In het programma "Vlaanderen feest" lezen Marleen De Smet en Martine De Reyst op zondag 10 juli om 15 uur aan de Denderkaai in het stadscentrum om beurten de hele tekst voor uit "De zeer schone uren van juffrouw Symforosa begijntjen", volgens een kenner "het zuiverste taalkunstwerk dat de Vlaamse literator Felix Timmermans heeft gemaakt..." Dit romantisch werkje (amper 57 pagina's) dat Timmermans (1886-1947) in het najaar 1917 schreef en van eigen tekeningen voorzag is werkelijk een pareltje. Beide dames lezen de hele tekst voor, van het begin tot het einde.
Felix Timmermans en "Juffrouw Symforosa" in Geraardsbergen
Meer dan eens heeft professor Albert Westerlinck die romantische novelle grondig geanalyseerd niet alleen in toespraken maar ook in diverse publicaties. We laten de Leuvense hoogleraar zelf aan het woord: "In het kader van onze romantiek vind ik "Juffrouw Symforosa" van Timmermans het fijnste en volmaaktste prozagedicht dat ooit in onze taal werd geschreven. Ik zie het, in de moderne tijd, op het niveau van de zuiver spirituele, poëtische en romantische beleving van het bestaan, op dezelfde hoogte als de middeleeuwse "Beatrijs". In "Juffrouw Symforosa" krijgen we een glanzend en subtiel evenwicht tussen zinnelijk impressionisme en poëtisch mysterie. De taalpoëzie van dit proza glanst van prachtige metaforen, zeer pure en broze stemmingsbeelden, een beheerste zo melodieuze taalmelodie. Voor mij is dit het zuiverste taalkunstwerk dat Felix Timmermans heeft gemaakt. En in dezelfde sfeer kunnen we ook "Het kindeke Jezus in Vlaanderen" en "Driekoningentryptiek" onderbrengen" aldus Westerlinck.
Juffrouw Symforosa verliefd
Voor wie het boekje nooit las geven we de korte inhoud: Martienus, een eenvoudige ziel, is de tuinier in het Lierse begijnhof waar juffrouw Symforosa, een vroom begijntje, tot over haar oren en zonder dat ze het goed beseft op hem verliefd raakt: ze durft het hem echter niet zeggen. Groot is haar teleurstelling wanneer Martienus het begijnhof verlaat en beslist als broeder in te treden in het klooster van de "Bruin Paterkens". Wanneer ze echter hoort en ziet dat Martienus gelukkig is met zijn keuze vindt ook Symforosa troost in de vreugde over zijn geluk. Dat is de ware liefde: gelukkig zijn omdat de andere gelukkig is!
Een leuk waardeoordeel vinden we ook bij Gaston Durnez die verscheidene publicaties aan "de Fee" wijdde: "In "De zeer schone uren..." heeft Timmermans niet enkel een voor hem zo typische levensles meegegeven -de les van het geluk dat zijn voltooiing kan vinden in een ander mens- hij is er in dit verhaal ook weer in geslaagd een wereld te creeëren die zijn weerga niet heeft, een verchroomd en toch zo oud-Vlaams aandoend reservaat van schoonheid..."
Timmermans ging leren Frans in Vloesberg
Felix Timmermans (°Lier 1886) was het dertiende kind van kanthandelaar Gomaar en Angelina van Nueten. Ondermeer wegens zijn zwakke gezondheid zei de vijftienjarige Felix in 1901 vaarwel aan de school en moest hij zich voorbereiden om, zoals zijn vader, kanthandelaar te worden. Uit die periode stammen zijn eerste, schuchtere literaire werkjes die hem overtuigden van zijn literaire roeping. In die periode volgde hij ook avond- en zondagonderwijs in de Lierse Academie waar hij zilveren medailles haalde in Schilderen, Tekenen en Modelleren. En samen met Flor van Reeth doorkruiste hij Vlaanderen, bezocht hij de Vlaamse begijnhoven, verbleef hij in de Achelse Kluis en verdiepte hij zich in het werk van Gezelle en Thomas a Kempis en in de binnen- en buitenlandse Mystiek...
Weinigen weten dat Timmermans in oktober 1907 voor drie maanden naar Flobecq trok waar hij, volgens zijn vader, de tweede landstaal moest leren. Het werd er in de eerste plaats echter een periode van bezinning over zijn toekomst en van wandelingen in de natuur waar hij ook een aantal landschappen tekende en schilderde. In november 1907 deelt hij vanuit Flobecq per brief zijn levenskeuze mee aan zijn ouders: "Ja ik wil me met lijf en ziel wijden aan de kunst, de wijsheid en de wetenschap...".
Nadat hij in 1911 enige bekendheid had verworven met zijn "Schemeringen van de dood" brak hij in 1916 echt door met "Pallieter" waaruit de censuur enkele passages zou schrappen.
Timmermans blijkt ook banden te hebben gehad met onze stad...
Vriendschap met Peter Mertens uit Nieuwenhove
Na studies Germaanse filologie in Leuven vestigde Geraardsbergenaar Peter Mertens (1892-1955) uit Nieuwenhove zich, in 1920 in Leipzig waar hij bij de Insel Verlag zou instaan voor de vertaling in het Duits van een behoorlijk aantal werken van Vlaamse auteurs in de eerste plaats van Timmermans maar in mindere mate ook van Claes en Streuvels. Met elk van die drie Vlaamse literatoren groeiden sterke vriendschapsbanden en kwam er een drukke correspondentie tot stand.
Volgens zijn neef Karel Mertens (1925-2010), zoon van Carolus (°1900), die de jongste broer was van Peter Mertens, bezat zijn nonkel Petrus een grote begaafdheid wat zijn talenkennis betreft en zou hij 17 talen hebben gekend en gesproken.
Met zekerheid weten we dat Mertens sinds 1927 minstens de volgende werken van Timmermans in het Duits vertaalde. "De pastoor uit de bloeyenden wyngaerdt" (1927), "Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken" (1928). Deze Duitse versie werd de voortrekker in een lange rij buitenlandse edities die van "Pieter Breughel" de meest vertaalde roman van Timmermans maakte. Mertens vertaalde ook "Schoon Lier" (1929) in een eerste oplage van tienduizend exemplaren en "De Harp van Sint-Franciscus" (1932). Binnen enkele maanden haalde die vertaling twee drukken, elk van tienduizend exemplaren. De Duitse vertaling van "Pallieter" door Peter Mertens verscheen in 1936 en leidde in 1937 tot een Deense en in 1938 tot een Tsjechische versie. We sluiten niet uit dat die lijst onvolledig is als we weten dat Georg Hermanowski, specialist inzake Duitse vertalingen van Vlaams werk, in 1967 schreef: "Timmermans wordt in Duitsland niet meer vertaald, want er bestaat sinds ca. vijftien jaar geen werk meer van hem, dat niet in Duitse vertaling te verkrijgen is... De totaaloplage van alle Timmermansboeken (in Duitsland) heeft intussen de twee-miljoengrens overschreden. Dat Timmermans nog steeds populair is in Duitsland moge blijken uit het feit dat de "Felix-Timmermans-Gesellschaft er sinds 1990 een Jahrbuch uitgeeft en regelmatig ook lijvige studies over Timmermans op de markt brengt zoals "Felix Timmerman Ein Dichter aus Flandern" (2000)van Ignaas Dom.
Terug in geboortestreek
In augustus 1937 bezocht Peter zijn geboortestreek en was hij met zijn gezin te gast bij zijn broer Carolus Mertens in de Molen van Viane. Carolus voerde zijn oudere broer Petrus toen per auto o.m. naar zijn literaire vrienden: Claes, Timmermans en Streuvels en naar zijn vriend, dokter Broeckaert in Geraardsbergen. Toen Peter in 1942 weer op bezoek kwam in Viane, vergezelde Karel Mertens, zoon van Carolus en dus neef van Peter, zijn oom op zijn treinreis naar Antwerpen voor een ontmoeting met Timmermans.
Volgens Gaston Durnez liet Timmermans zich voor de novelle "Ik zag Cecilia komen" (1938) inspireren door een verhaal dat zijn vriend Peter Mertens tijdens een bezoek aan de Fee vertelde: een onmogelijke liefde die leidt tot zelfmoord van het teleurgestelde meisje. Nadat Mertens een tijd later, op verzoek van Timmermans, het verhaal een tweede maal had verteld, zei de Fee hem "Ik ga er iets over schrijven". Enkele weken later ontving Mertens het handschrift van "Ik zag Cecilia komen". De Duitse versie verscheen in 1938, nog vóór de oorspronkelijke. Vooraan stond de opdracht: "Aan den goeden vriend Peter Mertens".
Vriendschap met Geraardsbergse jozefiet Camille Melloy
Tussen de twee wereldoorlogen groeiden ook vriendschapsbanden tussen Timmermans en de Geraardsbergse pater-jozefiet Camille Melloy (1891-1941).
Camillus Josephus De Paepe (Melle °1891) trad, zoals zijn twee oudere broers, in 1906 in bij de paters jozefieten in Geraardsbergen onder de kloosternaam "Père Theodule". Hij gaf les in verscheidene jozefietenscholen, maakte enkele grote reizen en begon -vooral in het Frans- te schrijven onder het pseudoniem Camille Melloy (= van Melle).
Nadat hij in 1922 erkennig had gekregen met zijn Franstalig essay "Le beau Réveil", waarin hij de katholieke Franse literatuur behandelt, koos Melloy voor het Frans en schreef hij verscheidene poëziebundels waardoor hij vernieuwing bracht in de Franstalige christelijke poëzie. Hij werkte mee aan het katholiek tijdschrift "Les Lettres" en aan de "Revue générale". In die periode werd bij bevriend met Timmermans van wie hij Franse vertalingen maakte van o.a. "De harp van Sint-Franciscus" en "Driekoningentriptiek". Over zijn vriend Timmermans schreef Melloy: "Gij neemt eenvoudige mensen, en gij zoekt in hen, onder de ruwe schors, het goede en het sappige van een in den grond nog braaf gebleven hart en soms schone, zeer edele gevoelens. Die diepe goedheid van u, die vertedering voor al wat edel is en schoon, dat is evangelisch, christelijk. Zo verstaat gij beter den mens dan de snobs van vandaag"...
Fernand Toussaint van Boelaere valt Timmermans aan
Vrij bekend is de lange reeks verdachtmakende aanvallen van de Geraardsbergse literator Fernand Toussaint van Boelaere (1875-1947) tegen Timmermans na de jongste wereldoorlog. Door tussenkomst van Maurice Gilliams veranderde Toussaint echter plots van mening. In 1947 verscheen zijn driedelig "Litterair (sic) Scheepsjournaal" met onder meer de kritiek die hij op 2 juli 1936 had gepubliceerd over de roman "Jan Palfijn" van zijn stadsgenoot dokter Arthur Broeckaert. We citeren daaruit de slotparagraaf: "Alles samen, is Jan Palfijn een roman vol kruim en vol beteekenis. Al leest men hem niet zoo vlot als een roman van Timmermans of Claes, bij de lectuur doet hij aan als gekruide wijn van de beste kwaliteit..."
In 1924 hield voorzitter Karel Cock hier een toespraak over Timmermans bij het Geraardsbergse AKVS (Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond) en een jaar later kwam Timmermans hier bij de Breidelszonen en de Scouts spreken over zijn reis naar Rome.
Kantnijverheid te Geraardsbergen
In 1931 publiceerde drukkerij Van Nieuwenhove het boekje "Kantwerksters en Kantnijverheid te Geeraardsbergen Folklore en Geschiedenis" van de plaatselijke volkskundige Augusta De Clercq (1887-1944). In dit fraaie werkje, rijkelijk geïllustreerd met o.a. nostalgische etsen van Jan De Cooman, maken we kennis met de Geraardsbergse kantwerkscholen, de liederen en de feestdag van de kantwerksters, de geschiedenis en het verval van de Geraardsbergse kantnijverheid. Na lectuur van dit boekje was Timmermans uiterst opgetogen: "Ik vind het een lief en mooi verzorgd werkje". De Fee sprak ook zijn waardering en bewondering uit voor de "fijne penteekeningen" van kunstschilder-etser Jan De Cooman.
De Koninklijke Rederijkerskamer Sint-Pieter-Vreugd-en-Deugd voerde hier minstens twee stukken van Timmermans op: "Leontientje" in 1932 en tien jaar later ook het zeer populaire stuk "En waar de sterre bleef stillestaan". We sluiten niet uit dat ook toneelgezelschappen uit de randgemeenten hier werken van Timmermans voor het voetlicht hebben gebracht.
Zoals blijkt was Timmermans gedurende vele jaren geen onbekende in Geraardsbergen. We hopen dat de lezing uit "Juffrouw Symforosa" door Martine De Reyst en Marleen De Smet een herleving van de belangstelling voor Timmermans in de Oudenbergstad zal teweegbrengen.
Albert Schrever
08-07-2011 om 13:56
geschreven door Marleen De Smet
Categorie:Schrever Albert
Tags:De schone uren van juffrouw Symforosa, Felix Timmermans, Marleen De Smet en Martine De Reyst lezen
|