid is en wat de Fransen ‘simplicité’ noemen. Nederig en klein, zo moeten we de medemens tegemoet treden. Ik zou ook kunnen zeggen dat ‘eenvoud’ belangrijk is. Maar wij moeten dat dan goed begrijpen. Volgens mij betekent dat ‘één’-zijn, niet dubbel. Nederigheid, simplicité , eenvoud: geen gemakkelijke opdracht in een samenleving als de onze, waar het voortdurend er op aankomt zoveel mogelijk op te vallen. Als diaken mag ik zeggen dat spiritualiteit uiterst belangrijk is. In een artikel van het parochieblad las ik ooit een interview met bisschop Adriaan van Luyn. Hij had het in dat interview over de drie s’en: spiritualiteit, solidariteit en soberheid. Een diaken zou het niet beter kunnen zeggen!

    -         Diaken Laurent, jij bent een ‘ge-lukte’ diaken of mag ik ook zeggen: een ‘gelukkige’ diaken?

    -         Ik dank God dagelijks dat Hij mij de kans geeft anderen gelukkig te helpen maken of te helpen genezen. In een rust- en verzorgingstehuis voel je nog dat mensen dankbaar en blij zijn. Ik hoop dan ook dat ik dat werk nog lang mag doen. Wat dat ‘gelukkig zijn’ of ‘gelukt zijn’ betreft: ik las ooit dat een roofdier dat zijn prooi verslindt volmaakt gelukkig is. Bij ‘gelukken’ denk ik aan een ‘gelukte’ foto: wij staan er dan op en nog goed ook! Heel gelijkend en flatterend. Ik hoop een gelukkige diaken te zijn omdat ik ‘gelukt’ ben de menslievendheid van God in Jezus te betekenen en te realiseren, heel gelijkend of zoals Henri Nouwen zegde: ‘een levende heenwijzer’.

    -         Diaken Laurent, ik weet dat jij de verdediger bent van een gedurfde stelling, namelijk dat er meer diakens dan priesters tekort zijn!

    -         Soms durf ik wel eens stout te zijn. Maar kijk: hoewel onze samenleving welvarender dan ooit is, zijn de noden er niet kleiner op geworden. Veel ouderen blijven verweesd achter. Hun kinderen maken voor hen geen tijd meer vrij of luisteren nog nauwelijks naar wat ze te zeggen hebben. Er is een groot gebrek aan respect en er is veel stil verdriet. Dat stemt mij triest. Maar als christen moeten we getuigen van onze hoop op een betere wereld. Dat kunnen we maar door goed te zijn voor onze medemens, zo goed als God, zoals wij in een kerklied zingen. Daarom hebben wij veel diakens nodig die onze christenen en de mensen van goede willen attent maken op al die noden en hen oproepen Gods liefde handen en voeten te geven, zeker en desnoods, door zelf de handen uit te mouwen steken. Volgens mij hoort dat ook bij het ‘sacrament’ zijn van de diaken. Om het te kunnen klaren en niet opgebrand te geraken, hebben de diakens nog veel diakens en diaconessen nodig. Anders lopen zij het gevaar overvraagd te worden. Zij moeten er dan wel acht op slaan niet alles zelf te willen doen. Het is onze taak onze medechristenen te herinnen aan hun roeping om te dienen. Wij moeten onze omgeving voortdurend oproepen en stimuleren en natuurlijk ook voorgaan! Kijk, ik hou van puntige uitdrukkingen. Ooit las ik dat een bisschop een pasgewijde diaken de vrede toewenste met de woorden: “Dat de vrede van Christus u nooit met rust late!”. Wel, die nooit-met-rust-latende vrede moeten wij aan onze mensen doorgeven!

    -         Jij hebt ons al verteld dat de universiteit van het leven de beste leerschool en vormingsinstituut is en toch weet ik dat jij regelmatig bijschoolt.

    -         Het leven als universiteit is de beste leerschool, maar dat belet niet dat wij nood hebben  aan bijscholing. Zo heb ik heel wat cursussen gevolgd, o.a. voor palliatieve verzorging  en ben ik een trouwe bezoeker van onze bezinningszondagen, die in feite een goede bijscholing zijn. Ook de regiobijeenkomsten bieden naast het ‘schouder en wang’ voor elkaar zijn, ook altijd kansen om van elkaar te leren. In onze regio noemen wij dat het ‘pastoraal forum’. De bij- en navorming hebben mij al dikwijls geholpen dat wat ‘onbewust’ bij mij al leefde, ‘bewust’ te worden. En dat geeft kracht!

    -         Als patriarch onder de diakens of zoals sommigen onder ons soms zeggen, ‘onze vader abt’, zal je wel een goede raad aan de kandidaat diakens en hun gezinnen kunnen geven. Je lange ervaring als diaken moet een schatkamer aan goede  raad hebben opgeleverd.

    -         Op de eerste plaats: vergelijk nooit jezelf met een andere diaken. Zeker de gehuwde diakens niet met een celibataire diaken. Het overgrote deel van diakens zijn gehuwd en hebben een gezin. Bovendien hebben ze ook nog een beroepstaak. Je kan moeilijk een diaken die én gehuwd is én beroepsverplichtingen heeft, vergelijken met een alleengaande zoals ik ben. Ik zeg wel ‘alleengaande’: ik ben geen alleen-‘staande’.

    -         Ik denk dat men meer moet nadenken over de beleving van zijn diaken-zijn in zijn beroep. Vele diakens haasten zich na hun werk naar huis om eindelijk hun diaconaat te kunnen uitoefenen, in de parochie bijvoorbeeld. Daarnaast pleit ik ervoor niet te veel hooi op zijn vork te nemen. Zelf werk ik niet van ’s morgens tot ’s avonds, want dat wordt vlug ook nog eens van ’s avonds tot ’s morgens. Het vraagt veel ascese om in te zien dat je niet God bent: wij kunnen niet alles en wij kunnen niet overal tegenwoordig zijn. God zelf rustte op de zevende dag. Waarom rusten wij dan niet op tijd en stond?

    Vooral pleit ik voor ‘stabilitas’. In de ‘stabilitas’ gaat het erom te groeien en te bloeien waar je geplant bent, in deze situatie, in dit gezin, in deze organisatie waaraan je je jawoord hebt gegeven, en niet ergens anders. Mag ik zeggen dat wij het sacrament van het diaconaat moeten beleven daar waar God ons roept?! De diakens zouden een moeten nadenken over het verhaal van de vier paters die hoorden dat er ergens op aarde de wereld en de hemel elkaar raakten. Moet ik het vertellen? Wel, die vier paters lazen in een oud en dik boek dat ergens op de wereld de aarde en de hemel elkaar raakten. Daar was ook een deur en wie door die deur naar binnen wandelde kwam in de hemel terecht. Dat vonden de paters iets anders dan elke dag opnieuw vroeg opstaan, bidden en werken en wat allemaal nog meer, heel vermoeiend. Zij trokken erop uit om die plaats te ontdekken. Zij zwierven van noord naar zuid, van oost naar west, dagen, weken, maanden aan een stuk en…die plaats bleek onvindbaar. Op zekere dag klopten zij aan de poort van een oud gebouw en toen zij binnengingen ontdekten zij dat zij terug waren in hun eigen abdij. Daar raakte de aarde de hemel en daar was de deur naar de hemel!

    Wat mij eveneens zorgen baart is het toenemend priestertekort. Vele diakens voelen zich wel eens te veel tot louter liturgische taken aangetrokken. Door het priestertekort dreigen zij nog meer op te gaan in liturgische vervangingsdiensten. Maar daarover moeten anderen maar eens een boom opzetten.

    - Diaken Laurent, het was een heel boeiend gesprek. Wij danken je ervoor!

     

    Diaken Maurice Temmerman

       

    Bibliografie bij dit ‘interview’

    -         Bert Claerhout,  ‘Geen grote woorden aan het sterfbed’, in Achterkant van Tertio van 22 juni 2005, p. 16

    -         Lieve Wouters, ‘Adriaan van Luyn: ‘Kerk in het derde milennium. Evangelie verkondigen’ in Kerk en Leven, van 20 december 2000, p.

    -         Will Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven, Lannoo-Tielt, tiende druk, 2003.

    -         Henri Nouwen, Levende heenwijzers ?,

    -         Paul De Haes, De Kerk als dienst aan de wereld,

    -          

     

    Geestelijke werken van barmhartigheid in een parafrase op Mt 25, 35 - 40

     

    Diaconie is zowel barmhartigheid als gerechtigheid.

     

    De ‘werken van barmhartigheid’ of ‘de werken van de Messias’ krijgen gestalte in de lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid.

     

    In onderstaande parafrase Mt 25, 35 – 40 krijgen wij een actuele vertaling van de geestelijke werken van barmhartigheid.

     

    Parafrase op Mt 25, 35 – 40

     

    Ik, zo zegt Jezus in naam van armen en kleinen, Ik was hongerig, niet alleen naar voedsel, maar naar een helpende hand, naar een meelevend gebaar of een glimlach toen ik in de put zat; hongerig naar een bemoedigend woord, een bemoedigend compliment, toen ik toch mijn best had gedaan.

     

    Ik was dorstig, niet naar drank, maar naar een beetje erkenning, naar wat aandacht voor mijn spreken, naar wat gezelschap; maar jij was steeds zo haastig.

     

    Ik was vreemdeling, daarom nog geen buitenlander of kleurling, maar een beetje verschillend van u. Jammer dat je zozeer op afstand gebleven bent. Ik was uw buurman, maar ik vond geen toegang tot uw vriendenkring; omdat ik van mindere afkomst was, niet zo rijk, niet zo geleerd.

     

    Ik was naakt, niet omdat ik kleren nodig had, ik was behoorlijk gekleed, maar sommigen hebben mij door hun kwaadspreken uitgekleed; niemand heeft mij verdedigd en zo ben ik mijn goede faam kwijtgeraakt.

     

    Ik was ziek, niet zozeer naar het lichaam, maar naar de geest: zenuwachtig, angstig, overspannen, gedeprimeerd. Jij hebt niet getracht mij wat gerust te stellen of op te beuren; je hebt mijn gezelschap vermeden.

     

    Ik was gevangen, niet in een kerker met stalen tralies, maar gevangen door mijn ouderdom, mijn ziekte. Er werd zo weinig naar mij omgezien.

     

    Op het einde van ons leven en op het einde der tijden zal de kwaliteit van ons leven niet worden afgewogen aan grote prestaties door ons verricht; het zal gaan om kleine eenvoudige dingen die wij al of niet hebben gedaan; “al was het maar een glas water, zegt Jezus, dat wij uit liefde tot Hem aan iemand hebben gegeven”.

     

    Jezus bouwt zijn Rijk nu reeds,hier, op aarde, met mensen die zich in stilte toeleggen op werken, ingegeven door naastenliefde.

     

    Het gezin van Prisca en Aquila: een 'natuurlijke' familie wordt een 'nieuwe' familie.

    Op zijn zogenaamde tweede missiereis kwam Paulus in Korinte het joodse paar Prisca en Aquila tegen. Beiden waren tentenmakers van beroep en hadden een eigen bedrijf. In de Oudheid vervaardigden tentenmakers vooral lederwaren: ook tenten waren meestal van leer. Keizer Claudius had Aquila en Prisca samen met veel andere joden uit Rome verdreven.  Toen Paulus hen leerde kenne,n waren ze al christen. Zij nemen hem in Korinthe in hun gezin op. De eerste tijd werkt Paulus mee in hun firma en gebruikte hij tegelijkertijd hun huis en hun bedrijf als basis voor zijn hele missiewerk (Hnd 18, 1 - 5).
    Prisca en Aquila zouden met hun gezin en hun tenten- en lederwarenfabricage voor de paulinische missie van het grootste belang worden. Na veel maanden vruchtbare samenwerking met Paulus in Korinthe verhuizen ze naar Efeze - wel niet in het minst om het Paulus in Klein-Azië mogelijk te maken een steunpunt te hebben (Hnd 18, 18 e.v.). Ook in Efeze moet Paulus, wanneer het nodig was, in hun huis verbleven en gewerkt hebben. Het is tegelijkertijd een plaats van bijeenkomst voor de gemeente van Efeze of op zijn minst voor een deel ervan. (...) In Efeze ontmoet Apollos, een hoogbegaafde jood uit Alexandrië in de tijd waarin Paulus afwezig is, toevallig Prisca en Aquila. Zij nemen ook hem bij hen op en leiden hem binnen op de weg van de heilsgeschiedenis.
    Als Paulus jaren later de Romeinenbrief schrijft om een missiereis naar Spanje voor te bereiden, vraagt hij de Romeinse gemeente Prisca en Aquila heel in het bijzonder te groeten.(...)
    De vraag om Prisca en Aquila te groeten toont aan dat ze ondertussen weer in Rome zijn, waar hun bedrijf zich oorspronkelijk bevond. In ook in Rome behoort tot hun huis een huisgemeente. Dat zal enerzijds wel de grote familie geweest zijn, anderzijds toch ook de Romeinse christenen die regelmatig in  hun huis bijeenkwamen.
    Zo bezorgt het huis van Prisca en Aquila ons een aanschouwelijk beeld van de 'nieuwe familie': er is een 'natuurlijke' familie die niet voor zichzelf leeft, maar haar huis geheel in dienst van het evangelie stelt.

    Hun huis werd een steunpunt voor de zending van Paulus - eerst in Griekenland, dan in Klein-Azië - en waarschijnlijk moet de nieuwe emigratie naar Rome een basis voor de geplande missie van Paulus naar Spanje verschaffen. Tegelijkertijd wordt het de kristalisatiekern voor nieuwe gemeenten die zich rond dit huis vormen. Zij vinden daar de noodzakelijke ruimte voor hun bijeenkomsten. Maar niet alleen de ruimte, maar nog veel meer: een koppel dat zichzelf geheel ter beschikking stelt in dienst van de gemeenten. Zij onderrichten Apollos en naast hem met zekerheid nog vele anderen. Voor Paulus zetten zij hun leven op het spel. Alle heidenchristelijke gemeenten zijn hun, zoals Paulus het formuleert, dank verschuldigd.

    In de tijd van de jonge kerk was het ontstaan van nieuwe gemeenten ook afhankelijk van de vraag of er gezinnen waren zoals die van Prisca en Aquila, die bereid waren om omwille van het evangelie naar andere steden te trekken en daar met hun huis het begin van een nieuwe gemeente te worden.
    Niet alleen de doop zelf was dan een exodus.
    Het leven van deze christenen werd een voortdurende exodus omwille van de opbouw van de kerk.

    Ik plukte deze mooie bladzijde over Prisca en Aquila uit het boek van Gerhard Lohfink, Heeft God de kerk nodig?, Carmelitana, Gent, tweede druk 2001, blz.279 - 281.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    06-10-2005 om 11:58 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De seniorenweek
    De seniorenweek

    Groeien naar volheid van leven

     

    In november vieren we steeds de seniorenweek die dan wordt afgesloten met het feest van de grootouders. Meer en meer gaat de laatste jaren de aandacht – ook van de politiek -  naar de veroudering van de bevolking. Velen denken dat de eerste helft van het leven ook de schoonste jaren zijn: een onbezorgde jeugd, de prille liefde, het eerste kind, succes in het beroep. Maar is dat wel zo? In Kana had men toch ook de beste wijn voor het laatst bewaard.

    Het is een opgave voor de maatschappij om er voor te zorgen dat ook de “ouderdom” mooi kan zijn. Natuurlijk als men zich blind start op de biologische leeftijd, dan roept “oud” bij vele mensen negatieve associaties op als staande aan de zijlijn van het leven maar als men aandacht heeft voor de psychologische leeftijd dan kan een tachtiger jeugdiger van geest zijn dan vele veertigers. Op de Nederlandse Televisie toonde men onlangs een honderdjarige kranige dame die leerde de computer en Internet te gebruiken “want je moet toch meekunnen met je tijd!” Op hogere leeftijd loopt de motoriek van je lichaam weliswaar trager en je pas wordt voorzichtiger maar men kan dus nog met een frisse blik zichzelf ervaren en nieuwe mogelijkheden ontdekken.

    Natuurlijk brengt ouder worden – vooral als meen zeer oud wordt – ook vragen mee: men moet bv. dikwijls afscheid nemen van een vriend(in) die verhuist of die overlijdt. Dat zijn weliswaar pijnlijke ervaringen zoals die oudere man die zei dat hij in straat eigenlijk niemand kende maar die op het kerkhof lagen kende hij allemaal.

    Maar hoe de oudere mens wordt hangt voor een deel af hoe we naar hem kijken. Wat zien we? Alleen maar grijs haar, rimpels in het gelaat, lastig lopen? Of tonen we interesse niet in wat ze hebben maar in wat ze zijn. Ouderen hebben er nood aan dat er met hen gepraat wordt en geluisterd en dat ze nog meetellen. Geven we hen het gevoel van een verloren voorwerp te zijn waar niemand nog naar zoekt, dan verkommeren ze. Geven we hen wel de waardering en liefde waarnaar ze uitzien? Zien we de ouderdom als een waarde en zegen, een mogelijkheid om – na een leven van werken – een stukje vrijheid te veroveren om dingen te doen waar men vroeger niet aan toe kwam, om nieuwe sociale contacten op te bouwen, nieuwe prioriteiten vast te leggen en nieuwe uitdagingen om iets zinvols te doen. Een grootmoeder zie: “Als ik had geweten wat een vreugde mijn kleinkinderen voor mij zouden zijn, zou ik hen het liefst eerst gekregen hebben.” Heerlijk tocht!

    Bij het ouder worden gaat men beter zien wat echt belangrijk is, wat in het leven waarde heeft en zich, voor zover het kan, daarvoor inzetten. Men gaat zich bevrijden van waardeloze dingen die men in de loop van de jaren heeft verzameld – opruimen noemt men dat – om zich te concentreren op dat wat ook thans nog waarde heeft. We gaan dus andere prioriteiten stellen. Meer dan in het verleden gaan we zien dat belangrijk is niet wat we hebben maar wat we zijn. Dan wordt de herfsttij van het leven de tijd van de volheid.  Dat mogen we dan ook wensen aan al onze bejaarden in de seniorenweek.

     

    Overgenomen uit ‘aktie 365’, driemaandelijks tijdschrift n°3, 2005. Uitgever: R. Loyens, Gent.

    06-10-2005 om 11:53 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laat je prikken door de vragen!

    Galeiboeven

    Galeiboeven zijn prikken in onze vadsige huid ter bevordering van onze mens-wording.

    Ambetante vragen

    Ambetante vragen zijn galeiboeven die prikken in onze vadsige huid ter bevordering van onze mens- en christenwording

    Laat je prikken!

    “Leven is kiezen” hoor je wel eens zeggen. En inderdaad, je kunt niet buiten. Het leven bestaat uit steeds maar opnieuw kiezen:huwen of niet, kinderen krijgen of niet, en hoeveel? Een huis huren, kopen, bouwen? Naar welk werk zoek ik? Willen wij samen, man en vrouw, uit gaan werken? Naar welke school sturen wij onze kinderen? Waaraan besteden wij ons geld? Laten wij ons raken door de armoede en de onrechtvaardige behandeling van zovelen in onze wereld? Welk soort vakantie kiezen wij? Waaraan geef ik mijn tijd: werk – gezin – hobby –anderen?

    Sommige van deze keuzesituaties zijn heel belangrijk, en ons antwoord bepaalt dan ook de verdere richting van ons leven. In elk leven zijn er momenten waarop een mens een wissel neemt en op een nieuw spoor komt. Beslissingen die je slechts één keer neemt.

    Maar ook andere, meer dagdagelijkse keuzen kunnen de kwaliteit van ons leven bepalen: waaraan besteden wij ons geld? Welke plaats krijgt de T.V. en de video in ons gezin? Enzovoort, enzovoort. Vaak zijn het meer koerscorrecties.

    Hoe gaan we met al dit soort keuzen om? Wellicht zijn er in ons leven keuzen geweest die we heel bewust gemaakt hebben. Maar wie kan zeggen dat er niet veel keuzen onbewust gemaakt hebben, of half-bewust?

    Onze cultuur dringt ons bepaalde keuzen op: we worden omringd oor min of meer verborgen verleiders die bijvoorbeeld voortdurend een beroep doen op onze kooplust, op onze hebzucht. Denk alleen maar aan de reclame die ons dag in dag uit bewerkt.

    Maar keuzen kunnen ook bepaald worden door bepaalde leefpatronen in de familie, door de reacties van collega’s op het werk, door de buren.

    Het is al heel wat als wij ons bewust worden van de verschillende mechanismen die onze keuzen beïnvloeden.

    De vraag die wij ons hier willen stellen is: of ons geloof ook een rol speelt in onze belangrijke, maar ook in onze dagdagelijkse keuzen. Laten wij ons bepalen door het Evangelie als wij kiezen?

    Proef op de som: maken wij van ons ‘natuurlijk’ gezin een ‘nieuw’ gezin? Kijk naar het de keuze van het gezin van Prisca en Aquila en spiegel je gezin in hun gezin!

    25-08-2005 om 18:08 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Prisca en Aquila als model voor een diakonaal huwelijk en gezin

    Het diaconaat beleven als gehuwde veronderstelt het gaan van de exodus opnieuw!
    Dat geldt trouwens voor elk 'sacramenteel' beleefd huwelijk!
    Model staan daarvoor het nieuwe gezin van Prisca en Aquila

    Het gezin van Prisca en Aquila: een 'natuurlijke' familie wordt een 'nieuwe' familie.


    Op zijn zogenaamde tweede missiereis kwam Paulus in Korinte het joodse paar Prisca en Aquila tegen. Beiden waren tentenmakers van beroep en hadden een eigen bedrijf. In de Oudheid vervaardigden tentenmakers vooral lederwaren: ook tenten waren meestal van leer. Keizer Claudius had Aquila en Prisca samen met veel andere joden uit Rome verdreven.  Toen Paulus hen leerde kennen waren ze al christen. Zij nemen hem in Korinthe in hun gezin op. De eerste tijd werkt Paulus mee in hun firma en gebruikte hij tegelijkertijd hun huis en hun bedrijf als basis voor zijn hele missiewerk (Hnd 18, 1 - 5).
    Prisca en Aquila zouden met hun gezin en hun tenten- en lederwarenfabricage voor de paulinische missie van het grootste belang worden. Na veel maanden vruchtbare samenwerking met Paulus in Korinthe verhuizen ze naar Efeze - wel niet in het minst om het Paulus in Klein-Azië mogelijk te maken een steunpunt te hebben (Hnd 18, 18 e.v.). Ook in Efeze moet Paulus, wanneer het nodig was, in hun huis verbleven en gewerkt hebben. Het is tegelijkertijd een plaats van bijeenkomst voor de gemeente van Efeze of op zijn minst voor een deel ervan. (...) In Efeze ontmoet Apollos, een hoogbegaafde jood uit Alexandrië in de tijd waarin Paulus afwezig is, toevallig Prisca en Aquila. Zij nemen ook hem bij hen op en leiden hem binnen op de weg van de heilsgeschiedenis.
    Als Paulus jaren later de Romeinenbrief schrijft om een missiereis naar Spanje voor te bereiden, vraagt hij de Romeinse gemeente Prisca en Aquila heel in het bijzonder te groeten.(...)
    De vraag om Prisca en Aquila te groeten toont aan dat ze ondertussen weer in Rome zijn, waar hun bedrijf zich oorspronkelijk bevond. In ook in Rome behoort tot hun huis een huisgemeente. Dat zal enerzijds wel de grote familie geweest zijn, anderzijds toch ook de Romeinse christenen die regelmatig in  hun huis bijeenkwamen.
    Zo bezorgt het huis van Prisca en Aquila ons een aanschouwelijk beeld van de 'nieuwe familie': er is een 'natuurlijke' familie die niet voor zichzelf leeft, maar haar huis geheel in dienst van het evangelie stelt.
    Hun huis werd een steunpunt voor de zending van Paulus - eerst in Griekenland, dan in Klein-Azië - en waarschijnlijk moet de nieuwe emigratie naar Rome een basis voor de geplande missie van Paulus naar Spanje verschaffen. Tegelijkertijd wordt het de kristalisatiekern voor nieuwe gemeenten die zich rond dit huis vormen. Zij vinden daar de noodzakelijke ruimte voor hun bijeenkomsten. Maar niet alleen de ruimte, maar nog veel meer: een koppel dat zichzelf geheel ter beschikking stelt in dienst van de gemeenten. Zij onderrichten Apollos en naast hem met zekerheid nog vele anderen. Voor Paulus zetten zij hun leven op het spel. Alle heidenchristelijke gemeenten zijn hun, zoals Paulus het formuleert, dank verschuldigd.

    In de tijd van de jonge kerk was het ontstaan van nieuwe gemeenten ook afhankelijk van de vraag of er gezinnen waren zoals die van Prisca en Aquila, die bereid waren om omwille van het evangelie naar andere steden te trekken en daar met hun huis het begin van een nieuwe gemeente te worden.
    Niet alleen de doop zelf was dan een exodus.
    Het leven van deze christenen werd een voortdurende exodus omwille van de opbouw van de kerk.

    Ik plukte deze mooie bladzijde over Prisca en Aquila uit het boek van Gerhard Lohfink, Heeft God de kerk nodig?, Carmelitana, Gent, tweede druk 2001, blz.279 - 281.

     

     

    23-08-2005 om 11:43 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Twee, mooie, parafrase op Mt 25, 31 - 46

    Tweede versie van Mt's werken van de Messias, gevonden tijdens een doopviering

    Als God op je weg komt,

    dan zal het zijn als een kind, als een mens...

    Zie toe dat je Hem herkent.

    Hij zal geen lichtkrans dragen,

    geen aureool, geen titel of aanzien hebben.

    Hij zal man of vrouw zijn, arm of rijk,

    maar dat is niet belangrijk.                             

    Hij zal een mens zijn die honger heeft,

    geef Hem te eten van je liefde.

    Hij zal naakt zijn,

    kleed Hem met je waardering.

    Zit hij gevangen,

    verlos Hem door je begrip.

    Hij zal misschien ziek zijn,

    genees Hem met je warme vertrouwen.

    Dorst zal hij hebben,

    geef Hem te drinken van je gerechtigheid.

    Voelt Hij zich vreemd verloren,

    geef Hem de thuis van je hart.

    Zie toe als God op je weg komt,

    het zal zijn als een kind.

    21-08-2005 om 20:06 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Troosten = Wekken

    Over troosten

     

    In zijn Geestelijke Oefeningen zegt Ignatius dat Jezus na zijn verrijzenis “ de taak van het troosten” uitoefent. Na zijn terechtstelling zijn zijn leerlingen dood, als Hij al weer leeft. “Slaap nu maar”, heeft Hij in Getsemane tot hen gezegd. Nu komt Hij ze wekken, opwekken uit de doodsslaap.

     

    Wekken. Troosten. Hoe doe je dat? Je doét het niet. Het gebeurt. De trooster is de dankbare getuige van een gebeuren. Iemand is op een of andere wijze vastgelopen, op dood spoor, en je wordt, door omstandigheden, gevraagd, uitgenodigd om die te troosten. Ongevraagd kun je niet als trooster optreden: dat zou opdringerig zijn. En niemand kan eisen: “Troost me”. Je kunt troost niet vorderen als een recht. Onuitgesproken (in den beginne misschien zelfs onvermoed door beide partijen) komt binnen een ontmoeting het proces van troosten en getroost worden op gang. De fasen daarvan zouden er als volgt kunnen uitzien – als we maar niet vergeten dat in de werkelijkheid fasen wel eens door elkaar lopen.

     

    1. Erkennen van de situatie. Zonder veel woorden iets zeggen als: “Jij mag moe zijn, troosteloos, verbitterd. Je mag zelfs onredelijk zijn, koppig als een kind dat troost behoeft en toch troost weigert.” Jezus tot Tomas: “Kom hier met je vinger en bezie mijn handen. Steek je hand uit en leg die in mijn zijde.” Gewoonweg erkennen: ja, zo is het, zo ben en voel jij. Niets begint zonder te erkennen van de realiteit. Pogingen om die al meteen weg te praten doen de ander dieper wegkruipen in zijn onmacht.
    2. Concrete solidariteit. Ik kom r gewoon bijstaan, zitten, neerliggen. Ik rouw mee met de rouwende, ben moe, dood met de dode. Ik loop mee op de doodlopende weg, naar Emmaüs bij voorbeeld. Ik stel me voor dat de engel die de vluchtende profeet Elia komt troosten, naast hem blijft zitten tijdens zijn slaap. Er wordt ons niet verteld hoe lang Elia heeft geslapen. Voldoende lang in ieder geval. Tot voor hem de tijd rijp was. Tijd is een om onmisbaar bondgenoot van de trooster.
    3. Komt er een verhaal? (Misschien uitgelokt door een voorzichtige, eerbiedige uitnodiging; nieuwsgierigheid doet het gebeuren vastlopen.) Dan luister ik. Wat uitgesproken kan worden, is al ten dele verwerkt. Ik stel een vraag. Niet om de situatie te verklaren of te veranderen. Alleen om er deel aan te hebben, om er binnen te gaan in het gebeuren. Want dit is niet alleen een verhaal over een brok onverwerkt verleden. Het is een gebeuren hier-en-nu, waar wij samen in staan. Wie troost hier? Wie wordt getroost? Ik zal niet ingaan op de neiging om te zeggen: “Zo iets heb ik ook al eens meegemaakt.” Dan zet ik mezelf voor het voetlicht. Wat actueel gebeuren moet zijn, maak ik dan tot volmaakt verleden tijd. Ik kàn het niet al eens meegemaakt hebben, want het is hier aan het gebeuren. Het is uniek.
    4. Misschien doet zich de mogelijkheid voor dat we samen iets kunnen gaan doen. Eten bijvoorbeeld. De verrezen Jezus tot de verbijsterde leerlingen: “Hebben jullie iets te eten?” of : “Komt ontbijten.” Eten, willen en kunnen eten, zal wel iets met troost te maken hebben, zoals troosteloosheid de eetlust wegneemt. Of muziek beluisteren, uitwandelen gaan, bidden (maar dat laatste niet te vroeg, en niet te veel). Dat we iets doen, wijst uit dat de verlamming wijkt. Er komt opnieuw belangstelling voor de werkelijkheid, voor de toekomst.
    5. Wat ongeduldige troosters soms zeggen: “Is het echt zo erg? Ook anderen hebben zo iets en erger meegemaakt” – dat begint de getrooste nu uit zichzelf in te zien. Geleidelijk ziet hij licht. Ik reik het hem niet aan. Ik ben er getuige van hoe hij zich naar het licht gaat keren, dat er altijd al was. Ik heb geen ingrepen gedaan, zeker geen kunstgrepen. Ik ben erbij geweest met aandacht en invoelen, met een vraag soms om de beweging gaande te houden. Nog eens: troosten, dat doé je niet, je maakt het mee. Als het proces is afgelopen, merk je hoeveel er gebeurd is en hoe weinig je gedààn hebt.
    6. Dan neem je afscheid. De verrezen Jezus tot Maria Magdalena: “Hou mij niet vast”. Je vastklampen aan het troostgebeuren leidt tot niet-authentieke troost, die niet sterk maakt, maar zwak. Je wilt het gebeuren vasthouden, terwijl het pas werkzaam blijft als je het los durft laten. Het laatste wat trooster en getrooste ervaren: hoe troostend het kan zijn, elkaar los te laten.

     

     

    21-08-2005 om 20:01 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 14/11-20/11 2005
  • 03/10-09/10 2005
  • 22/08-28/08 2005
  • 15/08-21/08 2005
  • 08/08-14/08 2005
  • 01/08-07/08 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Gastenboek
  • kunstgroeten uit Keerbergen
  • Athea & Lana wensen U nog een aangename dag....
  • Vriendelijke groetjes uit Tessenderlo.
  • groetjes uit Koekelare
  • Wandelgroetjes uit Borgloon

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!