Inhoud blog
  • Waarom wij 'christenen' genoemd?
  • Wij het lichaam van Christus, de Kerk
  • Ouderen tellen nauwelijks mee
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Diaconaat: kerk in uitvoering

    17-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Zorg voor de vragende mens

     

    Lut De Broey schreef in Mensen Onderweg, november 2004, n° 9, p.28 – 32 een interessant artikel, resultaat van een gesprek met Gerben Heitink, meer dan dertig jaar professor praktische theologie.

    Bladzijde 31 schrijft zij onder de titel ‘Consequenties voor de pastoraal’:

     

    “ De kerkdiensten zijn nog altijd hoofdzakelijk een eenmansgebeuren van degene die voorgaat. Ze zijn ontstaan in een tijd toen veel mensen nog analfabeet waren en afhankelijk waren van de kennis van de enkeling. Nu willen mensen erkend worden als mondig. Ze zijn geen ‘leek meer in de zin van ‘iemand die er niets van weet’., maar leek in de zin van ‘lid van de laos , het godsvolk’[1]. Het werk van priesters, predikanten en pastores wordt dan meer tweedelijnswerk: het stimuleren van de zelfwerkzaamheid en het zelf denken van groepen gelovigen. Dat vraagt van pastores ook andere eigenschappen.

    Pastoraal als zorg voor mensen is veel breder dan de kerk en gebeurt ook buiten de kerk. Er is ook pastorale zorg in ziekenhuizen, gevangenissen, bij vluchtelingen, ontrechte en ontheemde mensen. Er zijn inloophuizen in de stad waar iedereen kan binnenlopen, waar men iemand vindt om mee te praten en maaltijd mee te houden. De taak en de eigenheid van de pastor moeten zowel gezien worden vanuit zijn opdracht in de kerk als vanuit de noden van de mensen buiten de kerk. In feite zal het inde pastoraal altijd gaan om kernwoorden als: helen, bijstaan, verzoenen, begeleiden. Pastoraal gaat over de mens in zijn totaliteit, maar toegespitst op de mens in zijn relatie. Centraal staat het nabij zijn bij de vragende mens, in zijn gerichtheid op anderen en op zijn zelfontplooiing in relatie”.



    [1] Vetjes, onderlijnen en cursivering van mezelf.

    17-11-2005 om 18:38 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-10-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vraaggesprek met diaken Laurent: laatste versie
    Interview met diaken Laurent

    Diaken Laurent (laatste versie)

     

    Diaken Laurent is geboren in 1932 in het Noord-Franse Douvrain, bij Lens. Zijn ouders waren uitgeweken naar Noord-Frankrijk omdat er in Vlaanderen geen werk te vinden was. Daar werkten zij in een steenbakkerij. Laurent was de jongste van zeven kinderen. Drie van hen zijn vroeg gestorven en hij was nog geen jaar toen ook zijn vader stierf. Later, in de jaren vijftig, verloor hij nog twee broers in een mijnongeval.

    Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, vluchtte het gezin naar het zuiden van Frankrijk. Na drie dagen keerden zij al terug. Kort daarna maakte een ontploffing hun huis met de grond gelijk. Met zijn moeder woonde zij daarna een tijdje in een hok. Door toedoen van een kasteelvrouw, die hij tijdens een korte vakantie bij een nicht leerde kennen, keerden zij aan het begin van de jaren vijftig naar Vlaanderen terug. Hij kon op het kasteel gaan werken en zijn moeder betrok een huisje in het dorp vlakbij het kasteel. Maar in 1962 raakte ze verlamd. Toen besloot Laurent bij haar in te trekken en vond werk in een fabriek.

    Met zijn moeder ging het steeds verder bergaf en enkele jaren later moest ze worden opgenomen in wat nu het rust- en verzorgingstehuis Sint-Vincentius heet. Laurent ging met haar mee en hij vroeg de zusters of hij bij haar mocht blijven. Als tegenprestatie beloofde hij een handje toe te steken in het onderhoud van het tehuis en van de grote tuin. Op die manier voorzag hij in het onderhoud van zijn moeder. Die dag begon voor Laurent een nieuw leven ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden. Ook na de dood van zijn moeder in 1971 bleef hij daar wonen en werken.

     

    In1969 las Laurent een bericht in het parochieblad waarbij mannen werden gevraagd die zich eventueel kandidaat wilden stellen voor het permanent diaconaat. Na veel wikken en wegen, en een lang gesprek met een priester die het diaconaat gunstig gezind was, stelde hij zich kandidaat.  Het duurde heel lang voor hij antwoord kreeg, maar uiteindelijk werd hij als kandidaat, samen met zes anderen, aanvaard. Hun opleiding begon in 1970.

     

    In het begin viel het Laurent niet mee de opleiding te volgen. In het tehuis had hij handen vol werk, maar ook het wekelijks cursus volgen vroeg in het begin het uiterste van Laurent.

    Hij had wel degelijk lager onderwijs genoten en was absoluut geen slechte leerling. Daarna volgde allerlei cursussen in het avondonderwijs. Tevens is Laurent altijd een verwoed lezer geweest. Geleidelijk aan kreeg hij dan ook het ritme te pakken. Toch was hij blij toen men tijdens het derde jaar overschakelde op groepswerk en zelfwerkzaamheid. Die opleidingsvorm lag hem beter en was volgens hem ook intenser. Om de veertien dagen werden zij verwacht op het seminarie. Wij kregen een basisstudieboek aangeboden. Eén van de kandidaten bereidde een hoofdstuk voor, formuleerde vragen bij dat hoofdstuk en bezorgde die aan zijn medekandidaten. Het was de bedoeling dat dezen die vragen verwerkten aan de hand van het hoofdstuk en eventueel daarbij verwezen naar andere, erbij passende, lectuur. Op het einde van het derde jaar hadden zij een kleine bibliotheek samen gelezen en bestudeerd. Tijdens de veertiendaagse avondbijeenkomst werd, na de eucharistieviering met homilie door één van de kandidaten, het hoofdstuk besproken. Elk van de kandidaten had daarbij zijn inbreng. Elke avond werd afgesloten met het avondgebed uit het brevier of getijdengebed.

     

    Van de bezinningszondagen om de zes weken heeft Laurent ook veel meegedragen. In het begin vroeg hij zich soms af of hij wel tot het diaconaat geroepen was. Tijdens die bezinningsdagen ontdekte hij geleidelijk dat hij in zijn werk van elke dag het diaconaat kon beleven. Het leven als leerschool had hem tegen heug en meug met de ervaring van tegenslag, armoede en ziekte geconfronteerd en hij had er leren mee omgaan. Zoals hij in een artikel ooit las: als je het lijden niet kunt wegruimen, leer er dan mee op weg te gaan. Maar vooral zijn inzet ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden was voor hem de universiteit van het leven geweest.

    In zijn contacten met medekandidaten viel het hem wel op dat de meerderheid ervan sterk liturgisch gericht was. Laurent zelf vond het gebed en de liturgie uiterst belangrijk, maar naar zijn ervaring en mening moest de diaken vooral de broeder- en zusterdienst verrichten. Het moeilijke woord ‘diaconie’ was, zo leerde hij, de toetssteen van de verkondiging en de viering.

     

    In 1973 werd Laurent samen met andere kandidaten diaken gewijd.. Hij herinnert zich nog dat het op een autoloze zondag was, maar de wijding zelf heeft hij als een machtig en indrukwekkend gebeuren ervaren.

     

    Deze lange levenschets was nodig om diaken Laurent, een van de oudste diakens van zijn bisdom, te kunnen plaatsen. Diaken Laurent is nu 32 jaar diaken gewijd.  Vanuit de genade van de wijding ging hij zijn inzet voor bejaarden, zieken en stervenden nog meer bewust en bezield beleven. Met de jaren werd zijn kijk op het diaken-zijn duidelijker. Dat is dan ook de reden waarom wij hem hebben gevraagd voor dit interview. Wij laten hem nu zelf aan het woord.

    -         Diaken Laurent, jij bent ongehuwd gebleven?

    -         Dat ongehuwd blijven was, zeker in het begin, geen bewuste keuze. De levensomstandigheden hebben mij als vanzelf in deze situatie geplaatst. Mijn zuster en ik waren de enigen die voor onze moeder konden zorgen. Daar mijn zuster reeds gehuwd was bleek ik, door het feit niet gehuwd te zijn het best geschikt om voor moeder te zorgen. Ik ben dan maar ‘de ongehuwde jonge dochter’ (je verstaat mij wel!) gebleven om mijn ouder wordende moeder een rustige en waardige oude dag te bezorgen en dat zeker vanaf het moment dat haar gezondheid sterk achteruit ging. Zoals je wel weet ben ik in onze diakengemeenschap een van de uitzonderingen . Het grootste deel van onze diakens zijn gehuwd. Met de jaren heb ik er dan wel bewust voor gekozen, want ik was op de duur gehuwd met mijn werk en té oud geworden. Maar het klikt met mijn gehuwde collega’s. In onze regiobijeenkomsten word ik als het ware in het grote diaconale gezin opgenomen. Wij hebben ook van elkaar geleerd. Ik heb, bijvoorbeeld, bij mijn gehuwde medebroeders ervaren dat voor hen de liefde heel concreet is: met die bepaalde man of vrouw in goede en kwade dagen én die welbepaalde kinderen van vlees en bloed. Iemand beminnen die veraf woont is niet zo moeilijk, maar als hij/zij onder hetzelfde dak woont of vlak in de buurt dan is dat niet zo vanzelfsprekend. Als celibatair ben je zogezegd voor iedereen beschikbaar. Maar op de duur kan dat ‘iedereen’ zo abstract worden dat je niemand meer bemint. Ik denk dat mijn gehuwde collega’s ook van de celibataire diakens kunnen leren. Het huwelijk mag geen egoïsme met twee worden. Zij kunnen van ons leren dat de liefde verder draagt dan je partner en de eventuele kinderen. Wie het huwelijk sacramenteel beleeft kan niet meer zeggen dat de anderen er geen zaken mee hebben. Neen, hun onderlinge liefde moet uitstralen naar de anderen toe. Het huwelijk als sacrament houdt een zending in naar de anderen buiten het gezin. Mijn gehuwde collega’s zouden het verhaal van Agrippa en Aquila moeten leren kennen. Heel inspirerend! Als je het wenst kan je de tekst over hen meegeven.

    -         Ik val meteen met de hamvraag in huis. Waarschijnlijk heb je al meermaals de vraag gesteld gekregen: voor datgene wat je vroeger al deed in het rustoord en nog altijd doet, was het nodig daarvoor tot diaken te worden gewijd…?

    -         Ja, dat is een heel confronterende vraag, vroeger zeker, maar ook vandaag nog. Ze wordt ook aan andere diakens gesteld, vooral aan degenen die hun diaken-zijn vooral beleven in hun beroepssituatie. Een begin van antwoord is dat vroeger priesters priester-arbeider werden. Zij waren gewijd tot priester en gingen pas later dat priester-zijn gaan beleven in het arbeidsmidden. Diakens werken of werkten al. Zij oefenen allerlei beroepen uit. De lijst is te lang om op te sommen. Wél, zij worden als ‘arbeider’, ‘bediende’, ‘kaderlid’, ‘onderwijskracht’, enz. gewijd tot diaken. Zij zijn op de eerste plaat diaken in hun werkmilieu. Door hen gaat de kerk naar de mensen toe en deelt met hen lief en leed.

    -         Maar als men je dan opmerkt dat die diakens na hun wijding toch niets anders doen  dan wat ze reeds tevoren deden?

    -         Ik ben er nog niet helemaal uit. Ikzelf vond het heel zinvol tot diaken te worden gewijd. Ik ‘voelde’ als het ware dat het méér dan nuttig, maar ‘zinvol’ was. Ik dacht daarbij aan priester-leraars. Was het zinvol hen tot priester te wijden als zij toch  levenlang op een college zouden verblijven? Waarom werden zij dan geen broeder in een onderwijscongregatie? Maar het antwoord gaat veel dieper. Ik heb het zelf niet uitgevonden, maar dankbaar ontvangen. Ik heb ooit een hoofdstuk gelezen in het boek van Paul De Haes, De kerk als dienst aan de wereld, en ik heb het daarna herhaaldelijk herlezen en nog eens herlezen. Op de duur kende ik het als het ware uit het hoofd. Maar dat artikel heeft mij een heel eind op weg gezet.

    -         Ik weet dat je daar veel bent mee bezig geweest. Wil je ontdekking met ons delen?

    -         Ik wil proberen wat ik daar geleerd heb met eigen woorden uit te drukken. Mijn excuses als het niet altijd heel duidelijk is. Ik ben helemaal geen theoloog. Maar gelukkig heb ik wat gezond verstand meegekregen. Met eigen woorden probeer ik het nu kort te verwoorden. Opdat het volk van God een volk zou kunnen zijn en nog meer bepaald volk van God, heeft Jezus aan degenen die met Hem verbonden zijn door het geloof en het sacrament van het geloof, het doopsel, een werkzaam teken gegeven. En dat zijn mensen van vlees en bloed, geen brood en wijn deze keer, geen water of olie, maar concrete mensen. Misschien maakt het volgende het wat duidelijker. Kijk, de bijbel is van heel groot belang, maar in het begin was het Woord en niet het Boek. De heilige Schrift leert ons juist het oorspronkelijke feit kennen: geschreven teksten komen op de tweede plaats. Oorspronkelijk is het Woord en het levende getuigenis. Daarom is de voornaamste en bijzonderste gestalte van het woord in de Kerk van Jezus Christus niet de Heilige Schrift, maar de gemachtigde getuige. (Tussen haakjes: hoor mij nu niet vertellen dat ik de Schrift onderwaardeer en op de tweede plaats zet!) Deze getuige heeft een naam. Bij name wordt hij geroepen. De naamafroeping bij het begin van elke wijding heeft daarom een rijke betekenis. Het referentiepunt waarin het Volk zijn eenheid betekend ziet en belichaamd weet is niet een dode letter, maar de levende persoon, de gemachtigde getuige die spreekt in de naam van de Heer. Christus heeft niet gezegd: “Wie u leest, leest Mij”. Hij heeft gezegd: “Wie naar u luistert, luistert naar Mij; en wie u verstoot, verstoot Mij. Wij Mij verstoot, verstoot Hem die Mij gezonden heeft’ (Lc 10, 16).
    Maar deze levende mensen, met eigen naam en levensgeschiedenis, zijn niet alleen passieve referentiepunten; zij zijn ook actief en werkzaam. Ik zou ook kunnen zeggen dat een diaken-zijn een sacrament is. Een sacrament is een teken: maar het ‘teken’ is hier geen zaak, geen boek of papieren, maar levende mensen die Hij zendt met een opdracht en een volmacht. Maar de diaken is ook ‘actief’ als sacrament. Hij stelt de ‘dienende Christus en de dienende Kerk’ tegenwoordig en staat er mede voor in dat   de mensen dat ook daadwerkelijk kunnen ervaren. Ik ben geen theoloog, maar ik durf beweren dat het feit dat iemand diaken gewijd is al heel wat betekent en realiseert, afgezien van de concrete sacramenten die hij mag of maar mag ‘toedienen. Nog iets dat daar een licht op werpt en voor ik het vergeet. Elke zondag dat onze priester hier voorgaat in de eucharistieviering in het verzorgingstehuis, vraag hij mij niet om te assisteren, …maar om te ‘concelebreren’. Let wel, ‘concelebreren’ tussen aanhalingstekens! Ik kan mij voorstellen dat zelfs collega’s diakens verbaasd zullen opkijken als ze dat lezen of horen van mij.

    -         Diaken Laurent, dat moet je ons dan eens goed uit de doeken doen!

    -         Het is helemaal niet de bedoeling om hier sensationele verklaringen af te leggen. Maar ik kan het als volgt duidelijk maken: wij moeten de symboliek van het wijdingsambt leren begrijpen. Het wijdingsambt heeft niet met macht te maken maar wel met dienen. De priester symboliseert Christus,de Herder en de diaken Christus, de Dienaar. Als zij beiden aanwezig zijn bij het vieren van de eucharistie is de symboolwaarde pas volwaardig aanwezig!

    -         Dezelfde Paul De Haes heeft het ooit ongeveer als volgt verwoord. De consecratie en de communie zijn de twee sleutelwoorden van de eucharistie. Maar zijn wij soms niet eenzijdig geweest? Er is immers een dubbele consecratie. Dezelfde waarheid kunnen wij uitdrukken met een ander woord: er is een dubbele ‘identificatie’. De Heer zegt: Dit is mijn Lichaam. Dit is mijn bloed. Brood en wijn worden geconsacreerd. Het is de Heer in persoon. Hij is het zelf, wezenlijk en waarachtig.

    -         Maar de Heer zegt ook: “Ik had honger…Ik was ziek… Ik was naakt…” Zwakke mensen, “arme” zondaars worden “geconsacreerd” tot het Lichaam van Christus dat de kerk is. Jezus zelf bouwt zijn gemeenschap op, neemt mensen op en omvormt ze tot zijn lichaam. Er is dus een dubbele consecratie, een dubbele identificatie. Jezus is niet alleen de tochtgenoot die “met” ons gaat: door de eucharistische communie komt Hij “in” ons, in een allerinnigste eenheid. Waarom? Omdat hij “door” ons naar de mensen wil gaan. Om wat te doen? Om te doen wat Hij gedaan heeft: - om brood te breken voor hen die honger hebben; - om wijn van vreugde te schenken aan hen die het niet meer zien zitten; - om vertrapten en vernederden op te richten en hen een waardigheid van mensen en kind van God te geven; - om eenzamen op te nemen in een vriendenkring; - om God te leren ontdekken als een lieve Vader; - om mensen te leren ontdekken niet als rivalen en concurrenten maar als broeders en zusters; - om een wereld op te bouwen waar plaats is voor iedereen, waar geen oorlog en haat meer zijn maar enkel vrede in Jezus’ naam. Als ik met onze priester ‘concelebreer’, komt de symboolwaarde van het gewijde ambt volledig tot zijn recht. De priester met de eerste consecratie en de diaken met de tweede consecratie! Oef! Ik hoop dat mijn laatste antwoorden niet al te ingewikkeld waren! Al heb ik deze gedachten van Paul De Haes al enkele keren mogen gebruiken bij getuigenissen, het blijft toch moeilijk om het klaar en duidelijk te zeggen. Laat ons maar terugkeren op begane grond.

              - Het was niet simpel, maar heel diep. Laten wij inderdaad terugkeren naar de begane grond: diaken Laurent, mag ik vragen hoe je dag begint?

    -         Elke dag sta ik op om kwart over vijf. Eerst bid ik in de kapel, o.a. het getijdengebed is voor mij echt een belangrijke uiting van mijn engagement geworden. Het heeft wel een tijd geduurd voor ik vertrouwd geraakte met de psalmen. Gelukkig heb ik ooit een reeks lessen gevolgd bij pater Rossel. Tien lessen van twee uur lang leerde hij ons de psalmen smaken. En of ze smaken. Op onze bezinningsdagen werden wij ook vertrouwd gemaakt met de geestelijke lezing. Niet makkelijk in het begin, maar het helpt wel aan te boren bij de bron.

    -         Wat doe je daarna zoals in het rust- en verzorgingstehuis?

    -         Na mijn bezoek aan de kapel, ga ik bij de zieken en stervenden en ik bekommer mij ook om de zieke zusters. Ik help bij het klaar maken van het ontbijt en steek een handje toe bij de verzorging. Na de eucharistieviering van 8.30 deel ik de communie uit onder de zieken. Tijdens de dag help ik bij de verpleging, de verzorging en de stervensbegeleiding. Ik help ook bij het afleggen van de doden.

    -         Ik leerde hier een verpleegster kennen die over jou,diaken Laurent, het volgende verklaarde: ‘Al wie hier sterft, gaat met diaken Laurent de dood in’.

    -         Stervensbegeleiding is een van de zeven werken van barmhartigheid. Ik ontvang o.a. de families van de gestorvenen bij het mortuarium. Eigenlijk ben ik voortdurend bezig met wie met de grenzen van het leven wordt geconfronteerd. Of het nu gaat om patiënten die met de ambulance worden weggevoerd, of familieleden die een laatste groet komen brengen, ik wil niet dat ze alleen worden weggestuurd. Mag ik er hier op wijzen dat het zevende werk van barmhartigheid of werk van de Messias ‘de doden begraven’ door de kerk aan de zes van Mt 25 werd toegevoegd. Blijkbaar mag de kerk dat doen! In ieder geval is de doden begraven in zijn moderne verruiming (palliatieve zorg, rouwbegeleiding, enz.) een diaconaal werk bij uitstek.

    -         Diaken Laurent, het zal je niet verbazen dat sommige mensen vragen: ‘Hoe doe je dat toch allemaal?’

    -         Ik heb daar niet meteen een antwoord op. Goed zijn voor de naaste, meer niet. Mag ik het zeggen zoals ik ergens las: ik probeer voor de mensen, wie ook, zo goed te zijn als God. Sommigen zeggen dat ik een sterke man moet zijn om op die manier met lijden en dood om te gaan. Maar zo voel ik me niet. Zonder Onze-Lieve-Heer (Is dat geen mooie naam voor God in Jezus?) en zonder mijn geloof kan ik dat soort werk niet aan. Hij maakt mij sterk en helpt mij de mensen tot rust te brengen. Want daar komt het uiteindelijk op neer. Aan een sterfbed passen geen grote woorden. Kleine gebaren volstaan. Iemands hand vastnemen, hem een knuffel geven of gewoon luisteren. Stilte en eenvoud. Ik vernoemde zo juist de lichamelijke werken van barmhartigheid. Even belangrijk vind ik de geestelijke werken van barmhartigheid. Maar ik geef je een kopie van Mt 25 mee. Daarin vond ik die geestelijke werken, voor mijn situatie, prachtig verwoord. Wellicht kunnen ze ook anderen interesseren.

    -         Kan je enkele sterke ervaring vertellen?

    -         Velen vragen op hun sterfbed naar hun kinderen. Als buitenstaander kun je die natuurlijk niet vervangen, maar je kunt de mensen wel geruststellen. Een andere keer moet je de stervende helpen zijn angst te overwinnen. Hoe vreemd dat ook klinkt: ook de dood moet je met ‘vertrouwen’ tegemoet gaan. Het sacrament van de ziekenzalving draagt daartoe bij, ook al wordt dat nu meer dan vroeger in groep toegediend. Je moet de mensen er dan wel goed op voorbereiden en hen daar naartoe begeleiden.

    -         Niet alleen van de boven vermelde verpleegster, maar ook van andere verzorgers hoorde ik dat je invloed bij  het verplegend personeel heel groot is

    -         Ik dank God dat ik hier in teamverband heb leren werken. Door mijn leeftijd en ervaring mag ik wel eens iets vertellen aan de nieuwkomers, ook aan de ouderen. Zo  vertel ik de jonge verplegers en verpleegsters geregeld dat wie in een rust- en verzorgingstehuis verblijft, vaak alles achter zich heeft moeten laten. Niet alleen materieel, maar ook geestelijk: zijn dromen, zijn illusies, zijn hoop. Voor zulke mensen kun je nooit te goed zijn. Is een belangrijke opdracht van het diaconaat niet de anderen op te roepen en te stimuleren om de mensen, wie die ook zijn, te dienen? Diaconaal werken is kerk-zijn in werkkledij! Kerk in uitvoering!

    -         Je vertelde mij dat vooral het leven de beste leerschool in je diaconaat is geweest. Dat geldt waarschijnlijk niet alleen voor je opleiding tot diaken?

    -         Inderdaad. Mijn geloof kreeg ik van mijn ouders, vooral van mijn moeder mee. Ondanks vele tegenslagen die ze kende, hield haar geloof altijd stand. Ze bad veel en was altijd hoopvol gestemd. ‘Morgen wordt het beter’, herhaalde ze. Ik heb me laten vertellen dat Felix Timmermans als lijfspreuk had: ‘En toch!’ Zo was ook mijn moeder. Ook in de donkerste perioden van haar leven vertrouwde ze haar leven aan God toe. Wat God niet toestond, was ook voor haar niet toegestaan. Ik herinner me dat ik op de terugweg van het kerkhof ooit een biet meenam. Mijn moeder stuurde me onmiddellijk te biechten. ‘Ach jongen’, zei de pastoor, ‘als je zo’n honger had, had je er gerust twee mogen meenemen.’ Dat ik aan de lijve heb ervaren wat armoede betekent, verklaart misschien waarom ik zo met de armen ben begaan. Als er overschotten aan voedsel of kleren zijn, laat ik die naar de zusters van moeder Teresa  brengen. Ik werk mee met de Helpende Hand, een vereniging die kleren en speelgoed voor kinderen inzamelt. Ziekenzorg, Wereldmissiehulp (waar ik nogal een diakens en diakenvrouwen mag ontmoeten!), enzovoort: ze liggen me allemaal na aan het hart. En als ik de krant lees dat een gezin iets is overkomen, vraag ik of we kunnen helpen.

    -         Ik heb mogen begrijpen dat spiritualiteit een grote plaats inneemt in je leven.

    -         Ik ben zeer gehecht aan de figuur van Theresia van Lisieux, onze jongste kerklerares. Zij leerde mij dat bidden niet altijd een zaak van grote woorden is, maar van het openstellen van je hart. Bij haar leerde ik ook wat nederigheid is en wat de Fransen ‘simplicité’ noemen. Nederig en klein, zo moeten we de medemens tegemoet treden. Ik zou ook kunnen zeggen dat ‘eenvoud’ belangrijk is. Maar wij moeten dat dan goed begrijpen. Volgens mij betekent dat ‘één’-zijn, niet dubbel. Nederigheid, simplicité , eenvoud: geen gemakkelijke opdracht in een samenleving als de onze, waar het voortdurend er op aankomt zoveel mogelijk op te vallen. Als diaken mag ik zeggen dat spiritualiteit uiterst belangrijk is. In een artikel van het parochieblad las ik ooit een interview met bisschop Adriaan van Luyn. Hij had het in dat interview over de drie s’en: spiritualiteit, solidariteit en soberheid. Een diaken zou het niet beter kunnen zeggen!

    -         Diaken Laurent, jij bent een ‘ge-lukte’ diaken of mag ik ook zeggen: een ‘gelukkige’ diaken?

    -         Ik dank God dagelijks dat Hij mij de kans geeft anderen gelukkig te helpen maken of te helpen genezen. In een rust- en verzorgingstehuis voel je nog dat mensen dankbaar en blij zijn. Ik hoop dan ook dat ik dat werk nog lang mag doen. Wat dat ‘gelukkig zijn’ of ‘gelukt zijn’ betreft: ik las ooit dat een roofdier dat zijn prooi verslindt volmaakt gelukkig is. Bij ‘gelukken’ denk ik aan een ‘gelukte’ foto: wij staan er dan op en nog goed ook! Heel gelijkend en flatterend. Ik hoop een gelukkige diaken te zijn omdat ik ‘gelukt’ ben de menslievendheid van God in Jezus te betekenen en te realiseren, heel gelijkend of zoals Henri Nouwen zegde: ‘een levende heenwijzer’.

    -         Diaken Laurent, ik weet dat jij de verdediger bent van een gedurfde stelling, namelijk dat er meer diakens dan priesters tekort zijn!

    -         Soms durf ik wel eens stout te zijn. Maar kijk: hoewel onze samenleving welvarender dan ooit is, zijn de noden er niet kleiner op geworden. Veel ouderen blijven verweesd achter. Hun kinderen maken voor hen geen tijd meer vrij of luisteren nog nauwelijks naar wat ze te zeggen hebben. Er is een groot gebrek aan respect en er is veel stil verdriet. Dat stemt mij triest. Maar als christen moeten we getuigen van onze hoop op een betere wereld. Dat kunnen we maar door goed te zijn voor onze medemens, zo goed als God, zoals wij in een kerklied zingen. Daarom hebben wij veel diakens nodig die onze christenen en de mensen van goede willen attent maken op al die noden en hen oproepen Gods liefde handen en voeten te geven, zeker en desnoods, door zelf de handen uit te mouwen steken. Volgens mij hoort dat ook bij het ‘sacrament’ zijn van de diaken. Om het te kunnen klaren en niet opgebrand te geraken, hebben de diakens nog veel diakens en diaconessen nodig. Anders lopen zij het gevaar overvraagd te worden. Zij moeten er dan wel acht op slaan niet alles zelf te willen doen. Het is onze taak onze medechristenen te herinnen aan hun roeping om te dienen. Wij moeten onze omgeving voortdurend oproepen en stimuleren en natuurlijk ook voorgaan! Kijk, ik hou van puntige uitdrukkingen. Ooit las ik dat een bisschop een pasgewijde diaken de vrede toewenste met de woorden: “Dat de vrede van Christus u nooit met rust late!”. Wel, die nooit-met-rust-latende vrede moeten wij aan onze mensen doorgeven!

    -         Jij hebt ons al verteld dat de universiteit van het leven de beste leerschool en vormingsinstituut is en toch weet ik dat jij regelmatig bijschoolt.

    -         Het leven als universiteit is de beste leerschool, maar dat belet niet dat wij nood hebben  aan bijscholing. Zo heb ik heel wat cursussen gevolgd, o.a. voor palliatieve verzorging  en ben ik een trouwe bezoeker van onze bezinningszondagen, die in feite een goede bijscholing zijn. Ook de regiobijeenkomsten bieden naast het ‘schouder en wang’ voor elkaar zijn, ook altijd kansen om van elkaar te leren. In onze regio noemen wij dat het ‘pastoraal forum’. De bij- en navorming hebben mij al dikwijls geholpen dat wat ‘onbewust’ bij mij al leefde, ‘bewust’ te worden. En dat geeft kracht!

    -         Als patriarch onder de diakens of zoals sommigen onder ons soms zeggen, ‘onze vader abt’, zal je wel een goede raad aan de kandidaat diakens en hun gezinnen kunnen geven. Je lange ervaring als diaken moet een schatkamer aan goede  raad hebben opgeleverd.

    -         Op de eerste plaats: vergelijk nooit jezelf met een andere diaken. Zeker de gehuwde diakens niet met een celibataire diaken. Het overgrote deel van diakens zijn gehuwd en hebben een gezin. Bovendien hebben ze ook nog een beroepstaak. Je kan moeilijk een diaken die én gehuwd is én beroepsverplichtingen heeft, vergelijken met een alleengaande zoals ik ben. Ik zeg wel ‘alleengaande’: ik ben geen alleen-‘staande’.

    -         Ik denk dat men meer moet nadenken over de beleving van zijn diaken-zijn in zijn beroep. Vele diakens haasten zich na hun werk naar huis om eindelijk hun diaconaat te kunnen uitoefenen, in de parochie bijvoorbeeld. Daarnaast pleit ik ervoor niet te veel hooi op zijn vork te nemen. Zelf werk ik niet van ’s morgens tot ’s avonds, want dat wordt vlug ook nog eens van ’s avonds tot ’s morgens. Het vraagt veel ascese om in te zien dat je niet God bent: wij kunnen niet alles en wij kunnen niet overal tegenwoordig zijn. God zelf rustte op de zevende dag. Waarom rusten wij dan niet op tijd en stond?

    Vooral pleit ik voor ‘stabilitas’. In de ‘stabilitas’ gaat het erom te groeien en te bloeien waar je geplant bent, in deze situatie, in dit gezin, in deze organisatie waaraan je je jawoord hebt gegeven, en niet ergens anders. Mag ik zeggen dat wij het sacrament van het diaconaat moeten beleven daar waar God ons roept?! De diakens zouden een moeten nadenken over het verhaal van de vier paters die hoorden dat er ergens op aarde de wereld en de hemel elkaar raakten. Moet ik het vertellen? Wel, die vier paters lazen in een oud en dik boek dat ergens op de wereld de aarde en de hemel elkaar raakten. Daar was ook een deur en wie door die deur naar binnen wandelde kwam in de hemel terecht. Dat vonden de paters iets anders dan elke dag opnieuw vroeg opstaan, bidden en werken en wat allemaal nog meer, heel vermoeiend. Zij trokken erop uit om die plaats te ontdekken. Zij zwierven van noord naar zuid, van oost naar west, dagen, weken, maanden aan een stuk en…die plaats bleek onvindbaar. Op zekere dag klopten zij aan de poort van een oud gebouw en toen zij binnengingen ontdekten zij dat zij terug waren in hun eigen abdij. Daar raakte de aarde de hemel en daar was de deur naar de hemel!

    Wat mij eveneens zorgen baart is het toenemend priestertekort. Vele diakens voelen zich wel eens te veel tot louter liturgische taken aangetrokken. Door het priestertekort dreigen zij nog meer op te gaan in liturgische vervangingsdiensten. Maar daarover moeten anderen maar eens een boom opzetten.

    - Diaken Laurent, het was een heel boeiend gesprek. Wij danken je ervoor!

     

    Diaken Maurice Temmerman

       

    Bibliografie bij dit ‘interview’

    -         Bert Claerhout,  ‘Geen grote woorden aan het sterfbed’, in Achterkant van Tertio van 22 juni 2005, p. 16

    -         Lieve Wouters, ‘Adriaan van Luyn: ‘Kerk in het derde milennium. Evangelie verkondigen’ in Kerk en Leven, van 20 december 2000, p.

    -         Will Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven, Lannoo-Tielt, tiende druk, 2003.

    -         Henri Nouwen, Levende heenwijzers ?,

    -         Paul De Haes, De Kerk als dienst aan de wereld,

    -          

     

    Geestelijke werken van barmhartigheid in een parafrase op Mt 25, 35 - 40

     

    Diaconie is zowel barmhartigheid als gerechtigheid.

     

    De ‘werken van barmhartigheid’ of ‘de werken van de Messias’ krijgen gestalte in de lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid.

     

    In onderstaande parafrase Mt 25, 35 – 40 krijgen wij een actuele vertaling van de geestelijke werken van barmhartigheid.

     

    Parafrase op Mt 25, 35 – 40

     

    Ik, zo zegt Jezus in naam van armen en kleinen, Ik was hongerig, niet alleen naar voedsel, maar naar een helpende hand, naar een meelevend gebaar of een glimlach toen ik in de put zat; hongerig naar een bemoedigend woord, een bemoedigend compliment, toen ik toch mijn best had gedaan.

     

    Ik was dorstig, niet naar drank, maar naar een beetje erkenning, naar wat aandacht voor mijn spreken, naar wat gezelschap; maar jij was steeds zo haastig.

     

    Ik was vreemdeling, daarom nog geen buitenlander of kleurling, maar een beetje verschillend van u. Jammer dat je zozeer op afstand gebleven bent. Ik was uw buurman, maar ik vond geen toegang tot uw vriendenkring; omdat ik van mindere afkomst was, niet zo rijk, niet zo geleerd.

     

    Ik was naakt, niet omdat ik kleren nodig had, ik was behoorlijk gekleed, maar sommigen hebben mij door hun kwaadspreken uitgekleed; niemand heeft mij verdedigd en zo ben ik mijn goede faam kwijtgeraakt.

     

    Ik was ziek, niet zozeer naar het lichaam, maar naar de geest: zenuwachtig, angstig, overspannen, gedeprimeerd. Jij hebt niet getracht mij wat gerust te stellen of op te beuren; je hebt mijn gezelschap vermeden.

     

    Ik was gevangen, niet in een kerker met stalen tralies, maar gevangen door mijn ouderdom, mijn ziekte. Er werd zo weinig naar mij omgezien.

     

    Op het einde van ons leven en op het einde der tijden zal de kwaliteit van ons leven niet worden afgewogen aan grote prestaties door ons verricht; het zal gaan om kleine eenvoudige dingen die wij al of niet hebben gedaan; “al was het maar een glas water, zegt Jezus, dat wij uit liefde tot Hem aan iemand hebben gegeven”.

     

    Jezus bouwt zijn Rijk nu reeds,hier, op aarde, met mensen die zich in stilte toeleggen op werken, ingegeven door naastenliefde.

     

    Het gezin van Prisca en Aquila: een 'natuurlijke' familie wordt een 'nieuwe' familie.

    Op zijn zogenaamde tweede missiereis kwam Paulus in Korinte het joodse paar Prisca en Aquila tegen. Beiden waren tentenmakers van beroep en hadden een eigen bedrijf. In de Oudheid vervaardigden tentenmakers vooral lederwaren: ook tenten waren meestal van leer. Keizer Claudius had Aquila en Prisca samen met veel andere joden uit Rome verdreven.  Toen Paulus hen leerde kenne,n waren ze al christen. Zij nemen hem in Korinthe in hun gezin op. De eerste tijd werkt Paulus mee in hun firma en gebruikte hij tegelijkertijd hun huis en hun bedrijf als basis voor zijn hele missiewerk (Hnd 18, 1 - 5).
    Prisca en Aquila zouden met hun gezin en hun tenten- en lederwarenfabricage voor de paulinische missie van het grootste belang worden. Na veel maanden vruchtbare samenwerking met Paulus in Korinthe verhuizen ze naar Efeze - wel niet in het minst om het Paulus in Klein-Azië mogelijk te maken een steunpunt te hebben (Hnd 18, 18 e.v.). Ook in Efeze moet Paulus, wanneer het nodig was, in hun huis verbleven en gewerkt hebben. Het is tegelijkertijd een plaats van bijeenkomst voor de gemeente van Efeze of op zijn minst voor een deel ervan. (...) In Efeze ontmoet Apollos, een hoogbegaafde jood uit Alexandrië in de tijd waarin Paulus afwezig is, toevallig Prisca en Aquila. Zij nemen ook hem bij hen op en leiden hem binnen op de weg van de heilsgeschiedenis.
    Als Paulus jaren later de Romeinenbrief schrijft om een missiereis naar Spanje voor te bereiden, vraagt hij de Romeinse gemeente Prisca en Aquila heel in het bijzonder te groeten.(...)
    De vraag om Prisca en Aquila te groeten toont aan dat ze ondertussen weer in Rome zijn, waar hun bedrijf zich oorspronkelijk bevond. In ook in Rome behoort tot hun huis een huisgemeente. Dat zal enerzijds wel de grote familie geweest zijn, anderzijds toch ook de Romeinse christenen die regelmatig in  hun huis bijeenkwamen.
    Zo bezorgt het huis van Prisca en Aquila ons een aanschouwelijk beeld van de 'nieuwe familie': er is een 'natuurlijke' familie die niet voor zichzelf leeft, maar haar huis geheel in dienst van het evangelie stelt.

    Hun huis werd een steunpunt voor de zending van Paulus - eerst in Griekenland, dan in Klein-Azië - en waarschijnlijk moet de nieuwe emigratie naar Rome een basis voor de geplande missie van Paulus naar Spanje verschaffen. Tegelijkertijd wordt het de kristalisatiekern voor nieuwe gemeenten die zich rond dit huis vormen. Zij vinden daar de noodzakelijke ruimte voor hun bijeenkomsten. Maar niet alleen de ruimte, maar nog veel meer: een koppel dat zichzelf geheel ter beschikking stelt in dienst van de gemeenten. Zij onderrichten Apollos en naast hem met zekerheid nog vele anderen. Voor Paulus zetten zij hun leven op het spel. Alle heidenchristelijke gemeenten zijn hun, zoals Paulus het formuleert, dank verschuldigd.

    In de tijd van de jonge kerk was het ontstaan van nieuwe gemeenten ook afhankelijk van de vraag of er gezinnen waren zoals die van Prisca en Aquila, die bereid waren om omwille van het evangelie naar andere steden te trekken en daar met hun huis het begin van een nieuwe gemeente te worden.
    Niet alleen de doop zelf was dan een exodus.
    Het leven van deze christenen werd een voortdurende exodus omwille van de opbouw van de kerk.

    Ik plukte deze mooie bladzijde over Prisca en Aquila uit het boek van Gerhard Lohfink, Heeft God de kerk nodig?, Carmelitana, Gent, tweede druk 2001, blz.279 - 281.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    06-10-2005 om 11:58 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De seniorenweek
    De seniorenweek

    Groeien naar volheid van leven

     

    In november vieren we steeds de seniorenweek die dan wordt afgesloten met het feest van de grootouders. Meer en meer gaat de laatste jaren de aandacht – ook van de politiek -  naar de veroudering van de bevolking. Velen denken dat de eerste helft van het leven ook de schoonste jaren zijn: een onbezorgde jeugd, de prille liefde, het eerste kind, succes in het beroep. Maar is dat wel zo? In Kana had men toch ook de beste wijn voor het laatst bewaard.

    Het is een opgave voor de maatschappij om er voor te zorgen dat ook de “ouderdom” mooi kan zijn. Natuurlijk als men zich blind start op de biologische leeftijd, dan roept “oud” bij vele mensen negatieve associaties op als staande aan de zijlijn van het leven maar als men aandacht heeft voor de psychologische leeftijd dan kan een tachtiger jeugdiger van geest zijn dan vele veertigers. Op de Nederlandse Televisie toonde men onlangs een honderdjarige kranige dame die leerde de computer en Internet te gebruiken “want je moet toch meekunnen met je tijd!” Op hogere leeftijd loopt de motoriek van je lichaam weliswaar trager en je pas wordt voorzichtiger maar men kan dus nog met een frisse blik zichzelf ervaren en nieuwe mogelijkheden ontdekken.

    Natuurlijk brengt ouder worden – vooral als meen zeer oud wordt – ook vragen mee: men moet bv. dikwijls afscheid nemen van een vriend(in) die verhuist of die overlijdt. Dat zijn weliswaar pijnlijke ervaringen zoals die oudere man die zei dat hij in straat eigenlijk niemand kende maar die op het kerkhof lagen kende hij allemaal.

    Maar hoe de oudere mens wordt hangt voor een deel af hoe we naar hem kijken. Wat zien we? Alleen maar grijs haar, rimpels in het gelaat, lastig lopen? Of tonen we interesse niet in wat ze hebben maar in wat ze zijn. Ouderen hebben er nood aan dat er met hen gepraat wordt en geluisterd en dat ze nog meetellen. Geven we hen het gevoel van een verloren voorwerp te zijn waar niemand nog naar zoekt, dan verkommeren ze. Geven we hen wel de waardering en liefde waarnaar ze uitzien? Zien we de ouderdom als een waarde en zegen, een mogelijkheid om – na een leven van werken – een stukje vrijheid te veroveren om dingen te doen waar men vroeger niet aan toe kwam, om nieuwe sociale contacten op te bouwen, nieuwe prioriteiten vast te leggen en nieuwe uitdagingen om iets zinvols te doen. Een grootmoeder zie: “Als ik had geweten wat een vreugde mijn kleinkinderen voor mij zouden zijn, zou ik hen het liefst eerst gekregen hebben.” Heerlijk tocht!

    Bij het ouder worden gaat men beter zien wat echt belangrijk is, wat in het leven waarde heeft en zich, voor zover het kan, daarvoor inzetten. Men gaat zich bevrijden van waardeloze dingen die men in de loop van de jaren heeft verzameld – opruimen noemt men dat – om zich te concentreren op dat wat ook thans nog waarde heeft. We gaan dus andere prioriteiten stellen. Meer dan in het verleden gaan we zien dat belangrijk is niet wat we hebben maar wat we zijn. Dan wordt de herfsttij van het leven de tijd van de volheid.  Dat mogen we dan ook wensen aan al onze bejaarden in de seniorenweek.

     

    Overgenomen uit ‘aktie 365’, driemaandelijks tijdschrift n°3, 2005. Uitgever: R. Loyens, Gent.

    06-10-2005 om 11:53 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laat je prikken door de vragen!

    Galeiboeven

    Galeiboeven zijn prikken in onze vadsige huid ter bevordering van onze mens-wording.

    Ambetante vragen

    Ambetante vragen zijn galeiboeven die prikken in onze vadsige huid ter bevordering van onze mens- en christenwording

    Laat je prikken!

    “Leven is kiezen” hoor je wel eens zeggen. En inderdaad, je kunt niet buiten. Het leven bestaat uit steeds maar opnieuw kiezen:huwen of niet, kinderen krijgen of niet, en hoeveel? Een huis huren, kopen, bouwen? Naar welk werk zoek ik? Willen wij samen, man en vrouw, uit gaan werken? Naar welke school sturen wij onze kinderen? Waaraan besteden wij ons geld? Laten wij ons raken door de armoede en de onrechtvaardige behandeling van zovelen in onze wereld? Welk soort vakantie kiezen wij? Waaraan geef ik mijn tijd: werk – gezin – hobby –anderen?

    Sommige van deze keuzesituaties zijn heel belangrijk, en ons antwoord bepaalt dan ook de verdere richting van ons leven. In elk leven zijn er momenten waarop een mens een wissel neemt en op een nieuw spoor komt. Beslissingen die je slechts één keer neemt.

    Maar ook andere, meer dagdagelijkse keuzen kunnen de kwaliteit van ons leven bepalen: waaraan besteden wij ons geld? Welke plaats krijgt de T.V. en de video in ons gezin? Enzovoort, enzovoort. Vaak zijn het meer koerscorrecties.

    Hoe gaan we met al dit soort keuzen om? Wellicht zijn er in ons leven keuzen geweest die we heel bewust gemaakt hebben. Maar wie kan zeggen dat er niet veel keuzen onbewust gemaakt hebben, of half-bewust?

    Onze cultuur dringt ons bepaalde keuzen op: we worden omringd oor min of meer verborgen verleiders die bijvoorbeeld voortdurend een beroep doen op onze kooplust, op onze hebzucht. Denk alleen maar aan de reclame die ons dag in dag uit bewerkt.

    Maar keuzen kunnen ook bepaald worden door bepaalde leefpatronen in de familie, door de reacties van collega’s op het werk, door de buren.

    Het is al heel wat als wij ons bewust worden van de verschillende mechanismen die onze keuzen beïnvloeden.

    De vraag die wij ons hier willen stellen is: of ons geloof ook een rol speelt in onze belangrijke, maar ook in onze dagdagelijkse keuzen. Laten wij ons bepalen door het Evangelie als wij kiezen?

    Proef op de som: maken wij van ons ‘natuurlijk’ gezin een ‘nieuw’ gezin? Kijk naar het de keuze van het gezin van Prisca en Aquila en spiegel je gezin in hun gezin!

    25-08-2005 om 18:08 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Prisca en Aquila als model voor een diakonaal huwelijk en gezin

    Het diaconaat beleven als gehuwde veronderstelt het gaan van de exodus opnieuw!
    Dat geldt trouwens voor elk 'sacramenteel' beleefd huwelijk!
    Model staan daarvoor het nieuwe gezin van Prisca en Aquila

    Het gezin van Prisca en Aquila: een 'natuurlijke' familie wordt een 'nieuwe' familie.


    Op zijn zogenaamde tweede missiereis kwam Paulus in Korinte het joodse paar Prisca en Aquila tegen. Beiden waren tentenmakers van beroep en hadden een eigen bedrijf. In de Oudheid vervaardigden tentenmakers vooral lederwaren: ook tenten waren meestal van leer. Keizer Claudius had Aquila en Prisca samen met veel andere joden uit Rome verdreven.  Toen Paulus hen leerde kennen waren ze al christen. Zij nemen hem in Korinthe in hun gezin op. De eerste tijd werkt Paulus mee in hun firma en gebruikte hij tegelijkertijd hun huis en hun bedrijf als basis voor zijn hele missiewerk (Hnd 18, 1 - 5).
    Prisca en Aquila zouden met hun gezin en hun tenten- en lederwarenfabricage voor de paulinische missie van het grootste belang worden. Na veel maanden vruchtbare samenwerking met Paulus in Korinthe verhuizen ze naar Efeze - wel niet in het minst om het Paulus in Klein-Azië mogelijk te maken een steunpunt te hebben (Hnd 18, 18 e.v.). Ook in Efeze moet Paulus, wanneer het nodig was, in hun huis verbleven en gewerkt hebben. Het is tegelijkertijd een plaats van bijeenkomst voor de gemeente van Efeze of op zijn minst voor een deel ervan. (...) In Efeze ontmoet Apollos, een hoogbegaafde jood uit Alexandrië in de tijd waarin Paulus afwezig is, toevallig Prisca en Aquila. Zij nemen ook hem bij hen op en leiden hem binnen op de weg van de heilsgeschiedenis.
    Als Paulus jaren later de Romeinenbrief schrijft om een missiereis naar Spanje voor te bereiden, vraagt hij de Romeinse gemeente Prisca en Aquila heel in het bijzonder te groeten.(...)
    De vraag om Prisca en Aquila te groeten toont aan dat ze ondertussen weer in Rome zijn, waar hun bedrijf zich oorspronkelijk bevond. In ook in Rome behoort tot hun huis een huisgemeente. Dat zal enerzijds wel de grote familie geweest zijn, anderzijds toch ook de Romeinse christenen die regelmatig in  hun huis bijeenkwamen.
    Zo bezorgt het huis van Prisca en Aquila ons een aanschouwelijk beeld van de 'nieuwe familie': er is een 'natuurlijke' familie die niet voor zichzelf leeft, maar haar huis geheel in dienst van het evangelie stelt.
    Hun huis werd een steunpunt voor de zending van Paulus - eerst in Griekenland, dan in Klein-Azië - en waarschijnlijk moet de nieuwe emigratie naar Rome een basis voor de geplande missie van Paulus naar Spanje verschaffen. Tegelijkertijd wordt het de kristalisatiekern voor nieuwe gemeenten die zich rond dit huis vormen. Zij vinden daar de noodzakelijke ruimte voor hun bijeenkomsten. Maar niet alleen de ruimte, maar nog veel meer: een koppel dat zichzelf geheel ter beschikking stelt in dienst van de gemeenten. Zij onderrichten Apollos en naast hem met zekerheid nog vele anderen. Voor Paulus zetten zij hun leven op het spel. Alle heidenchristelijke gemeenten zijn hun, zoals Paulus het formuleert, dank verschuldigd.

    In de tijd van de jonge kerk was het ontstaan van nieuwe gemeenten ook afhankelijk van de vraag of er gezinnen waren zoals die van Prisca en Aquila, die bereid waren om omwille van het evangelie naar andere steden te trekken en daar met hun huis het begin van een nieuwe gemeente te worden.
    Niet alleen de doop zelf was dan een exodus.
    Het leven van deze christenen werd een voortdurende exodus omwille van de opbouw van de kerk.

    Ik plukte deze mooie bladzijde over Prisca en Aquila uit het boek van Gerhard Lohfink, Heeft God de kerk nodig?, Carmelitana, Gent, tweede druk 2001, blz.279 - 281.

     

     

    23-08-2005 om 11:43 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Twee, mooie, parafrase op Mt 25, 31 - 46

    Tweede versie van Mt's werken van de Messias, gevonden tijdens een doopviering

    Als God op je weg komt,

    dan zal het zijn als een kind, als een mens...

    Zie toe dat je Hem herkent.

    Hij zal geen lichtkrans dragen,

    geen aureool, geen titel of aanzien hebben.

    Hij zal man of vrouw zijn, arm of rijk,

    maar dat is niet belangrijk.                             

    Hij zal een mens zijn die honger heeft,

    geef Hem te eten van je liefde.

    Hij zal naakt zijn,

    kleed Hem met je waardering.

    Zit hij gevangen,

    verlos Hem door je begrip.

    Hij zal misschien ziek zijn,

    genees Hem met je warme vertrouwen.

    Dorst zal hij hebben,

    geef Hem te drinken van je gerechtigheid.

    Voelt Hij zich vreemd verloren,

    geef Hem de thuis van je hart.

    Zie toe als God op je weg komt,

    het zal zijn als een kind.

    21-08-2005 om 20:06 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Troosten = Wekken

    Over troosten

     

    In zijn Geestelijke Oefeningen zegt Ignatius dat Jezus na zijn verrijzenis “ de taak van het troosten” uitoefent. Na zijn terechtstelling zijn zijn leerlingen dood, als Hij al weer leeft. “Slaap nu maar”, heeft Hij in Getsemane tot hen gezegd. Nu komt Hij ze wekken, opwekken uit de doodsslaap.

     

    Wekken. Troosten. Hoe doe je dat? Je doét het niet. Het gebeurt. De trooster is de dankbare getuige van een gebeuren. Iemand is op een of andere wijze vastgelopen, op dood spoor, en je wordt, door omstandigheden, gevraagd, uitgenodigd om die te troosten. Ongevraagd kun je niet als trooster optreden: dat zou opdringerig zijn. En niemand kan eisen: “Troost me”. Je kunt troost niet vorderen als een recht. Onuitgesproken (in den beginne misschien zelfs onvermoed door beide partijen) komt binnen een ontmoeting het proces van troosten en getroost worden op gang. De fasen daarvan zouden er als volgt kunnen uitzien – als we maar niet vergeten dat in de werkelijkheid fasen wel eens door elkaar lopen.

     

    1. Erkennen van de situatie. Zonder veel woorden iets zeggen als: “Jij mag moe zijn, troosteloos, verbitterd. Je mag zelfs onredelijk zijn, koppig als een kind dat troost behoeft en toch troost weigert.” Jezus tot Tomas: “Kom hier met je vinger en bezie mijn handen. Steek je hand uit en leg die in mijn zijde.” Gewoonweg erkennen: ja, zo is het, zo ben en voel jij. Niets begint zonder te erkennen van de realiteit. Pogingen om die al meteen weg te praten doen de ander dieper wegkruipen in zijn onmacht.
    2. Concrete solidariteit. Ik kom r gewoon bijstaan, zitten, neerliggen. Ik rouw mee met de rouwende, ben moe, dood met de dode. Ik loop mee op de doodlopende weg, naar Emmaüs bij voorbeeld. Ik stel me voor dat de engel die de vluchtende profeet Elia komt troosten, naast hem blijft zitten tijdens zijn slaap. Er wordt ons niet verteld hoe lang Elia heeft geslapen. Voldoende lang in ieder geval. Tot voor hem de tijd rijp was. Tijd is een om onmisbaar bondgenoot van de trooster.
    3. Komt er een verhaal? (Misschien uitgelokt door een voorzichtige, eerbiedige uitnodiging; nieuwsgierigheid doet het gebeuren vastlopen.) Dan luister ik. Wat uitgesproken kan worden, is al ten dele verwerkt. Ik stel een vraag. Niet om de situatie te verklaren of te veranderen. Alleen om er deel aan te hebben, om er binnen te gaan in het gebeuren. Want dit is niet alleen een verhaal over een brok onverwerkt verleden. Het is een gebeuren hier-en-nu, waar wij samen in staan. Wie troost hier? Wie wordt getroost? Ik zal niet ingaan op de neiging om te zeggen: “Zo iets heb ik ook al eens meegemaakt.” Dan zet ik mezelf voor het voetlicht. Wat actueel gebeuren moet zijn, maak ik dan tot volmaakt verleden tijd. Ik kàn het niet al eens meegemaakt hebben, want het is hier aan het gebeuren. Het is uniek.
    4. Misschien doet zich de mogelijkheid voor dat we samen iets kunnen gaan doen. Eten bijvoorbeeld. De verrezen Jezus tot de verbijsterde leerlingen: “Hebben jullie iets te eten?” of : “Komt ontbijten.” Eten, willen en kunnen eten, zal wel iets met troost te maken hebben, zoals troosteloosheid de eetlust wegneemt. Of muziek beluisteren, uitwandelen gaan, bidden (maar dat laatste niet te vroeg, en niet te veel). Dat we iets doen, wijst uit dat de verlamming wijkt. Er komt opnieuw belangstelling voor de werkelijkheid, voor de toekomst.
    5. Wat ongeduldige troosters soms zeggen: “Is het echt zo erg? Ook anderen hebben zo iets en erger meegemaakt” – dat begint de getrooste nu uit zichzelf in te zien. Geleidelijk ziet hij licht. Ik reik het hem niet aan. Ik ben er getuige van hoe hij zich naar het licht gaat keren, dat er altijd al was. Ik heb geen ingrepen gedaan, zeker geen kunstgrepen. Ik ben erbij geweest met aandacht en invoelen, met een vraag soms om de beweging gaande te houden. Nog eens: troosten, dat doé je niet, je maakt het mee. Als het proces is afgelopen, merk je hoeveel er gebeurd is en hoe weinig je gedààn hebt.
    6. Dan neem je afscheid. De verrezen Jezus tot Maria Magdalena: “Hou mij niet vast”. Je vastklampen aan het troostgebeuren leidt tot niet-authentieke troost, die niet sterk maakt, maar zwak. Je wilt het gebeuren vasthouden, terwijl het pas werkzaam blijft als je het los durft laten. Het laatste wat trooster en getrooste ervaren: hoe troostend het kan zijn, elkaar los te laten.

     

     

    21-08-2005 om 20:01 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Intervieuw met diaken Laurent

    Diaken Laurent

     

    Diaken Laurent is geboren in 1932 in het Noord-Franse Douvrain, bij Lens. Zijn ouders waren uitgeweken naar Noord-Frankrijk omdat er in Vlaanderen geen werk te vinden was. Daar werkten zij in een steenbakkerij. Laurent was de jongste van zeven kinderen. Drie van hen zijn vroeg gestorven en hij was nog geen jaar toen ook zijn vader stierf. Later, in de jaren vijftig, verloor hij nog twee broers in een mijnongeval.

    Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, vluchtten zij naar het Zuiden van Frankrijk. Na drie dagen keerden zij al terug. Kort daarna maakte een ontploffing hun huis met de grond gelijk. Met zijn moeder woonde hij daarna een tijdje in een hok. Door toedoen van een kasteelvrouw, die hij tijdens een korte vakantie bij een nicht leert kennen, keerden zij aan het begin van jaren vijftig naar Vlaanderen terug. Hij kon op het kasteel gaan werken en zijn moeder betrok een huisje in het dorp vlakbij het kasteel. Maar in 1962 raakte ze verlamd. Toen besloot Laurent bij haar in te trekken en vond werk in een fabriek.

    Met zijn moeder ging het van kwaad tot erger en enkele jaren later moest ze worden opgenomen in wat nu het rust- en verzorgingstehuis Sint-Vincentius heet. Laurent ging met haar mee en hij vroeg de zusters of hij bij haar mocht blijven. Als tegenprestatie beloofde hij een handje toe te steken in het onderhoud van het tehuis en van de grote tuin. Op die manier voorzag hij in het onderhoud van zijn moeder. Die dag begon voor Laurent een nieuw leven ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden. Ook na de dood van zijn moeder in 1971 bleef hij daar wonen en werken.

     

    In1969 las Laurent een bericht in het parochieblad waarbij mannen werden gevraagd zich eventueel kandidaat te stellen voor het permanent diaconaat. Na veel wikken en wegen, na een lang gesprek met een priester die het diaconaat gunstig gezind was, stelde hij zich kandidaat.  Het duurde heel lang voor hij antwoord kreeg, maar uiteindelijk werd hij als kandidaat, samen met zes anderen, aanvaard. Hun opleiding begon in 1970.

     

    In het begin viel het Laurent niet mee de opleiding te volgen. In het tehuis had hij handen vol werk, maar ook het wekelijks cursus volgen vroeg in het begin het uiterste van Laurent. Hij had wel degelijk lager onderwijs genoten en was absoluut geen slechte leerling. Daarna volgde allerlei cursussen in het avondonderwijs. Tevens is Laurent altijd een verwoed lezer geweest. Geleidelijk aan kreeg hij dan ook het ritme te pakken. Toch was hij blij toen men tijdens het derde jaar overschakelde op groepswerk en zelfwerkzaamheid. Die opleidingsvorm lag hem beter en was volgens hem ook intenser. Om de veertien dagen werden zij verwacht op het seminarie. Als basisboek gebruikten zij de enkele jaren eerder verschenen, beroemde en beruchte, ‘Nieuwe Katechismus. Geloofsverkondiging voor volwassen’(1966 ). Eén van de kandidaten bereidde een hoofdstuk voor, formuleerde vragen bij dat hoofdstuk en bezorgde die aan zijn medekandidaten. Het was de bedoeling dat zij die vragen verwerkten aan de hand van het hoofdstuk en eventueel daarbij verwezen naar andere, daarbij passend, lectuur. Op het einde van het derde jaar hadden zij een kleine bibliotheek samen gelezen en bestudeerd. Tijdens de veertiendaagse avondbijeenkomst werd ,na de eucharistieviering met homilie door één van de kandidaten, het hoofdstuk besproken. Elk van de kandidaten had daarbij zijn inbreng. Elke avond werd afgesloten met het avondgebed uit het brevier of getijdengebed.

     

    Van de bezinningszondagen om de zes weken heeft Laurent ook veel meegedragen. In het begin vroeg hij zich soms af of hij wel tot het diaconaat geroepen was. Tijdens die bezinningsdagen ontdekte hij geleidelijk dat hij in zijn werk van elke dag het diaconaat kon beleven. Het leven als leerschool had hem tegen heug en meug met de ervaring van tegenslag, armoede en ziekte geconfronteerd en hij had er leren mee omgaan. Zoals hij in een artikel ooit las: als je het lijden niet kunt wegruimen, leer er dan mee op weg te gaan. Maar vooral zijn inzet ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden was voor hem de universiteit van het leven geweest.

    In zijn contacten met medediakens viel het hem wel op dat de meerderheid van zijn medekandidaten sterk liturgisch gericht waren. Laurent zelf vond het gebed en de liturgie uiterst belangrijk, maar naar zijn ervaring en mening moest de diaken vooral de broeder- en zusterdienst verrichten. Het moeilijke woord ‘diaconie’ was, zo leerde hij, de toetssteen van de verkondiging en de viering.

     

    In 1973 werd Laurent samen met andere kandidaten diaken gewijd.. Hij herinnert zich nog dat het op een autoloze zondag was, maar de wijding zelf heeft hij als een machtig en indrukwekkend gebeuren ervaren.

     

    Diaken Laurent is nu 32 jaar diaken gewijd.  Vanuit de genade van de wijding ging hij zijn inzet voor bejaarden, zieken en stervenden nog meer bewust en bezield beleven. Met de jaren werd zijn kijk op het diaken-zijn duidelijker. Dat is dan ook  hebben wij hem gevraagd voor dit interview.

     

    Deze lange levenschets was nodig om diaken Laurent, een van de oudste diakens van zijn bisdom, te kunnen plaatsen.

    Wij laten hem nu zelf aan het woord.

    -         Diaken Laurent, jij bent ongehuwd gebleven?

    -         Dat ongehuwd blijven was, zeker in het begin, geen bewuste keuze. De levensomstandigheden hebben mij als vanzelf in deze situatie geplaatst. Samen met mijn zuster waren wij de enige die voor onze moeder konden zorgen. Daar mijn zuster reeds gehuwd was bleek ik, door het feit niet gehuwd te zijn het best geschikt om voor moeder te zorgen. Ik ben dan maar ‘de ongehuwde jonge dochter’ (je verstaat mij wel!) gebleven om mijn ouder wordende moeder een rustige en waardige oude dag te bezorgen en dat zeker vanaf het moment dat haar gezondheid sterk achteruit ging. Zoals je wel weet ben ik in onze diakengemeenschap een van de uitzonderingen . Het grootste deel van onze diakens zijn gehuwd. Met de jaren heb ik er dan wel bewust voor gekozen, want ik was op de duur gehuwd met mijn werk en té oud geworden. Maar het klikt met mijn gehuwde collega’s. In onze regiobijeenkomsten word ik als het ware in het grote diaconale gezin opgenomen. Wij hebben ook van elkaar geleerd. Ik heb, bijvoorbeeld, bij mijn gehuwde medebroeders ervaren dat voor hen de liefde heel concreet is: met die bepaalde man of vrouw in goede en kwade dagen én die welbepaalde kinderen van vlees en bloed. Iemand beminnen die veraf woont is niet zo moeilijk, maar als hij/zij onder hetzelfde dak woont of vlak in de buurt dan is dat niet zo vanzelfsprekend. Als celibatair ben je zogezegd voor iedereen beschikbaar. Maar op de duur kan dat ‘iedereen’ zo abstract worden dat je niemand meer bemint. Ik denk dat mijn gehuwde collega’s ook van de celibataire diakens kunnen leren. Het huwelijk mag geen egoïsme met twee worden. Zij kunnen van ons leren dat de liefde verder draagt dan je partner en de eventuele kinderen. Wie het huwelijk sacramenteel beleeft kan niet meer zeggen dat de anderen er geen zaken mee hebben. Neen, hun onderlinge liefde moet uitstralen naar de anderen toe. Het huwelijk als sacrament houdt een zending in naar de anderen buiten het gezin. Mijn gehuwde collega’s zouden het verhaal van Agrippa en Aquila moeten leren kennen. Heel inspirerend!

    -         Ik ga meteen met de hamvraag in huis vallen. Waarschijnlijk heb je al meermaals de vraag gesteld gekregen: Voor datgene wat je vroeger al deed in het rustoord en nogal altijd doet, was het nodig daarvoor tot diaken te worden gewijd?

    -         Ja, dat is een heel confronterende vraag, vroeger zeker, maar ook vandaag nog. Ze wordt ook aan andere diakens gesteld, vooral degenen die hun diaken-zijn vooral beleven in hun beroepssituatie. Een begin van antwoord is dat vroeger priesters priester-arbeider werden. Zij waren gewijd tot priester en gingen pas later dat priester-zijn gaan beleven in het arbeidsmidden. Diakens werken of werkten al. Zij oefenen allerlei beroepen uit. De lijst is te lang om op te sommen. Wél, zij worden als ‘arbeider’, ‘bediende’, ‘kaderlid’, ‘onderwijskracht’, enz. gewijd tot diaken. Zij zijn op de eerste plaat diaken in hun werkmilieu. Door hen gaat de kerk naar de mensen toe en deelt met hen lief en leed.

    -         Maar als men je dan opmerkt dat die diakens na hun wijding toch niets anders of speciaals doen dan wat ze reeds tevoren deden?

    -         Ik ben er nog niet helemaal uit. Ikzelf vond het heel zinvol tot diaken te worden gewijd. Ik ‘voelde’ als het ware dat het méér dan nuttig, maar ‘zinvol’ was. Ik dacht daarbij aan een priester-leraars. Was het zinvol hen tot priester te wijden als zij toch  levenlang op een college zouden verblijven? Waarom werden zij dan geen broeder in een onderwijscongregatie? Maar het antwoord gaat veel dieper. Ik heb het zelf niet uitgevonden, maar dankbaar ontvangen. Ik heb ooit een artikel gelezen en herlezen en nog eens herlezen. Op de duur kende ik het als het ware van buiten. Maar dat artikel heeft mij op weg gezet.

    -         Ik weet dat je daar veel bent mee bezig geweest. Wil je ontdekking met ons delen?

    -         Ik wil proberen wat ik daar geleerd heb met eigen woorden uit te drukken. Mijn excuses als het niet altijd heel duidelijk is. Ik ben helemaal geen theoloog. Maar gelukkig heb ik wat gezond verstand meegekregen. Met eigen woorden probeer ik het nu kort te verwoorden. Opdat het volk van God een volk zou kunnen zijn en nog meer bepaald volk van God, heeft Jezus aan degenen die met Hem verbonden zijn door het geloof en het sacrament van het geloof, het doopsel, een werkzaam teken gegeven. En dat zijn mensen van vlees en bloed, geen brood en wijn deze keer, geen water of olie, maar concrete mensen. Misschien maakt het volgende het wat duidelijker. Kijk, de bijbel is van heel groot belang, maar in het begin was het Woord en niet het Boek. De heilige Schrift leert ons juist het oorspronkelijke feit kennen: geschreven teksten komen op de tweede plaats. Oorspronkelijk is het Woord en het levend getuigenis. Daarom is de voornaamste en bijzonderste gestalte van het woord in de Kerk van Jezus Christus niet de Heilige Schrift, maar de gemachtigde getuige. (Tussen haakjes: hoor mij nu niet vertellen dat ik de Schrift onderwaardeer en op de tweede plaats zet!) Deze getuige heeft een naam. De naamafroeping bij het begin van elke wijding heeft daarom een rijke betekenis. Het referentiepunt waarin het Volk zijn eenheid betekend ziet en belichaamd weet is niet een dode letter, maar de levende persoon, de gemachtigde getuige die spreekt in de naam van de Heer. Christus heeft niet gezegd: “Wie u leest, leest Mij”. Hij heeft gezegd: “Wie naar u luistert, luistert naar Mij; en wie u verstoot, verstoot Mij. Wij Mij verstoot, verstoot Hem die Mij gezonden heeft’ (Lc 10, 16).
    Maar deze levende mensen, met eigen naam en levensgeschiedenis, zijn niet alleen passieve refentiepunten; zij zijn ook actief en werkzaam. Ik zou ook kunnen zeggen dat een diaken-zijn een sacrament is. Een sacrament is een teken: maar het ‘teken’ is hier geen zaak, geen boek of papieren, maar levende mensen die Hij zendt met een opdracht en een volmacht. Maar de diaken is ook ‘actief’ als sacrament. Hij stelt de ‘dienende Christus en de dienende Kerk’ tegenwoordig en staat er mede voor in dat   de mensen dat ook daadwerkelijk kunnen ervaren. Ik ben geen theoloog, maar ik durf beweren dat het feit dat iemand diaken gewijd is al heel wat betekent en realiseert, afgezien van de concrete sacramenten die hij mag of maar mag ‘toedienen. Nog iets dat daar een licht op werpt en voor ik het vergeet. Bij elke gelegenheid dat er hier in het verzorgingstehuis een priester voorgaat in de eucharistieviering, vraag hij mij niet om te assisteren, …maar om te concelebreren. Ik kan mij voorstellen dat zelfs collega’s diakens verbaasd zullen opkijken als ze dat lezen of horen van mij.

    -         Diaken Laurent, dat moet je ons dan eens goed uit de doeken doen!

    -         Het is helemaal niet de bedoeling om hier sensationele verklaringen af te leggen. Maar ik kan het als volgt duidelijk maken: Wij moeten de symboliek van het wijdingsambt leren begrijpen. Het wijdingsambt heeft niet met macht te maken maar wel met dienen. De priester symboliseert Christus,de Herder en de diaken Christus, de Dienaar. Als zij beiden aanwezig zijn bij het vieren van de eucharistie is de symboolwaarde pas volwaardig aanwezig! Oef! Ik hoop dat mijn laatste antwoorden niet al te ingewikkeld waren! Laat ons maar terugkeren op begane grond.

              - Het was niet simpel maar heel diep. Diaken Laurent, mag ik vragen hoe je dag    begint?

    -         Elke dag sta ik op om kwart over vijf. Eerst bid ik in de kapel, o.a. het getijdengebed is voor mij echt een belangrijke manier van mijn engagement geworden. Het heeft wel een tijd geduurd voor ik vertrouwd geraakte met de psalmen. Gelukkig heb ik ooit een reeks lessen gevolgd bij pater Rossel. Tien lessen van twee uur lang leerde hij ons de psalmen smaken. En of ze smaken. Op onze bezinningsdagen werden wij ook vertrouwd gemaakt met de geestelijke lezing. Niet makkelijk in het begin, maar het helpt wel aan te boren bij de bron.

    -         Wat doe je daarna zoals in het rust- en verzorgingstehuis?

    -         Na mijn bezoek aan de kapel, ga ik bij de zieken en stervenden en ik bekommer mij ook om de zieke zusters. Ik help bij het klaar maken van het ontbijt en steek een handje toe bij de verzorging. Na de eucharistieviering van 8.30 deel ik de communie uit onder de zieken. Tijdens de dag help ik bij de verpleging, de verzorging en de stervensbegeleiding. Ik help ook bij het afleggen van de doden.

    -         Ik leerde hier een verpleegster kennen die over jou,diaken Laurent, het volgende verklaarde: ‘Al wie hier sterft, gaat met diaken Laurent de dood in’.

    -         Stervensbegeleiding is een van de zeven werken van barmhartigheid. Ik ontvang o.a. de families van de gestorvenen bij het mortuarium. Eigenlijk ben ik voortdurend bezig met wie met de grenzen van het leven wordt geconfronteerd. Of het nu gaat om patiënten die met de ambulance worden weggevoerd, of familieleden die een laatste groet komen brengen, ik wil niet dat ze alleen worden weggestuurd. Mag ik er hier op wijzen dat het zevende werk van barmhartigheid of werk van de Messias ‘de doden begraven’ door de kerk aan de zes van Mt 25 werd toegevoegd. Blijkbaar mag de kerk dat doen! In ieder geval is de doden begraven in zijn moderne vertalingen (palliatieve zorg, rouwbegeleiding, enz.) een diaconaal werk bij uitstek.

    -         Diaken Laurent, het zal je niet verbazen dat sommige mensen vragen: ‘Hoe doe je dat toch allemaal?’

    -         Ik heb daar niet meteen een antwoord op. Goed zijn voor de naaste, meer niet. Mag ik het zeggen zoals ik ergens las: Ik probeer voor de mensen, wie ook, zo goed te zijn als God. Sommigen zeggen dat ik een sterke man moet zijn om op die manier met lijden en dood om te gaan. Maar zo voel ik me niet. Zonder Onze-Lieve-Heer (Is dat geen mooie naam voor God in Jezus?) en zonder mijn geloof kan ik dat soort werk niet aan. Hij maakt mij sterk en helpt mij de mensen tot rust te brengen. Want daar komt het uiteindelijk op neer. Aan een sterfbed passen geen grote woorden. Kleine gebaren volstaan. Iemands hand vastnemen, hem een knuffel geven of gewoon luisteren. Stilte en eenvoud. Ik vernoemde zo juist de lichamelijke werken van barmhartigheid. Even belangrijk vind ik de geestelijke werken van barmhartigheid. Maar ik geef je een kopie van Mt 25 mee. Daarin vond ik die geestelijke werken, voor mijn situatie, prachtig verwoord. Wellicht kunnen ze ook anderen interesseren.

    -         Kan je enkele sterke ervaring vertellen?

    -         Velen vragen op hun sterfbed naar hun kinderen. Als buitenstaander kun je die natuurlijk niet vervangen, maar je kunt de mensen wel geruststellen. En andere keer moet je de stervende helpen zijn angst te overwinnen. Hoe vreemd dat ook klinkt: ook de dood moet je met ‘vertrouwen’ tegemoet gaan. Het sacrament van de ziekenzalving draagt daartoe bij, ook al wordt dat nu meer dan vroeger in groep toegediend. Je moet de mensen er dan wel goed op voorbereiden en hen daar naartoe begeleiden.

    -         Niet alleen van de boven vermelde verpleegster, maar ook van andere verplegenden hoorde ik dat je invloed bij  het verplegend personeel heel groot is

    -         Ik dank God dat ik hier in teamverband heb leren werken. Door mijn leeftijd en ervaring mag ik wel eens iets vertellen aan de nieuwkomers, ook aan de ouderen. Zo  vertel ik de jonge verplegers en verpleegsters geregeld dat wie in een rust- en verzorgingstehuis verblijft, vaak alles achter zich heeft moeten laten. Niet alleen materieel, maar ook geestelijk: zijn dromen, zijn illusies, zijn hoop. Voor zulke mensen kun je nooit te goed zijn. Is een belangrijke opdracht van het diaconaat niet de anderen op te roepen en stimuleren om de mensen, wie die ook zijn, te dienen? Diaconaal werken is kerk-zijn in werkkledij! Kerk in uitvoering!

    -         Je vertelde mij dat vooral het leven de beste leerschool in je diaconaat is geweest. Dat geldt waarschijnlijk niet alleen voor je opleiding tot diaken?

    -         Inderdaad. Mijn geloof kreeg ik van mijn ouders, vooral van mijn moeder mee. Ondanks vele tegenslagen die ze kende, hield haar geloof altijd stand. Ze bad veel en was altijd hoopvol gestemd. ‘Morgen wordt het beter’, herhaalde ze. Ik heb me laten vertellen dat Felix Timmermans als lijfspreuk had: ‘En toch!’ Zo was ook mijn moeder. Ook in de donkerste perioden van haar leven vertrouwde ze haar leven aan God toe. Wat God niet toestond, was ook voor haar niet toegestaan. Ik herinner me dat ik op de terugweg van het kerkhof ooit een biet meenam. Mijn moeder stuurde me onmiddellijk te biechten. ‘Ach jongen’, zei de pastoor, ‘als je zo’n honger had, had je er gerust twee mogen meenemen;’ Dat ik aan de lijve heb ervaren wat armoede betekent, verklaart misschien waarom ik zo met de armen ben begaan. Als er overschotten aan voedsel of kleren zijn, laat ik die naar de zusters van moeder Teresa  brengen. Ik werk mee met de Helpende Hand, een vereniging die kleren en speelgoed voor kinderen inzamelt. Ziekenzorg, Wereldmissiehulp (Waar ik nogal een diakens en diakenvrouwen mag ontmoeten!), enzovoort: ze liggen me allemaal na aan het hart. En als ik de krant lees dat een gezin iets is overkomen, vraag ik of we kunnen helpen.

    -         Ik heb mogen begrijpen dat spiritualiteit een grote plaats inneemt in je leven.

    -         Ik ben zeer gehecht aan de figuur van Theresia van Lisieux, onze jongste kerklerares. Zij leerde mij dat bidden niet altijd een zaak van grote woorden is, maar van het openstellen van je hart. Bij haar leerde ik ook wat nederigheid is en wat de Fransen ‘simplicité’ noemen. Nederig en klein, zo moeten we de medemens tegemoet treden. Ik zou ook kunnen zeggen dat ‘eenvoud’ belangrijk is. Maar wij moeten dat dan goed begrijpen. Volgens mij betekent dat ‘één’-zijn, niet dubbel. Nederigheid, simplicité , eenvoud: geen gemakkelijke opdracht in een samenleving als de onze, waar het voortduren op aankomt zoveel mogelijk op te vallen. Als diaken mag ik zeggen dat spiritualiteit uiterst belangrijk is. In een artikel van het parochieblad las ik ooit een interview met bisschop Adriaan van Luyn. Hij had het in dat interview over de drie s’en: spiritualiteit, solidariteit en soberheid. Een diaken zou het niet beter kunnen zeggen!

    -         Diaken Laurent, jij bent een ‘ge-lukte’ diaken of mag ik ook zeggen: een ‘gelukkige’ diaken?

    -         Ik dank God dagelijks dat Hij mij de kans geeft anderen gelukkig te helpen maken of te helpen genezen. In een rust-en verzorgingstehuis voel je nog dat mensen dankbaar en blij zijn. Ik hoop dan ook dat ik dat werk nog lang mag doen. Wat dat ‘gelukkig zijn’ of ‘gelukt zijn’ betreft. Ik las ooit dat een roofdier dat zijn prooi verslindt volmaakt gelukkig is. Bij ‘gelukken’ denk ik aan een ‘gelukte’ foto: wij staan er dan op en nog goed ook! Heel gelijkend en flatterend. Ik hoop een gelukkige diaken te zijn omdat ik ‘gelukt’ ben de menslievendheid van God in Jezus te betekenen en te realiseren, heel gelijkend of zoals iemand zegde: ‘een levende heenwijzer’.

    -         Diaken Laurent, ik weet dat jij de verdediger bent van een gedurfde stelling, namelijk dat er geen tekort is aan priesters, maar wel aan diakens.

    -         Soms durf ik wel eens stout te zijn. Maar kijk: hoewel onze samenleving welvarender dan ooit is, zijn de noden er niet kleiner op geworden. Veel ouderen blijven verweesd achter. Hun kinderen maken voor hen geen tijd meer vrij of luisteren nog nauwelijks naar wat ze te zeggen hebben. Er is een groot gebrek aan respect en er is veel stil verdriet. Dat stemt mij triest. Maar als christen moeten we getuigen van onze hoop op een betere wereld. Dat kunnen we maar door goed te zijn voor onze medemens, zo goed als God, zoals wij in een kerklied zingen. Daarom hebben wij veel diakens nodig die onze christenen en de mensen van goede wil attent maken op al die noden en hen oproepen Gods liefde handen en voeten te geven, zeker en desnoods door zelf de handen uit te mouwen steken. Volgens mij hoort dat ook bij het ‘sacrament’ zijn van de diaken. Om het te kunnen klaren en niet uitgeblust te geraken, zijn er nog veel diakens en diaconessen nodig. Anders lopen zij het gevaar overvraagd te worden. Zij moeten er dan wel acht op slaan niet alles zelf te willen doen. Het is onze taak onze medechristenen te herinnen aan hun roeping om te dienen.Wij moeten onze omgeving voortdurend oproepen en stimuleren en natuurlijk ook voorgaan! Kijk, ik hou van puntige uitdrukkingen. Ooit las ik dat een bisschop een pasgewijde diaken de vrede toewenste met de woorden: “Dat de vrede van Christus u nooit met rust late!”. Wel, die niet-met-rust- latende- vrede moeten wij aan onze mensen doorgeven!

    -         Jij hebt ons al verteld dat de universiteit van het leven de beste leerschool en vormingsinstituut is en toch weet ik dat jij regelmatig bijschoolt.

    -         Het leven als universiteit is de beste leerschool, maar dat belet niet dat wij nood hebben  aan bijscholing. Zo heb ik heel wat cursussen gevolgd, o.a. voor palliatieve verzorging  en ben ik een trouwe bezoeker van onze bezinningszondagen, die in feite een goede bijscholing zijn. Ook de regiobijeenkomsten bieden naast het ‘schouder en wang’ voor elkaar zijn, ook altijd kansen om van elkaar te leren. In onze regio noemen wij dat het ‘pastoraal forum’. De bij- en navorming hebben mij al dikwijls geholpen dat wat ‘onbewust’ bij mij al leefde, ‘bewust’ te worden. En dat geeft kracht!

    -         Als patriarch onder de diakens of zoals sommigen onder ons soms zeggen, ‘onze vader abt’, zal je wel een goede raad aan de kandidaat diakens en hun gezinnen kunnen geven. Je lange ervaring als diaken moet een schatkamer aan goede  raad bevatten.

    -         Op de eerste plaats: vergelijk nooit jezelf met een andere diaken. Zeker de gehuwde diakens niet met een celibataire diaken. Het overgrote deel van diakens zijn gehuwd en hebben een gezin. Bovendien hebben ze ook nog een beroepstaak. Je kan moeilijk een diaken die én gehuwd én beroepsverplichtingen heeft vergelijken met een alleengaande zoals ik ben. Ik zeg wel ‘alleengaande’: ik ben geen alleen-‘staande’.

    -         Ik denk dat men meer moet nadenken over de beleving van zijn diaken-zijn in zijn beroep. Vele diakens haasten zich na hun werk naar huis om eindelijk hun diaconaat te kunnen uitoefenen, in de parochie bijvoorbeeld. Daarnaast pleit ik ervoor niet te veel hooi op zijn vork te nemen. Zelf werk ik niet van ’s morgens tot ’s avonds, want dat wordt vlug ook nog eens van ’s avonds tot ’s morgens. Het vraagt veel ascese om in te zien dat je niet God bent: wij kunnen niet alles en wij kunnen niet overal tegenwoordig zijn. God zelf rustte op de zevende dag. Waarom rusten wij niet op tijd en stond.

    Vooral pleit ik voor ‘stabilitas’. Dat leerde ik verwoorden dank zij een  prachtig boek    van Wil Derkse. In de ‘stabilitas’ gaat het erom te groeien en te bloeien waar je geplant bent, in deze situatie, in dit gezin, in deze organisatie waaraan je het jawoord hebt gegeven, en niet ergens anders. Mag ik zeggen dat wij het sacrament van het diaconaat moeten beleven daar waar God ons roept?! De diakens zouden een moeten nadenken over het verhaal van de vier paters die hoorden dat er ergens op aarde de wereld en de hemel elkaar raakten. Moet ik het vertellen? Wel, die vier paters lazen in een oud en dik boek dat ergens op de wereld de aarde en de hemel elkaar raakten. Daar was ook een deur en wie door die deur naar binnen wandelde kwam in de hemel terecht. Dat vonden de paters iets anders dan elke dag opnieuw vroeg opstaan, bidden en werken en wat allemaal nog meer, heel vemoeiend. Zij trokken erop uit om die plaats te ontdekken. Zij zwierven noord naar zuid, van oost naar west, dagen, weken, maanden aan een stuk en…die plaats bleek onvindbaar. Op zekere dag klopten zij aan de poort van een oud gebouw en toen zij binnengingen ontdekten zij dat zij terug waren in hun eigen abdij. Daar raakte de aarde de hemel en daar was de deur naar de hemel!

    Wat mij eveneens zorgen baart is het toenemend priestertekort. Vele diakens voelen zich wel eens te veel tot louter liturgische taken aangetrokken. Door het priestertekort dreigen zij nog meer op te gaan in liturgische vervangingsdiensten. Maar daarover zouden wij een andere keer een boom moeten opzetten.

     

    Diaken Maurice Temmerman

       

    Bibliografie bij dit ‘interview’

    -         Bert Claerhout,  ‘Geen grote woorden aan het sterfbed’, in Achterkant van Tertio van 22 juni 2005, p. 16

    -         Lieve Wouters, ‘Adriaan van Luyn: ‘Kerk in het derde milennium? Evangelie verkondigen’ in Kerk en Leven, van 20 december 2000, p.

    -         Will Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven, Lannoo-Tielt, tiende druk, 2003.

    -         Henri Nouwen,

    -         Paul De Haes, De Kerk als dienst aan de wereld,

    -          

     

    Geestelijke werken van barmhartigheid in een parafrase op Mt 25, 35 - 40

     

    Diaconie is zowel barmhartigheid als gerechtigheid.

     

    De ‘werken van barmhartigheid’ of ‘de werken van de Messias’ krijgen gestalte in de lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid.

     

    In onderstaande parafrase Mt 25, 35 – 40 krijgen wij een actuele vertaling van de geestelijke werken van barmhartigheid.

     

    Parafrase op Mt 25, 35 – 40

     

    Ik, zo zegt Jezus in naam van armen en kleinen, Ik was hongerig, niet alleen naar voedsel, maar naar een helpende hand, naar een meelevend gebaar of een glimlach toen ik in de put zat; hongerig naar een bemoedigend woord, een bemoedigend compliment, toen ik toch mijn best had gedaan.

     

    Ik was dorstig, niet naar drank, maar naar een beetje erkenning, naar wat aandacht voor mijn spreken, naar wat gezelschap; maar jij was steeds zo haastig.

     

    Ik was vreemdeling, daarom nog geen buitenlander of kleurling, maar een beetje verschillend van u. Jammer dat je zozeer op afstand gebleven bent. Ik was uw buurman, maar ik vond geen toegang tot uw vriendenkring; omdat ik van mindere afkomst was, niet zo rijk, niet zo geleerd.

     

    Ik was naakt, niet omdat ik kleren nodig had, ik was behoorlijk gekleed, maar sommigen hebben mij door hun kwaadspreken uitgekleed; niemand heeft mij verdedigd en zo ben ik mijn goede faam kwijtgeraakt.

     

    Ik was ziek, niet zozeer naar het lichaam, maar naar de geest: zenuwachtig, angstig, overspannen, gedeprimeerd. Jij hebt niet getracht mij wat gerust te stellen of op te beuren; je hebt mijn gezelschap vermeden.

     

    Ik was gevangen, niet in een kerker met stalen tralies, maar gevangen door mijn ouderdom, mijn ziekte. Er werd zo weinig naar mij omgezien.

     

    Op het einde van ons leven en op het einde der tijden zal de kwaliteit van ons leven niet worden afgewogen aan grote prestaties door ons verricht; het zal gaan om kleine eenvoudige dingen die wij al of niet hebben gedaan; “al was het maar een glas water, zegt Jezus, dat wij uit liefde tot Hem aan iemand hebben gegeven”.

     

    Jezus bouwt zijn Rijk nu reeds,hier, op aarde, met mensen die zich in stilte toeleggen op werken, ingegeven door naastenliefde.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    19-08-2005 om 09:14 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Respect voor de zorgbehoevenden
    Respect voor de zorgbehoevenden

    Respect – Zal ik u nog eens volschilderen?

     

    Onlangs heb ik deelgnomen aan een vraaggesprek rond de noden van zorgbehoevende ouderen. Een hele mondvol, inderdaad. Ik was daar uiteraard niet alleen en iedereen had zo zijn of haar idee over wat die noden waren en wat de hoogste nood was, als ik het zo on-Nederlands mag uitdrukken.

    Ik weet niet wat u vindt, maar respect staat bij mij nogal bovenaan op het lijstje. Misschien omdat op dat  vlak hier een daar ernstige schaarste heerst. In instellingen inderdaad, maar ook in thuiszorgsituaties.

    Kent u ook van die RVT’s waar iedereen met carnaval – en daarbuiten – wordt volgeschilderd en in de polonaise meegesleurd, zin of geen zin? Ook dat beeld op de Nederlands teelvisie gezien van die ene verpleegkundige die het slab van een hoogbejaarde dame onder haar neus knoopte in plaats van onder haar kin omdat ze een geanimeerd gesprek aan het voeren was met een collega? “Smakelijk!” riep ze opgewekt, onderweg al naar de volgende eter, en zich nog steeds niet bewust van de verbijstering van de eerste mevrouw die de weg van haar bord naar haar mond versperd zag door haar slab. Heeft u zich ook al geërgerd aan de beruchte toiletrondes die nergens bestaan maar overal worden toegepast? “Nee, Marie, ge kun nu niet naar de wc, ’t is nog geen half elf!” Hoort u ook de ergotherapeute galmen: “Meneer Dewimpel! Waar denken we dat we naartoe gaan? Moesten we niet in de kinézaal aanwezig zijn?”

    Ach, instellingen hebben heus niet het monopolie inzake gebrek aan consideratie voor ouderen of zorgbehoevenden. Bent u in een winkel nooit getuige geweest van rolstoel- gebruikers die door hun begeleiders zover mogelijk uit de buurt van de rekken worden geparkeerd zodat ze zelf nergens meer aankunnen? Of waarvan de keuze voortdurend hoorbaar wordt genegeerd? Kent u niet de toegewijde kinderen die in het bijzijn van vreemden de incontinentieproblemen van vader of moeder breed uitsmeren? Of ma, die pa onder de hoede van een oppas thuis achterlaat als ze naar de familie rijdt, want ze schaamt zich over zijn gekwijl en gemors aan tafel en dat eeuwig beven.

    Nee, ik bedoel hiermee duidelijk niet dat er nergens degelijk verzorging te krijgen is, noch dat het gebrek aan respect zo wijd verspreid is dat er van overheidswege dringend iets aan moet worden gedaan.

    Waar ik wél voor wil pleiten, vurig voor wil pleiten, is dat geen verzorg(st)er ooit zou vergeten dat iemand die toch al een deel van zijn mogelijkheden verliest, een deel van zijn zelfredzaamheid, een deel van zijn beslissingsbekwaamheid, welk deel dan ook van zichzelf, dat die al genoeg verliest. Die hoeft niet ook nog eens ons respect te verliezen. Vergeet tenslotte vooral niet dat we st raks zelf aan de beurt kunnen zijn…

     

    Zal ik u nog een volschilderen?

    Lief Verlou in Onder Ons, maandblad van ziekenzorg cm, augustus 2005, p.13.

    15-08-2005 om 20:22 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een 'oude' tekst over diaconaat, huwelijk en gezin

    Diaconaat, huwelijk en gezin

     

    Midden in de stroomversnelling

     

    Hoe een dubbeltje rollen kan. Toen wij de opdracht kregen het nummer van ons contactblad over diaconaat en gezin samen te stellen, beseften wij niet wat het allemaal als gevolg zou hebben. Vooreerst veel zorgen en ook nogal wat werk, maar vooral hebben wij deze opdracht achteraf als een genade ervaren. Driemaal hebben wij ons in groep over dit onderwerp bezonnen. Het heeft heel veel losgewoeld, zelfs hier en daar geschokt. Wat als zeer waardevol werd ervaren is het bewustwordingsproces dat door deze bezinning op gang werd gebracht. Ineens gingen wij kansen zien, maar ook risico’s. Wat hieronder te lezen valt is dus de vrucht van gezamenlijk zoeken en tasten en soms even zien. Het is ons bescheiden bijdrage tot profilering van het permanent diaconaat.

    Terloops willen wij erop wijzen dat wij ons bewust beperkt hebben tot een weergave van wat onder ons leeft.

    Wij weten dat wij als individuen en gezinnen niet verschillen van andere individuen en gezinnen. Of anders: dat wij, zoals iedereen, kinderen zijn van ons milieu, van onze tijd. Wij staan onder dezelfde invloeden. Wij ervaren dezelfde kansen en risico’s. De laatste jaren is er heel wat gebeurd op terrein van huwelijk en gezin. Heel veel zekerheden zijn verdwenen. Vele vanzelfsprekendheden werden en worden in vraag gesteld. De basis waarop ons huwelijk en gezin steunt is heel smal geworden. Dat geldt ook voor ons allen. Maar voor dit alles verwijzen wij naar allerlei boeken, brochures en tijdschriften waarin op deskundige wijze over werd geschreven en waarvan de lectuur voor uzelf en voor de uwen veel nut kan opleveren. In dit nummer worden enkele gemakkelijk bereikbare en makkelijk leesbare werken (-jes) als bibliografie opgenomen.

     

    Begeleidende vragen

     

    Wij zouden ook graag een voorstel doen. Om de vruchtbaarheid van ons contactblad op te voeren en vooral om dezelfde mogelijkheden te ontdekken zou het goed zijn moest elke diaconaatsgemeenschap zich eveneens bezinnen op dit onderwerp en daarna een kort verslag van deze bezinning aan de redactie te sturen. Enkele vragen kunnen daarbij helpen.

     

    1. Wat is er bij ons (als gezin) veranderd als de man kandidaat-diaken of diaken werd? Is het juist hetzelfde gebleven? Of zijn er vensters en deuren van de werkelijkheid of van een werkelijkheid opengegaan?
    2. Waarom besteden wij zo intens aandacht aan ons huwelijk, aan ons gezin? Waarom bekommert ons dat zo?
    3. In welke mate hebben wij ontdekt dat het diaconaat ons sacrament van het huwelijk bevrucht? Is het een soort tweede huwelijk? Is het gegroeid, geboren uit het sacramenteel beleven van ons huwelijk?
    4. Zijn wij anders, intenser gaan bidden? Zijn wij gaan bidden? Is er die nood gekomen?
    5. Welke hindernissen vanuit het gezin hebben wij ervaren waardoor het diaconaat moeilijk kan (kon) gerealiseerd worden?
    6. Zijn er door het diaconaat dingen, mensen, uit ons gezinsleven verdwenen? Zeggen wij: daardoor gebeurt dat nu niet mee?
    7. Is het huwelijk voor ons de cel van de kerkgemeenschap of beeld van wat de kerk zou moeten zijn? Of willen wij voorbeelden zijn? Willen wij bijvoorbeeld de waarde van het huwelijk benadrukken? Willen wij een blijde boodschap brengen?
    8. Zij er aspecten niet aan bod gekomen?
    9. Hebt ge U niet verraden gevoeld oor het stellen van deze vragen?

     

    Diaconaal gezin

     

    Onze eerste bezinning eindigden op het besluit: onze gezinnen lijken zo volmaakt dat het diaconaat enkel spelbreker kan zijn. Elk van ons verdedigde zijn gezinsopstelling. Elk van ons voelde zich onbehaaglijk. Wij vonden ons in een sterk bevragende situatie. Daarover doordenkend meenden wij voor een dilemma te staan: diaconaat of gezin, gezin of diaconaat.

     

    Woorden hebben hun betekenis, geven levenservaring en levensopvatting weer, ook als zij naast, voor of achter elkaar worden gebruikt. Gezin of diaconaat. Eerst het gezin en dan het diaconaat. Wordt het diaconaat dan geen aanhangwagen door het gezin getrokken, door het gezin gesleurd als ballast. Of toch eerst het diaconaat en dan het gezin? Natuurlijk niet, het gezin primeert. Dus staan wij toch voor een dilemma. Diakens lijken dan wel koordlopers. Zij lopen in het moeilijk  (labiel) evenwicht tussen het gezin en hun diaconaal engagement. Vele gesprekken wijzen voortdurend naar dit ervaren.

     

    Kan het ook anders? Is het niet beter te spreken van een diaconaal gezin. Man en vrouw en kun kinderen engageren zich in het diaconaat. Daarover spreken bleek moeilijk. Waarom? Omdat het (nog) niet leeft, weinig of niet in de ervaring wordt aangewezen. Of: de meesten van ons zijn nog niet zo ver gegroeid. Toch menen wij dat bovenstaand dilemma moet opgeruimd worden. Anders zitten wij voortdurend met onlustgevoelens. Het is niet aangenaam voortdurend op een dunne koord in evenwicht te moeten blijven. Het is allesbehalve  konfortabel tussen twee stoelen te moeten zitten.

     

    Zo deden wij een eerste belangrijke konstatatie. Ieder van ons bleek sterk begaan met zijn huwelijks- en gezinsleven. Waar kwam die sterke bekommernis vandaan? Wij beseffen naar buiten toe niets te kunnen bieden als wij het naar binnen toe niet waar maken. Wij kunnen niet goed zijn voor anderen, als wij niet goed zijn voor elkaar. Ons apostolaatwerk moet als waarmerk het gezinsleven dragen.

     

    Dit alles neemt niet weg dat elk gezin aan het diaconaal engagement anders gestalte kan en mag geven. Mijn levens- en gezinssituatie is niet de uwe. Mens heten wij ook hem of haar die psychisch of fysisch gehandicapt is. Elk van onze kinderen is eigen-aardig en toch ons kind. Zo zal elke echtelijke liefde eigen-aardig worden beleefd en toch liefde zijn. Zo zal elk van ons eigen-aardig zijn diaconaat beleven.

    Maar toch zullen wij in allen verscheidenheid deze krachtlijn ontdekken: beroep, huwelijk, gezin en diaconaat mogen niet in concurrentie staan met elkaar. Als het goed is veronderstelt diaconaat één centrum voor alle cirkels. Of zoals iemand van ons het uitdrukte: als wij uithuizig zijn dan moet het vanuit dezelfde bekommernis zijn als waarom wij thuis blijven.

     

    Gehuwd diaconaat

     

    Een goed diaconaat kan niet zonder een goed huwelijk. Wel zal het huwelijk groeien onder invloed van het diaconaat. Er is een voortdurende wisselwerking. Dat was onze tweede vaststelling. Huwelijk, gezin en diaconaat groeien. Het is dynamisch. Wij zijn nooit gearriveerd. Onze diaconaatsgemeenschap kreeg een sterke impuls nadat de echtgenoten rechtstreeks betrokken werden in de voorbereiding en navorming van het diaconaat.  Dat hebben alle betrokkenen sterk als een genade ervaren. Zo werd een gevaarlijke klip omzeild. Voor de vrouw is het nog dikwijls zo dat het huwelijk voor haar ‘haar identiteit’ is. Ze beleeft het huwelijk als een vervulling,de man heeft zijn carrière en een hele hoop andere dingen –waaronder soms het diaconaat – om zijn leven een inhoud te geven. Zij krijgt haar identiteit maar door middel van het huwelijk en in het versmelten met haar man. Daarom moet de vrouw eveneens kansen krijgen tot zelfverwerkelijking. Ideaal is dat zij samen – elk volgens eigen kunnen – zich diaconaal engageren.

     

    Als de vrouw niet sterk betrokken wordt dreigt het gevaar van vervreemding. Zo zei niet zo lang geleden een vrouw tegen haar man: “Ik sloof me uit voor het gezin en jij doet tegenwoordig precies waar je zin in hebt”. De man had een belangrijke persoonlijke ontwikkeling doorgemaakt op het bedrijf waar hij werkte. Hij was vrijer geworden, meer zichzelf. Maar hij had hierover nauwelijks gesproken met zijn vrouw.

    Groeien betekent dan dat zij samen zoeken, telkens opnieuw, om elkaar te vinden en samen naar de anderen te gaan.

     

    In de groei steekt ook wat wij bekering mogen heten. Opvallend is het getuigenis van sommigen onder ons. Een vrouw zegt: “Toen mijn man aan het diaconaat begon, vreesden wij – de kinderen en ikzelf – dat hij nog meer uithuizig zou zijn. Dat is achteraf niet waar gebleken. Het is alsof hij diaken is in zijn eigen gezin. Waar hij vroeger aan tafel ‘afwezig” was, is hij nu echt bij ons. Misschien hebben wij de uithuizigheid beter leren aanvaarden omdat mijn man nu diaken is. Ik zie nu alles in een ander licht”. En de man: “Na de wijding ben ik meer in mijn gezin geïntegreerd. Ik heb geleerd nu beter klemtonen te leggen”. Dat doet ons denken aan wat P. Nijs schreef over de goede en de slechte vader. Het evidente verschil tussen een goede en slechte vader is soms uiterst miniem. De slechte vader wordt door zijn vrouw verweten dat hij zijn gezin verwaarloost, te veel afwezig is en dat zij voor alles alleen staat. De goede vader daarentegen is hij dan, die zich naar de regel van onze maatschappij, voor zijn eigen gezin opoffert (én vaak letterlijk vroegtijdig doodwerkt!). Maar intussen vergeet hij er mee samen te leven. En in feite, ijverig klauterend op de maatschappelijke ladder, blijft hij evenzeer afwezig als die slechte vader. Toch blijft hij voor velen een goede vader, een harde werker, iemand naar wie wordt opgezien, terwijl een diaken die zich (soms) sterk buitenshuis inzet door de vrouw als een ‘slechte’ huisvader ervaren wordt. Een verpleegster na een vraaggesprek over het diaconaat: “Dat zou ik voor mijn gezin niet aanvaarden. Brengt dat niet te veel uithuizigheid mee?” Zou de verpleegster het niet aanvaarden als die uithuizigheid het gevolg is van avondwerk dat opbrengt. Hier wordt wel duidelijk wat wij verstaan onder groeien, zich bekeren. Ons al of niet waarderen van het diaconaat met al zijn gevolgen heeft alles te maken met de waardeschaal waaruit wij leven.

    Zo wordt heel makkelijk getolereerd dat de man (of de vrouw) uithuizig is als het maar opbrengt! In de mate dat Christus in ons leven meer ruimte krijgt, in de mate dat zijn levensperspectief ons leven richt, in de mate dat wij leven vanuit een christelijke waardeschaal zal het diaconaal engagement van man en vrouw meer kansen krijgen.

     

    Sacramenteel beleefd huwelijk

     

    Zo deden wij een derde vaststelling. Een diaconaal gezin veronderstelt een diep geloofsleven. Wij zijn ervan overtuigd te mogen zeggen dat iemand die zijn huwelijk sacramenteel beleeft makkelijker voor het diaconaat zal opteren. Nu weet iedereen die iet of wat te maken heeft met huwelijksvoorbereiding dat de sacramentele beleving hangt. Wie wat contact heeft met gezinnen weet dat de gezinspiritualiteit dikwijls niet te vinden is of zoek is geraakt. Vele priesters zijn terecht diep ontgoocheld over de motieven waarom jonge mensen in het huwelijk treden. De oorzaken liggen bij de gezinnen, de school en de pastoraal. Maar wijzelf moeten bekennen dat de echtelijke spiritualiteit dikwijls  een ontdekking naderhand is, na (enkele) jaren huwelijk. Misschien door een gezamenlijke retraite, of door een geleidelijke groei doorheen het dagelijks leven. Het ideaal ware indien jongen en meisje zo hun huwelijk aangingen: om elkaar gelukkig én heilig te maken. Deze twee vallen samen. Ze kunnen God voortaan niet beminnen tenzij ze in de eerste plaats elkaar beminnen. Ze naderen God in de mate ze naderbij komen tot elkaar. De sacramentele beleving is dus geen bovenbouw. Integendeel ze veronderstelt de aardse beleving. Ze zijn één. Het ene kan niet zonder het andere. Inderdaad is de aardse werkelijkheid van het huwelijk is tevens heilsmysterie.

     

    In ons geloof maken wij onderscheid tussen scheppings- en verlossingsgeloof. Liefde voor elkaar heeft de maat van de liefde die we aankunnen. Daarom kan onze beperkte liefde slechts open gebroken worden door zich open te stellen voor de liefde van God. God doet het dan door ons. Het besef van deze roeping is zonder twijfel een grote hulp in de uitbouw van ons huwelijk. Maar het is slechts door en in het gebed en de bezinning dat dat roepingsbesef levendig blijft. Het sacrament van het huwelijk zal weinig efficiënt zijn zonder regelmatige gezinsgebed. Als wij nadenken en spreken over het diaconaal gezin dan kunnen wij niet voorbij aan deze inzichten. Terecht wordt aan de spiritualiteit een apart nummer gewijd.

     

    Een noodzakelijk groeiproces

     

    In onze gemeenschap zijn wij er ons sterk van bewust geworden en blijkbaar is al wat weg afgelegd van inzien naar beleven. Onzer priester-begeleider zegt: “Bij mijn contacten met gehuwden zie ik steeds dat de ene partner boven de andere staat. In het diaconaat groeit een evenwicht tussen man en vrouw. Het diaconaat wordt blijkbaar ervaren als een gemeenschappelijke opdracht van man en vrouw. Deze ervaring is zo diepgaand dat mijn relatie tot deze gehuwden veranderd is. Vroeger ervoer en benaderde ik gehuwden als individuen. Ik had de ervaring: God is een persoon. Nu ervaar ik: wij doen het samen. God is gemeenschap.”

     

    Het gebed  is voor een diaconaal gezin leven – s – noodzakelijk. Wil een mens leven dan moet hij ademen. In die adem is God aanwezig. Als twee mensen van elkaar houden dan is hun ademhaling de attentie, een verdichting van hun liefde en vertrouwen. Maar er is meer. Er is ook de verhouding van de mens tot God. Daar is de ademhaling het gebed. Fundamenteel voor een diaconaal gezin is dan ook het gebed. Zoals elk leven eigen – aardig ademt: een baby ademt anders dan een kind, anders dan een atleet. Zo zal het bidden ook van gezin tot gezin verschillen.

     

    Concrete beleving

     

    Opvallend is de gemeenschappelijke ervaring dat er heel wat verandert in het gezinsleven. Er is boven al op gewezen. Enkele getuigenissen ter illustratie. Een vriend vraagt of ge als diaken nu altijd naar de anderen toe moet. Voor het diaconaat verspeelde de aangesprokene vele uren met schaken. Voor zijn ontspanning was hij toch ook bij de anderen. Maar het was voor zichzelf en niet voor die anderen.

    Een kandidaat typeert het zo. Vroeger zou ik bij twee vergaderingen altijd voor de Heemkundige Kring hebben gekozen, nu voor het Marialegioen. Blijkbaar houdt het diaconaat een sterk appel in, want velen van ons voelen het ‘niet – kunnen – dienen’ door eigen beperktheid aan als een pijn.

     

    Die verandering tekent zich eveneens af in de verhouding man – vrouw. Is de mens maar datgene wat hij maar kan realiseren? Of is de basis waarop zij hem, elkaar, beoordelen, zijn ideaal, datgene waar hij of zij achter staat? Op basis van de nuchtere werkelijkheid van slurpen en snurken kan men elkaar niet juist beoordelen. Mijn man, vrouw, is meer dan dit of dat gezicht, met die gebreken. Dat is de trouw. Diaconaal gezin zijn is de fundamentele waarde zien. Misschien kunnen wij wel zeggen dat diakengezinnen forellengezinnen (of zalmgezinnen) zijn. Vanuit ons diaconaat worden wij een stuk ‘apart’ geplaatst. Wij mogen ons vanuit ons diaken – zijn niet alles permitteren. Of zoals iemand het zegde: “De diaken (als gehuwde man en gezinsman) moet voorgaan in het zich omgeven weten door diepte. Zoals wij leven, leeft niemand. Zo vrij en toch zo gebonden. En zien wat er vanuit die inspiratie kan groeien.

     

    Een diaconale gezinstaak

     

    Meteen zitten wij in een vierde belangrijke vaststelling. De diaken is een teken. Hij en zijn gezin zijn er niet voor zichzelf, maar door de Andere voor de anderen.

     

    Hier blijken heel wat wolfijzers en schietgeweren te liggen. Wij zien niet altijd klaar. Dan grijpen wij gemakkelijk naar wat nu wel klaar is. Zo plagiëren heel wat diakens het (oude) priesterbeeld en gaan zich vermeien in het cultische, het liturgische; wij gaan ons vlug vereenzelvigen met het type van de leider.

     

    Hebben wij als gehuwden en gezinnen geen andere mogelijkheden? Wat valt er niet allemaal te putten uit de rijke (maar dikwijls onbekende bron) van ons huwelijks- en gezinsleven?

     

    Apelleert onze omgeving niet op ons als gehuwden en als gezin? En is de bekommernis om ons gezinsleven te verzorgen geen antwoord op dat appel; een antwoord op de ervaring door de anderen die ons omringen anders te worden bekeken? Wij zwemmen dan maar in de richting van de bron, door en over alle hindernissen en ontdekken zo – onderweg – welke onze taak is. Forellengezinnen zoals wij het al eerder noemden. Als de kerk tot taak heeft ruimte te scheppen opdat Jezus als de Christus ter sprake zou gebracht worden, dan heeft het diakengezin daarin zijn eigen invalshoek. Wie vanuit zijn hart naar God kijkt en naar de mensen ontdekt wel waar God hem roept om te dienen.

     

    Diaconaal gezin – evangelisch gezin

     

    Een diaconaal gezin is m.a.w. een evangelisch gezin, kerkelijk geëngageerd in trouw tot ter dood voor de anderen, wie die anderen ook mogen zijn. Het zal dan ook alles afleggen wat het kan vervreemden van die anderen, zijn broers en zusters. Een ‘dienende’ gezin impliceert dat het zich anders opstelt tegenover het bezit van de dingen en  in zijn verhouding tot zijn medemensen verzaakt aan machts- en geldingsdrang. Zo wordt het diaconaal huwelijk en gezin beeld van het feit dat in duizend gewone dingen Gods Rijk wordt bevorderd.

     

    Geschreven door mezelf in 1977 en verschenen in het ‘Kontaktblad van het Permanent Diakonaat ‘Diakens voor de wereld’, n° 21 (mei – juni – juli ) 1977, p.1 – 6).

    Tijdens een vergadering van de interdiocesane commissie voor het permanent diaconaat vroeg Paul De Haes mij de toelating om het te publiceren in ‘Pastor Bonus’. Ik vond het niet de moeit waard. Als ik nu herlees dan moet ik zeggen dat vooral het tweede deel reeds heel goede dingen bevat. Wat denk je beste lezer?

     

    08-08-2005 om 10:40 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    04-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Actuele zogenaamde 'geestelijke' werken van barmhartigheid

    Geestelijke werken van barmhartigheid in een parafrase op Mt 25, 35 - 40

     

    Diaconie is zowel barmhartigheid als gerechtigheid.

     

    De ‘werken van barmhartigheid’ of ‘de werken van de Messias’ krijgen gestalte in de lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid.

     

    In onderstaande parafrase Mt 25, 35 – 40 krijgen wij een actuele vertaling van werken van barmhartigheid.

     

    Parafrase op Mt 25, 35 – 40

     

    Ik, zo zegt Jezus in naam van armen en kleinen, Ik was hongerig, niet alleen naar voedsel, maar naar een helpende hand, naar een meelevend gebaar of een glimlach toen ik in de put zat; hongerig naar een bemoedigend woord, een bemoedigend compliment, toen ik toch mijn best had gedaan.

     

    Ik was dorstig, niet naar drank, maar naar een beetje erkenning, naar wat aandacht voor mijn spreken, naar wat gezelschap; maar jij was steeds zo haastig.

     

    Ik was vreemdeling, daarom nog geen buitenlander of kleurling, maar een beetje verschillend van u. Jammer dat je zozeer op afstand gebleven bent. Ik was uw buurman, maar ik vond geen toegang tot uw vriendenkring; omdat ik van mindere afkomst was, niet zo rijk, niet zo geleerd.

     

    Ik was naakt, niet omdat ik kleren nodig had, ik was behoorlijk gekleed, maar sommigen hebben mij door hun kwaadspreken uitgekleed; niemand heeft mij verdedigd en zo ben ik mijn goede faam kwijtgeraakt.

     

    Ik was ziek, niet zozeer naar het lichaam, maar naar de geest: zenuwachtig, angstig, overspannen, gedeprimeerd. Jij hebt niet getracht mij wat gerust te stellen of op te beuren; je hebt mijn gezelschap vermeden.

     

    Ik was gevangen, niet in een kerker met stalen tralies, maar gevangen door mijn ouderdom, mijn ziekte. Er werd zo weinig naar mij omgezien.

     

    Op het einde van ons leven en op het einde der tijden zal de kwaliteit van ons leven niet worden afgewogen aan grote prestaties door ons verricht; het zal gaan om kleine eenvoudige dingen die wij al of niet hebben gedaan; “al was het maar een glas water, zegt Jezus, dat wij uit liefde tot Hem aan iemand hebben gegeven”.

     

    Jezus bouwt zijn Rijk nu reeds,hier, op aarde, met mensen die zich in stilte toeleggen op werken, ingegeven door naastenliefde.

    04-08-2005 om 14:13 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De diaken: 'Ersatz-Priester', 'Ersats-Pfarrer'?

    …Zwischen Ersatz Priester und Diakonia

     

    Permanent diaken

     

    Tijdens het Landelijk Pastoraal overleg (in Nederland!) over diaconie is ook de diaken niet of nauwelijks in beeld gebracht. (Is dat wél gebeurd in het IPB?). Niet zo verwonderlijk: als de spirituele wortels niet aan de orde komen, als Christus’ opdracht voor diaconaal handelen, de voetwassing, niet in beeld gebracht wordt, dan is er nauwelijks ruimte voor de zichtbaarstelling van Christus binnen het drievoudig ambt van bisschop, priester en permanent diaken als de zorgende, kwetsbare, strijdende Dienstknecht.

     

    Kijken we daarom eerst naar de bijbelse wortels van de diaken.

     

    Terecht of ten onrechte wordt door alle eeuwen heen verbinding gelegd met Handelingen 6. Aanleiding: mopperende Hellenistische weduwen die zich achter gesteld voelen in de ondersteuning, van diaconie.

    Kennelijk hoorde dat tot de taak van de ‘twaalf’.

    De Twaalf van Jezus Christus roepen de leerlingen bijeen om te overleggen over de klacht van de hellenisten: pastoraal, diaconaal overleg.

     

    “Het is onverantwoord”, zo zeiden zij, “dat wij het woord van God verwaarlozen om te kunnen zorgen voor de ondersteuning” (KBS 1995).

    De NBS Vertaling van 1969, die wat dichter bij de grondtekst zou staan zegt hier: “Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen”.

    (In de Nieuwe Bijbel Vertaling staat: “ Het is niet goed dat wij de zorg dragen voor de gemeenschappelijke maaltijden, want daardoor verwaarlozen we de verkondiging van Gods woord.” – diamautem)

     

    Hoe de klacht van zowel de weduwen, als de Twaalf oplossen?

     

    Als iemand er niet meer is, dood, onbereikbaar, dan wordt vaak over fundamentele zaken beslist in de geest van de afwezige.

    Hoofdletters misschien voor de geest en afwezige?

    Liet de Afwezige ons niet zijn Geest na?

    De Twaalf besluiten, onder oplegging van de handen, zeven hellenistische medewerkers aan te stellen die met deze taak, de dienst van zorg-hebben-voor, worden belast. Mogen we diezelfde Geest van de Afwezige het verdere verhaal van Stefanus en Filippus, twee van de zeven, verstaan?

     

    We zien immers dat hun taak op z’n minst méér inhoudt dan alleen ‘dienst van de tafel (let op: hier niet het altaar), de dienst van ondersteuning’. Ze preken, roepen op tot bekering, klagen aan, genezen, missioneren, vragen God te vergeven.

     

    Duidelijk blijkt dat vanaf het eerste begin het diakenambt méér omvatte dan penningmeester zijn, dan materiële zorg te verlenen alléén. In de verdere ontwikkeling van het ambt, stonden diakens de bisschop terzijde, verrichtten in de plaatselijke gemeenschappen materieel én geestelijk dienstwerk, incl. preek en doop, waren betrokken bij het bestuur van de kerk.

    Uit hun rijen werden niet zelden bisschoppen en pausen gekozen.

     

    Gaandeweg verdwijnt het diaconaat als zelfstandig ambt.

    Waarom?

     

    Teveel van het het-priesterlijke-zelfde?

     

    Eén van de opvolgers van Petrus, Johannes XXIII, roept vele eeuwen later ‘de Twaalf’ uit de gehele wereld bijeen: Vaticanum II.

    Het ambt van permanent diaken wordt hersteld.

    In z’n uitwerking nu duidelijker gedefinieerd dan in de Handelingen? Lumen Gentium zegt in nr. 29 over diakens: “niet voor het priesterschap, maar voor het dienstbetoon”. Om even later te vervolgen met: “staan zij in dienst van het volk van God door de diaconie van de liturgie, het woord en de liefdewerken, in gemeenschap met de bisschop en de priesterschaar”.

     

    In de Handelingen werden de zeven gekoppeld aan de ‘Twaalf’, bestemd voor de dienst van ondersteuning, van bediening. Maar dan wel met een praktijk die afwijkt van datgene waarvoor de handen feitelijk zijn opgelegd: zie Stefanus, zie Filippus.

    Een door de Twaalf gesanctioneerde afwijking.

    Filippus missioneerde in Samaria. De Twaalf zonder Petrus en Johannes naar Samaria nadat ‘Samaria het woord van God had aanvaard’.

    Vaticanum II spreekt én over liefdewerken, én over liturgie, én over het woord. De zendingsopdracht lijkt breder dan in de Handelingen, praktisch gezien lijkt er weinig verschil.

     

    Ersats-Priester Ersatz-Pfarrer:

     

    Wanneer mag je in parochie, in ziekenhuizen, in verzorgeingshuizen, e.d. van Ersatz spreken?

     

    Als hij in een parochie feitelijk als ‘diaken-pastoor’ in het centrum van de parochiegemeenschap staat?

    Daarvoor eerstverantwoordelijke is? Doopt, huwt, begraaft, zorgt voor de eredienst en catechese? Onderpastoor dus, maar dan wél – zoals Eddy Van Waelderen dat in 1992 op het IDZ congres in Hoeve noemd, een gemankeerde onderpastoor!

     

    Is er sprake van Ersatz als door die centrum-functie Christus geen ruimte meer vindt Zichzélf in die permanent-diaken zichtbaar te stellen als dienstknecht, als profeet, als de Goede herder op zoek naar verloren schapen, geen hongerigen meer kan voeden, geen naakten kan kleden?

     

    Een voorbeeld waart Ersatz kan leiden. Uitgenodigd voor een 25-jarig huwelijksfeest ging ik enige jaren geleden naar de Viering van Dankbaarheid.

    Er was mij verteld dat er een Eucharistieviering zou zijn. Een pastoraal werker zou voorgaan. Bij de aanvang van de Viering kwam in mijn waarneming een priester het altaar op.

    ‘Pastoraal werker zeker ziek’ dacht ik nog.

    De Mis begon, keurig volgens de regeltjes, aardig preekje, kinderen deden voorbeden.

    En plots, ondanks kazuifel: ‘toch een pastoraal werker, het is gewoon een communieviering’. Nieuwsgierig vroeg ik later de naam van de voorganger.” X!, X??” zou dat…”, ging het door m’n hoofd.

    Thuisgekomen, naamlijst ingezien.

    Inderdaad een beroepsmatig permanent diaken! Zozeer opgedaan in z’n rol van minipriester die ie zichzelf nauwelijk nog ziet als diaken.

    Mag je eigenlijk wel iets anders verwachten als beroepsdiakens,en dat geldtook voor de Ersatz-rol van pastoraal werkers m/v, nagenoeg op dezelfde wijze worden opgeleid als priesters én in het centrum van een parochie worden benoemd?

     

    Ook de zorginstellingen zien we permanent diakens.

    Alléén, of samen met andere geestelijke verzorgers m/v, zijn ze verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn van cliënten, zoals we tegenwoordig bewoners/patiënten, mensen die zorg behoeven, moeten noemen.

     Wanneer ben je hier Ersatz, wanneer diaken?

     

    Wordt de handicap waar Eddy Van Waelderen over spreekt hier alleen zichtbaar in vooral de bediening van het sacrament der zieken? Of speelt ook solidarisering “met mensen in nood en of werken aan het oplossen van maatschappelijke problemen?” en zo ja , hoe? Profetisch spreken tégen bezuinigingen, toeneming van werkdruk, met als gevolg marginalisering van ménsen, beeld van God?

     

    Diaconale profielen

     

    In de praktijk is voor één, zo niet in theorie,dan toch wel in praktijk, de permanent diaken het minst slechte suggoraat voor ‘oplossing’ van het priestertekort, voor de ander is hij de kerkelijke ambtsdrager die zorgend en profetisch in de wereld moet staan en moet trachten medechristenen tot diaconie te inspireren.

    Daartussen ligt een verscheidenheid in theorie én praktijk.

     

    We zagen dat Handelingen 6 onvoldoende antwoord biedt op de vraag ‘wat is diaconie’ en wat is de plaats daarin van de diaken?

    Misschien komen we eruit als we meer aandacht hebben voor de intentie van Handelingen 6: splitsing én spreiding van verantwoordelijkheden omdat ‘het onverantwoord is, dat wij het woord van God verwaarlozen om te kunnen zorgen voor het uitdelen van de dagelijks maaltijd, voor de ondersteuning’.

    Voeg bij die zorg het ‘wegbereider’ , zendeling, missionaris zijn à la Filippus én het ‘profetisch’ spreken van Stefanus. Heb je dan in Bijbelse zin het diaconale profiel?

    Of kan het simpeler?

    In de voetsporen treden van de Heer zelf?

     

    Leo van Berkel in IDZ NEDERLAND / VLAANDEREN. Informatie bulletin voor het permanente diaconaat, Jrg 1.1, december 1997, p. 13 – 17. De titel van het artikel: …Swischen Ersatz Priester und Diaconia. De inleiding en het tweede deel: Stoeien rond begrippen. Diaconia, liet ik weg (p.13 – 14). Het artikel is een verslag van het congres gehouden in oktober 1996 te Brixen, Italië,  door het IDZ.

    03-08-2005 om 11:46 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit een oud Syrisch document over de diakens

    Enkele uitspraken over de diakens in Testamentum Domini

     

    1.31,10 : Zoals het goed (juist) en passend is, gaat de priester samen met de diaken in de huizen van de zieken en brengt hen een bezoek. Hij overlegt (denkt er over na) wat passend en nuttig is om aan de zieken te zeggen , vooral aan de gelovige zieken.

     

    I.33,1: De diaken doet en deelt alleen dat mee wat de bisschop hem opdraagt. Hij is de raadgever van heel de clerus  en zo iets als het zinnebeeld van de hele kerk. Hij verpleegt de zieken, bekommert zich om de vreemdelingen, is de  toeverlaat van de weduwen. Op vaderlijke wijze ontfermt hij zich over de wezen, gaat de huizen van de armen in en uit om na te gaan of er iemand is die in angst leeft, ziek is of in nood is geraakt. Hij gaat in de woningen van de catechumenen op bezoek om diegenen die twijfelen te bemoedigen en om de onwetenden te onderrichten. Hij kleedt de overleden mannen aan en ‘schmückt’ hen op, hij begraaft de vreemdelingen, en ontfermt zich over degenen die hun vaderland hebben verlaten of eruit verdreven werden. Hij maakt aan de gemeente de namen bekend van degenen die hulp nodig hebben (die in nood verkeren). Daarbij zal hij de bisschop niet lastig vallen en hem alleen ’s zondags verslag uitbrengen, opdat hij daardoor over alles op de hoogte is.

     

    1.34,3: Als een diaken werkzaam is in een stad die aan de zee ligt, zal hij zorgvuldig de oevers afzoeken, of er geen lijken van schipbreukelingen zijn aangespoeld. Hij zal de drenkelingen aankleden en begraven. In het onderkomen van (voor) vreemdelingen zal hij er zich van gewissen (op verkenning gaan) of er daar geen zieken, armen of overledenen zijn, en hij zal de gemeente meedelen, wat zij voor iedereen moeten doen, wat nodig is. De verlamden en zieken zal hij een bad geven, waardoor zij in hun ziekte (in hun noodsituatie) even op adem kunnen komen. Allen die in nood verkeren moet hij melden aan de gemeente.

     

    1.34,4: De diaken zal in alles als het oog van de kerk zijn; hij zal zich inspannen om een voorbeeld van vroomheid te zijn. (Hier volgen nog waarschuwingen voor degenen die nog niet tot het eucharistievieren bekwaam zijn en over de voorbeden die de diaken moet voordragen.

     

     

    02-08-2005 om 08:41 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Er zijn er die dringen. Er zijn er die dienen!

    DIE DRONG EN DIE DIENDE

     

    de vuilhoop brandde

    we steken hem geregeld in brand

    om het grootste vuil wat weg te krijgen

    en de hoop te doen slinken

     

    ik zat met die brandgevaargedachten

    ik dacht:

    als we nu weer eens brandoefening hielden?

    zo gezegd zo gedaan

     

    wonder wat je dan gebeuren ziet:

    sommigen lopen her en der

    anderen blijven steenkalm

    en stellen rustige handelingen

     

    op een mum van tijd

    had iedereen iets in zijn hand

    dat water bevatten kon

     

    het vreemde was wel

    het vormen van de ketting:

    iedereen stond ofwel bij het water

    ofwel bij het vuur

    middenin stond niemand

     

    iedereen wil wel op een efficiënte plaats staan

    de plaatsen van de niet zo duidelijk efficiëntie

    die van de dienstbaarheid

    blijven leeg

     

    het was een spel

    en het werd ook gespeeld

    en toch werd de brand pas geblust

    maar dan ook op één twee drie

    van het ogenblik dat iedereen

    in de efficiëntie van de groep begon te geloven

     

    in het begin was er niets anders

    dan dringen

    ieder met zijn eigen potje

    rond de pomp die maar niet rap genoeg water gaf

     

    pas wanneer werd ingezien

    dat rustig je beurt afwachten

    tot de ene die pompte

    één na één de potjes en emmers gevuld kreeg

    ogenschijnlijk trager

    maar in feite vlugger ging

    kreeg iedereen vertrouwen in de ketting

    dus in elkaar

    dus in iedereen

    dus ook in degenen

    die niets zag

    noch het water

    noch het vuur

    maar die enkel maar doorgaf

    die enkel maar diende

     

    Luc Versteylen

     

    Deze parabel van Luc Versteylen heeft mij aan het denken gezet. Over de efficiëntie van de groep die alleen mogelijk wordt door degenen die dienen. Degenen die enkel maar doorgeven. Eigenlijk zijn degenen die dienen bemiddelaars, go-betweens! Zonder hen kan de ketting niet gevormd worden. Helaas staan velen liever bij het vuur of bij de pomp!

    02-08-2005 om 08:05 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Er is geen tekort aan priesters. Er is een tekort aan diakens

    Er is geen priestertekort, maar wel een diakentekort

    Pleidooi voor het diaconaat

     

    Eind september 2004 werden opnieuw twee diakens gewijd voor ons bisdom. Met tachtig zijn ze intussen in het bisdom. Veertien kandidaten volgen momenteel de opleiding. Allemaal erg goed nieuws. Zeker in tijden waarin op tal van andere gebieden in onze Kerk vooral het krimpscenario regeert.

    En toch loeren er ook voor het bloeiende diaconaat reële gevaren om de hoek. Diaken Maurice Temmerman schreef er Kerkplein over aan.

     

    Als ik gelovigen, zelfs trouwe kerkgangers, vraag wat een diaken eigenlijk is, dan blijven de meeste het antwoord schuldig. Het diaconaat is voor hen datgene wat de diaken na de consecratie verkondigt: ,,Een mysterie van het geloof!’’ Een ,,mysterie’’ in de zin dat zij niet weten of niet goed weten hoe de diaken te benoemen. En weet hij het zelf eigenlijk wel? Is hij een volwassen acoliet? Of een soort pastoor, maar dan ,,ersatz’’, een ,,gatenstopper’’ waar priesters wegvallen? Maar die daarbij serieus gehandicapt is want, want hij kan als het erop aan komt toch niet in de eucharistieviering voorgaan en de biecht horen.

     

    Hoeft het dan te verwonderen dat een deken n.a.v. de wijding tot permanent diaken van iemand in zijn dekenaat, uitriep: ,,Ik kan niets doen met een diaken!’’? Of een collega van hem zei: ,,Wij hebben liever een parochieassistent(e) dan een diaken!’’

     

    (On)zichtbaar

     

    Hoe komt het dat de diaken zo weinig gekend is? Het heeft te maken met de zichtbaarheid of liever de onzichtbaarheid van de diakens. Ons bisdom telt nu tachtig diakens. In België zijn we met ongeveer vijfhonderd. Maar wat betekent dat in het geheel van een bisdom? In het geheel van de Belgische kerkprovincie?

     

    De ,,onzichtbaarheid’’ van de diakens heeft evenwel met fundamentelere zaken te maken. Zo zijn diakens eigenlijk ,,straatlopers’’. Zij beoefenen het diaconaat in hun huwelijks- en gezinsleven, op hun werk, in het verenigingsleven, vooral bij de mensen die hoe dan ook in nood zijn.

     

    En er is nog iets anders. In het dekenaat Geraardsbergen vallen sinds enkele maanden de zestien parochies onder de verantwoordelijkheid van drie pastoors. Als er elke zondag moet gezorgd worden voor één eucharistieviering in elk van deze parochies, dan betekent dat minstens vijf vieringen per pastoor. Te veel is natuurlijk te veel. En dus gingen er aanvankelijk en met de beste bedoelingen stemmen op om afwisselend te werken met een eucharistieviering en een gebedsdienst op zondag. Die gebedsdiensten kunnen immers voorgegaan worden door niet-priesters, bijvoorbeeld diakens. En laten er in het dekenaat Geraardsbergen nu net vier diakens zijn. En waarom geen huwelijksvieringen en begrafenissen met een gebedsdienst? De mensen zeggen nu al: ,,Het was een schone mis, mijnheer!’’ Hier dreigt gevaar voor de diakens. Diakens dreigen opgeslorpt worden door ,,priesterlijke taken’’.

     

    Inderdaad, als diakens toch zichtbaar zijn, dan is het tijdens liturgische vieringen. Zij dragen dan een albe, een stool, soms een dalmatiek. In hoeveel kerken wordt het onderscheid gemaakt in de liturgische ambtskleding van een priester of een diaken? ,,Jawel, het was daar nog een mis met twee, zelfs met drie heren’’, horen wij dikwijls na een viering.

     

    Ten gronde

     

    Nog dieper gravend stoten wij op de diepste reden van de onzichtbaarheid van de diakens. Stel dat er op zondag niet langer of maar zeldzaam meer eucharistie kan worden gevierd in een parochie. Zal de algemene reactie dan niet zijn: ,,Dat is niet goed! Wij hebben toch recht op een mis! Het geloof gaat achteruit!’’, enz. Zouden wij dat ook zeggen als er wél elke week eucharistie wordt gevierd, maar er zelden of nooit het Woord zou in worden verkondigd? Zullen wij dan zeggen: ,,Dat is niet goed! Wij hebben nood aan verkondiging van Gods Woord! Het geloof gaat achteruit, ja, het is in gevaar!’’?

    En wat zeggen wij als de mensen die letterlijk en figuurlijk hongeren, met hun honger blijven zitten? Als mensen dorsten naar water, maar bij ons nog meer naar aandacht, zorg, bevestiging, naar een goed woord, maar verdorsten in een woestijn van eenzaamheid, omringd door velen zonder omzien? Wat zeggen wij als zieken allerlei, mensen gevangen tussen muren, maar ook vereenzaamd in onze steenwoestijnen, maar niet verlost worden uit hun isolement? Zeggen wij dan ook: ,,Dat is niet goed. Wij hebben nood aan mensen die ons voorgaan, oproepen, motiveren om de handen uit de mouw te steken en de goede werken te beoefenen, de werken van ‘barmhartigheid’ of beter nog ‘de werken van de Messias’!’’? Als het vieren en het verkondigen van het geloof geen handen en voeten krijgt in het leven van elke dag, op straat, daar waar de mensen echt leven, zeggen wij dan ook: ,,Het geloof gaat achteruit, ja, het is in gevaar! De mensen praktiseren niet meer!’’?

     

    Hier raken wij aan de diepste reden van de onzichtbaarheid van de diakens. Veel gelovigen onderwaarderen de liefdewerken, de broeder- en zusterdienst, de diaconie. Niet alleen de gelovigen, maar ook nog altijd het beleid. Terwijl diezelfde liefdewerken, de werken van de Messias, de toetssteen zijn van onze vieringen en verkondiging. Bijna alle heiligen blonken uit door de heldhaftige beoefening van de liefdewerken. Denken wij maar aan pater Damiaan en Moeder Teresa.

     

    Groot tekort

     

    Daarom durf ik beweren dat er een groot tekort is aan diakens! Er moeten meer mannen (en liefst ook vrouwen!) komen die gewijd worden tot het sacrament van het diaconaat om de Heer zichtbaar en tastbaar te maken die al goeddoende rondging en rondgaat. Er zou minstens één diaken moeten zijn in elke parochie, liefst meer in grote parochies. Zij zouden er ons voortdurend moeten aan herinneren dat het geloof niet alleen gevierd en verkondigd, maar beleefd moet worden in het leven van elke dag.

    In die zin zijn de diakens de bewakers van de liturgie. Als de diaken aan het altaar staat tijdens de eucharistieviering of andere liturgische vieringen, dan is hij daar altijd aanwezig in functie van zijn wijdingsambt, wat betekent: allen, voorgangers en gelovigen, voorgaan in, attent maken op, oproepen tot, motiveren tot broeder– en zusterdienst, tot ,,barmhartigheid’’, tot ,,baarmoeder zijn voor nieuw leven’’, opdat de mensen zouden leven in overvloed of op zijn Vlaams gezegd: dat zij van het leven deugd zouden hebben.

     

    Voetwassing

     

    Mag ik het bovenstaande duiden vanuit de liturgie van Witte Donderdag? Terecht vieren de priesters Witte Donderdag als hun feestdag. Op die dag werd de eucharistie ingesteld en het wijdingsambt (priesterschap). Maar welk evangelie lezen wij dan? Het evangelie van de voetwassing. Jezus die geknield de voeten van zijn leerlingen wast en ze droogt met een doek. Wel, de stool die wij als diakens dragen, verwijst naar het doek dat Jezus droeg tijdens het Laatste Avondmaal. Wij dragen de stool links over de schouder, zodat de rechterarm vrij blijft om de voeten van de mensen te wassen, terwijl wij voor die mensen knielen. Mogen wij niet zeggen dat het diaconaat werd ingesteld tijdens het Laatste Avondmaal? Elke mens vertegenwoordigt de Heer. Wij knielen voor hem en dienen Hem in navolging van Degene die gekomen is om te dienen en niet om gediend te worden.

     

    Als tijdens de consecratie de priester zegt: ,,Dit is mijn Lichaam. Dit is mijn Bloed’’, dan verkondigen wij het mysterie van het geloof. De Heer is werkelijk onder ons aanwezig als degene die zijn leven breekt en deelt en zegt: “Doe dit tot Mijn gedachtenis. Word ook zo’n mens. Neem uw leven en deel het met anderen’’. Jezus ,,identificeert’’ zich met het gebroken brood en het vergoten bloed. ,,Dat ben Ik’’, zegt Hij. ,,Zo ben Ik’’, zegt Hij.

     

    Maar Hij identificeert zich ook met de mens rondom ons, zeker met de elke mens die hoe dan ook in nood is. In Mt 25 horen wij: ,,Ik had honger, ik had dorst, ik was ziek, gevangen, dakloos, vreemdeling en toen heb jij voor mij gezorgd’’. Jezus ,,identificeert’’ zich hier met elke mens, zeker met de mens in nood. Dat mogen wij de tweede consecratie noemen. De eerste consecratie gebeurt tijdens de eucharistieviering, de tweede tijdens de beoefening van de goede werken, de werken van de Messias. Hier ontdekken wij opnieuw de diaken als de bewaker van de liturgie. Zoals het Laatste Avondmaal altijd ook voetwassing is, zo moet de liturgie beleefd worden in de liefdewerken. Als de liturgie niet beleefd wordt in de liefdewerken, verraadt zij het mysterie dat zij verkondigt.

     

    De diaken, ja het diaconaat zelf, is in gevaar. Als de diaken door het tekort aan priesters meer en meer priesterlijke taken gaat vervullen, dan gebeurt dat opnieuw ten koste van de diaconie. De diakens zijn er om de liturgie op haar plaats te zetten en niet om de gaten te vullen die vallen door het tekort aan priesters.

     

    Mgr. Jozef De Kesel, toen nog verantwoordelijke voor de vorming in het bisdom Gent, zei ooit dat de bisschop twee armen heeft. De ene arm zijn de priesters, de tweede de diakens. Eeuwenlang was de arm van het diaconaat praktisch afgestorven. Is een bisschop met slechts één arm niet gehandicapt? Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie is de arm van het diaconaat gaan herleven. En dan zouden er zijn die zeggen dat zij geen diakens nodig hebben. Willen zij dat de bisschop opnieuw gehandicapt wordt?

     

    Diaken Maurice Temmerman

     

    02-08-2005 om 08:02 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-08-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is het de tijd van de diakens?

    De tijd van de diakens

     

    Het herstel van het permanent diaconaat door Vaticanum II (1962 – 1965) kwam op tijd. Velen zagen het toen vooral als een aanloop naar een priesterschap van gehuwden of als een oplossing voor plaatsen waar priesters schaars waren. Op die manier liep men het gevaar het diaconaat af te leiden van zijn oorspronkelijke bedoeling en van wat het in de kerk van vandaag moet zijn. Een permanent diaken mag zijn roeping niet beleven vanuit een sterke verwijzing naar het priesterschap. Hij wordt ook niet allereerst gewijd voor de dienst aan het altaar.

     

    Als ik stel dat dit de tijd van de diakens is, bedoel ik dus wat anders. Natuurlijk kunnen diakens taken van verkondiging en liturgie opnemen. Maar de kern van het diaconaat ligt in de diaconie, het dienstwerk. Welnu, in onze tijd wordt het voor velen duidelijk dat de toekomst van het christendom vooral in dat dienstwerk ligt. Ik lees en herlees graag de Jacobusbrief. Misschien mag ik de lezers uitnodigen regelmatig die korte krachtige brief ook eens opnieuw te lezen? “Stel dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iemand van u zou zeggen: geluk ermee. Houd u warm eet maar goed en hij zou niets doen om in zijn stoffelijke nood te voorzien – wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder zich in daden te uiten, dood”.

     

    Hier houdt de schrift ons voor, dat wat geloven, verkondigen en in onze samenkomsten vieren ook in ons leven gestalte moet krijgen. Daar komt het uiteindelijk op aan. Dat moet gebeuren door wat we voor medemensen in Gods naam willen betekenen. Laten we daarvan goed doordrongen zijn. Verkondiging noch viering zullen echt aanslaan als ze niet gedragen zijn door onze inzet voor mensen. Onze houding tegenover de medemensen wordt uiteindelijk de beste verkondiging en het echte waarmerk van onze vieringen.

     

    Het zou een goede zaak zijn als we aan vele diakens de opdracht van de animatie van het dienstwerk zouden kunnen toevertrouwen. Zoals de priesters de waarborg zijn voor de geloofsschat, voor de dienst van leiding en de vieringen, zo zouden de diakens vooral de krachten kunnen mobiliseren op het stuk van de naastenliefde. Vrijgestelde priesters zijn altijd een zegen geweest voor het goed functioneren van de kerk. Vrijgestelde diakens kunnen een prachtige rol spelen op het vlak van de dienst aan de mensen. Daarom moeten ze de eigenheid van hun ambt vrijwaren tegenover dat van de priesters.

     

    Bisschop Arthur Luysterman in een tekst voor de decanale conferentie van april 1996: (Be)dienaars in onze kerk, p. 4 – 5. De volledige tekst werd oorspronkelijk gepubliceerd in Kerkplein van 1995. Ter gelegenheid van roepingenzondag werd de tekst ter bespreking aan de decanale conferentie voorgelegd.

     

    ‘Vetjes’ door mezelf aangebracht!

    01-08-2005 om 14:42 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Was het goed Laurent te wijden tot diaken Laurent?

    Diaken Laurent

     

    Diaken Laurent is geboren in 1932 in het Noord-Franse Douvrain, bij Lens. Zijn ouders waren afkomstig uit de streek van Deinze. Doordat daar geen werk was, trokken ze – zoals vele andere Vlamingen -  naar Noord-Frankrijk om er in een steenbakkerij te werken. Laurent was de jongste van zeven kinderen. Drie van hen zijn vroeg gestorven en hij was nog geen jaar toen ook zijn vader stierf. Later in de jaren vijftig, verloor hij nog twee broers in een mijnongeval.

    Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, vluchtten ze naar Avignon. Na drie dagen keerden zij al terug. Kort daarna maakte een ontploffing hun huis met de grond gelijk. Met zijn moeder woonde hij daarna een tijdje in een hok. Door toedoen van een kasteelvrouw uit Drongen, die hij tijdens een korte vakantie bij een nicht leren kennen, keerden zij aan het begin van jaren vijftig naar Vlaanderen terug. Hij kon op het kasteel gaan werken en zijn moeder betrok een huisje in Astene. Maar in 1962 raakte ze verlamd. Toen besloot Laurent bij haar in te trekken en vond werk in een fabriek in Deinze.

    Met zijn moeder ging het van kwaad tot erger en enkele jaren later moest ze worden opgenomen in wat nu het rust- en verzorgingstehuis Sint-Jozef heet. Laurent ging met haar mee en hij vroeg de zusters of hij bij haar mocht blijven. Als tegenprestatie beloofde hij een handje toe te steken in het onderhoud van het tehuis en van de grote tuin. Op die manier voorzag hij in het onderhoud van zijn moeder. Die dag begon voor Laurent een nieuw leven ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden. Ook na de dood van zijn moeder in 1971 bleef hij daar wonen.

     

    In het jaar van het overlijden van zijn moeder, in 1971 dus, las hij een bericht in het parochieblad waarbij mannen werden gevraagd zich eventueel kandidaat te stellen voor het permanent diaconaat. Na veel wikken en wegen, na een lang gesprek met een priester die het diaconaat gunstig gezind was en enkele maandelijkse gesprekken met een principaal van een college, stelde hij zich kandidaat. Via de pastoor had hij vernomen dat hij zijn aanvraag om tot de opleiding te worden toegelaten aan kanunnik Jozef Delmotte moest richten. Het duurde heel lang voor hij antwoord kreeg, maar uiteindelijk werd hij als kandidaat, samen met zes anderen, aanvaard.

    Het was voor Laurent niet makkelijk de opleiding te volgen. Hij had zijn handen vol met zijn werk in het tehuis, maar ook het wekelijks cursus volgen vroeg het uiterste van Laurent. Gelukkig schakelde men in het derde jaar over op avondbijeenkomsten. Om de veertien dagen werden zij verwacht op het Sint-Paulus seminarie te Drongen.

     Vooral van de bezinningszondagen om de zes weken heeft Laurent veel meegedragen. In het begin had hij zich afgevraagd of hij wel geroepen was tot het diaconaat. Al die theorie die hij de eerste twee jaar te verwerken kreeg  hebben hem soms aan de rand van de opgave gebracht. Gelukkig ontmoette hij in het derde jaar als begeleider Roger Vereecken. Dank zij deze priester zag hij langzamerhand in dat hij al lang diaconaal werk verrichtte. Het leven als leerschool had hem tegen heug en meug met de ervaring van tegenslag, armoede en ziekte geconfronteerd en hij had er leren mee omgaan. Zoals hij in een artikel ooit las: als je het lijden niet kunnen wegruimen, leer er dan mee op weg gaan. Maar vooral zijn inzet ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden was voor hem de universiteit van het leven geweest. Het viel hem wel op dat de meerderheid van zijn medekandidaten sterk liturgisch gericht waren. Laurent zelf vond het gebed en de liturgie uiterst belangrijk, maar naar zijn ervaring en mening moest de diaken vooral de broeder- en zusterdienst verrichten. Het moeilijke woord ‘diaconie’ was, zo leerde hij, de toetssteen van de verkondiging en de viering.

    In 1973 werd Laurent samen met vier andere kandidaten diaken gewijd in de St.Baafskathedraal. Hij herinnert zich nog dat het op een autoloze zondag was, maar de wijding zelf heeft hij als een machtig en indrukwekkend gebeuren ervaren. Diaken Laurent is nu 32 jaar diaken gewijd. Hij heeft nooit een officiële zendingsbrief van de bisschop ontvangen, maar hij wist dat hij niet op zoek moest om zijn diaken-zijn te kunnen invullen. Vanuit de genade van de wijding ging hij zijn inzet voor bejaarden, zieken en stervenden nog bewuster en meer bezield, beleven.

    Deze lange levenschets was nodig om diaken Laurent, een van de oudste diakens van ons bisdom, te kunnen plaatsen. Wij laten hem nu zelf aan het woord.

     

    -         Diaken Laurent, mag ik vragen hoe je dag begint?

    -         Elke dag sta ik op om kwart over vijf. Eerst bid ik in de kapel, o.a. het getijdengebed is voor mij echt een belangrijke manier van mijn engagement geworden. Het heeft wel een tijd geduurd voor ik vertrouwd geraakte met de psalmen. Gelukkig heb ik ooit een reeks lessen gevolgd bij pater Rossel. Tien lessen van twee uur lang leerde hij ons de psalmen smaken. En of ze smaken.

    -         Wat doe je zoals in het rust- en verzorgingstehuis?

    -         Na mijn bezoek aan de kapel, ga ik bij de zieken en stervenden en ik bekommer mij ook om de zieke zusters. Ik help bij het klaar maken van het ontbijt en steek een handje toe bij de verzorging. Na de eucharistieviering van 8.30 deel ik de communie uit onder de zieken. Tijdens de dag help ik bij de verpleging, de verzorging en de stervensbegeleiding. Ik help ook bij het afleggen van de doden.

    -         Ik leerde hier een verpleegster kennen die over jou,diaken Laurent, het volgende verklaarde: ‘Al wie hier sterft, gaat met diaken Laurent de dood in’.

    -         Stervensbegeleiding is een van de zeven werken van barmhartigheid. Ik ontvang o.a. de families van de gestorvenen bij het mortuarium. Eigenlijk ben ik voortdurend bezig met wie met de grenzen van het leven wordt geconfronteerd. Of het nu gaat om patiënten die met de ambulance worden weggevoerd, of familieleden die een laatste groet komen brengen, ik wil niet dat ze alleen worden weggestuurd.

    -         Diaken Laurent, het zal je niet verbazen dat sommige mensen vragen: ‘Hoe doe je dat toch allemaal?’

    -         Ik heb daar niet meteen een antwoord op. Goed zijn voor de naaste, meer niet. Mag ik het zeggen zoals ik ergens las: Ik probeer voor de mensen, wie ook, zo goed te zijn als God. Sommigen zeggen dat ik een sterke man moet zijn om op die manier met lijden en dood om te gaan. Maar zo voel ik me niet. Zonder Onze-Lieve-Heer (Is dat geen mooie naam voor God in Jezus?) en zonder mijn geloof kan ik dat soort werk niet aan. Hij maakt mij sterk en helpt mij de mensen tot rust te brengen. Want daar komt het uiteindelijk op neer. Aan een sterfbed passen geen grote woorden. Kleine gebaren volstaan. Iemands hand vastnemen, hem een knuffel geven of gewoon luisteren. Stilte en eenvoud.

    -         Kan je enkele sterke ervaring vertellen?

    -         Velen vragen op hun sterfbed naar hun kinderen. Als buitenstaander kun je die natuurlijk niet vervangen, maar je kunt de mensen wel geruststellen. En andere keer moet je de stervende helpen zijn angst te overwinnen. Hoe vreemd dat ook klinkt: ook de dood moet je met ‘vertrouwen’ tegemoet gaan. Het sacrament van de ziekenzalving draagt daartoe bij, ook al wordt dat nu meer dan vroeger in groep toegediend. Je moet de mensen er dan wel goed op voorbereiden en hen daar naartoe begeleiden.

    -         Niet alleen van de boven vermelde verpleegster, maar ook van andere verplegenden hoorde ik dat je invloed bij  het verplegend personeel heel groot is

    -         Ik dank God dat ik hier in teamverband heb leren werken. Door mijn leeftijd en ervaring mag ik wel eens iets vertellen aan de nieuwkomers, ook aan de ouderen. Zo  vertel ik de jonge verplegers en verpleegsters geregeld dat wie in een rust- en verzorgingstehuis verblijft, vaak alles achter zich heeft moeten laten. Niet alleen materieel, maar ook geestelijk: zijn dromen, zijn illusies, zijn hoop. Voor zulke mensen kun je nooit te goed zijn. Is een belangrijke opdracht van het diaconaat niet de anderen op te roepen en stimuleren om de mensen, wie die ook zijn, te dienen?

    -         Je vertelde mij dat vooral het leven de beste leerschool in je diaconaat is geweest. Dat geldt waarschijnlijk niet alleen voor je opleiding tot diaken?

    -         Inderdaad. Mijn geloof kreeg ik van mijn moeder mee. Ondanks vele tegenslagen die ze kende, hield haar geloof altijd stand. Ze bad veel en was altijd hoopvol gestemd. ‘Morgen wordt het beter’, herhaalde ze. Ik heb me laten vertellen dat Felix Timmermans als lijfspreuk had: ‘En toch!’ Zo was ook mijn moeder. Ook in de donkerste perioden van haar leven vertrouwde ze haar leven aan God toe. Wat God niet toestond, was ook voor haar niet toegestaan. Ik herinner me dat ik op de terugweg van het kerkhof ooit een biet meenam. Mijn moeder stuurde me onmiddellijk te biechten. ‘Ach jongen’, zei de pastoor, ‘als je zo’n honger had, had je er gerust twee mogen meenemen;’ Dat ik aan de lijve heb ervaren wat armoede betekent, verklaart misschien waarom ik zo met de armen ben begaan. Als er overschotten aan voedsel of kleren zijn, laat ik die naar de zusters van moeder Teresa in Gent brengen. Ik werk mee met de Helpende Hand, een vereniging die kleren en speelgoed voor kinderen inzamelt. Ziekenzorg, Wereldmissiehulp (Waar ik nogal een diakens en diakenvrouwen mag ontmoeten!), enzovoort: ze liggen me allemaal na aan het hart. En als ik de krant lees dat een gezin iets is overkomen, vraag ik of we kunnen helpen.

    -         Ik heb mogen begrijpen dat spiritualiteit een grote plaats inneemt in je leven.

    -         Ik ben zeer gehecht aan de figuur van Theresia van Lisieux, onze jongste kerklerares. Zij leerde mij dat bidden niet altijd een zaak van grote woorden is, maar van het openstellen van je hart. Bij haar leerde ik ook wat nederigheid is en wat de Fransen ‘simplicité’ noemen. Nederig en klein, zo moeten we de medemens tegemoet treden. Ik zou ook kunnen zeggen dat ‘eenvoud’ belangrijk is. Maar wij moeten dat dan goed begrijpen. Volgens mij betekent dat ‘één’-zijn, niet dubbel. Nederheid, simplicité , eenvoud: geen gemakkelijke opdracht in een samenleving als de onze, waar het voortduren op aankomt zoveel mogelijk op te vallen. Als diaken mag ik zeggen dat spiritualiteit uiterst belangrijk is. In een artikel van het parochieblad las ik ooit een interview met bisschop Adriaan van Luyn, evenals onze bisschop een pater salisiaan. Hij had het in dat interview op de drie s’en: spiritualiteit, solidariteit en soberheid. Een diaken zou het niet beter kunnen zeggen!

    -         Diaken Laurent, jij bent een ‘ge-lukte’ diaken of mag ik ook zeggen: een ‘gelukkige’ diaken?

    -         Ik dank God dagelijks dat Hij mij de kans geeft anderen gelukkig te helpen maken of te helpen genezen. In een rust-en verzorgingstehuis voel je nog dat mensen dankbaar en blij zijn. Ik hoop dan ook dat ik dat werk nog lang mag doen.

    -         Diaken Laurent, ik weet dat jij de verdediger bent van een gedurfde stelling, namelijk dat er geen tekort is aan priesters, maar wel aan diakens.

    -         Soms durf ik wel eens stout te zijn. Maar kijk: hoewel onze samenleving welvarender dan ooit is, zijn de noden er niet kleiner op geworden. Veel ouderen blijven verweesd achter. Hun kinderen maken voor hen geen tijd meer vrij of luisteren nog nauwelijks naar wat ze te zeggen hebben. Er is een groot gebrek aan respect en er is veel stil verdriet. Dat stemt mij triest. Maar als christen moeten we getuigen van onze hoop op een betere wereld. Dat kunnen we maar door goed te zijn voor onze medemens, zo goed als God, zoals wij in een kerklied zingen. Daarom hebben wij veel diakens nodig die onze christenen en de mensen van goede wil attent maken op al die noden en hen oproepen Gods liefde handen en voeten te geven, zeker en desnoods door zelf de handen uit te mouwen steken. Om het te kunnen klaren en niet uitgeblust te geraken, zijn er nog veel diakens en diaconessen nodig. Anders lopen zij het gevaar overvraagd te worden. Zij moeten er dan wel acht op slaan niet alles zelf te willen doen. Het is onze taak onze medechristenen te herinnen aan hun roeping op te dienen. Wij mogen ze niet gerust laten. Wij moeten hun voortdurend oproepen en stimuleren en natuurlijk ook voorgaan!

    -         Jij hebt ons al verteld dat de universiteit van het leven de beste leerschool en vormingsinstituut is en toch weet ik dat jij regelmatig bijschoolt.

    -         Het leven als universiteit is de beste leerschool, maar dat belet niet dat wij nood hebben  aan bijscholing. Zo heb ik heel wat cursussen gevolgd, o.a. voor palliatieve verzorging  en ben ik een trouwe bezoeker van onze bezinningszondagen, die in feite een goede bijscholing zijn. Ook de regiobijeenkomsten bieden naast het ‘schouder en wang’ voor elkaar zijn, ook altijd kansen om van elkaar te leren. In onze regio noemen wij dat het ‘pastoraal forum’.

    -         Als patriarch onder de diakens of zoals sommigen onder ons soms zeggen, ‘onze vader abt’, zal je wel een goede raad aan de kandidaat diakens en hun gezinnen kunnen geven. Je lange ervaring als diaken moet een schatkamer aan goede  raad bevatten.

    -         Op de eerste plaats: vergelijk nooit jezelf met een andere diaken. Het overgrote deel van diakens zijn gehuwd en hebben een gezin. Bovendien hebben ze ook nog een beroepstaak. Je kan moeilijk een diaken die én gehuwd én beroepsverplichtingen heeft vergelijken met een alleengaande zoals ik ben. Ik zeg wel ‘alleengaande’: ik ben geen alleen-‘staande’.

    -         Ik denk dat men meer moet nadenken over de beleving van zijn diaken-zijn in zijn beroep. Vele diakens haasten zich na hun werk naar huis om eindelijk hun diaconaat te kunnen uitoefenen, in de parochie bijvoorbeeld. Daarnaast pleit ik ervoor niet te veel hooi op zijn vork te nemen. Zelf werk ik niet van ’s morgens tot ’s avonds, want dat wordt vlug ook nog eens van ’s avonds tot ’s morgens. Het vraagt veel ascese om in te zien dat je niet God bent: wij kunnen niet alles en wij kunnen niet overal tegenwoordig zijn. God zelf rustte op de zevende dag. Waarom rusten wij niet op tijd en stond.

    Vooral pleit ik voor ‘stabilitas’. Dat leerde ik verwoorden dank zij een  prachtig boek    van Wil Derkse, ‘Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven’ . In de ‘stabilitas’ gaat het erom te groeien en te bloeien waar je geplant bent, in deze situatie, in dit gezin, in deze organisatie waaraan je het jawoord hebt gegeven, en niet ergens anders.

    Wat mij eveneens zorgen baart is het toenemend priestertekort. Vele diaken voelen zich wel eens te veel tot louter liturgische taken aangetrokken. Door het priestertekort dreigen zij nog meer op te gaan in liturgische vervangingsdiensten. Maar daarover zouden wij een andere keer een boom moeten opzetten.

       

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    01-08-2005 om 14:40 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heeft het diaconaat toekomst?
    HEEFT HET DIACONAAT TOEKOMST?

    Als onderschrift bij ons interview met diaken Laurent geven wij het besluit van een historische studie door de Canadese bisschoppen gevraagd. De studie zelf zal ik later citeren.

     

    “Wij zouden ons historisch onderzoek op de volgende wijze kunnen afsluiten. In de loop van de laatste jaren heeft men op verschillende plaatsen bevestigd dat het motief tot herstel van het diaconaat niet de vermindering van celibataire priesters is.

     

    Nochtans heeft men geen enkele afdoende (overtuigende) reden (uitleg) kunnen aanvoeren (voorstellen) voor het probleem waar de geschiedenis ons mee confronteert (plaatst). De geschiedenis toont inderdaad aan, dat niettegenstaande zijn apostolische instelling, het diaconaat gedurende meer dan duizend jaar niet nodig is geweest, nadat het (wel) gedurende meerdere eeuwen (wel) had bestaan.

    Bijgevolg, als men geen echt specifieke (bestaans-) reden voor het diaconaat kan geven en indien men geen echte theologie van het diaconaat, zowel als voor het wijdingssacrament kan opstellen, dan is het zeker dat het herstelde diaconaat niet zal ontsnappen aan het lot van het diaconaat van de eerste eeuwen.

     

    Indien het sacrament niet anders doet dan een ondersteuning geven aan diegenen, die op basis (uitgaande) van andere sacramenten, dezelfde functies (opdrachten) vervullen, dan kan men niet zeggen (beweren) dat het echt nodig is.

     

    Het wijdingssacrament in de kerk heeft niet alleen de bedoeling een genade van ondersteuning te geven, maar eerder de machtiging om functies (opdrachten) te vervullen die iemand zonder het sacrament niet zou kunnen uitoefenen.

    Indien het diaconaat een sacrament van de kerk is, en dat is het inderdaad, dan moet het een genade en een machtiging geven, niet enkel om een taak met gemak te vervullen, maar op de eerste plaats en voor alles om ze gewoon te kunnen uitoefenen.

     

    Het succes van het herstel van het permanent diaconaat hangt niet af van de goede of slechte wil van de toekomstige diakens, maar van een juiste theologie van het diaconaat dat eertijds door de eerste kerk werd ingesteld.”

     

    Hier onder vinden jullie de oorspronkelijke Franse tekst:

     

    Nous pourrions conclure notre enquête historique de la manière suivante.

    Au cours des dernières années, on a affirmé en divers endroits que le motif de la restauration du diaconat n’était pas la diminution des prêtres célibataires.

     

    Cependant, on n’a apporté aucune raison suffisante pour résoudre la difficulté suivante proposée par l’histoire. L’histoire montre, en effet, qu’en dépit de son institution apostolique, le diaconat n’a pas été nécessaire dans l’’Eglise pendant plus de mille ans après avoir existé pendant plusieurs siècles.

    Par conséquent, si l’on ne donne pas une raison réellement spécifique pour le diaconat et si l’on n’élabore pas une réelle théologie du diaconat aussi bien que du sacrament de l’ordre, il est certain que le diaconat restauré n’échappera pas au sort du diaconat des premiers siècles.

     

    Si le sacrement du diaconat ne fait qu’apporter un réconfort à ceux qui, en vertu d’autre sacraments, accomplissent la même fonction, on ne peut dire qu’il est réellement nécessaire.

     

    Le sacrement de l’ordre dans l’’Eglise n’a pas pour but de donner seulement une grâce de soutien, mais plutôt un pouvoir pour accomplir des fonctions que quelqu’n ne pourrait exécuter sans ce sacrement.

    Si le diaconat est un sacrament de l’’Eglise, et il l’est réellement, il doit donner une grâce et un pouvoir non seulement pour accomplir une tâche avec aisance mais d’abord et avant tout pour l’accomplir tout court.

     

    Le succès de la restauration du diaconat permanent ne dépend pas de la bonne ou de la mauvaise volonté des diacres futures, mais d’une théologie exacte du diaconat jadis inauguré par l’Eglise primitive.

    01-08-2005 om 14:35 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bedoeling van deze blog
    Sedert eind november 1975 ben ik gewijd tot diaken. Al die jaren heb ik geprobeerd, met vallen en opstaan, mijn diaken-zijn beleven  in huwelijk en gezin, godsdienstonderwijs, vormingswerk, vrije tijd, enz.
    Kort na mijn wijding werd ik opgenomen in de Interdiocesane Commissie voor het Permanent Diaconaat, als afgevaardigde diaken van het bisdom Gent. Eerst vergezelde ik Roger Vereecken pr. naar de interdiocesane vergaderingen, daarna Dirk Smet pr.. De laatste jaar vergezelde ons eveneens naar de commissievergaderingen Mevr. Lieve Willems, echtgenote van diaken Walter Den Haerinck.
    Als lid van de ICPD werd ik verkozen in het bestuur van het IDZ in Freiburg Duitsland: het IDZ of Internationales Diakonats Zentrum.
    Zowel vanuit Freiburg als vanuit Mechelen mocht in meewerken aan enkele internationale congressen.
    Tijdens die vele jaren heb ik mogen meewerken in het zoeken naar de indentiteit van de permanent diaken.
    Mijn eigen ervaring en de langjarige zoektocht in beide beleidsorganen heb mij de gelegenheid geboden veel over het diaconaat te verzamelen, te lezen en te bestuderen. In onze tijdschriften als 'Diakens in dienst van de Wereld' en de 'Nieuwsbrief' van het bisdom Gent, heb ik enkele eenvoudige artikelen gepubliceerd over het diaconaat.
    In deze blog wil ik al deze ervaringen delen met allen die zich het diaconaat interesseren!

    01-08-2005 om 14:30 geschreven door Tembug

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)


    Archief per week
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 27/11-03/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 14/11-20/11 2005
  • 03/10-09/10 2005
  • 22/08-28/08 2005
  • 15/08-21/08 2005
  • 08/08-14/08 2005
  • 01/08-07/08 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Gastenboek
  • kunstgroeten uit Keerbergen
  • Athea & Lana wensen U nog een aangename dag....
  • Vriendelijke groetjes uit Tessenderlo.
  • groetjes uit Koekelare
  • Wandelgroetjes uit Borgloon

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!