Inhoud blog
  • Michel Onfray
  • "Naaste familie " Elsebeth Egholm hfst 22 pag.124
  • Mark Twain
  • Vergewist u van alles
  • hoe werkt indoctrinatie?
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 20/06-26/06 2016
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 02/12-08/12 2013
  • 26/11-02/12 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 10/01-16/01 2011
  • 22/11-28/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 16/11-22/11 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
    Inhoud blog
  • Michel Onfray
  • "Naaste familie " Elsebeth Egholm hfst 22 pag.124
  • Mark Twain
  • Vergewist u van alles
  • hoe werkt indoctrinatie?
  • Getuigen beweerden onlangs dat ze geen connecties hadden met de V.N.
  • Godsdienstvrijheid
  • Een verondersteld klein interview
  • De Eed van Hippocrates
  • Bij de W.T.B.S mocht men vroeger bloed tot zich nemen...
  • RELIGIE is verantwoordelijk voor veel kwaad, maar...
  • Als één persoon lijdt aan waanvoorstellingen, dan heet dat “krankzinnigheid”.
  • Een nadenkertje...
  • een heel interessante site
  • Van huis tot huis, niet van deur tot deur. Een verschil
    seniorennet.be/eleuthera
    oogkleppen weg!!!
    13-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van huis tot huis, niet van deur tot deur. Een verschil

    OP ZOEK NAAR
    CHRISTELIJKE VRIJHEID  (In search of christian freedom)
    Raymond Franz
    Voormalig lid van het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen

    Hoofdstuk 7:


     
    VAN HUIS TOT HUIS


     
    Zonder iets achter te houden van wat u van nut kon zijn, heb ik u het evangelie verkondigd en onderricht gegeven, zowel in het openbaar als bij u aan huis.
    —Handelingen 20:20, Groot Nieuws Bijbel.
        De van-deur-tot-deurprediking is waarschijnlijk het meest opvallende kenmerk van Jehovah's Getuigen. Over de hele wereld zijn mensen eraan gewend geraakt te zien hoe zij met bijbelse literatuur en tijdschriften langs de huizen gaan, in sommige streken soms zelfs om de paar weken. Hoewel het waar is dat ook andere religies het belang van evangelisatie benadrukken en een zendingsijver hebben, is er geen enkele waarin het van-deur-tot-deurgaan beschouwd wordt, behalve dan als een manier om de boodschap te verspreiden, als een bewijs - op zich - van de echtheid van iemands christelijkheid.
        Als men het hoofdbureau van de Wachttorenorganisatie zou vragen of ieder lid (indien deze daar fysiek toe in staat is) van-huis-tot-huisbezoeken moet afleggen om een ware Getuige, ja een echte christen te zijn, zal het antwoord waarschijnlijk luiden dat dit geen absolute vereiste is. (In de praktijk zal het buitengewoon moeilijk zijn om een duidelijk en eerlijk antwoord op zo'n vraag te krijgen. Het hoofdbureau van de organisatie is opmerkelijk terughoudend in haar schriftelijke uitlatingen als het om dit soort gevoelige onderwerpen gaat. En de antwoorden die men krijgt zijn dikwijls verwoord in dubbelzinnige formuleringen en ontwijkende en indirecte redeneringen.)
        We hebben echter reeds gezien (zoals door verantwoordelijke mannen in de organisatie wordt toegegeven) dat er zwaarwegende redenen zijn om grote vraagtekens te zetten bij de bewering dat de Getuigengemeenschap als geheel deze van-huis-tot-huisbezoeken uit vrije wil aflegt, dat zij zich graag met deze activiteit zou bezighouden, zonder een gevoel van verplichting.
        Waarom doet men het dan? Uit alles blijkt dat het eigenlijk een wetsvoorschrift is geworden, met als gevolg dat het nalaten van die activiteit een schuldgevoel teweegbrengt, min of meer zoals een praktiserend Katholiek zich schuldig zou gaan voelen als hij niet geregeld de mis bijwoont. A.H. Mac Millan, die reeds lang Getuige was en deel uitmaakte van het hoofdbureau, verklaarde ronduit dat men het van-deur-tot-deurwerk is gaan beschouwen als iets dat "voortvloeit uit de verbondsbetrekking", als een "verplichting jegens God."1 Hoewel men beweert in de apostolische leer te geloven dat wij niet door werken maar door geloof gered worden, komen we in de Wachttoren regelmatig uitspraken tegen die iets anders zeggen. Om één voorbeeld te noemen, in de Wachttoren van 15 oktober 1979 wordt op bladzijde 15 beweerd:
      Door te volharden in het bekendmaken van "dit goede nieuws van het koninkrijk" kunnen wij redding verwerven.
        Voor Getuigen betekent "verkondigen van 'dit goede nieuws'" slechts één ding: velddienst; het van deur tot deur gaan met de lectuur van de organisatie.
        Het lijdt echter weinig twijfel dat de meerderheid van Jehovah's Getuigen intussen de leerstelling aanhangt dat deze bijzondere methode van het getuigenis geven van deur tot deur door God is ingesteld, dat dit de methode was die door Christus en zijn apostelen en discipelen werd gebruikt en dat het de beste en meest effectieve manier is in onze tijd om wereldwijd het goede nieuws te prediken. Hoe diep deze zienswijze geworteld is in de gedachten van velen wordt duidelijk geïllustreerd in de uitgave van 1 februari 1966 van het tijdschrift de Wachttoren, waarin de activiteit van Jehovah's Getuigen in communistisch China wordt beschreven.
        In één artikel van dat tijdschrift worden de belevenissen beschreven van Stanley Jones, die in dat land zendeling was. Hij vertelt dat na de communistische verovering van Shanghai, alwaar de Getuigen het meest actief waren, er aanvankelijk vrijheid heerste om hun werk te kunnen doen. Na ongeveer 12 maanden, in 1951, werd hun door de Chinese autoriteiten meegedeeld dat zij wel in hun koninkrijkszalen mochten prediken en bijbelstudies mochten houden in de huizen van de mensen, maar dat ze niet van huis tot huis mochten gaan. De zendelingen van het Wachttorengenootschap die geen Chinezen waren, onder wie Jones, beëindigden deze activiteit. De Chinese Getuigen daarentegen bleven van deur tot deur gaan en Stanley Jones verklaarde dat hij en de andere buitenlandse zendelingen "blij verrast" waren dit te zien.
        De Chinese beambten stonden dit een tijd lang toe. Daarna gingen ze ertoe over de Chinese Getuigen, die ondanks het verbod toch van deur tot deur gingen, naar het politiebureau te brengen. Het kwam zelfs zover, dat drie vrouwelijke Getuigen vier dagen lang werden vastgehouden. Jones zegt dat de zendelingen zich bezorgd hadden afgevraagd hoe de Chinese Getuigen hierop zouden reageren en dat zij "blij verrast" waren te zien dat zij "vastbesloten [waren] gewoon met prediken door te gaan". Hij verklaarde dat de zendelingen hun de raad hadden gegeven om moeilijkheden zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Ofschoon de zendelingen zelf niet aan een dergelijke van-deur-tot-deuractiviteit deelnamen en zij zich kennelijk gerechtigd voelden dit niet te doen, stonden zij duidelijk achter het besluit van de Chinese leden om ermee door te gaan ondanks de officiële afkondiging en de ernstige risico's die daaraan verbonden waren. Wat waren de gevolgen? Stanley Jones vertelt:
        Toen werd zuster Nancy [Yuen] tijdens het van-huis-tot-huiswerk gearresteerd en naar het politiebureau gebracht, alwaar zij werd opgesloten. Zij had vier kinderen, van wie de jongste slechts één jaar oud was. Ik nam een advocaat in de arm, in de hoop dat hij hulp zou kunnen bieden, maar hij zei: "Wij kunnen niets doen. Als de zaak in handen van de politie is, kunnen wij niet tussenbeide komen." Haar moeder zond haar een bijbel, maar deze werd teruggestuurd. Wenu, deze zuster werd vier jaar lang vastgehouden voordat haar zaak eindelijk vóórkwam en zij werd veroordeeld. Waaruit haar straf bestond, weet ik niet. Een andere zuster, een onderwijzeres en eveneens een moeder van vier kinderen werd ook gearresteerd.
        Wat bracht moeders van kleine kinderen ertoe om ondanks de voorboden van een toenemend gevaar, het beangstigende vooruitzicht te riskeren, voor een onbepaalde tijd van kinderen, ja zelfs van een één jaar oude baby, gescheiden te zijn? Zij wisten dat de zendelingen met deze activiteit waren opgehouden, doch zij gingen ermee door. Waarom? Beschouwden zij en de andere Chinese Getuigen het van-deur-tot-deurgaan als iets volkomen vrijwilligs, als eenvoudigweg één van de vele gebruikelijke manieren om bijbelse informatie met andere mensen te delen? Of beschouwden zij het als DE manier om het goede nieuws te verkondigen, als een door God voorgeschreven methode die zij dienden te volgen? Indien het laatste het geval is, om welke reden dachten zij dan zo; wie of wat heeft ervoor gezorgd dat zij dat standpunt innamen?
        Veertien jaar na het verschijnen van het artikel over Stanley Jones verscheen er in de uitgave van 15 oktober 1979 van de Wachttoren een artikel van een persoonlijk verslag van Nancy Yuen, die inmiddels uit de gevangenis was vrijgelaten. Dit artikel bereidde de weg voor een hoofdartikel in diezelfde uitgave over het belang van de van-huis-tot-huisprediking (een artikel geschreven door Lloyd Barry, een lid van het besturende Lichaam). Nancy Yuen vertelt wat er met haar was gebeurd en hoe het zover was gekomen:
        Tegen het begin van 1956 . . . begonnen [wij] waarschuwingen te krijgen onze prediking stop te zetten en onze activiteit tot de koninkrijkszaal te beperken. Ik was echter van mening dat ik onze door God gegeven opdracht om te prediken ten uitvoer moest brengen, dus bleef ik van deur tot deur gaan.
        Ik werd herhaaldelijk gearresteerd en vastgehouden voor ondervraging, waarbij ik soms vijf uur en soms wel tot drie dagen gevangen werd gehouden. Intussen vroeg ik, omdat mijn man in 1953 naar Hong Kong was verhuisd, toestemming mij daar bij hem te voegen. De autoriteiten zeiden dat zij mij een uitreisvergunning zouden geven op voorwaarde dat ik met prediken zou ophouden. Ik weigerde ermee op te houden en bijgevolg kreeg ik de vergunning nooit.
        Alle christenen moeten weten dat ze een "opdracht van God" hebben om uitdrukking te geven aan hun geloof jegens anderen. Zij moeten bereid zijn hun vrijheid op te offeren, ja zelfs hun leven, in plaats van ongehoorzaam te zijn aan die opdracht. Dat is hier zeker niet in het geding. Ook is er geen enkele gegronde reden om de integriteit van Nancy Yuen in twijfel te trekken of om geringschattend te doen over de zelfopofferende houding die zij liet zien. Zij is duidelijk een vrouw van grote vastberadenheid. De werkelijke vraag is echter: Houdt de opdracht van God aan christenen met betrekking tot het bekendmaken van het goede nieuws ook in dat dit volgens een specifieke methode moet worden gedaan, namelijk die van het van-deur-tot-deurgaan? Wordt die methode door de Schrift aangewezen als de manier bij uitstek om het goede nieuws te verkondigen, als een identificerend kenmerk van een ware volgeling van Jezus Christus? Nancy Yuen geloofde blijkbaar van wel. Haar eigen woorden laten zien dat zij deze activiteit beschouwde als iets dat zij 'moest doen'. De vertegenwoordigers van het Wachttorengenootschap zeiden niets dat haar, of de andere moeder met vier kinderen, reden gaf iets anders te geloven. Dat men haar voorbeeld gebruikte als voorbereiding op een artikel door een lid van het besturende Lichaam ten gunste van de van-huis-tot-huisprediking, geeft zonder enige twijfel aan dat men haar houding voor juist hield.
        Wat gebeurde er nu met Nancy Yuen als gevolg van het standpunt dat zij had ingenomen en waarvan zij geloofde dat het bijbels was? Zij vertelt:
        Tenslotte werd ik eind 1956, na zesmaal wegens de prediking te zijn gearresteerd, opnieuw gevangen gezet toen een huisbewoner de autoriteiten ervan in kennis stelde dat ik van huis tot huis predikte. Daarna werd ik niet meer vrijgelaten.
        Toen zij, haar echtgenoot en de kinderen tenslotte weer in Hong Kong als gezin werden verenigd, waren er inmiddels drieëntwintig jaren verstreken. Haar kinderen waren nu niet klein meer; ze waren volwassen geworden, met een leeftijd van achter in de twintig, begin dertig. Gedurende het grootste deel van hun vormingsjaren was zij niet bij hen geweest. Tot aan het proces had zij eerst vier jaar vastgezeten, daarna werd zij tot gevangenisstraf veroordeeld en na enige jaren weer vrijgelaten. Ze ging daarna weer prediken, werd opnieuw gearresteerd en wederom veroordeeld. De gevangenisstraffen duurden in totaal twintig jaar.
        In een brief, die ik van een Getuige (zelf moeder van drie kinderen) uit een staat in het middenwesten van de V.S. ontving, schreef zij: "Ik weet niet hoe u over zulke dingen denkt, maar toen ik het uitgelezen had liepen bij mij de tranen over m'n wangen." Zij verklaarde verder dat wat haar dagen daarna nog het meest had dwarsgezeten de vraag was: "Had dit zo moeten gebeuren? Is het werkelijk God die dit van zijn dienaren verlangt. Is Hij het die hen ertoe aanspoort tegen een dergelijke prijs met deze van-deur-tot-deuractiviteit bezig te zijn? Of zijn het mensen?
        Nancy Yuen gaf haar overtuiging weer met de woorden:
        Om loyaal aan mijn God te zijn, moest ik alles opgeven, zelfs mijn kleine kinderen.
        Zij was er duidelijk van overtuigd dat loyaliteit aan God van haar vroeg om van deur tot deur te gaan, ondanks een wet die dat verbood—niet het prediken op zich—maar het prediken volgens die methode. Haar overtuiging was duidelijk het resultaat van wat haar uit de Wachttorenartikelen was onderwezen. In het jaar voor haar arrestatie stond er in de Watchtower van 1 juli 1955, op bladzijde 409 [In het Nederlands de Wachttoren van 15 september 1955, bladzijde 283], in een artikel over de doop, onder het opschrift "Vereisten" het volgende:
        Van degene die zich heeft opgedragen, wordt verwacht dat hij de zaak van de Vader, de zaak van de ware aanbidding, zal hooghouden, dat hij ter ere van het woord en de naam van Jehovah God zal prediken, zijn verantwoordelijkheden als een bedienaar van het evangelie, een prediker in de velddienst van huis tot huis, volledig zal dragen, en anderszins een volledig aandeel zal hebben aan de werkzaamheden van de Nieuwe- Wereldmaatschappij, ten einde bekendmaking van het koninkrijk te bevorderen en de ware aanbidding van Jehovah hoog te houden. De persoon die zich heeft opgedragen, moet, evenals Christus Jezus en de apostelen, naar zijn beste vermogen een getuige zijn die van huis tot huis predikt, en hij moet anderszins een getuige en aankondiger van het theocratische koninkrijk van rechtvaardigheid zijn.
        Dit brengt ons weer terug bij de werkelijke vraag: Is dit geloof waar? Zo ja, dan kan al het lijden in het geval van Nancy Yuen en dat van anderen die dat om soortgelijke redenen hadden ondervonden, worden beschouwd als deel uitmakend van het "lijden voor Christus", een noodzakelijk offer en een uitvloeisel van geringe betekenis in vergelijking met het loyaal zijn aan God en het trouw zijn aan zijn Woord. In dat geval ligt de volledige verantwoordelijkheid voor dat leed bij de regeringsautoriteiten die zulke harde en onderdrukkende maatregelen troffen.
        Als daarentegen de opvatting, die bij Nancy Yuen en bij de andere moeder van vier kinderen is ontstaan, alsook bij vele Getuigen in andere landen, niet duidelijk en onmiskenbaar door de bijbel wordt onderwezen, maar als deze het gevolg is van organisatorisch beleid gebaseerd op menselijke redenaties, dan kan men zich eigenlijk alleen nog maar afvragen hoezeer de grondleggers van deze leer hiervoor de verantwoordelijkheid dragen.
        Misschien zeggen sommigen dat het hier om een ongewoon geval gaat, waar ze gelijk in hebben, en dat de getoonde houding niet noodzakelijkerwijs ook de houding van de meeste andere Getuigen is. Misschien niet als het gaat over de grote mate van onvoorwaardelijkheid die aan de dag werd gelegd, of over de bereidwilligheid een zo groot verlies te riskeren, doch duizenden zijn gearresteerd en in de gevangenis terecht gekomen gewoonweg omdat zij het als hun plicht zagen deze methode van het verspreiden van hun boodschap ten uitvoer te brengen ondanks wettelijke beperkingen.2
        Zelfs in landen waar een grote mate van vrijheid heerst en de kans om gearresteerd te worden zeer klein is, moet een ieder die Jehovah's Getuige is of was, eerlijk toegeven dat hun is geleerd dat de van-deur-tot-deuractiviteit een bijzonder belangrijk onderdeel vormt van hun aanbidding, dat het een nagenoeg doorslaggevend bewijs is van het feit dat men een discipel van Christus is. Zij zijn zich er ook goed van bewust dat zij door hun mede-Getuigen als "geestelijk zwak" worden beschouwd— hetgeen bij velen in een schuldgevoel resulteert—als zij zich niet met een zekere regelmaat met deze activiteit bezighouden.
        Dit alles blijkt duidelijk uit een brief van een kringopziener aan het Wachttorengenootschap, waarin hij open en eerlijk vertelt over zijn bevindingen met betrekking tot deze activiteit. Hij zegt:
        Ik schrijf deze brief na vele maanden van grondige overdenking en na vele openhartige gesprekken met verkondigers en ouderlingen. Ik heb het probleem in gebed gebracht en hoop dat ik de omvang ervan aan het genootschap duidelijk kan maken. Van de ongeveer 25 ouderlingen, met wie ik lange en diepgaande gesprekken heb gevoerd, waren er slechts twee die te kennen gaven geen schuldgevoelens te hebben wegens het niet kunnen naleven van de doelstellingen, die hen door het Genootschap waren voorgehouden.
        In samenhang met het hen opgelegde programma voor de samenkomsten en de studie en de voortdurende vermaningen om "meer nog dan voorheen de leiding te nemen in de velddienst", stelt hij vast dat velen "zich onder een constante druk voelen staan om steeds maar weer te moeten doorgaan, zonder voldoende tijd te hebben om het ook goed te doen." Hij vervolgt dan:
        Velen hebben mij verteld dat eerdere bezoeken van kringopzieners allesbehalve bemoedigend waren. Ze zeggen dat de kringopziener altijd met de boodschap komt om telkens maar weer meer te doen. Wat voor uitwerking heeft dit alles op mensen met faalangsten en schuldgevoelens? Een broeder merkte op:
          "De kringopzieners zijn door onze gemeente gegaan zoals een motorboot die golven maakt. Als ze weg zijn is ieders leven weer iets onrustiger geworden."
        Iemand anders zei: "Hun toespraken werken dikwijls zo, alsof men probeert een goedwillig doch vermoeid en overwerkt paard vooruit te slaan." 3
        De kringopziener maakte vervolgens duidelijk dat het hier niet gewoon om klachten van ontevreden of egocentrische mensen ging met een "ontzie jezelf"-geest. Hij zei: "Enkele van degenen die zich zo uitlieten behoren tot de meest bekwame ouderlingen en verkondigers in de kring."
        Elke ouderling en "dienaar in de bediening" ("diaken") van Jehovah's Getuigen weet dat hij naast het driemaal per week bijwonen van vergaderingen (in totaal vijf afzonderlijke vergaderingen), met een zekere regelmaat ook van-deur-tot-deurbezoeken moet afleggen wil hij zijn ambtsaanstelling niet kwijt raken, omdat hij anders "geen voorbeeld" zou zijn. Vanwege hun krappe tijdschema staan ouderlingen voor de keuze dingen op te offeren of op de lange baan te schuiven waarvan zij eigenlijk het gevoel hebben dat ze voorrang behoren te krijgen, zoals: gezinsaangelegenheden, tijd voor de kinderen, ziekenbezoek en soortgelijke activiteiten. Het kan betekenen dat zij een soort geestelijke marionetten worden, die slechts reageren als er van buitenaf aan de touwtjes wordt getrokken. Ook valt niet te ontkennen dat vele vrouwelijke Getuigen zich verplicht voelen door te gaan met de van-huis-tot-huisbezoeken, ondanks hevige bezwaren van de echtgenoot die geen Getuige is, terwijl zij weten dat dit problemen in hun huwelijk met zich meebrengt of, zoals in sommige gevallen is voorgekomen, tot een echtscheiding kan leiden.
        Waarop berust dit geloof dan; een geloof dat de Getuigen het van-huis-tot-huiswerk op een vergelijkbare manier doet zien als een Katholiek het bijwonen van de mis?
     
    Van huis tot huis en van deur tot deur – Hetzelfde?
    De leer over de van-huis-tot-huisprediking, zoals deze wordt onderwezen door het leiderschap van Jehovah's Getuigen, is voornamelijk gebaseerd op teksten zoals Handelingen 5:42 en 20:20. In de Nieuwe-Wereldvertaling van het Wachttorengenootschap luiden deze als volgt:
        En zij bleven zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken.
        Terwijl ik [Paulus] mij er niet van heb weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen.
        Hieruit wordt afgeleid dat "van huis tot huis" verwijst naar van-deur-tot-deuractiviteit, waarbij men van de ene deur naar de volgende gaat en de mensen zonder voorafgaande uitnodiging en doorgaans zonder voorafgaande kennismaking bezoekt. Kan die afleiding zondermeer gemaakt worden?
        Toen de Nieuwe-Wereldvertaling voor het eerst uitkwam, schonk het Wachttorengenootschap veel aandacht aan de oorspronkelijke Griekse uitdrukking kat'oikon waarvan "van huis tot huis" is afgeleid. Er werd beklemtoond dat het voorvoegsel kata (letterlijk: "volgens") hier gebruikt wordt in een distributieve betekenis. Derhalve werd gesteld dat de uitdrukking "van huis tot huis" dezelfde betekenis heeft als "van deur tot deur", dat wil zeggen, zoals men door een straat van de ene deur naar de volgende deur gaat.
        Doch bij nadere beschouwing en overdenking gaat deze stelling niet op. In de eerste plaats is distributief niet hetzelfde als consecutief (opvolgend). Iemand kan "van huis tot huis" gaan door van een huis in het ene gebied naar een huis in het andere gebied te gaan, precies zoals een dokter van huis tot huis gaat als hij "huisbezoeken" aflegt. Men behoeft hier zeer zeker niet te denken aan het gaan van de ene deur naar de daaropvolgende deur.
        Elke bewering dat het gebruik van het voorvoegsel kata in de distributieve betekenis, slechts op één manier juist en correct kan worden weergegeven, namelijk met "van huis tot huis", wordt in feite omvergeworpen door de Nieuwe- Wereldvertaling zelf.
        Slechts weinig Getuigen zijn zich ervan bewust dat precies dezelfde uitdrukking (kat' oikon), die in de Nieuwe-Wereldvertaling van Handelingen 5:42 met "van huis tot huis" is weergegeven, ook in hoofdstuk 2, vers 46 voorkomt.
        Hieronder vindt men de weergave van deze verzen in de Kingdom Interlinear Translation van het Wachttorengenootschap, welke in de rechter kolom de Nieuwe-Wereldvertaling bevat:
        Zoals het linker geïnterlinieerde gedeelte laat zien, verschijnt dezelfde uitdrukking met dezelfde distributieve betekenis van kata in beide teksten. Toch is de vertaling in Handelingen 2:46 niet "van huis tot huis" maar "in particuliere huizen". Waarom?
        Omdat het onlogisch is te denken dat de discipelen maaltijden tot zich namen door van het ene huis naar het daaropvolgende huis in een straat te gaan en aangezien het Wachttorengenootschap speciale betekenis wil hechten aan de uitdrukking "van huis tot huis" (ter ondersteuning van haar deur-tot-deuractiviteit) wil zij geen mogelijke vragen oproepen door hier de weergave "van huis tot huis" te gebruiken. Zoals gezegd, zijn de meeste Getuigen zich er niet van bewust dat hier omgeschakeld wordt naar een andere weergave en het Wachttorengenootschap geeft er de voorkeur aan hier geen aandacht aan te besteden of het openlijk te erkennen.
        In Handelingen 20:20 komt de uitdrukking opnieuw voor, ofschoon het woord voor "huis" of "huizen" hier in het meervoud staat (kat' oikous):
        Het is hier, opnieuw, eenvoudigweg een beslissing van de vertaler hoe deze Griekse uitdrukking weergegeven wordt. Dat de voornaamste vertaler van de Nieuwe- Wereldvertaling, Fred Franz, erkende dat dit zo is, wordt aangetoond door de voetnoot bij dit vers in de grote gezinsuitgave van de Nieuwe- Wereldvertaling. Deze voetnoot luidt:
        Of, "en in de particuliere huizen."
        Het is niet zo dat vertaling van kat' oikon (of kat' oikous) met "van huis tot huis" fout is. Het is een volkomen juiste vertaling en wordt gevonden in menig andere bijbelvertaling, zelfs bij Handelingen 2:46. Of in die teksten de weergave "van huis tot huis" of "in particuliere huizen" wordt gebruikt hangt geheel af van de persoonlijke voorkeur van de vertaler. Wat verkeerd is, is te proberen de uitdrukking een betekenis mee te geven die zij niet werkelijk heeft.
        Dat de apostelen en andere vroege christenen mensen in hun particuliere huizen opzochten is duidelijk. Dat zij, net als Jehovah's Getuigen in deze tijd, van deur tot deur gingen is beslist niet duidelijk. Men kan het beweren, maar het is een bewering waarvoor absoluut geen bewijs te vinden is.
        Het is niet zo dat het Wachttorengenootschap alleen deze teksten gebruikt in haar poging de van-deur-tot-deurprediking te presenteren als de ware christelijke en Christus-eigen manier om kennis van Gods Woord te verspreiden. Een ander schriftgedeelte dat vaak in de argumentatie wordt gebruikt is Mattheüs 10:11-14, waarin Jezus de volgende instructies gaf toen hij zijn apostelen uitzond om te prediken:
        Welke stad of welk dorp gij ook binnengaat, onderzoekt wie daarin het waard is, en blijft daar totdat gij vertrekt. Wanneer gij het huis binnengaat, groet dan het huisgezin; en indien het huis het waard is, zo kome de vrede die gij het toewenst daarover, maar indien het huis het niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug. Als men u ergens niet ontvangt of niet naar uw woorden luistert, verlaat dan dat huis of die stad en schudt het stof van uw voeten.
        In Wachttorenpublikaties wordt consequent nadruk gelegd op de uitdrukking: "Onderzoekt wie daarin [in de stad of dorp] het waard is." Dit wordt dan voorgesteld alsof het betekent van deur tot deur gaan om personen te zoeken die ontvankelijk zijn voor het goede nieuws. De aandacht wordt niet gevestigd op de woorden in de omliggende context, zoals in vers 11: "Blijft daar totdat gij vertrekt." Deze woorden worden bijna nooit aangehaald in Wachttorenpublikaties omdat zij duidelijk maken dat Jezus hier niet over van-deur-tot-deurprediking sprak, maar over het vinden van onderdak.
        In het Besturende Lichaam kwamen veel van deze punten meer dan eens aan de orde. De achtergrond hiervoor was de volgende:
        In 1972, toen een nieuw organisatorisch handboek werd ontworpen onder de titel Organisatie voor de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen, werd ik aangesteld om één-derde van het handboek voor te bereiden, inclusief het hoofdstuk getiteld "Uw dienst voor God". Gedurende mijn hele leven als een van Jehovah's Getuigen was ik actief in het van-deur-tot-deurbezoek en ik ging daarmee door toen ik in het Besturende Lichaam zat en ook na mijn aftreding in 1980. Elke maand van mijn drieënveertig jaar van actieve verbintenis streefde ik ernaar aan deze activiteit deel te nemen, waarbij ik in die periode letterlijk tienduizenden huizen heb bezocht. Als er een maand was waarin ik niet aan dit werk deelnam was dat een hoge uitzondering.4
        Hoewel ik zo tegen 1972 nog steeds actief was in dat werk, was ik er echter niet langer van overtuigd dat de Schrift de gedachte ondersteunt die ik lang had gehad, namelijk dat het van deur tot deur gaan de aangewezen christelijke manier was om het goede nieuws uit te dragen. Dat christenen de verantwoordelijkheid hadden het goede nieuws met anderen te delen was overduidelijk. En bij het schrijven van het toegewezen hoofdstuk van het handboek heb ik die verantwoordelijkheid duidelijk naar voren laten komen, zoals iedereen kan zien als hij dat hoofdstuk leest. Maar ik trof niets in de Schrift aan dat een bepaalde methode voorschreef hoe dit te doen.
        Dat Christus Jezus en zijn apostelen en discipelen mensen thuis hadden opgezocht was eveneens overduidelijk. Maar dat zij hierbij van deur tot deur waren gegaan werd nergens in de Schrift aangegeven. Ik kon de teksten in Handelingen 5:42 en Handelingen 20:20, zonder mijn geweten geweld aan te doen, niet gebruiken ter ondersteuning van het gezichtspunt dat zij dit wel op die manier hadden gedaan. Daarom bracht ik in het handboek de van-deur-tot-deurbezoeken als een effectieve manier om mensen te bereiken. Ik deed geen poging het te brengen als iets dat door de Bijbel wordt aangegeven.
        Wat ik had geschreven werd aan Karl Adams voorgelegd. Karl las het, keurde het materiaal goed en stuurde het door naar de president. Het gehele handboek werd vervolgens ter bespreking voorgelegd aan het Besturende Lichaam. Langdurig werd er gediscussieerd, met alle vóórs en tegens, over de vraag of deze twee teksten op het van deur-tot-deurwerk, waarbij men van de ene deur naar de volgende deur gaat, konden worden toegepast. Het hoofdstuk werd uiteindelijk unaniem door het gehele Besturende Lichaam goedgekeurd, dat toen uit elf leden bestond.5
        Daar bleef het onderwerp voor een aantal jaren liggen en in de eerste drie jaren daarvan maakten Jehovah's Getuigen wat het ledental betreft één van hun grootste groeiperioden door.
        Begin 1976 kwam er een sterke teruggang in zowel nummerieke groei als algehele activiteit. Er was een duidelijk verband tussen deze afname en het feit dat de grootse verwachtingen die de Wachttorenpublikaties hadden gewekt betreffende het jaar 1975, niet waren uitgekomen.6 Nietemin begonnen sommige leden van de redactie druk uit te oefenen om het gebruik van de teksten in Handelingen opnieuw in te voeren ter ondersteuning van het gezichtspunt dat de van-deur-tot-deuractiviteit van "vitaal belang" was bij de prediking van het goede nieuws en dat het een fundamenteel onderdeel vormde van het christendom.7
        Sam Buck (lid van de redactionele staf) leverde een artikel af bedoeld om deze zienswijze te ondersteunen, getiteld: "Hoe predikte Jezus en zijn volgelingen?". In het redactiecomité van het Besturende Lichaam, waarvan ikzelf ook deel uitmaakte, kwam dit in een van onze wekelijkse vergaderingen ter sprake. Karl Adams, hoewel geen lid van het Besturende Lichaam, was aanwezig als secretaris van het redactiecomité. Een van de opmerkingen die Karl had was dat het artikel "een poging lijkt te doen de Schrift iets op te leggen, zodat zij aansluit bij een vooringenomen denkbeeld".
        Eerder al had ik een ander lid van de redactionele staf, die daar al jaren deel van uitmaakte, om zijn commentaar op het ingediende materiaal gevraagd.8 Hij schreef:
        De toonzetting van het artikel geeft me het gevoel dat we aan het proberen zijn de Schrift iets te laten zeggen wat we haar willen laten zeggen; we bewerken de teksten om haar te laten zeggen wat we graag willen horen.... Ik denk dat we hier een belangrijk punt over het hoofd zien. Iedereen behoort God te prijzen en te prediken. Dit doen is belangrijk, niet hoe het wordt gedaan. Als de vroege christenen niet van huis tot huis gingen, betekent dit niet dat wij dit ook niet moeten doen. Als zij het wel deden, betekent dit niet dat wij het ook moeten doen. Zij gingen naar synagogen, wij gaan niet naar kerken. Wij houden internationale congressen, er is geen aanwijzing dat zij dat ook deden.... Waarom eisen dat het op één manier gebeurt? Waarom een toetssteen maken van "van-huis-tot-huis"? Waar het om gaat is mensen te bereiken. Het hoe is niet belangrijk, zolang het een daad is van liefde en hulp aan de mensen tot wie wij getuigen.
        In de bespreking van het redactiecomité kon er onder de vijf leden geen overeenstemming worden bereikt, dus ging de zaak naar het gehele Besturende Lichaam. In de hoop dat in die bespreking de Schrift zelf in het middelpunt zou komen te staan, deed ik een poging om alle voorbeelden uit de vier evangelieverslagen alsmede uit het boek Handelingen op te zoeken die verband hielden met elke activiteit die ook maar iets met prediken of "getuigenis geven" te maken had, waarna ik mijn bevindingen samenvatte in een overzicht van 12 bladzijden lang. Ik maakte ook een vergelijkend overzicht van 27 vertalingen en de weergaven daarin van Handelingen 2:46; 5:42; en 20:20. Ieder lid van het Besturende Lichaam kreeg een kopie van beide overzichten. Het overzicht met de 27 vertalingen is hieronder afgedrukt.
        De ruimte staat niet toe om alle pagina's van het tweede overzicht op te nemen maar de eerste pagina is hier als voorbeeld afgedrukt:
        In het volledige overzicht van "Witnessing Activity" werden zo'n 150 afzonderlijke gevallen van "getuigenis geven" opgenomen (daar waar door meer dan één evangelist van dezelfde gebeurtenis melding is gemaakt, werden de tekstsaanhalingen in het algemeen bij elkaar als één gebeurtenis weergegeven).
        Van de ongeveer 150 gevallen, zoals vastgelegd in deze vijf bijbelverslagen, waren er ongeveer 34 waarin van "een huis" of "woning" sprake was. Daaronder vallen ook de 4 tekstgedeelten die zeer dikwijls in Wachttorenpublikaties worden aangehaald ter ondersteuning van de leerstelling betreffende de van-deur-tot-deuractiviteit. Het zijn de gedeelten waarin Jezus instructies geeft aan zijn twaalf apostelen en aan zeventig discipelen vóór zij werden uitgezonden om het evangelie te verkondigen, en de twee gedeelten in het boek Handelingen waar de uitdrukking "van huis tot huis" voorkomt (in de Nieuwe-Wereldvertaling). Aangezien de vraag aan de orde was wat deze vier tekstgedeelten nu precies beschrijven – met andere woorden, of we hier nu wel of niet te maken hebben met een activiteit van deur tot deur – zou men ook belang moeten hechten aan de andere dertig verslagen waar het woord "huis" of "woning" voorkomt, want deze zouden natuurlijk licht kunnen werpen op de manier waarop Jezus en zijn apostelen en discipelen te werk gingen. Wat brengen deze overige verslagen aan het licht? Zoals ik heb uitgelegd aan de leden van het Besturende Lichaam, liet het overzicht zien dat er . . .
        21 verwijzen óf naar huizen waar Jezus, Petrus of Paulus logeerden,óf naar huizen waar zij, veelal voor een maaltijd, waren uitgenodigd,waaronder de huizen van Martha, Maria en Lazarus, Zacharias, Simon de Leerlooier, Cornelius, Lydia, een gevangenbewaarder in Filippi, Aquila en Priskilla, Titus Justus, en Publius.
        7 verslagen verwijzen naar onbekende huizen, maar uit de context blijkt dat het óf een plaats betrof waar zij logeerden, óf een plaats waar zij bijeenkwamen, alwaar soms alle twaalf apostelen of zelfs een grote menigte aanwezig waren.
        2 verwijzen naar een geval waar Jezus een genezen persoon naar huis stuurt.
        In al deze verslagen is er geen enkele passage te vinden waarin Jezus of een van zijn apostelen of discipelen van de ene deur naar de volgende ging of zelfs maar van het ene huis naar het andere.
        Misschien is dit de reden waarom het overzicht, ondanks dat het volledig was, niet eens werd besproken in het Besturende Lichaam, afgezien van één of twee indirecte verwijzingen ernaar.
        In plaats hiervan richtte de discussie zich voornamelijk op het gebruik van de uitdrukking "van huis tot huis" zoals die gevonden wordt in de bekende twee teksten in de Nieuwe-Wereldvertaling van het boek Handelingen. Lloyd Barry pleitte ervoor deze teksten weer in te voeren ter ondersteuning van het van-deur-tot-deurwerk, erop wijzend dat 'dit de manier is waarop de organisatie het werk al jaren uitvoert.9 Leo Greenlees benadrukte dat 'wij op een georganiseerde manier gebieden moeten bewerken' (elke gemeente deelt het haar toegewezen gebied op in "[velddienst]-gebieden" van een paar honderd huizen elk). Albert Schroeder las een paar aanhalingen voor van het gebruik van het Griekse voorvoegsel kata en haalde ook de voorbeelden aan van openbaar getuigenis van de Lollards, volgelingen van Wycliffe. George Gangas zei dat 'de overgrote meerderheid van de mensen die de organisatie waren binnengekomen, benaderd waren door middel van het van-deur-tot-deurwerk.10 Carey Barber sprak over de houding van ouderlingen die de bijbelse basis voor het van-deur-tot-deurwerk in twijfel trokken, en zei dat 'zij het blijkbaar niet nodig vinden om ijverig te zijn in dit werk.' Hij haalde Handelingen 20:21 aan om aan te tonen dat Paulus met mensen had gesproken over "berouw" en betoogde dat dit aantoonde dat hij zijn (in vers 20 genoemde) van-huis-tot-huiswerk onder buitenstaanders had verricht, niet onder discipelen. Hij citeerde de uitlating van een vrouw, een Getuige, die over het van-deur-tot-deur-werk had gezegd, "Waarom zou ik de straat op gaan als ik niet moet prediken?" Lyman Swingle zei dat 'degene die het voorgestelde artikel had geschreven klaarblijkelijk een "gebod" wilde laten uitgaan om van deur tot deur te gaan, iets waarvan hij (Swingle) niet het gevoel had dat de Schrift dat ondersteunde.' Karl Klein stelde dat wij 'verplicht zijn de beste methode voor de prediking toe te passen,' en haalde het voorbeeld aan van de "man met de schijversinkthoorn" in het visioen van de profeet Ezechiel die op het voorhoofd van de mensen een kenteken zette.11 Hij zei dat 'de broeders die discipline weten op te brengen en liefde hebben, van huis tot huis zullen gaan.' Milton Henschel waarschuwde dat 'door sommige ouderlingen wordt beweerd dat er "voor het van-huis-tot-huiswerk geen bijbelse basis zou bestaan"' en in krachtige bewoordingen voegde hij hieraan toe dat 'hijzelf' weliswaar niet in Efeze was geweest, maar Lukas wel en dat Lukas zegt dat Paulus van "huis tot huis" ging.' Ook zei hij dat 'het onze taak is discipelen te maken en dat de broeders aangemoedigd moeten worden om van deur tot deur te gaan.' Hij stelde voor een aantal beslissingen van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten aan te halen waarin wordt gesteld dat het gebruik om zonder uitnodiging naar de huizen van de mensen te gaan, een al eeuwenoude predikingsmethode is. Secretaris-Penningmeester Grant Suiter zei dat 'als er iets wordt gepubliceerd dat afbreuk doet aan het van-huis-tot-huiswerk, er een speciale commissie aangesteld zou moeten worden die zich hiermee bezighoudt. Hij zei dat 'er uit een aantal berichten kon worden opgemaakt dat sommige Getuigen geen lektuur meenamen als zij van huis tot huis gingen. Hij zei dat 'er veel mensen zijn die Jehovah's Getuigen zouden willen worden, maar dat zij liever niet wilden getuigen' en dat ouderlingen niet van dat soort mogen zijn.12 Lloyd Barry nam nogmaals het woord, waarbij hij een katholieke priester aanhaalde die opmerkte dat Jehovah's Getuigen zo'n goed voorbeeld geven door van deur tot deur te gaan. Hij haalde een lid van het bijkantoor in Panama aan die had gezegd dat van-huis-tot-huis-werk "de ruggegraat van onze aanbidding" vormt. Leo Greenlees nam ook nog een keer het woord met de opmerking dat de meeste broeders "van nature ongestructureerd zijn" en het werk niet zouden doen als de organisatie geen regelingen voor hen zou treffen.
        Tot zo ver een resumé van de belangrijkste onderdelen van de bespreking om de algemene gang van zaken te illustreren en de houding en de wijze waarop erover gedacht werd. Gedurende de hele zitting deed ik pogingen aandacht te vragen voor de Schrift zelf, maar de discussie bleef zelden lang genoeg bij één punt stilstaan om er voldoende diep op in te kunnen gaan. Als de bijbel al ter sprake kwam dan ging het vrijwel uitsluitend over de juistheid van de weergave in de Nieuwe-Wereldvertaling van "van huis tot huis", gevonden in Handelingen 5:42 en 20:20, die in het bijzonder werd verdedigd door president Fred Franz.
        In werkelijkheid had noch ik, noch iemand anders, deze weergave bekritiseerd. De vraag waar het om ging was, wat "van huis tot huis" daar betekende. Was het synoniem met "van deur tot deur" zoals toegepast door de Getuigen? Of had het eenvoudigweg dezelfde betekenis als "in particuliere huizen", wat in de Nieuwe-Wereldvertaling de weergave is van precies dezelfde uitdrukking in Handelingen 2:46? Ik had op verschillende momenten in de discussie hiervoor aandacht gevraagd. Daar Fred Franz in feite de vertaler van de Nieuwe-Wereldvertaling was, was ik er zeker van dat hij zich ervan bewust was dat dezelfde Griekse uitdrukking (kat' oikon) nog vier keer werd gebruikt als aanduiding van de verzamelplaats van christelijke gelovigen bij bepaalde discipelen thuis. (Zie The Kingdom Interlinear Translation bij Romeinen 16:5; 1 Korinthiers 16:19; Kolossenzen 4:15; en Filémon vers 2.) In deze verzen had hij de Griekse uitdrukking met "in hun huis", "in haar huis" en "in uw huis" weergegeven. Hoewel het voorvoegsel kata in deze teksten duidelijk niet gebruikt wordt in een "distributieve" betekenis, illustreren zij niettemin dat de uitdrukking gebruikt werd om te verwijzen naar de particuliere huizen van discipelen.
        Dus in een poging het punt aan de orde te stellen dat—ongeacht hoe de uitdrukking werd weergegeven—de beslissende vraag was of deze duidelijk de betekenis heeft die men er aan had gegeven, voelde ik mij er uiteindelijk toe gedreven een directe vraag aan het adres mijn oom te stellen: "Gelooft Broeder Fred Franz echt dat de uitdrukking 'van huis tot huis' zoals deze gevonden wordt in deze verzen [Hand. 5:42; 20:20] in werkelijkheid betekent 'van-deur-tot-deur-gaan', van de ene deur naar de volgende deur? Ik zou het op prijs stellen als hij hier zelf antwoord op gaf."
        De voorzitter, Karl Klein, richtte zich tot hem en zei: "Wel, Broeder Franz?" Zijn antwoord begon met, "Ja—ik geloof dat het dat kan inhouden." (Merk op dat hij zegt "kán inhouden".) Hij vervolgde met, "Bijvoorbeeld, als Paulus naar een huis ging zou het kunnen zijn dat hij door de voordeur naar binnen was gegaan en, na afloop van zijn gesprek, weer door de achterdeur naar buiten was gegaan, en zodoende zou hij dan van deur tot deur zijn gegaan." Een aantal leden barstte in lachen uit. Maar in feite was de verklaring helemaal niet lachwekkend bedoeld—hij was in alle ernst gedaan. Dit zeg ik niet zomaar, daar ik mijn oom op dat moment al een halve eeuw kende en ik ook zijn manier van spreken ken als hij bewust humoristisch, sarcastisch of soms zelfs schertsend is. Dit was geen ondoordachte opmerking tijdens  een vluchtig gesprek. De president van het Genootschap wist dat de vraag zich toespitste op de kern van de zaak die de aanzet had gegeven tot de lange discussie. Hij sprak resoluut; op een toon die een beroep deed op de rede en hij gaf niet de minste indruk dat hij de bedoeling of verwachting had dat men zijn woorden als iets anders dan een redelijke uitleg zou opvatten. Ik was met stomheid geslagen, want het was ongelofelijk dat een dergelijk antwoord werd gegeven met de bedoeling om op welke wijze dan ook duidelijkheid te brengen in het kernpunt van een discussie die al uren had geduurd. In een gesprek merkte Karl Klein eens op, "Freddie heeft voor alles een verklaring." Toch vraag ik me nog steeds af hoe een duidelijk intelligente man zo'n ontwijkende verklaring kan geven, één die voldoende ver gezocht is om gelach bij zijn medeleden van het Lichaam op te roepen. Maar het was het enige antwoord dat ik op mijn vraag kreeg.
        Ik had de leden van het Lichaam verzocht de twaalf pagina's met bijbels bewijsmateriaal te bekijken en daarin aan te wijzen wat ook maar enigszins aangaf dat Jezus ooit, bij welke gelegenheid dan ook, een voorbeeld had gegeven door van deur tot deur te gaan. Ook dit bleef onbeantwoord.
        Kort na mijn vraag aan Fred Franz, werd bij stemming door het Besturende Lichaam besloten dat Lloyd Barry zou toezien op het schrijven van materiaal waarin de eerder genoemde bijbelteksten opnieuw zouden worden gebruikt speciaal ter ondersteuning van de van-deur-tot-deuractiviteit van Jehovah's Getuigen. De stemming was veertien voor, vier tegen.
        Ik vond de hele bespreking ontmoedigend. Niet omdat de uitslag van de stemming mij ook maar enigszins verraste. Ontmoedigend was de manier waaróp en de geest waarin de discussie zelf was verlopen—hoewel het zwalkende, hap-snap patroon dat werd gevolgd mij gezien mijn voorgaande ervaringen niet onbekend was. Na afloop nam ik de tijd om enig commentaar op schrift te stellen bedoeld om aan alle leden uit te delen, maar toen het op papier stond vroeg ik mij af of het wel zo zinvol was het nog verder te proberen. Het scheen mij toe dat ik in futiliteiten ging vervallen. Uiteindelijk heb ik slechts ongeveer vier kopieën gemaakt, die ik verzond naar de leden van wie ik dacht dat zij ze nog wel zouden lezen. De rest kwam in mijn archief. (Dit commentaar kan worden opgevraagd via Commentary Press.)
    De Schrift wordt aangepast aan een leerstelling van de Organisatie
    Toen Lloyd Barry, een lid van het Besturende Lichaam, werd aangesteld om ervoor te zorgen dat er materiaal voor de Wachttoren over het onderwerp zou worden aangemaakt, verklaarde hij vrijwillig tegenover het Lichaam dat hij zich er van zou vergewissen dat de informatie die ik in de twee overzichten aan de leden van het Lichaam had verstrekt, (het bijbelse bewijsmateriaal uit de vier Evangelieën en Handelingen in verband met getuigenis geven, en de wijze waarop kat' oikon in verschillende vertalingen werd weergegeven) gepaste aandacht zou krijgen. Hij koos ervoor het materiaal zelf te schrijven en het verscheen uiteindelijk in de Wachttoren van 15 oktober 1979 (dezelfde uitgave waarin het artikel was opgenomen over Nancy Yuen, haar van-deur-tot-deuractiviteit en haar twintig jaar gevangenschap). Er werd hoegenaamd geen aandacht geschonken aan het Bijbelse bewijsmateriaal dat was aangedragen, noch aan de betreffende grondbeginselen zoals die in de zitting van het Besturende Lichaam waren besproken.
        Voorin de artikelen was een grote tekening opgenomen van huizen, met inzetten waarin Getuigen te zien waren die langs de deuren gingen. Aan de onderzijde stonden de woorden: "Evenals Jezus' apostelen, gaan hedendaagse christenen 'van huis tot huis' om mensen te zoeken die het goede nieuws waardig zijn". Op deze manier werd al vanaf het begin "van huis tot huis" en "van deur tot deur" gelijkgesteld. Nergens in het artikel werd een bewijs gegeven dat de bijbel dit ook doet.; over dat aspect werd niet eens gesproken.
        De artikelen die daarna volgden vormen een duidelijk voorbeeld van de wijze waarop de organisatie haar leden—zorgwekkend vaak—een tendentieuze voorstelling van zaken geeft en ongunstig bewijsmateriaal achterhoudt, waardoor de leden de mogelijkheid wordt ontnomen om de zaken nog zuiver te beoordelen en een persoonlijke conclusie te trekken omtrent de juistheid van de ingenomen standpunten. Omdat geen bewijs gegeven kon worden dat Jezus ooit een voorbeeld had gegeven in het van-huis-tot-huisgaan in de zin dat hij van deur tot deur langs de huizen was gegaan, werd in plaats daarvan in het eerste artikel de nadruk gelegd op zijn instructies aan de twaalf apostelen en de zeventig discipelen. De standaardpraktijk werd gevolgd door slechts die gedeelten van de tekst aan te halen die spreken over 'zoeken naar wie het daarin waard is' en door het weglaten van de uitdrukkingen die met deze woorden in verband staan, zoals, 'blijft daar tot dat gij vertrekt', 'blijft dus in dat huis en eet en drinkt de dingen waarin zij voorzien.... Gaat niet van het ene huis naar het andere.' (paragraaf 7). Na aanhaling van slechts een deel van Jezus' woorden, vervolgt het artikel met de woorden:
        Dit zou betekenen dat zij naar de huizen van de mensen moesten gaan, waar personen 'die het waard waren', gunstig op het "goede nieuws" zouden reageren. Op deze wijze zouden die discipelen ook een plaats vinden waar zij konden overnachten.
        Merk op dat gezegd wordt, ". . . ook een plaats vinden waar zij konden overnachten." Dit moet het idee geven dat Jezus' instructies in de eerste plaats te maken hadden met de van-deur-tot-deurprediking en dat het vinden van een plaats om te overnachten iets bijkomstigs was, iets dat bijna terloops was opgemerkt. Men hoeft slechts eenvoudigweg het verslag (in dit en in de andere evangelieën) door te lezen, om te zien dat Jezus, na tot zijn discipelen te hebben gesproken over de dingen die zij nodig of dachten nodig te hebben op hun predikingstocht, namelijk, geld, voedsel en kleding, vervolgens sprak over iets anders dat zij op hun tocht nodig zouden hebben, namelijk, onderdak, en dat dit het belangrijkste punt van zorg was dat in zijn aangehaalde woorden tot uitdrukking komt. Jezus' instructie die onmiddellijk daarop volgt: "en blijft daar totdat gij vertrekt", bevestigt dit. Doordat het artikel slechts een gedeelte van het vers citeert en de zaken van elkaar losweekt, wordt de geest van de lezer gemakkelijker gemanipuleerd zodat de naar voren gebrachte ideeën geaccepteerd worden.13
        De schrijver hanteerde precies dezelfde methode in het aanhalen van Jezus' woorden tot de zeventig uitgezonden discipelen, zoals opgetekend in Lukas 10:10-16. In het artikel, werden deze woorden geciteerd:
        Waar gij ook een huis binnengaat, zegt eerst: 'Vrede zij over dit huis.' En indien daar een vriend des vredes is, zal uw vrede op hem rusten. Maar zo niet, dan zal hij tot u terugkeren.
        Jezus' woorden die onmiddellijk daarop volgen worden niet aangehaald. Waarom niet? Zij luiden:
       Blijft dus in dat huis en eet en drinkt de dingen waarin zij voorzien, want de werker is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis over naar het andere.
        Deze woorden tonen aan dat Jezus zijn discipelen duidelijk vertelde hoe zij te werk moesten gaan bij het vinden van onderdak bij geschikte personen en hoe zij moesten handelen als zij eenmaal onderdak hadden gevonden. Omdat deze woorden een totaal ander licht op de zaak werpen, kwamen zij de schrijver niet van pas en werden zij dus eenvoudigweg niet behandeld.
        Als de kwestie van vertalen aan de orde komt, erkent het artikel kortweg dat er "andere weergaven" van kat' oikon zijn dan "van huis tot huis", maar het presenteert vervolgens alleen die vertalingen die deze weergave gebruiken! Het gaat nergens in op de kwestie of "distributief" hetzelfde idee inhoudt als "consecutief."
        In een voetnoot wordt een lijst van achttien [in het Nederlands: twintig] vertalingen gegeven die in Handelingen 20:20 de zinsnede "van huis tot huis" hebben. Het vertelt de lezer niet dat er minstens evenveel vertalingen zijn die andere bewoordingen gebruiken, zoals "particulier", "in particuliere huizen", "aan huis" en andere soortgelijke weergaven. Het vertelt de lezer niet dat enkele van de genoemde vertalingen die "van huis tot huis" in Handelingen 20:20 hebben, kat' oikon weergeven met "aan huis" in Handelingen 5:42. (American Standard Version; Revised Standard Version; English Revised Version; Moffatt's Translation.) Ook de New American Standard Version werd in de voetnoot opgenomen in de lijst van vertalingen die "van huis tot huis" in Handelingen 20:20 gebruiken, maar het artikel verwees niet naar de noot in de kantlijn die luidt: "of in de verschillende particuliere huizen." Alles wat zich niet leende voor de gedachte die het artikel bedoelde uit te dragen, werd eenvoudigweg genegeerd. Toch wist de schrijver, Lloyd Barry, dat dit een ernstig en belangrijk punt van discussie was geweest in de zitting van het Besturende Lichaam.
        Het meest onbegrijpelijke is nog dat de artikelen nergens het feit vermelden dat kat' oikon in Handelingen 2:46 in de eigen vertaling, de Nieuwe-Wereldvertaling, is vertaald met de zinsnede "in particuliere huizen". Dit vers wordt in het hele verhaal nergens genoemd. Waarom niet? De reden is duidelijk.
        Het eerste artikel legde de basis waarop de andere twee voortbouwden. Men beriep zich op historici (E. Arnold en H.G. Wells, die over de evangelisatiegeest van het vroege christendom hadden geschreven), op het traditionele predikingswerk van deur tot deur zoals uitgevoerd door de organisatie zelf, op rechtszaken en ander materiaal, om het gepresenteerde standpunt te ondersteunen.
        De artikelen vormen aldus een opmerkelijk voorbeeld van het achterhouden van tegengesteld bewijsmateriaal, van het gebruik van "cirkelredeneringen" waarbij men doorborduurt op onbewezen vooroordelen als waren het feiten. Geschreven in krachtige, kleurrijke taal, met beweringen gebracht op een stellige en overtuigende wijze, geeft het artikel de lezer geen enkele aanwijzing dat het bijbelverslag, waarnaar wordt verwezen ter ondersteuning van de traditionele zienswijze, ook op een andere manier uitgelegd kan worden. Met het oog op de discussie in het Besturende Lichaam en het bewijsmateriaal dat daar naar voren was gebracht, kan men dit moeilijk anders bestempelen dan als intellectuele oneerlijkheid.
     Het verslag van de Apostel Paulus’ aangaande het predikingswerk
    Men zou nog veel meer voorbeelden kunnen aandragen van dit negeren en onderdrukken van bewijzen. Om er van de vele slechts één te noemen: De Wachttoren van 1 maart 1983 bevat een bespreking van de bediening van de apostel Paulus waarin zijn woorden uit Handelingen 20:20, 21 worden aangehaald. Opmerkelijk hierbij is de volgende bewering (op blz. 13)
        Later kon hij terecht tot de "oudere mannen" van de gemeente te Efeze zeggen: "Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen. Doch ik heb zowel aan Joden als aan Grieken grondig getuigenis afgelegd omtrent berouw jegens God en geloof in onze Heer Jezus" (Handelingen 20:17, 20, 21, 31; 19: 1-41) Voordat deze mannen, die nu ouderlingen waren, christenen waren geworden, had de apostel Paulus hen dus doormiddel van de "van huis tot huis"-predikingsactiviteit in de fundamentele waarheden van het christendom onderwezen.
        Paulus zelf zegt dat hij deze mannen eerst "in het openbaar" heeft onderwezen en daarna "van huis tot huis". De schrijver van het artikel draait in feite de volgorde om. Hij stelt ronduit dat de van-huis-tot-huisactiviteit het aanvankelijke middel was waardoor de ouderlingen in Efeze christenen waren geworden. Hij gaat gewoon volkomen voorbij aan Paulus' "openbare" onderwijzing met betrekking tot het onderrichten van deze mannen in de "de fundamentele waarheden van het christendom", ondanks dat Paulus dit zelf als eerste noemt. Op welke gronden zou de schrijver dit hebben kunnen doen? Waar spreekt Paulus zelfs maar over de plaats waar deze mannen tot bekering kwamen en geloof stelden in Jezus Christus, en dus christenen werden? In feite vertelt de bijbel ons juist in het hoofdstuk voorafgaande aan het aangehaalde hoofdstuk (dus in Handelingen 19) over de activiteiten van Paulus in Efeze. En omdat wij, zoals Milton Henschel het uitdrukte, ‘niet in Efeze geweest zijn, maar Lukas wel’, kan de vraag gesteld worden wat Lukas zelf (als schrijver van het boek Handelingen) te zeggen heeft over hoe en waar Paulus "zowel aan Joden als aan Grieken grondig getuigenis [heeft] afgelegd" omtrent berouw en geloof in Christus?
        Uit Handelingen 19 blijkt dat Paulus bij zijn aankomst in Efeze "enige discipelen aantrof", ongeveer twaalf, die onbekend waren met de gave van de Geest en het gedoopt zijn in de naam van Christus. Zij waren gedoopt in de doop van Johannes. Paulus doopte hen in de naam van Jezus. Er dient echter opgemerkt te worden dat deze mannen reeds "gelovigen", "discipelen" waren, toen Paulus hen daar aantrof. Hij onderwees geen onwetende vreemdelingen maar mannen die reeds discipelen waren.
        Dit geval is vergelijkbaar met dat van Apollos, van wie in het voorafgaande hoofdstuk wordt gezegd dat hij "alleen met de doop van Johannes bekend was" toen Aquila en Priskilla tot hem kwamen. (Handelingen 18:24-26) Maar nog voordat zij "hem de weg van God juister uit[legden]", had Apollos reeds "met juistheid onderwijs gegeven over de dingen die op Jezus betrekking hadden" in de synagoge. Ook al was zijn begrip onvolledig, hij was nietemin reeds een christen toen Aquila en Priskilla hem ontmoetten. Bovendien hadden zij hem niet ontmoet tijdens het van-huis-tot-huisgaan, maar tijdens hun bezoek aan de synagoge. Er is geen aanwijsbare reden om deze twaalf mannen in Efeze anders te bezien.
        Na beschreven te hebben hoe deze mensen door Paulus gedoopt werden, gaat het verslag in Handelingen 19 verder:
        Hij ging de synagoge binnen, waar hij drie maanden lang met vrijmoedigheid sprak, terwijl hij lezingen hield en overredingskracht gebruikte aangaande het koninkrijk Gods. Maar toen sommigen zich bleven verharden en niet geloofden en ten aanhoren van de menigte nadelig spraken over De Weg, trok hij zich van hen terug en zonderde de discipelen af, terwijl hij dagelijks lezingen hield in [de aula van] de school van Tyránnus.
        Dit is Lukas’ ooggetuigeverslag over de bediening van Paulus in Efeze. Hij laat zien dat sommigen van degenen die in die drie maanden naar Paulus’ toespraken in de synagoge hadden geluisterd, óf reeds discipelen waren, óf het uiteindelijk werden. Hij zegt niet dat de bekering tot het christendom van deze mensen of van wie maar ook, het gevolg was van de "van huis tot huis"-predikingsactiviteit. Een zeer breed scala aan bijbelse bewijzen duidt erop dat dit hoogst waarschijnlijk het gevolg was van het luisteren naar Paulus’ openbare lezingen in de synagoge. Laten we deze bewijzen, zoals opgetekend in Lukas’ verslag, eens nagaan: 
       


    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Archief per week
  • 20/06-26/06 2016
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 02/12-08/12 2013
  • 26/11-02/12 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 10/01-16/01 2011
  • 22/11-28/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 16/11-22/11 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008

    edufraboho@hotmail.com

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Laatste commentaren
  • Wandelgroetjes uit Borgloon (Johnny en Christiane)
        op Socrates en de drie
  • Pas croyable !!! (plumefragile)
        op Schreeuwt ! Schreeuwt ! Schreeuwt ! meisjes uit Afrika...deel 1
  • Me revoici... (plumefragile)
        op dumbo
  • Laatste commentaren
  • Wandelgroetjes uit Borgloon (Johnny en Christiane)
        op Socrates en de drie
  • Pas croyable !!! (plumefragile)
        op Schreeuwt ! Schreeuwt ! Schreeuwt ! meisjes uit Afrika...deel 1
  • Me revoici... (plumefragile)
        op dumbo
  • E-mail mij

    Druk onderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!