In verband met een recent dispuut over plagiaat graag wat volgt : het staat u vrij teksten van mij over te nemen of niet. Bij overname lijkt een bronvermelding mij op zijn minst gepast maar doe je het niet ik zal je niet vervolgen ( tenzij men de teksten commerciëel zou uitgeven) . Laat jouw eigen geweten scheidsrechter zijn, dat volstaat voor mij ruimschoots. De foto's hier zijn meestal van het internet gehaald via Google-afbeeldingen en soms bewerkt door mijzelf. In het vervolg zal ik trouwens ook hiervoor een bronvermelding inlassen. Baron Ernst
Hoe het werkt om van je naam een acroniem te maken.? Kijk bij Bojako !
Zoeken in blog
Inhoud blog
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Een interessant adres?
Hier staat wat
En nog wat
Het bruidsboeket dat het beter wist
klikgevoelige poëzie (het blog van Baron Ernst) door Ronald Milo
>
18-12-2010
We hebben laatst uitgelegd dat de apostrof een beetje kunstmatig klinkt en oubollig aanvoelt. Toch wordt de apostrof soms nog aangewend als uiting van passie, een gevoel dat opwelt en naar buiten breekt Maar een apostrof kan ook nog gebruikt worden als "manipulator ' van het universum. Het maakt levenloze voorwerpen en dingen levend. Zodra een "ding" door de apostrof rechtstreeks aangesproken wordt , veronderstelt men immers ook dat het voorwerp kan handelen of antwoorden. Een voorbeeld hiervan vinden we bij de Franse dichter Lamartine "Objets inanimés avez-vouz donc un âme ?" (Levenloze dingen hebben jullie een ziel ?) . We verwachten , in gedachten een antwoord. Het is dus de apostrof of in bredere zin de poëzie die levenloze dingen omvormt tot levende wezens. (wordt vervolgd")
We zagen net de definitie van de apostof of aanspreking. De apostrof is eerder gênant. Het is een aanspreekvorm van de tweede persoon die niet de lezer is en deze tot toehoorder maakt en aldus een kortsluiting veroorzaakt in de communicatie tussen lyrisch subject en de lezer. Het is een duidelijk gedateerde, kunstmatige en eerder lachwekkende aanspreekvorm, die alleen in een gebedssituatie of in poëzie nog toelaatbaar is. Maar de hedendaagse poëzie heeft het er moeilijk mee en ook in besprekingen wordt de apostrof nog nauwelijks aangehaald alhoewel hij nochtans een van de wezenlijke kenmerken van de poëzie naar voor brengt; namelijk het lyrisch subject dat de rug keert naar de lezer en deze tot afluisteraar maakt. In de huidige poëzie zal de apostrof nog weinig gebruikt worden en dan meestal nog alleen om een humoristisch effect teweeg te brengen.
O, ophelia ik zag het aan
het moest er wel van komen
als jij naakt in het woud gaat staan
zie ik alleen nog bos
en niets meer van de bomen
Ernst 04.1999.
Het burlesk effect van de omkering van de spreuk "door de bomen het bos niet meer zien ", en de zinspeling op bos, (bush, schaamhaar) wordt hier nog verhoogd door de plechtige toon van de apostrof.
We zegden al dat één van de kenmerken van de poëzie is dat het "lyrisch subject" zich niet tot de lezer wendt maar tegen zichzelf spreekt of tegen één derde, soms zelfs tot levenloze dingen zoals bloemen of tot het gedicht zelf. In onderstaand gedicht zijn het bij voorbeeld de lettergrepen die het gedicht aanspreekt. Dit is wel kenmerkend voor poëzie want romans of novellen zijn vaak tot de lezer gericht. De lezer is hier geen afluisteraar maar de direct aangesprokene. En als lezer niet direct aangesproken wordt dan wordt dit in de taalsituatie van een verhaal echt wel impliciet verondersteld. De lezer wordt geacht van de gebeurtenissen op de hoogte gesteld te willen worden.
Naast de poëtische , de verhalende en de dramatische taalsituatie kan men nog een vierde groep teksten onderscheiden namelijk "de betogende" taalsituatie. Deze heeft met de verhalende gemeen dat ze zich direct tot de lezer richt , maar in plaats van een opeenvolging van gebeurtenissen ( =verhaal) nu een standpunt of een theorie wil uiteenzetten. Deze tekst is een duidelijk voorbeeld van zo een betogende taalsituatie.
In volgend gedicht richt het lyrisch subject zich tot woorden en lettergrepen. Tweemaal gebruik ik hier de wat oubollig aandoende uitroep "o" . Deze aanspreekvorm in de tweede persoon ( een jij, u of jullie ), wordt in de retorica's uit de klassieke oudheid tot de tropen of stijlfiguren gerekend en "apostrof" genoemd. (wordt vervolgd)
We hebben
de poëzie gedefinieerd als een specifiek taalspel met eigen regels . Hierbij nu moeten we onderscheid maken tussen de spreekhouding van de dichter en de leeshouding van de poëzielezer en dienen wij ons te realiseren dat de woordvoerder van het gedicht het zogenaamd "lyrisch subject " niet mag verward worden met de dichter. Een gedicht, zelfs in de "ik"-vorm is geen autobiografisch gegeven. De dichter is de persoon die het gedicht schrijft. Het "lyrisch subject" daarentegen is een functioneel personage, het is de woordvoerder van een gedicht maar het is niet de dichter . De dichter is de schrijver , het lyrisch subject de verteller van het gedicht. Maar anders dan een verteller staat het lyrisch subject het woord nooit af. Het houdt een monoloog en specifiek aan deze monoloog is dat deze meestal niet gericht is aan de lezer maar een denkbeeldige derde. De lezer neemt dus stiekem kennis van de monoloog gericht aan deze derde. Een gedicht wordt dus als het ware afgeluisterd.
( wordt vervolgd)
massagraf Srebrenica
modder en speeksel
met de
lippen van mijn
liefdeopgedroogd
in mijn mond
de vingerafdruk
van de rode zonnebloem
op het
voorhoofd
het gedicht in de
vestzak
met de
laatste ogen gesloten
de kreetongerust en ongeduldig
de dood nabij
en zorgvuldig
Ernst 15.11.2010
Opgave: wie is het lyrisch subject in dit gedicht ?
We hebben reeds gezien dat we poëzie niet kunnen definiëren door de vormkenmerken van de tekst en dat ook een definitie via thema's ons in de steek laat . We zullen poëzie dan ook moeten definiëren als een bijzondere vorm van communicatie tussen de lezer en de schrijver van de tekst. De tekst kan, maar hoeft niet, zekere vormkenmerken te hebben en kan, maar hoeft niet, over zekere thema's te handelen maar wordt wel al lezend tot poëzie gemaakt. Het is een communicatief taalspel tussen schrijver en lezer. De taal krijgt hier dus bepaalde functies toebedeeld (want ook taal heeft geen universele rol maar een specifieke rol naargelang de situaties waarin ze gebruikt wordt) die de tekst tot poëzie maakt. Maar als poëzie een taalspel is houdt dit in dat er specifieke spelregels worden gehanteerd die er toe leiden dat in de poëtische situatie de poëtische taal een specifieke functie krijgt. Om het concreet te stellen ;bekijken we de twee versregels van onderstaand gedicht :
jouwmaanlicht
halfveerkrachtignog
jaagt in de zeilen van mijn onderhuid
Wanneer de lezer dit zou lezen als een feitelijke (referentiële) mededeling dan is dit onzin, slechter wartaal zelfs.. Een huid bezit immers geen zeilen en maanlicht is niet veerkrachtig.
Maar in de poëtische situatie weet men dat deze beweringen niet langer betekenen wat ze in gewoon taalgebruik zouden betekenen. Merkwaardig hierbij is dat deze versregels hierbij geen taalkundige of formele kenmerken vertonen die iemand zouden beletten om ze referentieel gaan te lezen. Alleen houdt de bewering dan geen steek. Het is de een van de regels van de poëzie die de lezer aanzet om de bewering niet louter referentieel te gaan lezen.
Van nu af zullen we trachten bij elk gedicht wat theorie over de poëzie te geven zodat na een tijdje termen als daar zijn : de jambische hexameter, de alexandrijn, de metafoor, de apostrof, metonymie, rondeel , synecdoche , omarmend rijm en andere gedrochten zoals anapest en amfibrachys voor jou geen geheimen meer zullen hebben. We beginnen de uiteenzetting met de herkenning en de definitie van de poëzie. Poëzie herkennen is in feite niet zo moeilijk. De grote hoeveelheid wit op de bladzijde, de indeling in versregels en strofen, het rijm enz. Het zijn allemaal FORMELE ( = afgeleid van de vorm) kenmerken van een poëtische tekst. Maar om te definiëren wat nu precies het poëtische aan een tekst is daar is meer voor nodig dan deze formele kenmerken alleen. Want b.v. de moderne poëzie zal ondermeer het rijm en de strofen verwerpen.
Vroeger werd de poëzie vaak van andere tekstsoorten onderscheiden op basis van THEMA'S. Men verdeelde de literatuur in epiek, dramatiek en lyriek en beriep zich daarbij op de Oude Klassieke Griekse Poëtica, welke voorschreef welke thema's konden worden behandeld in deze genres. Epiek moet heldhaftige thema's beschrijven, drama zou dan conflictsituaties uitbeelden en lyriek zou zich moeten bezig houden met gevoelsuitingen. Veel poëzie van de twintigste en eenentwintigste eeuw zet zich echter af tegen het feit dat poëzie uit gevoelsuitingen zou moeten bestaan. Dus een definitie op basis van thema's is evenmin wenselijk. Tracht maar eens het onderstaande gedicht in één van deze drie genres onder te brengen. (wordt vervolgd)
geschatte marktwaarde
..oneindig ?
ze huilt nogal volwassen
beschonken
door de pijn die nu al 3 dagen duurt
de spreidstand
die door haar bekken schuurt
met de helm geboren
wicht
gewicht
dat onbeholpen beslag legt
op zijn plekjes in haar buurt
ditwasdom wast
zich de onschuldige handen
scheurt haar privacy onherroepelijk aan banden
zijn zoekmachine vindt haar tepels
die hunjongste
vriend op haar facebook
echter koudweg dumpen
voor een flets flesje melk
vermomd als social networking
toch herkende ik haar als mijn moeder
Ernst 03.11.2010
NB: Met de helm geboren = geboren met vrijwel intacte vruchtvliezen, waarbij het vruchtvlies dus het kind nog volledig of gedeeltelijk omringt.
Wanneer men een gedicht leest plaatst men zich als lezer in een poëtische lees houding, men accepteert dat men gedicht voor ogen heeft en gaat lezen volgens het taalspel van de poëzie waarbij men aanneemt dat de woorden en de zinnen die men leest méér dan alleen maar referentiële betekenis hebben. Elementen die in een referentiële tekst eerder storend zouden werken, zoals herhalingen enjambementen , rijm, metrum, strofen krijgen nu wel een zinvolle betekenis. Daarom kan het ook voor de dichter zinvol zijn zijn afwijkend taalgebruik eens te ordenen naar een klassiek schema zoals een sonnet bijvoorbeeld . 1 november , de dag der doden die de wonde open legt die door de zomerkleren van mijn herinneringen waait en vloeibare herfstkleuren schildert in de mist - gemist en gemis slechts één letter scheidt deze woorden zoals slechts luttel ons scheidt van hen die we vandaag missen-- inspireerde mij tot dit klassiek sonnet
1 november
de grote regels zullen weldra hervatten
met hun onbehagen dit mager grondgetal omvatten
en puin weer zullen wij ruimen uit ons dagelijks brood
tederheid beneden laten wachten in de schoot
hetongewapend tegen
de nekslag vandood
op een lineaalvan
tijdsgebrek - oog in trood
uit de omarming - vibratieals een viswijf kou laten vatten
tussen
gekrabbel "plicht& co" terug post
laten vatten
kraaienpoten van verzuim gepleisterd op het aangezicht
slecht ingelogd opkernfusie -waarheid die in een gedicht
geen herberg vindtmet koopmanschap de
boedelverheffing dan maar klaren
en op een inlegbladhet saldovoor het
nageslachtbewaren
alsof mende
verantwoordingdie men per slotin zichzelf moet zoeken
als tweeverdieners in moraalop hun rekening mag overboeken
dit zijn nagels met
koppen uit bergkristal en chinazilver. De hypothenusa is hooggespannen , het
ezelsbrugje ontoepasbaar, Charybdis slaapt onder een chloroformmasker en Charon
rookt nu cigarillo's omdat hij werkloos is geworden. Het garnizoen van mijn
liefde voor haar is aan het muiten geslagen, ik houd die hondsbrutale begeerte
nog nauwelijks in toom omdat ze zo ooglijk en zwierig is want...
geen wakke stammen in dit wilde woud
waar wie zich vindt
zich hult in zwijgen
zich bedekt met kreupel hout
de ziel zich buigt als jeugdige twijgen
waarvan men heldere dromen weeft
langs dreven die hun schaduw villen
de dichtgetrokken hemel zich omgeeft met schimmen die naar buiten willen
een worm graaft zijn dagelijks brood
vol kruimels die geen honger stillen
over dit alles waakt een wulpse dood
mijn zaad nog klevend aan haar gewillige billen
ongewenste effecten of bijwerkingen van een bezoek !
kraakt oud leder dan zoveel harder
dan een jonge hertenbout
bedenk ik
terwijl ik de verkeerde gewrichten streel
bij gebrek aan anders of
bij gebrek aan luidkeelse huivering
in deze massa kermende eenzaamheid die
JIJ
nu op je geweten hebt
wentel ik mij met de ademhaling van een welp
die zijn akela zoekt
ik weef zorgvuldig en weloverwogen
weer een kroon aan jouw feeënhals
zeven zonen had vader abraham
en zijn dochters dan
zwarte schapen ?
zij plooien verliefde vogels
in de leegte van mijn voorhoofd
en als een pendel
in lichtelaaie bewoon ik de echo
van jouw fijngevoelige meisjesschouders laat maar
IK
zal het wel dragen
tot aan het gesloten luik
en zeeziek worden
van de je onmiskenbaar zijdeachtige dauw
en sigarenkistjes hout waarin ik mijn dromen opberg
voor later gebruik
misschien