Blinde tranen
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Genesis 21:8-21
Als we het verhaal goed lezen, wordt duidelijk dat niet alles wat Hagar betreft, negatief was. Wat lijkt op toegeven aan Saras haat, heeft ook een keerzijde. Geloven is een zienswijze, waarbij je ook oog moet krijgen voor de keerzijde. Het verhaal zegt alleen niet met zoveel woorden dat het er juist om gaat ook Ismaël tot een groot volk te maken, maar het laat de ware bedoeling ook in kleine details zien.
Zo wordt gezegd dat Abraham Hagar voedsel meegeeft en haar wegzendt. Het woord dat in de Hebreeuwse tekst voor wegzenden wordt gebruikt, kan betekenen: je vrouw wegsturen-verstoting en vernedering; maar het kan ook betekenen: je slaaf de vrijheid geven.
Hagar zou in het tentenkamp van Abraham altijd slavin gebleven zijn; sociaal, de mindere dus.
Zo zou ze ook levenslang slavin van haar eigen haat en machtsstrijd zijn gebleven. Als ze bij Abraham weggaat, wordt ze van dat alles vrij en kan ze haar energie voor betere dingen gebruiken.
Dat Hagar wordt weggezonden, lijkt een keus vóór de één en tegen de ander, maar het is in wezen de enige manier om beiden recht te doen. Het is een pijnlijke vorm van rechtvaardigheid.
Maar zo ziet Hagar het niet. We lezen:Ze ging heen en dwaalde door de woestijn van Berschéba. De woestijn is in de Bijbel altijd het beeld van onze ervaringen van ontheemding, vervreemding en verdorring. Woestijn is de verbeelding van ziekte, eenzaamheid en depressie, maar ook van haat en hardheid. De woestijn verbeeldt alles wat het leven ontkent. De woestijn roept het beeld op van veel lijden, ook van veel onnodig lijden. Het lijden van Hagar en haar zoon is onnodig. Door de woestijn lopen karavaanwegen, waarlangs op aanvaardbare afstand waterputten gegraven zijn. De putten zijn door het zand bedekt, maar woestijnbewoners als Abraham en Hagar weten ze te vinden. Daarom kan Abraham Hagar ook gerust op reis sturen: ze zal niet van dorst omkomen als ze de weg naar de vrijheid gaat!
Maar Hagar gaat niet weg. ZE DRAAIT ROND IN CIRKELS. DAT GEBEURT ALS WE ONSZELF TOT MIDDELPUNT MAKEN. WE DRAAIEN ROND IN CIRKELS, ZONDER VERDER TE KOMEN, OMDAT WE VASTZITTEN IN WROK, HAAT OF ZELFMEDELIJDEN.
DAN STAREN WE ONS BLIND OP HET ONRECHT DAT ONS WERD AANGEDAAN EN ZEGGEN: WAAROM MOET MIJ DAT OVERKOMEN? ZO KIJKEND, ONTDEKKEN WE NOOIT DE KEERZIJDE. WE ZIEN NIET DE MOGELIJKHEDEN OM DOOR ONRECHT EN ELLENDE HEEN EEN WEG TE VINDEN NAAR IETS BETERS.
Hagar staart zich blind en loopt zich dood. Als het water op is, werpt zij haar kind onder een struik, gaat op een afstand zitten en zegt:Ik kan het sterven van het kind niet aanzien. Hagar voelt zich zielig en mokt, omdat ze door Saras schuld nu ook nog opgescheept zit met een stervend kind! Als ik haar gedrag (dat van Hagar)afkeur, sta ik onontkoombaar voor de vraag of ik er niet iets van mezelf in herken. Als iemand in het ziekenhuis ligt, ga ik er dan heen of zeg ik dat ik het niet kan opbrengen al die ellende te zien? Als mijn partner of mijn kind ziek is, klaag ik dan misschien, dat het zo lastig voor mij is? Hagar zit alleen om zichzelf te huilen!
Dan roept Gods engel vanuit de hemel. Bij zon mededeling kun je uw verbeelding de vrije loop laten. Maar veel beelden zijn beelden voor de ervaring dat je door God wordt aangesproken. Het woord dat we met engel vertalen, betekent boodschapper. Als de bijbel over een engel vertelt, gaat het er dan ook steeds om dat een boodschap van God doorbreekt, die een mens oog geeft voor de keerzijde van de dingen en de gebeurtenissen. Dat kan gebeuren doordat een Bijbelwoord of een lied ons ineens aanspreken, maar het kan ook een opmerking zijn van zomaar iemand, een boek dat ik lees, een film die ik zie. Gods boodschappen komen op allerlei manieren op me af, en ik zou er blind voor zijn als ik ga zitten wachten op een witte, hemelse gestalte.
Zo dringt de boodschap van Gods bevrijding tot Hagar door. Die boodschap luidt niet:Hagar,Ik heb je horen huilen, maar: Ik heb de stem van de jongen gehoord. God geeft Hagar een boodschap omdat haar kind huilt. Dat God ons nog aanspreekt, kon wel eens alleen zijn, omdat de tranen van anderen gedroogd moeten worden. Hagars tranen zijn blinde tranen van woede en egoïsme en zulke tranen vinden geen antwoord. Als ik zo huil, ben ik voor dat antwoord ook niet ontvankelijk. God opent Hagar de ogen, doordat ze oog krijgt voor het leed van de ander.
Ze weet zich geroepen weer naar haar kind terug te gaan en het in de armen te nemen. Pas als ze dat doet en geen tijd meer heeft voor zelfmedelijden, krijgt ze weer zicht en beseft ze dat Sara haar niet kan laten doodlopen, Abraham haar niet wil verraden en God haar de dood in de woestijn niet wil aandoen.
De aandacht voor de ander geeft mij pas echt zicht op mijn eigen situatie. Bij Hagar breekt het besef door, dat ze in staat is de woestijn door te gaan. Op het moment waarop ze beseft geen afstand van haar kind te mogen nemen, verandert de woestijn van een doodlopende weg in een weg naar de vrijheid. Hagar ziet een waterput. Dat is heel gênant. In haar blinde zelfmedelijden heeft ze haar kind vlak naast een waterput neergegooid om van dorst te sterven! Nu ze weer oog voor hem heeft, weet ze ook weer van die verborgen putten langs de woestijnwegen. Daarin ligt het wonder van dit verhaal. God tovert geen putten in de woestijn. Hij zou dat natuurlijk kunnen, zoals met zovele wonderen. Maar God geeft mij oog voor de ander en daarmee oog voor de putten die er in de woestijn van mijn leven zijn.
Dat ik oog voor de ander krijg en zicht op de keerzijde van het leven, dat is de kern van het Bijbelse wonder. Op zon wonder zitten we te wachten. Want haat en zelfrechtvaardiging van alle partijen, maakt dat er eindeloos cirkels gedraaid worden - uitzichtloze situaties - als in Ierland, Baskenland, Irak en Israël zijn daar voorbeelden van. Er is in deze wereld woestijn te over; er is alle reden tot tranen. Maar er is geen reden dood te lopen in zelfbeklag en zelfrechtvaardiging. Geloven betekent dat ik me de blinde tranen laat afnemen door oog te krijgen voor de ander. Dan ontdek ik soms wegen en bronnen, onderbestoven onder de oppervlakte van onze woestijnen. Geloven is volhardend zoeken naar wegen in de woestijn, naar levensbronnen.
door Dick van Kampen pagina 15-20
|