"Uitsluiting - teneinde de organisatie rein te houden"xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Inleiding
Nadat de 'Bijbelonderzoekers', zoals Jehovah's Getuigen zich oorspronkelijk noemden, ongeveer 30 jaar lang een gematigde houding hadden aangenomen tegenover uitvallers, verscheen in 1904 het boek The New Creation, waarin de gedachte werd geïntroduceerd dat het noodzakelijk was "passende stappen te ondernemen om niet toe te laten dat de gemeente in moreel opzicht verdorven" zou worden. Op basis van bijbelgedeelten als Matthéüs 18:15-17 "vonden er af en toe kerkverhoren plaats waarin de bewijzen voor kwaaddoen in ernstige gevallen aan de gehele gemeente werden voorgelegd" (jv, 186 § 4).
Vanaf ongeveer 1944 (in Nederland in 1949) werd via De Wachttoren aangekondigd dat "in het licht van de gehele bijbel" dergelijke kwesties vanaf dat moment achter gesloten deuren zouden worden behandeld "door verantwoordelijke broeders aan wie het opzicht in de gemeente was toevertrouwd". De doeleinden van de te volgen procedures waren: "(1) de organisatie rein te houden en (2) de kwaaddoener te doordringen van de noodzaak van oprecht berouw, met de bedoeling herstel voor hem te bewerken" (jv, 187).
In deze sectie zal het gebruik van uitsluiting nader onder de loep worden genomen. Er volgen 6 delen:
1. De formele procedure, dwz. wat gebeurt er eigenlijk bij de behandeling van een uitsluitingzaak?
2. Wat zegt de bijbel? - de leerstellige kant van de zaak : een kritische analyse van de doctrinaire onderbouwing van de uitsluitingregel
3. De rechtsgang van het Wachttoren Genootschap: meten met twee maten en drogargumenten
4. een praktijkvoorbeeld van de uiterste consequentie
5. de invloed van dit gebruik op (ex-)Jehovahs Getuigen en hun familieleden
6. conclusies en slotopmerkingen
gebruikte afkortingen :
JV : 'Jehovah's Getuigen -verkondigers van Gods Koninkrijk' - geschiedenis van de organisatie zoals het WTG het beschrijft.
SCF - In Search of Christian Freedom - R. Franz
'Pay attention' : 'Pay Attention to Yourselves and All of the Flock' (vertrouwelijk ouderlingen instructie boek)
1. De formele procedure
Het meesterwerk van Kafka, Het proces begint met de zin: "Iemand moest Josef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads gedaan had, werd hij op een ochtend gearresteerd." De onmacht van de beklaagde Josef K., het gevoel dat het proces iets is wat je overkomt in plaats van waarop je door bepaalde stappen te doen invloed kan uitoefenen, komt wonderwel overeen met de ervaring van de beklaagden in een rechterlijke aangelegenheid bij Jehovahs Getuigen.
De Wachttoren 15 september 1992, blz. 12
Hieronder volgt een opsomming van de opeenvolgende stappen binnen de uitsluitingsprocedure:
1) Allereerst dient een Jehovahs Getuige getuige te zijn geweest van het feit dat een andere Jehovahs Getuige een zonde heeft begaan die uiteindelijk tot uitsluiting kan leiden.
2) Deze persoon dient eerst de overtreder persoonlijk te benaderen en hem of haar te
overreden zijn of haar zonde bij de ouderlingen bekend te maken. Wanneer de overtreder te kennen geeft daar geen aanleiding toe te zien, dient de getuige een termijn te stellen (vaak ongeveer een week) waarin de overtreder alsnog zijn of haar zonde kenbaar kan maken. Heeft de persoon in kwestie dat na die periode nog niet gedaan, zal de getuige de ouderlingen benaderen en hen op de hoogte stellen van de daad waarvan hij of zij getuige is geweest.
3) Wanneer de overtreder de aanklacht ontkent, is het noodzakelijk dat er minimaal twee getuigen zijn van de overtreding. Is er slechts één getuige en ontkent de beklaagde de aanklacht, wordt de zaak geseponeerd. (Het is dan woord tegen woord).
4) Wanneer er sprake is van een kwestie waarop uiteindelijk uitsluiting kan staan en de aanklacht gegrond is bevonden (ofwel doordat de beklaagde zijn schuld heeft bekend ofwel doordat er twee of meer getuigen zijn gevonden van het ten laste gelegde), wordt er een rechterlijk comité gevormd inclusief het toewijzen van een voorzitter. In een enkel geval geeft de beklaagde al op dit moment aan veel berouw te hebben en kan men van verdere strafvervolging afzien, vooral bijvoorbeeld wanneer de beklaagde nog maar kort Getuige is. De procedure blijft dan beperkt tot een berisping met eventuele restricties.
Na het vormen van het rechterlijk comité krijgt de beklaagde een uitnodiging om te verschijnen voor dit comité; meestal heeft dit verhoor plaats in de Koninkrijkszaal.
De zitting verloopt als volgt:
1. de voorzitter opent met een schriftuurlijke gedachte
2. de beklaagde krijgt de gelegenheid een persoonlijk standpunt tot uitdrukking te brengen
3. wanneer de beklaagde geen bekentenis heeft afgelegd, wordt hij op de hoogte gesteld van de aard van de aanklacht
4. getuigen worden gehoord, de beklaagde mag ook getuigen à charge naar voren brengen; nadat zij gehoord zijn, dienen de getuigen te vertrekken
5. de ouderlingen stellen vast wat de precieze aanklacht is, welke bewijzen ervoor zijn en wat de houding van de beklaagde is
6. wanneer de schuld in de ogen van de ouderlingen vaststaat, gaan zij ertoe over de beklaagde te "vermanen" (dit kan plaatsvinden in aanwezigheid van de getuigen)
7. hierna vergadert het rechterlijk comité over de vraag of tot uitsluiting dient te worden overgegaan of niet
5) Indien tot uitsluiting wordt overgegaan, wordt deze beslissing mondeling aan de beklaagde meegedeeld. Bovendien wordt de beklaagde verteld dat hij of zij de mogelijkheid in beroep te gaan. Hij of zij dient dit binnen 7 dagen schriftelijk te melden aan het rechterlijk comité.
6) Wanneer beroep wordt aangetekend, dient de voorzitter van het rechterlijk comité contact op te nemen met de kringopziener. Deze stelt dan een beroepscomité samen, meestal ouderlingen uit omringende gemeenten. Voor een herbeschouwing van de zaak ontvangt de beklaagde weer een uitnodiging.
7) In aanwezigheid van het oorspronkelijke rechterlijke comité én het beroepscomité vindt er nogmaals een verhoor plaats, meestal in de Koninkrijkszaal. De procedure is gelijk aan de bovenstaande (punt 4).
8) Na het verhoor vergadert het beroepscomité over de vraag of tot uitsluiting dient te worden overgegaan of niet.
9) Indien tot uitsluiting wordt overgegaan heeft de beklaagde de mogelijkheid in beroep te gaan. Hij of zij dient dit binnen 7 dagen schriftelijk te melden aan te tekenen bij het bijkantoor van het Wachttoren Genootschap. Het Wachttoren Genootschap reageert schriftelijk op het beroep.
2. Wat zegt de bijbel?
Het is duidelijk dat kerkdiscipline of kerktucht vanaf de eerste jaren van het Christendom tot de gebruiken ervan behoorde. Aangezien de meeste democratische landen een strikte scheiding van kerk en staat hanteren, staat ook het recht van Jehovahs Getuigen op het hanteren van de uitsluitingclausule niet ter discussie. De vragen waar het nu op aankomt, zijn: Wat zegt de bijbel precies wanneer het gaat om gemeentelijke sancties? Is de uitleg zoals die wordt gepresenteerd in De Wachttoren gebaseerd op deugdelijke argumenten?
Wetticisme
Het eerste bezwaar heeft betrekking op het zware beroep op de Mozaïsche Wet bij bijvoorbeeld de meldplicht (als een Jehovahs Getuige een andere Getuige iets ziet doen waarop uitsluiting staat, is hij op straffe zelf uitgesloten te worden verplicht dit aan de ouderlingen te melden) en andere wettische elementen. Zoals bij veel andere leerstellingen van het Wachttoren Genootschap ontbreekt ook hierbij inzicht in de dynamiek van de bijbel: daar waar de nieuwtestamentische bijbelschrijvers zelf nadruk leggen op de overgang van de Wet naar het hart, van de letter naar de geest (zoals bijvoorbeeld in 2 Korinthiërs 3:6), publiceert het Wachttoren Genootschap hoofdstukken vol instructies aan ouderlingen hoe zij bij welk soort overtreding dienen te handelen, waarbij de aard van de bewoordingen van de instructies sterk doen denken aan juridische handboeken (beklaagde, getuigen, beroep, bekentenis, bewijsmateriaal, enz.)
Het waren vooral de Farizeeën die minachtend met personen van een andere nationaliteit of belastinginners omgingen! Het was juist een verwijt van hun kant aan Jezus adres dat hij hun gebruik daarin niet volgde, blijkens bijvoorbeeld Markus 2:15-16:
"Later gebeurde het dat hij in zijn huis aan tafel aanlag, en vele belastinginners en zondaars lagen met Jezus en zijn discipelen aan, want zij waren met velen en zij gingen hem volgen. Toen de schriftgeleerden der Farizeeën echter zagen dat hij met de zondaars en belastinginners at, zeiden zij voorts tot zijn discipelen: Eet hij met de belastinginners en zondaars? wij benadrukken
Het is ondenkbaar dat Jezus een houding die hij veroordeelde, tegelijkertijd zou gebruiken als model voor zijn volgelingen.
Daarnaast was dit geen instructie van formalistische aard, want Jezus gebruikt in zijn zin de tweede persoon enkelvoud: "dan zij hij u {enkelvoud, dwz voor degene die het persoonlijke geschil heeft met de beklaagde, niet voor de hele gemeente} net als
". Ook uit de context blijkt dat de instructie persoonlijke geschillen betrof. De kern van het betoog behelst overigens vergeving, geen procedurele instructies (zie vanaf vers 10-14 en 18-35).
2 Johannes 9-11
Deze schriftplaatsen worden als basis gebruikt voor de regel dat zelfs "een eenvoudig Hallo" tegen een uitgeslotene verboden is (zie De Wachttoren 1 december 1981, p. 19 en 15 juli 1985, p. 31). De onderbouwing gaat voorbij aan de werkelijke betekenis van zowel de groet als de strekking van het schriftgedeelte.
In t kort gezegd, betekent de groet zoals die door Johannes wordt vermeld meer dan "een eenvoudig Hallo"; het duidt op instemming met de gekozen levenswandel en zelfs een wens van succes daarin. Vanzelfsprekend kan een Christen een dergelijke instemming niet uiten tegenover iemand die een antichrist wordt genoemd (iemand die de komst van Jezus Christus in het vlees niet [meer] belijdt).
De zinsnede "een ieder die vooruitdringt en niet blijft in de leer van de Christus" wordt door het Wachttoren Genootschap vaak aangehaald als precedent voor het uitsluiten van afvalligen, dwz degenen die de leer van het Genootschap niet volledig accepteren als volledige waarheid. Wanneer dit echter in de context wordt geplaatst, zien we dat dit niet deugdelijk is. Allereerst gaat het om de leer van de Christus, niet de leer van een of andere religieuze organisatie.
Daarnaast gaat de passage over het mijden van de antichrist: degene die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijdt. Wanneer het gaat om andere, zelfs fundamentele leringen, van de vroege gemeente, zien we dat er veel ruimte voor persoonlijke interpretatie was en geen gecentraliseerde toetssteen van waarheid (zie bijvoorbeeld Romeinen 14).
1Korinthiërs 5:9-11
Hoewel hier een duidelijke aanwijzing voor mijden wordt gegeven, leidt de toepassing van het Wachttoren Genootschap tot een gecompliceerde, formalistische uitoefening van wettelijke autoriteit. Paulus duidt op een overheersende eigenschap van "iemand, een broeder genoemd", die een hoereerder is, een dronkaard is, een afperser is, enzovoort. Iemand die een keer dronken is, is nog geen dronkaard. De woorden van Paulus leggen een verband met een levenswijze, geen eenmalige daad. Wanneer deze eigenschappen kenmerkend zijn voor "iemand, een broeder genoemd", zou het zelfs vanzelfsprekend zijn dat we geen intieme omgang zouden willen hebben met een dergelijk persoon. Er worden echter geen instructies verschaft voor verhoren, restricties, comités, enz.
3. De 'rechtsgang'
Naast de leerstellige haken en ogen zijn er bovendien nog bezwaren van andere aard aan de uitsluitingpraktijk van het Wachttoren Genootschap.
Inconsequenties
Het verloop van de volledige uitsluitingsprocedure is niet transparant. De gang van zaken speelt zich af achter gesloten deuren. In een bespreking in Ontwaakt! over de bronnen van ons recht staat (22 mei 1981, p. 17):
Aangezien de plaatselijke rechtbank bij de stadspoort zetelde, viel er niet aan te twijfelen dat de behandeling van de zaak openbaar was! (Deut. 16:18-20) Ongetwijfeld vormde de openbare behandeling voor de rechters een hulp om hen te manen tot voorzichtigheid en rechtvaardigheid, eigenschappen die soms verdwijnen wanneer een oppermachtig gerechtshof hoorzittingen in het geheim en achter gesloten deuren mag houden. Wat valt er over de getuigen te zeggen?
In bijbelse tijden werd er van getuigen verlangd dat zij hun verklaring in het openbaar aflegden. Om deze reden werden zij gewaarschuwd zich in hun getuigenverklaring niet door de druk van de publieke opinie te laten beïnvloeden en af te wijken met de grote massa om het recht te buigen.
De Wachttoren 15 mei 1993 blz.21
Terwijl het Wachttoren Genootschap voor veel wetten en juridische procedures een beroep doet op de Mozaïsche Wet, handelt het in dit opzicht volledig tegengesteld aan de hier gepresenteerde principes (zie Spreuken 20:10 over meten met twee maten). Ouderlingen krijgen de specifieke instructie: "observers are not permitted" [Vert.: waarnemers zijn niet toegestaan] ("Pay attention", p. 109).
Ook het feit dat de rechters hun mededelingen mondeling mogen doen, maar de beschuldigde verplicht wordt schriftelijk beroep aan te tekenen, is een uiting van de minachting voor de positie van de beschuldigde. Let ook eens op de instructie die in het handboek voor ouderlingen wordt gegeven voor het geval waarin een beroepscomité het oneens is met het oorspronkelijke comité:
When this occurs, the individual should not be given any indication of the conclusions of the appeal committee. Simply tell the person that the decision is pending. [Vert.: Wanneer dit het geval is, dient aan de persoon geen enkele aanwijzing gegeven te worden inzake de conclusies van het beroepscomité. Vertel de persoon eenvoudig dat de beslissing hangende is.] ("Pay attention", p. 127).
In de inleiding werd reeds opgemerkt dat voor de jaren 40 er kerkverhoren plaatsvonden in plaats van verhoren achter gesloten deuren. Welke reden wordt gegeven door het Wachttoren Genootschap voor de nieuwe procedure?:
"Jaren later werd in The Watchtower van 15 mei 1944 (Nederlands: 15 april 1949) de kwestie opnieuw besproken in het licht van de gehele bijbel en werd aangetoond dat dergelijke gemeenteaangelegenheden behandeld dienden te worden door verantwoordelijke broeders aan wie het opzicht in de gemeente was toevertrouwd (1 Kor. 5:1-13; vergelijk Deuteronomium 21:18-21)." (jv 187)
Wat zegt "het licht van de gehele bijbel"? Voor het gemak kunnen we ons beperken tot de schriftplaatsen die het Wachttoren Genootschap zelf aanvoert.
1 Korinthiërs 5:1-13: Er wordt hier met geen woord gerept over verantwoordelijke broeders, integendeel, deze brief was gericht aan de gemeente in zijn geheel (zie 1:2) en de vermaning niet langer in het gezelschap te verkeren van personen die afkeurenswaardig gedrag beoefenen gold een ieder. Er komen geen procedurele kwesties ter sprake.
Deuteronomium 21:18-12: de rechtspraak in het oude Israël werd in Ontwaakt! juist aangehaald om voor openbaarheid te pleiten (zie boven)!
De informatie over de procedures bij een comitézaak zijn niet bij alle Jehovahs Getuigen bekend; alleen ouderlingen krijgen hierin inzage. Dit plaatst de beklaagde in een nadelige positie, want hij weet niet wat zijn rechten zijn noch wat hij of zij nog allemaal kan verwachten. En ouderlingen zijn niet verplicht de beklaagde op zijn rechten te wijzen, blijkens bijvoorbeeld de volgende instructie inzake de laatste beroepsmogelijkheid :
When the disfellowshipping is upheld by the appeal committee, there is no further right to appeal. However, if an individual persists in believing a serious error in judgment has occurred, the appeal committee should inform him that he may submit his allegations in writing to the appeal committee within seven days for transmittal to the branch office. (Pay Attention to Yourselves and All the Flock, blz. 127)
[Vert.: Wanneer de uitsluiting gehandhaafd blijft door het beroepscomité, is er geen verdere beroepsmogelijkheid. Wanneer de persoon echter blijft volhouden dat er een ernstige beoordelingsfout is gemaakt, dient het beroepscomité hem erover in te lichten dat hij zijn aantijgingen binnen zeven dagen in geschreven vorm bij het beroepscomité mag indienen zodat deze kunnen worden overgedragen aan het bijkantoor.] {Accentuering toegevoegd}.
Alleen wanneer de beschuldigde "blijft volhouden dat er een ernstige beoordelingsfout is gemaakt," hoeft hij over een verdere beroepsmogelijkheid te worden ingelicht. Merk bovendien op dat er dan wordt gesproken over "aantijgingen". Het Wachttoren Genootschap maakt daarmee direct duidelijk hoe men de bezwaren beschouwt die een beklaagde naar voren brengt
4. De uiterste consequentie: een praktijkvoorbeeld
De uiteindelijke maatstaf of er tot uitsluiting wordt overgegaan of niet is volgens Jehovahs Getuigen of de overtreder berouw heeft van zijn dwaling of niet. Ongeacht de aanleiding van de uitsluiting wordt van Getuigen geëist dat zij zich onderwerpen aan de uitspraak van het rechterlijk comité en na bekendmaking van de uitsluiting dienen zij de uitgeslotene volledig te mijden (zelfs geen eenvoudig "Hallo" meer tot hem of haar te richten). Om te bekijken tot welke kromme situaties dit kan leiden, volgt hier een voorbeeld van twee comitézaken: eentje waarbij de overtreder, A, geen berouw heeft en dus wordt uitgesloten en eentje waarbij de overtreder, B, wel berouw heeft en dus als broeder beschouwd en behandeld dient te worden.
A is 56 jaar oud, werd gedoopt toen hij 19 was en werd 3 jaar geleden aangesteld als dienaar in de bediening. Hij leerde de waarheid kennen via een collega, X. Deze vriend hielp A in de moeilijke periode waarin hij werd verstoten door zijn familie, die zijn lectuur en vergaderingkleren verbrandde en zijn velddiensttas in stukken scheurde. De vader van A dreigde zelfs met geweld; dit was het moment waarop de ouders van X (die geen Getuigen waren) aan A aanboden dat hij (tijdelijk) bij hen in huis mocht komen wonen. De troost die X en zijn familie bood aan A maakte het verlies van zijn vleselijke familie bijna goed. De familieband van gezin X was dan ook zeer groot. De vleselijke zuster van X was ook een Getuige, maar deze woonde niet meer thuis.
Na enige tijd, A woonde toen al lange tijd elders, werd de zus van X uitgesloten, want ze woonde ongehuwd samen. X bleef echter contact met haar houden, ook na de artikelen in De Wachttoren van december 1981 (waarin werd uiteengezet dat hierop uitsluiting staat). Hierop werd ook X uitgesloten en hierop A verbrak zijn contact met X.
Jaren later vernam A toevallig dat X aan een ernstige, pijnlijke ziekte leed en waarschijnlijk nog maar enkele maanden te leven had. A deed moeite het adres van X te achterhalen en ging hem opzoeken. In het ziekenhuis waar X was opgenomen, vond een hartelijke hereniging plaats van twee oude vrienden. Er werden herinneringen opgehaald, fotos van kinderen en kleinkinderen uitgewisseld en wat men zoal doet bij dergelijke gelegenheden; de waarheid of de uitsluiting van X kwamen niet ter sprake. Enkele weken na dit bezoek overleed X, waarop A zijn begrafenis bijwoonde.
Weer enkele weken later kreeg A bezoek van twee ouderlingen en werd hem gevraagd of hij nog contacten onderhield met X. A reageerde verbaasd, maar vertelde hen van zijn bezoek in het ziekenhuis en de begrafenis. De ouderlingen waren van het bezoek in het ziekenhuis op de hoogte, want een verpleegster, toevalligerwijs een vleselijke zus van een van de bezoekende ouderlingen, had A daar gezien en herkend als een van de gemeenteleden van haar broer. Zij wist ook dat X een uitgeslotene was, want hij had zo nu en dan de Gedachtenisviering bijgewoond. De ouderlingen vroegen A of hij ervan op de hoogte was dat X was uitgesloten. A bevestigde dit, waarop de ouderlingen vroegen waarom hij dan vriendschappelijke omgang met zo iemand had gezocht. A wees de ouderlingen erop dat zij toch wisten van de achtergrond van de relatie van A en X. De ouderlingen vestigden herhaaldelijk de aandacht op de reden waarom Jehovahs Getuigen uitgeslotenen moeten mijden en het gezelschap ging uiteen.
Wéér later kreeg A de uitnodiging te verschijnen voor een rechterlijk comité. De aanklacht was uiteraard: vriendschappelijke omgang met uitgeslotenen. A hield vol dat in dit geval toch geen sprake kon zijn van rein houden van de organisatie. De ouderlingen hielden vol dat de richtlijnen van het Genootschap leidend waren. De partijen bleven recht tegenover elkaar staan, totdat A werd uitgesloten. Hij ging in beroep, maar ook door het beroepscomité werd hij uitgesloten. Eén van de leden van het beroepscomité merkte nog op dat loyaliteit "makkelijk [is] totdat we denken dat we een uitzondering hebben gevonden en die uitzondering zijn we dan zelf".
B is 47 jaar, werd gedoopt toen hij 22 was en werd 15 jaar geleden aangesteld als ouderling. B is getrouwd en heeft 3 kinderen: 2 dochters van 20 en 18 en 1 zoon van 14. Zijn openbare lezingen en lezingen op kringen en congressen werden zeer gewaardeerd en gaven altijd gespreksstof vanwege de diepgaande behandeling van interessante punten. Hij diende regelmatig in rechterlijke comités, beroepscomités en was assistent-vergaderingopziener bij de voorgaande zes districtscongressen. Van zijn ervaring in het hogere management van het bedrijfsleven werd dankbaar gebruikt gemaakt door het Wachttoren Genootschap.
Plotseling werd B echter ontheven als ouderling en het viel iedereen op dat hij geen antwoorden meer gaf op de vergaderingen. B bleef echter dezelfde hartelijke persoon als hij altijd was in de persoonlijke sfeer, dus veel Getuigen bleven hem benaderen voor raad op het geestelijke vlak en advies op het meer materiële (B deed vaak belastingaangiften voor ouderen in de gemeente). Maar wat was nu gebeurd?
Maanden hiervoor was zuster Y naar de ouderlingen was gegaan met de beschuldiging dat B haar tijdens het samenwerken in de velddienst (nota bene!) tegen haar wil had betast. B ontkende dit echter en aangezien er geen verdere getuigen waren, werd met de aanklacht niets gedaan. Op de een of andere manier lekte dit uit en plotseling waren er meerdere zusters die naar de ouderlingen kwamen met soortgelijke beschuldigingen die soms wel 8 jaar of langer post factum werden ingediend! De ouderlingen waren vooral geschokt doordat een zuster, de moeder van twee jonge broertjes, B zelfs beschuldigde van homoseksuele handelingen met haar 4 en 6-jarige zoontjes.
De bom barstte toen de jongste dochter van B aangifte deed bij de politie van seksuele mishandeling door haar vader. Dit brak ook B en hij nam contact op met zijn collega-ouderlingen. Hij legde onder tranen een volledige bekentenis af en vertelde dat hij zijn vergrijpen eerder had ontkend vanwege een diepe schaamte omtrent de dingen die hij had gedaan. Tijdens de erop volgende comitézaak constateerden de ouderlingen een diep en oprecht berouw bij B. Hoewel hij op restricties werd gesteld, werd het niet noodzakelijk geacht B uit de gemeenschap te sluiten.
Stel dat u bij A en B in de gemeente zou zitten en u zou weten van de aanleiding en achtergrond van beide gevallen? Zou u dan net zo reageren als wanneer u alleen maar die ene mededeling op de dienstvergadering zou hebben meegekregen, namelijk dat "A uit de christelijke gemeente is gesloten"?
5. Invloed op de getroffenen
De uitvoering van de procedures in kwestie hebben grote gevolgen voor degenen die erdoor worden getroffen. In het midden van de jaren 80 bijvoorbeeld woonde er een uitgesloten vrouw in Massachusetts, terwijl haar moeder, die in Maine woonde (ongeveer 300 kilometer noordoostelijk) ernstig ziek werd en stierf. Ondanks dat de Getuigenfamilie van de dochter en de ouderlingen het adres van deze dochter wisten, stelden zij haar niet op de hoogte van haar moeders ziekte, haar overlijden en de begrafenis. Zij vernam er pas van op het moment dat haar moeder reeds begraven was. Ze vertelt dat de diepe zielspijn om op deze manier de kans te worden ontnomen haar stervende moeder te zien of om een kans te hebben haar liefde tot uitdrukking te brengen, of te trachten tot uitdrukking te brengen, gewoonweg niet wilde overgaan (SCF, 351).
De macht van de uitsluitingregeling is groot, want het negeren van een bekendgemaakte uitsluiting door een Jehovahs Getuige, kan leiden tot zelf uitgesloten worden. Dit geldt sinds 1981 ook voor omgang met familieleden die uitstijgt boven familieverplichtingen. Neem het geval van Annette Stuart, een (in 1987) 77 jaar oude grootmoeder in West Brookfield, Massachusetts, die reeds vele jaren Getuige was. De kleindochter van deze vrouw was 14 toe zij zich, op aanmoediging van haar moeder, liet dopen. Drie jaar later liet het meisje weten dat de druk die op haar geplaatst werd als Getuige, haar teveel was geworden. De ouderlingen werden bijeengeroepen, maar ze bleef volhouden dat ze niet van plan was de vergaderingen nog verder te bezoeken. De ouderlingen beslisten dat aangezien zij zichzelf had uitgesloten, zij geen andere keuze hadden dan haar uit te sluiten. Deze gebeurtenissen vonden plaats vóór 1981, dus "de familie was tenminste intact". Maar in 1981 veranderde het beleid. Annette schreef:
Mijn kleindochter was nu afgesneden van haar familie en verwanten. Ik kon haar niet uit huis zetten. Ze had ons nu meer dan ooit nodig! Haar moeder eerbiedigde de nieuwe regel. Ze had niets meer te maken met haar dochter of met mij. Dat was uiteraard haar eigen keuze.
Twee ouderlingen kwamen bij mij thuis en gaven me de keuze. Ze waren van mening dat aangezien mijn man geen JG was zij geen recht hadden mijn kleindochter te verbieden bij mij thuis te komen. Mijn man had dat al eerder doen uitkomen tegenover de ouderlingen.
De ouderlingen vertelden me dat ik uit de kamer moest lopen als mijn kleindochter op bezoek kwam. Ik zou niet aan dezelfde tafel mogen eten als zij bleef eten met mijn man. In mijn ogen was wat zij vroegen liefdeloos, onmenselijk en onchristelijk. Ik vertelde ze dat ik niet kon doen wat zij vroegen. Ik herinner me dat ik op dat moment bitter moest huilen. Zij stonden daar als versteend, zonder enig medegevoel.
Op 73-jarige leeftijd, na dertig jaar verbonden te zijn geweest, werd de grootmoeder van het meisje nu ook uitgesloten. Haar echtgenoot, die nooit Getuige was geweest, zag dat zijn familie plotseling van hem werd afgenomen. Hij schreef naar het hoofdbureau van het Wachttoren Genootschap voor hulp, maar de beslissing van de ouderlingen bleef gehandhaafd. Mevrouw Stuart schrijft:
Mijn dochter, zoon, kleinkinderen, achterkleinkinderen ik heb deze geliefde personen al vier jaar niet gezien! Mijn zoon en dochter leven in dezelfde stad als wij
Mijn zonde was dat ik mijn uitgesloten kleindochter in huis ontving.
Hoe kan zon actie worden gerechtvaardigd op basis van de bewering dat het bijdraagt aan het rein houden van de organisatie? (In Search of Christian Freedom, 347, 348).
6. Conclusies en slotopmerkingen
De uitsluitingregel is een machtig wapen om gehoorzaamheid af te dwingen. Het Wachttoren Genootschap aarzelt niet het in te zetten wanneer ideeën worden geuit die afwijken van de leer van De Wachttoren.
De toepassing ervan is echter niet gebaseerd op een zuivere interpretatie van schriftuurlijke argumenten :
1. de essentie van de overgang van de Mozaïsche Wet naar de onverdiende goedheid van God wordt gemist door een wettische interpretatie als die van de uitsluitingregel
2. in Matthéüs 18 sprak Jezus niet over gemeentelijke procedures, maar over oplossingen van persoonlijke conflicten.
3. 2 Johannes gaat over de antichrist en de erin genoemde groet omvat niet een eenvoudig "Hallo" maar betekent een instemmen met iemands afvallige handelwijze "die de komst van Christus in het vlees niet belijdt" en zelfs de wens dat de persoon daarin succes zal hebben
4. 1 Korinthiërs 5 geeft te kennen dat er sprake kan zijn van kenmerkende eigenschappen van een persoon die ertoe leiden dat iemand ertoe beslist iemand niet meer in huis te ontvangen, maar er is geen sprake van wettelijke stappen op basis van één daad waarbij bewijzen, getuigen, beroepszaken en dergelijke aan de orde komen
Terwijl het Wachttoren Genootschap erkent dat rechtspraak openbaar moet zijn als ze voorzichtig en rechtvaardig wil blijven en men daar zelfs schriftuurlijke precedenten voor aanvoert, heeft men in "het licht van de hele bijbel" voor de eigen rechtspraak de procedure beperkt tot een proces achter gesloten deuren.
De persoonlijke pijn die deze onschriftuurlijke en onredelijke organisatorische regeling teweegbrengt, is niet te beschrijven. Ondanks dat dienen alle Jehovahs Getuigen zich er aan te houden, anders wacht henzelf een wisse uitsluiting.
Slotopmerkingen
Zal de uitsluitingregel ooit worden gewijzigd? Waarschijnlijk wel. In het streven naar erkenning door de gevestigde orde zal het Wachttoren Genootschap hier en daar door de knieën moeten. Over deze regeling zijn al parlementaire vragen gesteld, bijvoorbeeld in Canada. Uiteindelijk zal het Wachttoren Genootschap eieren voor zijn geld kiezen en tot publicatie van nieuw licht in deze kwestie overgaan. De vraag is hoe lang dit nog op zich zal laten wachten
Dank zij:
http://www1.tip.nl/~t661020/uitsluiting/uitsluiting1.htm